Gravensteen

Het “Patershol” bestaat historisch gezien uit 2 delen. Het oudste deel, eertijds begrensd door de Plotersgracht (N), de Schipgracht (0), de Leie (Z) en de Lieve (W), behoorde in de tiende eeuw tot het grafelijk “castrum”. Op dit grafelijk domeindeel waren de zgn. ploters of leertouwers gevestigd in dienst van de graaf en zijn militair hof. Over deze lederbewerkers is weinig geweten. Hun werktuigen en methoden zijn quasi onbekend. Toen het Gravensteen zijn functie als dwangburcht verloor, werden deze gronden tussen de thans gedempte Plotersgracht en de Leie door de grafelijke overheid aan Gentse notabelen verkocht (tweede helft van de 18e eeuw).

gravensteen
Capture d’écran (1404)

Tot het einde van de 18e eeuw bouwden zij er hun patriciërswoningen. Op het deel ten noorden van de voormalige Plotersgracht stichtten de Geschoeide Karmelieten hun klooster, na aankoop van de refuge en het erf van de abdij van Cambron (1287). Ook de Norbertijnen van Drongen stichtten er op het einde van de 13e eeuw een refugium. De 19e eeuw betekende geleidelijk het einde van het economisch en administratief belang van deze wijk. Gezien het “Patershol” niet meer aan de moderne woningbouwwijze van de rijke burgerij kon voldoen kwijnde deze buurt stilaan weg. De rijke burgerij werd opgevolgd door een middenklasse, die in de tweede helft van de 19e eeuw op haar beurt plaats maakte voor kleine ambachts-en werklieden. Pas tijdens de periode 1880-1890 komt de laagste bevolkingsklasse haar intrek nemen in het “Patershol”. Na de eerste wereldoorfog tot het einde van de hippie-rage was deze wijk synoniem voor verzamelplaats van alle aan de zelfkant van de maatschappij levende individuen.

———-

In hun strijd tegen plunderingen lieten graven, toen nog koninklijke ambtenaren, versterkte toevluchtsoorden bouwen. Eind 9e eeuw vestigde graaf Boudewijn II een castrum (Romeins legerkamp) op de linkeroever van de Leie in de buurt van het Gravensteen. Rond dit castrum begonnen mensen zich te groeperen en huisvesten en zo kwam een tweede portus tot ontwikkeling op de rechteroever van de Leie.

Opgravingen en onderzoek hebben uitgewezen dat er in de 10e eeuw op de plaats van het Gravensteen een hof aanwezig was bestaande uit een houten hoofdgebouw met bijgebouwen. Vervolgens evolueerde het Gravensteen tot mottekasteel. Motte in de betekenis van kunstmatig opgeworpen heuvel met nadruk op het verwerven van een gunstige ligging voor het kasteel.

Het Gravensteen maakte deel uit van het Castrum en de stadsomwalling die de Gentse burger moest beschermen. Het behoorde evenwel niet tot de middeleeuwse handelsstad. Dat gebeurde pas bij de stadsuitbreiding in de 13e eeuw.

gentgravensteenhansvanwervekegentschetsvaneensocialegeschiedenis
Gravensteen origineel – Gent schets van een sociale geschiedenis – Hans van Werveke
Gent Gravensteen poortgebouw pentekening

Filips van de Elzas gaf in 1180 opdracht het Gravensteen uit te bouwen naar Syrisch model tot een grafelijke versterkte burcht. Op het grafelijk voorhof (St.-Veerleplein) kwam o.a. de  St.-Pharaïldekerk te staan.

Kerk van St.-Pharaïlde – Stadsarchief

De graaf verving de Karolingische gouwindeling door kasselrijen of burggraafschappen rondom grafelijke burchten, met aan het hoofd een bruggraaf of kastelein verantwoordelijk voor de bewaking en het bestuur alsook belast met het voorzitterschap van de schepenbank bijgestaan door een schepencollege. Vlaanderen telde zo’n kleine 20 kasselrijen.

Kasselrijen waren op hun beurt onderverdeeld in ambachten, die op hun beurt uit parochies bestonden. Berijders stonden aan het hoofd van de ambachten en in dienst van de opperbaljuw of burggraaf.

Door de macht die de burggraaf verkreeg en zo een dreiging werd voor de graaf werd deze eind 11e eeuw vervangen door baljuws, ambtenaren met een bestuurlijke functie met  financiële vergoeding.

Graven vonden in het Gravensteen hun onderkomen tot graaf Lodewijk van Male in de 14e eeuw de grafelijke residentie verlegde naar het Hof Ter Walle, het latere Prinsenhof. Tot in de 18e eeuw bleef het Leenhof van de Oudburg (rechtbank) en de Hoge Raad van Justitie in het Gravensteen gevestigd.

1302: Het beleg en inneming van het Gravensteen

Capture d’écran (3116)

Het boterde niet tussen de graaf en de Franse koning, zijn suzerein, die slechts van één ding droomde : het graafschap vierkant aan de kroon te anexeren. Begin 1300 was het zo laat. Nadat de graaf, Gwijde van Dampierre, zijn zonen Robrecht van Bethune (de fameuze Leeuw van Vlaanderen van Conscience) en Willem van Crève-coeur en een vijftigtal trouwe edelen zich hadden laten opsluiten (de graaf in de burcht van Compiègne, Robrecht in het slot van Chinon, Willem in dat van Issoudun in Berry en de anderen verspreid over heel het land) zond de koning graaf Jacques de Chatillon naar Vlaanderen om het graafschap in zijn koninklijke naam feestelijk te besturen.

Die decorverandering speelde niet weinig in de kaarten van de magistraat van het Gentse Schepenhuis. Een Leliaardsnest dat niet lang voordien een fabelachtig bedrag ponden uitgegeven had om de plechtige intrede van het koninklijk paar, Philippe Ie Bel en Jeanne de Navarre, te betalen. Voorlopig scheen het Gentse “gemeen” de moed te missen om weerstand te bieden aan de patricische overheersing. Tot de baljuw op zondag 1 april 1302 een nieuwe belasting oplegde.

Aangevoerd door de wevers zouden de ambachtslieden in blok tegen de al te arrogante heren Leliaards in verzet komen. Omdat ze geen gebruik konden maken van de stormklok om ’t volk bijeen te roepen, daar hadden de koningsgezinde schepenen alle macht over, riepen ze de strijders te wapen middels het slaan op ketels, potten en pannen. Achtervolgd door een bende verwoede gemeentenaren zochten omtrent 600 partriciërs een toevlucht in ’t Gravensteen dat prompt belegerd werd. “Als ge u niet stante pede overgeeft, steken we het kasteel in brand” riepen de belegeraars de belegerden wraakzuchtig toe. Lang hoefden eerstgenoemden op de overgave niet te wachten, want omtrent het middaguur van de daaropvolgende dag deed de koninklijke baljuw de poort van het kasteel openen om de uittocht van de 600 vluchtelingen toe te laten.

GentGravensteen

Tussen een dubbele haag gevormd door tot de tanden gewapende wevers, volders, schaliedekkers, en wat weet ik al, die àan het kasteel begon en aan het Schepenhuis eindigde, werd de processie in hun hemd gezette heren door een schreeuwend publiek. Vooruitgeduwd, vooruitgeschopt, vooruitgeslageri, zelfs lafhartig neergestoken. Twee schepenen en elf patriciërs onder wie een Symon de Grutere en een Jordaan Vereellenzone verloren er het leven bij terwijl een honderdtal anderen erg of minder erg gewond werden. Wat de baljuw en de overige schepenen betreft moesten die tegen heug en meug maar tevens onder doodsbedreiging trouw zweren aan de nu ”vrijgevochten gemeente”.

Lang zou de aldus verworven “democratie” van de Gentse stede niet duren. Zelf geschokt door zijn bedreven buitensporigheden vond volk na hun overwinning er niets beters op dan met de staart tussen de pootjes de Chatillons vergevensgezindheid af te smeken. Zodat het kortstondig verslagen patriciaat opnieuw heer en meester werd op het Schepenhuis. Maar niet voor eeuwig zou dit de Leliaardse plak zwaaien want na de voor hen rampzalige gebeurtenis op het Groeningerveld (11 juli 1302) waaraan Jan Borluut met zijn 700 volgelingen manmoedig deelnamen, was het voorgoed afgelopen..

Het schilderij “Beleg van ’s Gravensteen” heeft het moment in beeld gebracht waarop het Gents gemeen dreigt de boel in brand te steken. Zoals u kunt zien is een vuurhaard aangelegd vóór het poortgebouw. Takkebossen liggen te wachten om in de vuurpoel geworpen te worden. Terwijl aangevoerde ladders de bestormende schaliedekkers in staat stelden zich van de ringmuur meester te maken. Een man die boven op de muur post gevat heeft steekt de armen ten hemel om de kameraden te verstaan te geven dat de weg vrij is en de belegerden in de meeste toren gevlucht zijn. Even later zal de baljuw de witte vlag doen hijsen boven het donjon.

Gent 1860 - Veerleplein-Gravensteen

’s Gravenburg behelsde de gronden omheen het Gravensteen met poorten omsloten, met grachten omgeven en met een eigen bestuur. Aan de ene zijde was er de Leie, aan de ander kant de Lieve door een gracht verbonden aan de Schipgracht. Deze gracht kreeg op termijn de naam “Plottersgracht” daar de leertouwers er hun velplotterijen mochten inrichten. Over die gracht werden verschillende stenen brugjes gebouwd, “de zeven brugskes”, waarvan de Gravenbrug aan de Geldmunt de voornaamste was.

Gent Gravensteen opschrift poort
Gent guillotine

In het Gravensteen vonden vele gruwelijke terechtstellingen plaats. Ook het grafelijke voorhof en omgeving was gekend voor huiveringwekkende taferelen. De guillotine, een bad met hete olie, onthoofding met bijl, ophanging, handafkapping, … . De guillotine die opgesteld is in  het Gravensteen is geen echte, het is een getrouwe kopie die stadsarchivaris Boes destijds liet maken.

In de 18e-19e eeuw was het Gravensteen niet zoals wij het heden kunnen bewonderen. Onderaan de walmuren stonden huizen en binnen de muren werden verschillende nijverheidsinstellingen ondergebracht

Keizerin Maria Theresia gaf op 15 februari 1779 order tot de openbare verkoop van het GravenkasteeL Hierin waren niet begrepen de konsistoriezaal met de aangrenzende kapel, welke het gouvernement afstond aan de kastelijn van de Oudburg.

De architect Jean-Denis Brismaille werd het Gravensteen toegewezen op 23 december 1779 voor de som van 8.353 pond groten. Hij was het die op het einde van de 18e eeuw een belangrijke rol speelde in de wijziging van het stadsbeeld. De eigenaar scheen niet gehaast te zijn om aan de wenk van de Oostenrijkse regering te voldoen. Er werd nl. gesuggereerd het Gravensteen industrieel uit te buiten waarbij Brismaille zijn eigendom zou omvormen tot een soort arbeiderswijk.

Tijdens de Franse bezetting werd het geheel nationaal goed verklaard. In 1797-1798 verkocht men in driemaal de gebouwen van de kastelijn van de Oudburg gelegen binnen het kasteel met inbegrip van de bijgebouwen, afgestaan in 1779 door Keizerin Maria-Theresia. De eigenaars Delfosse en Van der Keeren stonden hun deel af aan Ferdinand-Jean Heyndericx, welke in het Steen een katoenspinnerij inplantte. Moellijkheden ontstonden tussen Heyndericx en Brismaille over een gemeenschappelijke muur. Om een einde te maken aan de twisten stond Jean Brismaille het donjon af aan Heyndericx op 31 augustus 1809. Teneinde zijn fabriek uit te breiden liet hij de zuidermuur wegbreken alsmede de kapel.

Een tweede katoenspinnerij werd opgericht in het Gravensteen in 1827 door de vennootschap Van Acker-Ceuterick en Cie. Zij hield op te bestaan in 1837. Gedurende de jaren 1845-1846 werd een werkplaats opgericht dóor de firma Steinberg en Scribe binnen het Gravensteen. De architect Brismaille wist de eigendom te bewaren van het overblijvende deel van het Gravensteen, met uitzondering van spinnerij Heyndericx. Naast de fabriek en de privaatwoningen van de families Brismaille en Heyndericx waren een vijftigtal arbeiderswoningen aan te treffen. Buiten de muren van het Gravensteen stonden eveneens tientallen huisjes. Alzo werd in een der huisjes nl. in café Het Hertjen de toondichter Jef Vander Meulen geboren op 24.3.1869.

De procureur Nicolas Hulin, welke één der dochters van Brismaille huwde, werd eigenaar van het gedeelte dat Brismaille toebehoorde. In de nacht van 31 mei op 1 juni 1829 vernietigde een hevige brand de textielfabriek van Heyndericx en Couvreur, alsmede een gedeelte van de fabriek Van Acker-Couvreur en Cie. Koning Willem verbleef toen in de Arteveldestad. Men schatte de schade op 40.000 gulden. De vorst gaf voor hij Gent verliet 20.000 gulden om de fabriek te helpen heropbouwen.

15 september 1850. Openbare verkoop van het beluik genaamd Gravenkasteel. Op vrijdag 20 september en op vrijdag 4 oktober om 15.00u in de afspanning ‘De Posthoorn te Gent:

Het gebouw met deszelfs omtrek ouds gekend onder de benaming van Gravenkasteel met de grond en zijn afhankelijkheden, thans bestaande uit een groot getal woningen en uit een souterrain, uitgang hebbende in de Geldmunt, benevens de gebouwen en de toren uitmakende de ingang en de poort van het gezeid kasteel, gelegen te Gent Veerleplein en zich uitstrekkende langs de Geldmunt en komende met de achterzijde aan de spinfabriek van de Heer Scribe. Dit gebouw wordt bewoond en gebruikt bij menigvuldige huraars. Notaris Van Acker, Hoogpoort te Gent en notaris Van Ghendt, Botermarkt te Gent.

Capture d’écran (2554)

In 1865 ondernam de stad Gent een eerste poging om het kasteel geheel of gedeeltelijk te verwerven. Vooraanstaande burgers en intellektuelen als dhr. de Bethune, Paul Fredericq, Julius Vuylsteke, de Limburg-Stirum, Ferdinand Van der Haeghen, Varenberg, Verhaegen en Herman Van Duyse deden een beroep op Minister Alfons Van den Peereboom. Hij verklaarde dat zijn departement bereid was tussen te komen bij de aankoop van het “Poortgebouw”. Het ganse gebouw werd in 1870 te koop gesteld met uitzondering van de fabriek. De verkoop liep op een sisser uit.

Twee jaar later begon het stadsbestuur opnieuw te onderhandelen. De Stad Gent aanvaardde de aanbieding van de eigenaar om het poortgebouw te verwerven voor 21.000,-fr (521€). De staat en de provincie kwamen ieder tussen voor l/3 van de verkoopprijs. De promotors van de volledige redding van de burcht begaven zich in 1887 bij Minister Beernaert en mochten zich verheugen in de steun van de gouverneur van Oost-Vlaanderen, de burgemeester van Gent en de morele steun van tal van politici, kranten, verenigingen en sympatisanten.

Tijdens de gemeenteraadzitting van 30 juli 1887 werd de voorlopige overeenkomst goedgekeurd tussen de Staat en de Stad Gent om het Gravensteen en aangrenzende eigendommen te verwerven onder ge-meenschappelijke kosten. De aangrenzende eigendommen waren gelegen in de Hoge Zonnestraat, St. Pharaïldeplaats en de Geldmunt.

Op 20 augustus 1889 verlieten de laatste inwoners het Gravensteen.’s Anderdaags begonnen de eerste ontmantelingswerken. De restauratiewerken stonden onder de leiding van arch. Jos De Waele en na zijn overlijden architect Mortier. Beiden hebben aan het vervallen burcht zijn middeleeuws karakter teruggegeven.

gentoudwereldtentoonstelling1913poster

Door de verhuis van industrie en bewoners naar de stadsrand verkommerde het gebouw en besloot het stadsbestuur om er opnieuw eigenaar van te worden. Tussen 1898 en 1908 werd het kasteel gerestaureerd, vooral in het kader van de wereldtentoonstelling van 1913.

Vervolgens werd de grafelijke burcht wederom aan zijn lot overgelaten tot in 1980 “800 jaar Gravensteen” de aanzet was tot grote restauratiewerken die vandaag de dag het Gravensteen als grootste toeristische trekpleister van Gent hebben gemaakt.

Het Gravensteen is 4 maal belegerd geweest. Een eerste maal in 1127 kwam graaf Willem Clito schuilen toen hij door de Gentse bevolking werd bekogeld. Een tweede maal in 1302 wanneer de Fransgezinde schepenen zich hadden verschanst in de burcht. Onder het bewind van Jacob van Artevelde gebeurde dit voor een derde maal in 1339.

Gentgravensteenstudentenbetoging1949GilbertMoensFb
Gravensteen 1949: studentenbetoging – Gilbert Moens – Fb

Studentenlied betoging Gravensteen

Capture d’écran (1547)

Te Gent, de oude stede, 
Daar lag het Gravensteen (bis)
Sinds eeuwen al vergeten
Verlaten en alleen (bis)
Tot plots studentenkeerlen
Belust op leute en lach (bis)
Met list de burcht veroverden
Zonder stoot of slag

Refrein:
Spuiters van Vlaanderen, Gent brult van pret
’t Gravensteen door studenten bezet
Ze zitten er binnen! Wie krijgt z’er uit?
Ze vrezen noch knuppel, noch water, noch spuit!
Belegeraars! Zo ge ten aanval wilt gaan
Past op! Past op! Past op!
Voert hen aan

’t Pandoerenheir, zeeghaftig
rolt ladders bij de muur (bis)
En neemt met waterlansen
De ruimte onder vuur (bis)
Maar appels, als granaten
Ontploffen op de grond (bis)
En ’t slijmerig schroot zaait pletsend
Verwarring in het rond (bis)

Refrein

’t Studentengild verbeten
Bedekt met stof en as (bis)
Verschoot zijn laatste appel
Zijn laatste zode gras (bis)
Toen was hun strijd gestreden
Maar door de eeuwen heen (bis)
Zal Vlaanderen de lach herdenken
De slag om ’t Gravensteen (bis)

Refrein

Een laatste belegering viel te beurt aan 138 universiteitsstudenten op 16 november 1949 tijdens “de slag om het Gravensten”. Omwille de stijging van de bierprijs van 3 naar 4 frank palmden de studenten het Gravensteen in. Maar ook omwille de verandering van hoofddeksels bij het politiekorps (blauwe kepies ipv witte helmen) zodat ze  minder te onderscheiden waren van postbodes en taxichauffeurs. Met een kar vol overrijp fruit werden de ordediensten bekogeld. De studenten werden vervolgens overmeesterd doch onder druk van de publieke opinie werd er geen enkele vervolgd. Uiteindelijk zal blijken dat dit een uit de hand gelopen studentengrap was. Elk jaar herdenken de studenten deze gebeurtenis met een kortstondige bezetting van het Gravensteen, enkele speeches van studentenverenigingen en een stoet tot aan het Sint-Pietersplein waar het feest wordt afgesloten met een cantus.

———-

Source:

Gentsche Sosseteit

Een geschiedenis van Vlaanderen – Henri van Daele (2005)

Clubcodex Liederboek (22) – SK Gent – Studentenhuis de Hoeve St.-Pietersnieuwstraat 104 Gent – Getekend namens de Raad der Senioren: Rik Wyckmans Senior Seniorum van het SK Gent

Ghendtsche Tydinghen 1976 – Vol5 N°3/N°5

Ghendtsche Tydinghen 1977 – Vol6 N°2

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.