LAM GODS

2020. Het “Van Eyck-jaar” voor Gent. De gebroeders Van Eyck, Jan en Hubert. En wie Van Eyck zegt, zegt het Lam Gods. En wie over het Lam Gods spreekt, spreekt over de “Rechtvaardige Rechters”. Bijna een eeuw houden de “Rechtvaardige Rechters” Gent in spanning. Arsène Goedertier, de hoofdverdachte, heeft in ieder geval Gent met een mooie nalatenschap opgezadeld.

Waar is het paneel van de “Rechtvaardige Rechters”? Een zoektocht die sinds 1934, het jaar van de diefstal, niks heeft opgeleverd. Het paneel van “Johannes de Doper” werd hierbij ook ontvreemd maar achteraf wel terggevonden. Wie de details wil kennen wordt het boek “Het Lam Gods, Bewonderd en gestolen” aanbevolen. Het is een werk van Harry De Paepe – geschiedenisleraar en auteur – en de Gentse illustrator Jan Van Der Veken in samenwerking met de Stad Gent ter gelegenheid van het Van Eyckjaar 2020.

Het was de Gentse koopman Joos Vyd die de gebroeders Van Eyck aansprak het veelluik “De aanbidding van het Lam Gods” te realiseren. Dit schilderij, een drieluik in olieverf uitgevoerd op wit geplamuurd eikenhout, bestaat uit 12 panelen waarvan er 8 gesloten kunnen worden.

Het Lam Gods:

… heeft een breedte van 5.70 m

… heeft een hoogte van 3.92 m

… heeft een beschilderde oppervalkte van 19.80 m²

… heeft een gewicht van ca 1300 kg

… heeft 4 jaar en 8 maanden in beslag genomen, in totaal 5810 uren

Er wordt aangenomen dat Hubert van Eyck de opdracht aannam en het schilderij voor een deel had afgewerkt tot aan zijn dood in 1426. Vervolgens zou tussen 1430 en 1432 Jan Van Eyck het finale deel van het schilderij hebben afgewerkt. Terugkijkend heeft het “Lam Gods” woelige tijden achter zich.

Een grapje tussendoor: Op een tentoonstelling: “Ik zie niets in dat schilderij!”, zegt de bezoeker aan de eigenaar van het atelier. Repliceert de eigenaar: “Ik ook niet. Daarom wil ik het doek ook verkopen.”

Het Lam Gods retabel in Pau tijdens WOII

Begin mei 1940 kreeg de Gentse familie Steurbaut de opdracht om ondermeer het beroemde altaarstuk “De aanbidding van het Lam Gods” in het geheim naar Pau in Zuid-Frankrijk te transporteren om het uit de handen van de Duitse bezetter te houden. Wat er gebeurde tijdens de eerste jaren van de tweede wereldoorlog is door weinigen geweten.

Rond 1927-28 kochten de vier broers Albert, Achille, Gaston en Maurice Steurbaut een pand in de Prinsenstraat (nu Simon de Mirabellostraat) om er de internationale transportfirma ‘NV Messageries gebroeders Steurbaut’ op te starten. In wat volgt wordt beschreven welke belangrijke rol de Steurbauts speelden tijdens de tweede wereldoorlog in een voor Gent niet minder ophefmakend verhaal: de redding van het Lam Gods retabel.

Eén dag na de inval van het Duitse leger in België wordt het retabel samen met kunstwerken van het MSK Gent en de privécollectie Hulin de Loo naar Pau in Frankrijk in veiligheid gebracht door het Gentse vervoerbedrijf Steurbaut. Om de achtergrond hiervan te begrijpen, moeten we enkele elementen uit de geschiedenis van het retabel aanhalen, meer bepaald deze die te maken hebben met de gedeeltelijke confiscatie en verkoop van het kunstwerk.

In 1794 worden de vier middenpanelen geconfisqueerd door de Fransen en overgebracht naar Parijs waar ze tot 1815 in het musée Napoléon worden gestald. De zes zijluiken bleven in Gent, opgeborgen in het kapittelhuis van het bisdom. In 1815, na de slag van Waterloo, werden de vier middenpanelen op bevel van de hertog van Wellington teruggebracht naar Brussel om uiteindelijk in 1816 te worden teruggeplaatst in de Vytkapel van de Gentse hoofdkerk.

In datzelfde jaar verkoopt de kerk (het Sint-Baafskapittel) echter de zes dubbelzijdige zijluiken, met uitzondering van de Adam- en Evapanelen aan kunsthandelaar Nieuwenhuys voor 3000 gulden, die ze in 1817 doorverkoopt aan de in Aken wonende Engelse collectioneur Edward Solly. Deze verkoopt in 1821 op zijn beurt de Lam Godspanelen voor 40.000 gulden aan koning Frederik-Willem III van Pruisen voor de inrichting van een schilderijengalerij in een openbaar museum in Berlijn. De Königliche Gemäldegalerie opent zijn deuren in 1830. Coxcie’s kopieën van de aanbidding van het Lam en van de Tronende Godheid (1557-59) hingen in dezelfde zaal.

Eén van de bepalingen van het door de Duitsers sterk gecontesteerde verdrag (Diktat) van Versailles dat de Duitse nederlaag na de oorlog 1914-18 bezegelde, hield in dat de in Berlijn geëxposeerde delen van het Lam Godsretabel zouden terug geschonken worden in het kader van de herstelbetalingen voor de immense oorlogsschade in België. Omdat de Gentse panelen in Berlijn rechtmatig in het bezit gekomen waren van de Pruisische koning door aankoop via de kunsthandel, viel dus te vrezen dat het kunstwerk door de Duitsers zou opgeëist worden.

In veiligheid brengen

Het begin van de oorlog in Europa met de invasie van Polen op 1 september 1939 betekende voor Gabriel Van den Gheyn het sein om dringend overleg te plegen met de Gentse autoriteiten. Een suggestie van de schepen van Schone Kunsten Edward Anseele om de polyptiek naar Amerika te sturen werd niet ingevolgd. Ook het idee om het kunstwerk onder te brengen in de kluizen van de Nationale Bank of de Kredietbank vond geen genade, evenmin het idee het op te bergen in de crypte onder Sint-Baafs. Die was immers gereserveerd om als schuilplaats voor 500 personen te dienen. Toen kwam prof. Hulin de Loomet het voorstel op de proppen om het Lam Gods in veiligheid te brengen inhet Vaticaan te Rome. Op 8 februari 1940 liet het Vaticaan aan Bisschop Coppieters weten daarmee in te stemmen.

Het was nu wachten op de instemming van de bevoegde minister van openbaar onderwijs. Gezien de houding van Italië tegenover de geallieerden, werd ook dit opzet verlaten en stemde de minister uiteindelijk op 8 mei in met een plan om de belangrijkste Gentse schilderijen, met inbegrip van het Lam Gods, te laten overbrengen naar het kasteel van Henri IV te Pau in het zuiden van Frankrijk. Deze stad leek een veilige plaats daar de kans dat deze ooit zou gebombardeerd worden, zeer klein geacht werd, gezien er geen vliegpleinen of militaire basissen in de buurt waren. Bovendien was er bij dreigend gevaar de mogelijkheid om de kunstwerken alsnog over te brengen naar het nabije Spanje, dat verondersteld werd neutraal te zullen blijven.

Op 11 mei werd het retabel door de gebroeders Frans, Henri en Charles Coppejans gedemonteerd, in tien reeds eerder klaargemaakte kisten gestopt en in veiligheid gebracht in de crypte van de kathedraal. De restaurateur Van der Veken vroeg om zijn (onafgewerkte) kopie van de gestolen Rechtvaardige Rechters te mogen meesturen naar Pau, samen met het retabel, maar dat werd hem geweigerd. Hij bracht de kopie dan maar naar zijn woning. Op 13 mei 1940 liet de toenmalige minister van Openbaar Onderwijs Soudan weten dat de Belgische Regering de verplaatsingskosten naar Pau op zich neemt.

Begin mei 1940 werd “Messageries Steurbaut” aangesproken door de stad Gent om in te staan voor het zo vlug mogelijk overbrengen van de Gentse kunstschatten naar Pau. Alle kunstwerken werden van op verschillende locaties (Sint-Baafskathedraal, kerken, musea) opgehaald en uit hun kaders genomen, en in 61 ter plaatse gemaakte houten kisten opgeborgen. Op 11 mei 1940, om9u45, verliet het veelluik Lam Gods de kathedraal.

Op 16 mei 1940 was het zo ver. Drie grote dieselcamions vol met kunstschatten, waaronder het Lam Gods, stonden op te warmen in de Mirabellostraat. Vertrekuur: 16.00u. Zouden meereizen: grootmoeder Rosalie Impens (1862-1948), de ex-waardin van De Stad Oudenaarde en haar kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen. Vader Gaston was als soldaat gemobiliseerd en kon dus onmogelijk mee. Ook de jongste zoon bleef achter met zijn hoogzwangere echtgenote en hun twee kinderen. Samen met chauffeur Florent Peeters met echtgenote en de kunstschilder Frans Coppejans (1867-1947), vertegenwoordiger van de stad Gent, betrof het 15 personen in totaal!

De eerste camion werd bestuurd door Achiel Steurbaut, de tweede door Maurice Steurbaut en de derde door chauffeur Peeters. In de laadruimte van de tweede camion was er tussen de kisten een kleine ruimte voorzien met enkele zitbanken en zetel voor de passagiers. Het werd een zware reis van negen dagen in verschrikkelijke omstandigheden.In Duinkerken werd er halt gehouden om te overnachten, maar pas aangekomen begonnen de bombardementen. De kinderen werden zo diep mogelijk in de laadbak op de kisten gezet.

De reis kon worden verdergezet richting Abbeville, waar het konvooi tegen gehouden werd door de Franse politie omdat er vliegtuigaanvallen waren. Daar stonden de camions echter tussen brandstofciternes, met alle gevaar vandien. Het politiebevel werd genegeerd en de reis werd in volle spoed verdergezet naar Eu, een Normandische gemeente,waar werd overnacht in de kazerne van de Spahi’s, de Algerijnse cavalerie in het Frans leger. De vluchtelingen werden er zeer goed ontvangen. ’s Anderendaags reden ze door naar Poitiers, waar werd overnacht bij een bankdirecteur die hen vergastte op een goede maaltijd. Bij hun vertrek daar vernamen ze dat de kazerne in Eu platgebombardeerd was en ze dus op het nippertje aan een ramp waren ontsnapt!

De wegen zaten vol vluchtelingen … te voet, met os en kar, met fietsen, met auto’s … af en toe kwam er een vliegtuig mitrailleren en moest iedereen de gracht induiken. Frans Coppejans, die meegestuurd was om de kunstwerken te begeleiden, heeft dan ook de ganse reis zijn plicht met brio vervuld.

Op 24 mei 1940 kwam ze aan in het kasteel Henri IV te Pau in het zuiden van Frankrijk aan de voet van de Pyreneeën, waar de waardevolle vracht moest worden geleverd. De camions werden uitgeladen, en na controle werden de kisten gestockeerd in een ruimte van het kasteel. Daar werden de werken zorgvuldig opgeslagen door Jean Molle-Rives, conservator van het nationaal museum in het kasteel. De geheime opdracht was volbracht.

In Pau kampeerde de familie Steurbaut in hun camions op de binnenkoer vanhet kasteel. Na enkele dagen kwam het Franse leger de camions opeisen. Ze waren leeg en zij moesten eruit. Er was echter een probleem. Daar de camions omgebouwd waren tot diesel met twee versnellingsbakken konden de Fransen er niet mee rijden en eisten ze ook de chauffeurs op om de voertuigen in opdracht van het Franse leger te besturen. De overige familieleden moesten dus op zoek naar een huis, wat niet gemakkelijk was gezien de groep ook vijf kinderen telde. Daarenboven waren de Belgen daar niet zo graag gezien omdat de Belgische koning Leopold III te inschikkelijk tegenover de bezetter bevonden werd, en capituleerde zonder goedkeuring van de regering.Dit is ook de reden waarom de begeleider Frans Coppejans een onderkomen moest zoeken in Lourdes en uiteindelijk pas op 19 augustus een lift vond naar Gent.

De milicien Gaston Steurbaut was, buiten weten van de familie om, in die periode met andere soldaten ook naar het zuiden getrokken. Zijn compagnie was gevestigd in Gignac bij Montpellier. Een van zijn medesoldaten vertelde hem dat hij daar een camion van de Messageries Steurbaut had zien rijden. Op die plaats hield Gaston dan de wacht tot de camion nog eens zou passeren. Dit leidde uiteindelijk tot een onverwachte ontmoeting tussen de twee broers ver van huis en dit in volle oorlogstijd. Omdat zijn familie was overgekomen naar het zuiden en hij op die manier niet meer ten laste was van de Franse autoriteiten, werd Gaston gedemobiliseerd. Zijn echtgenote heeft wel een papier moeten ondertekenen waarin ze verklaarde dat ze bekwaam was om hem te onderhouden. In november 1940 is de bijna volledige groep samen met een tiental andere vluchtelingen met één camion teruggekeerd naar Gent. Enkel de grootmoeder en Maurice Steurbaut bleven ter plaatse.

Op 2 december 1941 vertrok een Belgische delegatie naar Pau om zich te vergewissen van de toestand van de kunstwerken. Onder wie Jozef Vander Veken, die al in 1936 bij besprekingen over de restauratie van de panelen voortreffelijk werk had geleverd. De delegatie werd in Parijs aangevuld met twee Duitse ‘Museumfachleute’. Op 5 december 1941 kwam het gezelschap aan in Pau, waar zich ook Georges Michel bevond, afgevaardigde van het Louvre Museum. Het veelluik, uiteraard zonder het nog voor de oorlog gestolen paneel “De Rechtvaardige Rechters”, werd in zeer goede staat aangetroffen. De missie was gelukt en iedereen dacht dat de Gentse kunstschatten gered waren uit de handen van de Duitsers. Maar niets was minder waar.

Op 2 augustus 1942 ontving de conservator in Pau een telegram van de Vichy-regering, meer bepaald van Abel Bonnard, minister van onderwijs, waarin hem werd opgedragen de Van Eyckpanelen ter beschikking te stellen van prof.Ernst Büchner. Die Duitser, General-Director der Bayrischen Gemäldesammungen (Alte Pinakotheek – München), kwam op 3 augustus de tien kisten met 17 panelen ophalen om ze via Parijs naar Duitsland te brengen, meer bepaald naar het kasteel Neuschwanstein, het “sprookjeskasteel” van Ludwig II, dat op 8 augustus werd bereikt. Daar bevonden zich ook vele andere kunstvoorwerpen bestemd voor een Hitler museum in Linz. Te noteren valt dat de stad Pau op dat ogenblik nog steeds in het onbezette deel van Frankrijk lag.

Pas op 26 september 1942 werd Gent op de hoogte gebracht dat het Lam Godsretabel zich niet meer in Pau bevond, maar in Duitsland. In antwoord op de protesten tegen deze gang van zaken deelde de Duitse overheid mee dat de panelen in Pau niet veilig waren bij eventuele geallieerde bombardementen en dat het verdrag van Versailles virtueel was opgeheven.Duitsland achtte zich bijgevolg niet meer gebonden. Wel werd op 4 december1942 de toestemming gegeven om de overige 131 kunstwerken in Pau af tehalen en naar Gent terug te brengen, wat dan ook eind 1942 gebeurde onderleiding van Dupuis en Winders, evenwel niet in vrachtwagens van de firma Steurbaut. In die periode werd een decreet uitgevaardigd waarin stond dat alle vluchtelingen uit het zuiden mochten terugkeren naar huis zonder te worden lastiggevallen. Dan is Gaston Steurbaut met een Buick met chauffeur en onder toezicht van een Duits officier naar Pau teruggekeerd om de grootmoeder RosalieImpens, Maurice Steurbaut en de camions terug te halen uit Frankrijk.

Vanaf 1943 werd in de gesloten fabriek (arbeiders genoemd) van de zoutmijn Altaussee een groot depot voor cultuurgoederen ingericht. Na de nodige lambrisering en timmerwerk werden vanaf augustus 1943 kunstschatten uit Oostenrijkse kerken, kloosters en musea opgeslagen. Vanaf januari 1944 werd ook de inventaris van ongeveer 4.700 kunstwerken opgeslagen, die door Adolf Hitler werd verzameld onder de codenaam “Special order Linz” bestemd was voor het geplande Führermuseum in Linz. Een groot deel van deze inventaris wordt beschouwd als nazi-roofkunst.

Na de oorlog werden de Gentse kunstwerken dus teruggevonden in die Duitse zoutmijn te Altaussee, maar het was de Steurbauts niet gegund deze terug te brengen. Het was de Brusselse verhuisfirma A. Simon die onder grote mediabelangstelling de geroofde werken, waaronder het Lam Gods, op 30 oktober 1945 terug naar Gent brachten.

23.03.1973. Krant “Het Laatste Nieuws”. ”Rechtvaardige rechters zijn ver te zoeken. Het heeft nu al een beetje te lang geduurd met het gestolen paneel. Misschien heeft het “Metropolitan Museum” van New York het gekocht?”·

In 2012 is gestart met het restaureren van de panelen. Een team van experts en restaurateurs zullen in 3 fasen de volledige herstelling van het Lam Gods bewerkstelligen. De volledige afwerking zou in 2021 voorzien zijn. Daarvoor moeten de nodige budgetten worden vrijgemaakt. Nadien zal het “Lam Gods” opnieuw worden uitgestald in de vertrouwde Villakapel van de St.-Baafsakathedraal.

———-

http://www.flemishmasters.com

https://denl.abcdef.wiki/wiki/Bergungsort_Salzbergwerk_Altaussee

Ghendtsche Tydinghen 2018 – Vol47 n°2