De veelvormige sculpturen van Nadia Naveau
Maart-November 2023

ZOEK-stadion: NADIA NAVEAU

Op welke manieren staan kunstenaars vandaag in dialoog met de wereld? Hoe kunnen ze vanuit hun kunstenaarspraktijk meedenken over de uitdagingen van de toekomst? Sta je als kunstenaar sterker alleen of samen? Die vragen onderzoeken vijf hedendaagse kunstenaarscollectieven in Zoek-Stadion, een artistiek laboratorium dat vanaf 24 juni tot en met 3 december wordt ingericht in het Havenhuis. Curator Sergio Servellón nodigde FAAR, Extra Curriculum, Antwerpen Reactief, ARTwork en MUCE uit om afwisselend vier weken een permanente installatie in het Havenhuis te vullen met een aanvullend publieksprogramma. Het werk van Nadia Naveau krijgt eveneens een centrale plaats in het Havenhuis. Haar werk staat symbool voor de verstrengeling van traditie en vernieuwing.

NADIA NAVEAU

Nadia Naveau experimenteert met vormen, materialen en kleurgebruik. Ze put inspiratie uit verschillende contexten die versmelten in een eigenzinnige iconografie. Met haar sculpturen verkent ze de grenzen tussen het figuratieve en het abstracte, het barokke en het gestileerde, tussen traditie en vernieuwing. In het Havenhuis stelt ze haar veelvormige sculpturen tentoon. Hoe kwamen deze sculpturen tot stand en welke verhalen vertellen ze? En hoe kijkt ze als docent aan de Academie naar de problemen waar jonge kunstenaars vandaag mee worstelen?

Witte sculpturen

Hoe raakte je betrokken bij Barokke Influencers en wat zal je tonen in het Havenhuis?

‘Het was Sergio Servellón, de curator van het Zoek-Stadion, die me uitnodigde om te exposeren. We kennen elkaar al een tijd – hij studeerde net als ik aan de Academie voor Schone Kunsten hier in Antwerpen. Sergio zag in 2019 mijn solotentoonstelling in museum Dhondt-Dhaenens. Daar presenteerde ik een constellatie van allemaal witte sculpturen op een cirkelvormig tapijt dat eigenlijk functioneerde als een soort van eerste sokkel. De muren van de ruimte waren lichtroze geschilderd. In het Havenhuis zal er een gelijkaardige constellatie komen van die witte beelden rond een witte, barokke, zuil. Ik presenteer ze daar ook op een tapijt dat functioneert als een “sokkel”.’

Rustpunt

Je maakt vaak kleurrijke sculpturen in verschillende materialen. De sculpturen die je in het Havenhuis zal tonen, zijn helemaal wit?

‘De presentatie is geïnspireerd op de 19de-eeuwse Parijse salons. Daar presenteerden beeldhouwers hun sculpturen op klein formaat en in gips. De koper kon dan kiezen welk beeld hij wilde laten realiseren op groter formaat en in welk materiaal. Ik vond dat een interessant vertrekpunt en ben dan gaan kijken naar alle beelden – in brons, keramiek, polyester, hout, … – die ik over de jaren heen al had gemaakt en waar ik nog mallen van had. Die beelden ben ik opnieuw gaan afgieten in gips. Ik heb ze allemaal gestript van hun kleur, materiaal, textuur, … Ze zijn helemaal wit. Zo krijg je eigenlijk de tegenovergestelde beweging van die 19de-eeuwse beeldhouwers. Dat geeft een bijzonder resultaat en het is vooral ook een hele andere manier van werken voor mijzelf. Wanneer ik normaal een sculptuur maak, ben ik tijdens het creatieproces in mijn hoofd al bezig met de materialen en kleuren die ik wil gaan toevoegen. Hier zijn ze helemaal in het wit gezet. Maar uiteindelijk werkt het wel omdat ik in de klei ook maar met één materiaal werk en dus met één tonaliteit. Ik behandel de klei door met contrasten te werken zoals een schilder met kleur.’

‘Ik heb de opstelling zoals die in het Havenhuis komt, al een paar keer gemaakt en ik vertrouw op die sculpturen. Die staan op zich, ook in het wit. En zeker op zo’n locatie als het Havenhuis zullen ze door die eenheid in materiaal en het wit van het gips voor rust zorgen op een plek waar sowieso al veel leven is. Ik denk dat mijn constellatie kan dienen als een soort rustpunt in de ruimte. Ze komen over als één geheel, één entiteit. Als je dan dichterbij komt, kun je afzonderlijke details gaan ontdekken.’

Associatief

Je installatie maakt deel uit van het stadsfestival Barokke Influencers. De link naar de barok in je werk, hoe zie je die zelf?

‘Ik zal zelf nooit het woord “barok” gebruiken om mijn werk te omschrijven, omdat ik het wat te beperkend vind. Ik zal het eerder omschrijven als “eclectisch”. Maar ik snap de connotatie wel, zeker bij sommige werken. Er zit een zekere zwierigheid en sierlijkheid in soms. Ook de opstelling zelf zal in haar overdaad zeker een barok gevoel geven.’

‘De barokke kunstenaars werkten ook heel associatief. In de manier waarop ze zich door verschillende bronnen lieten inspireren en die verwerkten in hun kunst. Daarin herken ik mezelf ook: in hun brede interesse voor mythologie, de Bijbel, de oudheid, … Sommige kunstenaars kregen in die periode ook de kritiek dat ze hun bronnen te vrij gingen gebruiken. Een Romeinse zuil die ze uit z’n context haalden om een sfeer te versterken of om dynamiek te geven aan een compositie. Dat doe ik ook wel. Dat is juist heel interessant: om iets weelderig en dynamisch te combineren met iets dat verstillend werkt bijvoorbeeld.’

Van Herakles tot Disney

Hoe zou je je werkwijze omschrijven?

‘Voor de meeste werken vang ik aan in klei. Zeker als het gaat om een groot werk, zoals nu voor de sculptuur van Athena die ik maak voor het Koninklijk Atheneum. Ik heb het gevoel dat ik me in klei het beste kan uitdrukken, het meeste kan zoeken. Ik kan in klei altijd weghalen of bijzetten.’ 

‘Ik heb een klassieke opleiding gehad aan de Academie die vertrok vanuit het “echte” boetseren. Dat is een toets waarin ik soms nog beland en die maniëristisch aanvoelt. Die herkenning wil ik vermijden. In dat geval leg ik een lap klei over de delen die me storen of haal ik ze weg. Die begin ik dan te stileren. Op dat moment verdwijnt het onderwerp eigenlijk op de achtergrond. Ik ga dan vormelijk zoeken naar interessante associaties die ik apart kan lezen. Inhoud en vorm mogen elkaar niet in de weg staan. Dat groeit tijdens het proces. Het is niet dat ik start met een heel concreet plan zoals “nu ga ik de oudheid met iets hedendaags mengen”, zo werkt het niet. Dat ontstaat gaandeweg vanuit het reservoir aan beelden dat ik in mijn hoofd heb: uit de klassieke kunstgeschiedenis maar evengoed uit de hedendaagse beeldcultuur. Zoals Disneyfiguren of The Simpsons. Die hedendaagse iconen zijn voor mij even sterk als een Herakles-hoofd. Die beelden vermengen in mijn hoofd. Traditie en vernieuwing komen er samen, net zoals in het festival.’

‘Ik heb niet altijd een idee waar ik ga uitkomen. Dat gebeurt tijdens het creëren. Mijn vertrekpunt is wel vaak iets concreets, iets tastbaars, maar ik probeer er nooit te veel aan vast te houden. Ik vind het belangrijk dat die vrijheid er is, dat ik zelf ook een beetje verwonderd word. Het zit eronder maar alleen ik weet hoeveel lagen er letterlijk in een sculptuur zitten. Is dat niet helemaal leesbaar voor de kijker? Dan is het zo. Dat is ook niet mogelijk. Maar die gelaagdheid zit er wel in en die voel je ook wel.’

Je weg vinden als kunstenaar

Tegelijk met jouw tentoonstelling opent ook het Zoek-Stadion met het kunstenaarscollectief FAAR. Zij staan aan het begin van hun loopbaan als kunstenaar. Hoe kijk jij terug op je eigen start als kunstenaar? Hoe denk je dat het komt dat jij nu nog altijd actief kan zijn als kunstenaar?

‘Niet iedereen vindt zijn weg als kunstenaar. Je studeert af met een hele groep, maar wie blijft daarvan over? Er is maar een klein percentage dat er echt zijn hoofdberoep van kan maken. Talent is daarbij zeker belangrijk, maar niet het belangrijkste. Als docent aan de Academie zie ik soms wel al “wie er gaat overblijven”. En dat zijn niet per se de studenten met het grootste talent, maar vooral de studenten met het meeste doorzettingsvermogen, met discipline en wilskracht. Dat is eigenlijk nog belangrijker dan talent. Als studenten een groot talent hebben, kan er ook een gevaar zijn dat ze gemakzuchtig worden. Ik heb dat al gezien, en dat is ontzettend jammer. Ze kunnen dan de discipline, die cruciaal is, niet opbrengen. Wanneer je afstudeert, is er niemand meer die zegt dat je naar je atelier moet gaan. Het moet vanuit jezelf komen. En als die drang er niet is, dan komt er gewoon niks van.’

FAAR kaart aan dat het als afgestudeerde kunstenaar best lastig is om je weg te vinden. Hoe bekijk jij dat als docent aan de Academie?

‘Het is lang zo geweest dat de studenten die afstuderen denken “Ik ben afgestudeerd dus ik moet NU een galerie hebben”. Maar dan vraag ik me af: is dat echt het belangrijkste? Misschien moet je eerst iets opbouwen? Een eigen taal vinden en wat meer ervaring opdoen voordat je met een galerie begint? Bij FAAR zie je dat ze daar heel kritisch tegenover staan. Ze stellen zich heel zelfredzaam op, er is saamhorigheid en ze vullen elkaar goed aan. Ik heb er altijd een goed gevoel bij als ik daar op bezoek kom.’