De Ring al voor de helft rond

Tekst: Neil van der Linden

Deze uitvoering van Die Walküre is het vervolg op de uitvoering op authentiek instrumentarium van Das Rheingold.

Lange tijd was het onzeker of dit tweede deel van de cyclus er zou komen, vanwege de financiën, in Duitsland, waar de uitvoering werd geproduceerd, en bij ons, vanwege de kosten om het geheel hierheen te brengen. Gelukkig is het ook gelukt om dit deel van de droom, begonnen door Kees Vlaardingerbroek, hierheen te krijgen.

Dirigent Kent Nagano leidt het geheel opnieuw. Vitaler dan ooit. Ook fysiek. Al tijden kwam geen dirigent zo kwiek de grote trap aflopen. En hij is al een eind in de zeventig.

De minstens de helft jongere en eveneens energieke Canadese, in Den Haag woonachtige, bas-bariton Derek Welton keert terug als Wotan. Gekleed in een pak in de kleur blauw die momenteel bij politici, van Rutte en Paternotte tot PVV in zwang is. Wel, politiek moet hij in het verhaal van de Ring ook een balanceeract uitvoeren. Vocaal en fysiek maakt Walton er een warme Wotan van. Mede dankzij de zoetgevooisdere klank van het instrumentarium van het orkest, krijgt hij alle ruimte om ook sotto voce (ja dat kan in deze uitvoering) de karakterwisselingen van Wotan muzikaal en dramatisch uit te meten.

De ‘heldentenor met een zachtaardig kantje’ Ric Furman was een overtuigende Siegmund. Met zijn halve meter lange haar en sombere blik leek hij eerst op een Rasputin maar geleek geleidelijk aan steeds meer een Jezus zoals het Westen die eeuwenlang verbeeldde. Siegmund is in het verhaal eigenlijk ook een verlosser maar niet dé beoogde verlosser (dat wordt zijn zoon Siegfried). Dus meer een Johannes de Doper. Moeiteloos nam hij de klippen van de rol zonder zichzelf en orkest te hoeven overschreeuwen. In de pauze vertelde hij bij NPO Klassiek dat hij in principe ook Siegfried zou kunnen zingen (hij is nog jong), maar dat Siegmund hem veel sympathieker overkomt. En als grap erbij: bij Siegfried moet je nadat je bent gestorven nog een hele rest van een lange akte dood op het toneel liggen.

Allengs horen en zíen we bij hem en Sieglinde (zijn zuster), de (incestueuze) liefde opbloeien.Sieglinde was Sarah Wegener, in Das Rheingold nog Freia. Ze is geen knallende Sieglinde zoals Jeannine Altmeyer dat ooit was, of Eva-Maria Westbroek, meer een introverte, ook in haar verschijning. Maar daardoor spaart ze haar dramatische kracht voor de piekmomenten in de eerste akte als de twee hun liefde aan elkaar bekennen en in de tweede akte als zij zich na de dood op het slagveld van Siegmund bij de Walküren voegt om aan haar echtgenoot Hunding te ontkomen.

Deze Hunding, Patrick Zielke, had ik graag afgelopen zomer in de Ring in Bayreuth gezien. Enerzijds een echte oprechte telg van de Alberich-familie die het vanwege de bloedvete heeft voorzien op de nakomelingen van Wotan, anderzijds een eerlijke bedrogen echtgenote. Ook hij is relatief jong en kon het zich permitteren om deze rol uit te proberen zonder op de toppen van zijn volume-kunnen te hoeven zingen.

Tot de ontroerendste momenten in de opera behoort de scène in de tweede akte waarin Brünnhilde Siegmund vertelt dat hij zal moeten sterven, maar dat hij als troost opgenomen zal worden in de heldengemeenschap die na hun dood in het Walhalla worden verwelkomd, door haar en haar zusters, de Walküren. Hij zal daar zelfs de liefde vinden in de vorm van maagden die tot zijn beschikking zullen staan; had Wagner dit uit de beschrijving van paradijs in de Islam overgenomen? Enfin, zoals bekend wil Siegmund hier niets van weten als hij het voortaan zonder Sieglinde zal moeten stellen; dan gaat hij nog liever naar Helle.

Brünnhilde kreeg ook weer een warm menselijke vertolking in de persoon van Christiane Libor. Mooi is ook het moment als wij haar het gesprek tussen Wotan en de foeterende Fricka (Claude Eichenberger, eerder in de Matinee de kosteres in Janaceks Jenufa) zien afluisteren. Dramaturgische duiding is dat zij dus al van tevoren weet waarom Wotan schijnbaar tegen zijn wil opdraagt om Siegmund niet te sparen in de strijd tegen Hunding.

Enfin, ook al was het geen scenische enscenering, de opvoering bevatte toch vele scenische details, waartoe ook bijdroeg dat alle zangers hun rollen uit hun hoofd zongen. Het misschien wel mooiste scenische moment was in Wotans afscheid van Brünnhilde. Brünnhilde die langzaam naar links loopt en tegen de zuil vooraan bij het rechter zijpodium blijft staan, van Wotan afgewend. Wotan loopt intussen links af, af en toe nog omkijkend. Meer heb je niet nodig om de menselijke verhoudingen te laten overkomen.

Ook het Walküren-collectief was van de hoogste klasse. Als geheel was het zangersteam helemaal aan elkaar gewaagd. Zonder sterrendom.

Bij het spelen op authentieke instrumenten ben je natuurlijk ook benieuwd naar de verschillen in klank. De balans tussen strijkers en bijvoorbeeld koper wordt anders. Erg fraai was het gebruik van een dierenhoorn (rund? ram?) als Hunding op jacht naar Siegmund en Sieglinde het slagveld betreedt; en mooi uitgebeeld als hij daarbij met de hoornspeler langs de linkertrap van boven naar beneden zijn entree maakt.

Het slagwerk is ook authentiek en het volume ervan stijgt boven dat van de strijkers uit als er hard op wordt gespeeld. Wat waarschijnlijk zo is bedoeld. De zangers zingen het Duits trouwens volgens een uitspraak waarin de taal in de tijd en de regio van Wagner toen heeft geklonken.

En onthutsend was de klank van de cellosolo op darmsnaren tijdens de liefdesscène tussen Sieglinde en Siegmund in de eerste akte. Veel aarzelender, haperender bijna. Verklankt op de een of andere manier de schuchterheid van het paar tegenover elkaar.

In de derde acte doemden wat synchronisatieproblemen op, als de blazers uit Dresden zich even leken lost te maken van de strijkers uit Keulen, en daar moesten ook nog acht Walküren mee in overeenstemming worden gebracht, wat niet steeds lukte, ondanks het feit dat zij de dirigent via een apart televisiescherm konden volgen, of misschien wel juist daardoor. Maar een kniesoor die daarom geeft. In deze vol bezette passages ontstond intussen, door de helderheid van het klankbeeld, mede doordat de volumes relatief klein werden gehouden en ongetwijfeld geholpen door de akoestiek van het Concertgebouw een soort magma van klank, alsof je je temidden van een geluidsmassa bevond.

Overigens is deze opera natuurlijk voor het theater bedoeld. Maar je krijgt wel een indruk van hoe de dirigent het geheel vanuit de orkestbak moet hebben gehoord. Al werd het orkest later toen Die Walküre in Bayreuth werd opgevoerd als onderdeel van de Ring onder het podium geplaatst, waardoor ook voor de dirigent de menging met de zangers anders was dan nu tijdens deze opvoering.

Bij de eerdere Rheingold-matinee heb ik geprobeerd de oorsprong van de orkest opstelling te achterhalen. Eerste violen links, tweede rechts, celli achter de eerste violen, daar helemaal links van en achter de contrabassen, achter de tweede violen de altviolen, meeste koper rechts, harpen helemaal rechts. ‘De orkestopstelling van die we nu zagen lijkt op de orkestopstelling in Bayreuth: eerste violen links, altviolen naast de eerste violen, celli erachter, tweede violen rechts, contrabassen verspreid over links en rechts, koper allemaal bij elkaar op rechts, hoorns vooraan.’ Nu stonden alle contrabassen links, om op rechts plaats te maken voor de harpen. Sowieso was het orkest nu groter, vandaar dat Concerto Köln nu versterkt werd met het Dresdner Festspielorchester, een amalgaam van leden van andere Europese ‘authentieke’ orkesten waaronder het Orkest van de XVIIIe Eeuw.

 In Bayreuth klinkt alles ook zachter dan in de reguliere moderne operapraktijk door de unieke ‘onzichtbare’ opstelling onder het podium. Waardoor het geluid tevens omfloerster wordt. Het orkest in deze Matinee kan meer hebben geklonken als dat bij de première van Die Walküre in een ‘normaal’ operatheater, in München in 1870, zes jaar voordat Die Walküre voor het eerst in Bayreuth werd opgevoerd als onderdeel van de complete Ring.

Die omfloerste orkestklank had er misschien mede toe bijgedragen dat de Ring-opera’s relatief langzaam werden gespeeld, al joeg Pierre Boulez in zijn Ring-cyclus geregisseerd door Patrice Chéreau ter gelegenheid van het honderdste geboortejaar van de Ring in Bayreuth het tempo wel weer op, wat hij eerder ook met Parsifal had gedaan.

Nagano en Concerto Köln hielden het tempo er ook in. Er was één moment dat dat tot een teleurstelling leidde. Nadat Wotans laatste woorden in zijn Abschied aan Brünnhilde zijn verstorven, klink de Feuerzauber, in de gebruikelijke tempi een moment van laatste bezinning op wat is gebeurd en een vooruitblik op wat we weten dat aan het eind van de Götterdämmerung gebeuren gaat. Door het vluchtige tempo leken de muzikale vlammen nu echter al te doven het vuur goed en wel was aangestoken. Maar misschien wilde een muzikale dramaturg uitbeelden dat het Godenrijk uiteindelijk als de spreekwoordelijke nachtkaars zal eindigen.

Zou er een Siegfried komen? En dan een Götterdämmerung? Siegfried is in veel opzichten het moeilijkste deel van de Ring. Dramaturgisch én stilistisch een tussenopera, met een lang eerste deel met Siegfried en Mime, volgens sommigen Wagner op zijn aller-antisemitischt in zijn karakteruitbeelding, dat bovendien theatraal al gauw flauw wordt, en met in muzikale stijl een enorme cesuur tussen de tweede akte en derde akte, overeenkomstig met de periode waarin Wagner het werk aan de Ring stillegde, tot hij ervoor had zorg gedragen dat de Ring als geheel in zijn naar eigen inzicht gebouwde, door Koning Ludwig II van Beieren bekostigde theater zou worden opgevoerd.

De Götterdämmerung is een consistent geheel, en de Siegfried is vaak niet om door te komen. Maar het zou wat ver gaan die over te slaan. Overigens vond ik van de mijns inziens, en volgens vele anderen mislukte recente Ring, de tweede acte van Siegfried één van de geslaagdste actes, waarin alle slechte of op zijn minst gecompromitteerde oude mannen in de cyclus, inclusief Wotan, bij elkaar in een pension voor ouden van dagen zitten, en vandaaruit als geriatrische crimering-leaders de wereld uit pure wrok bestieren.

Gezien 16 maart NTR ZaterdagMatinee in het Concertgebouw Amsterdam

Concerto Köln Dresdner Festspielorchester
Kent Nagano dirigent
Derek Welton bas-bariton (Wotan)
Ric Furman tenor (Siegmund)
Sarah Wegener soprano (Sieglinde)
Patrick Zielke bas (Hunding)
Claude Eichenberger mezzo-soprano (Fricka)
Christiane Liebor sopraan (Brünnhilde)
En verder” Natalie Karl, Chelsea Zurflüh, Ida Aldrian, Marie-Luise Dreßen, Eva Vogel, Karola Sophia Schmid, Ulrike Malotta mezzo-soprano en Jasmin Etminan als Walküren.

Fotograaf Simon van Boxtel

Mijn recensie van de Concerto Köln/Kent Nagano Das Rheingold in de Matinee.

Klemperers legendarische maar voor een deel voltooide opname (alleen de eerste akte en Wotans Abschied en de Feurzauber waren mijn Walküre-vuurdoop. Ja, zóó langzaam. Maar zóó mooi. Langzaam spelen moet je ook kunnen.

1 comments

Plaats een reactie