Zondag 1 t/m woensdag 4 augustus: Plataria (GR)

Midden in een – zelfs voor Griekse begrippen – historische hittegolf is het krieken het fijnste moment van de dag. Vlak voor de zon opkomt, wappert er af en toe een vlaagje koelte vanaf zee. De camping is nog in volle rust. Her en der liggen er tussen de tenten, caravans en campers mensen op luchtbedjes buiten te slapen. Een visser pruttelt langs. Vissen dartelen voor z’n bootje uit. In de bomen kwinkeleren de vogeltjes. Opa sproeit op z’n dooie akkertje de borders en de potten.

Als de zon eenmaal op is, loopt de temperatuur snel op. Alleen de ochtend is geschikt voor activiteit. Of nou ja.. activiteit? We komen niet verder dan het bereiden van het ontbijt en de lunch. Tussendoor spetteren we een handwasje aan de lijn en vullen we de waterzak van de buitendouche. Die warmt in deze hitte binnen een kwartiertje op. Lekker makkelijk, dan kunnen we meteen na het dobberen in zee het zoute zeewater van ons afspoelen. Nog even twee frappé’s-to-go scoren en dan zitten de dagelijkse beslommeringen er ook wel weer op.

Tegen het eind van de middag zijn de minste uurtjes. Dat is – zo vindt de helft van ons – normaliter ook altijd al zo in zomers Griekenland, maar nu in deze hittegolf is het helemaal niet meer uit te houden. Alles zindert, blakert en schroeit in de blakstille hitte.

De ventilator in het dakluik brengt – op de gierende hoogste stand – nauwelijks nog verlichting. Na een douche breekt het zweet je meteen weer uit. Tegen het vallen van de avond vervoegen we ons bij de taverna voor een lekker maaltje. Ook daar in de schaduw is het nog zweterig warm. Normaal gesproken zou het om deze tijd toch een beetje moeten afkoelen.

Woensdag lezen we op het Griekse nieuws dat de dorpen Roviès en Limni op Evia wegens bosbranden via zee zijn geëvacueerd. Twee jaar geleden waren we daar een paar dagen. Als daar de doorgaande weg door vuur bedreigd wordt, is het water de allerlaatste uitweg. Hier, aan de overkant van de baai, zien we overdag de brandweerauto’s op de uitkijkpost staan. Ook ‘s avonds zien we hun zwaailichten in het donker. Gelukkig is er niks aan de hand.

Donderdag 5 augustus: Plataria (GR) – Dessimi (GR)

Het loopt tegen 10:30 uur als ons busje startklaar staat om te vertrekken van Elena’s Beach. We drinken nog een frappé-tje op het terras en nemen hartelijk afscheid. Als alles goed gaat, komen we in september zeker terug. We ronden via Plataria de baai en als we aan de overkant omhoog klimmen richting Syvota zien we de brandweer – die we de afgelopen dagen met de verrekijker vaker hebben gespot – in levende lijve staan.

In Syvota zetten we het busje even aan de kant voor een bezoekje aan een supermarket en zo’n obligaat toeristenwinkeltje waar ze luchtbedjes-voor-in-zee verkopen met een net-bodem. Hang je lekker met je achterkantje te dobberen in zee. En dat is geen overbodige luxe want het is nog steeds hartverscheurend warm. De route langs de kust is adembenemend mooi.

De delta van de Acheron ligt er in de stralende zon mooi bij. De bron laten we dit keer liggen. We hebben de River Pirates van vorig jaar immers nog helder op ons netvlies.

We sukkelen langs de toeristische chaos in Parga, zoeven voor 3 euro door de tunnel bij Preveza en hobbelen langs het vliegveld. TUI is er niet, dit keer.

Na een stuk gloednieuwe tolweg-zonder-tolpoortjes komen we op de oude weg naar Lefkas en hobbeldebobbelen we over de brug die het eiland met de vaste wal verbindt.

Dwars door nauwe achterafstraatjes in Lefkada gaat het, want Annie weet het weer beter. Waarom hebben we toch áltijd ruzie met haar over de snelste/kortste route?! In Nidri mag je niet meer rechtdoor. Zo komen we onverwacht opeens langs het appartementenhotel Royal Nidri waar we ons 25-jarig huwelijk vierden met de kinderen. Wat een mooie herinneringen!

We rijden verder op zoek naar een camping. Opeens komt er een brommertje naast ons rijden. Dat zal Nikós zijn, van camping Santa Mavra. En ja hoor! We rammelen achter hem aan naar z’n camping en krijgen een ruime plek vlak bij de receptie, de minimarket, het zwembadje en daarachter het troosteloze cafetaria en het strand. De ontvangst door een jonge medewerker is allerhartelijkst. We installeren ons en lopen richting zee. Daar is, net buiten het campingterrein, een charmante taverna.

We bekijken op het terras onder het genot van een Mythos en een wijntje de folder van de camping nog eens goed: Dat zandstrand, zie jij dat ergens? En die ruime plekken aan zee waar pensionado’s lachend op het groene gras door een verrekijker naar zee kijken? Nee op alles. Haha! Die Nikós-op-z’n-brommertje toch. Wat een snaak! De Griekse pensionado’s kan het weinig schelen dat Nikós de zaken mooier voorstelt dan ze zijn. Die houden al dobberend hun vaste namiddag-theekransje.

‘s Avonds eten we in de taverna. Het is er druk. Tijdens het eten steekt er vanuit zee ineens een harde wind op. Oh, wat heerlijk! Het koelt er lekker van af.

De culinaire pret wordt wreed verstoord door indringend piepende telefoons. De Griekse overheid doet een alert uitgaan.

Terug bij ons busje is de wind gaan liggen en is het weer net zo warm en benauwd als anders. De helft van ons kan de slaap niet vatten en zit tot 03:00 uur buiten. Dan is het nog steeds onrustig op de camping. Santa Mavra is niet echt onze plek. Morgen verkassen we weer.

Vrijdag 6 augustus: Dessimi (GR) – Vasiliki (GR)

Ondanks een slechte nacht zijn we toch weer redelijk vroeg bij de pinken. De sanitaire faciliteiten op de camping zijn, zelfs voor Griekse begrippen, ondermaats. Ze schreeuwen gebrek aan onderhoud én een regelmatige schoonmaakbeurt. Dat zegt over het algemeen veel over de bedrijfsvoering van de uitbater. Als ‘ie wat minder op z’n scootertje zou rondscheuren, bleef er misschien wat meer tijd en aandacht over voor het daadwerkelijk runnen van z’n camping. We scoren wel een lekker vers broodje in de minimarket, drinken een bakje koffie en dan is het zaak de gribus hier zo snel mogelijk te verlaten.

Ver gaan we niet, vandaag. Vasiliki ligt zo’n 17 kilometer verderop en daar schijnt, vlakbij de haven, ook een camping te zijn. Annie wil ons het centrum van Vasiliki graag even laten zien. Leuk hier, hoor. En aardige mensen! Een bouwvakker die in één van de nauwe straatjes aan de slag is, zet graag wat spullen aan de kant zodat we kunnen passeren. We rijden zowat óver de tafeltjes heen waaraan Grieken hun ochtend-koffie drinken. Die kijken niet op of om. En een oud vrouwtje met een aftandse kinderwagen vol knoflook maakt zich behulpzaam uit de voeten.

Er is nog plek op de camping. Wát een verschil met Santa Mavra. De sfeer is vriendelijk en relaxed. Er is keuze uit meerdere plekken en we kiezen er eentje achteraan op het terrein in de schaduw van een enorme, oude moerbei die in deze droogte nauwelijks vruchtjes draagt. Installeren maar en dan eerst maar even bijkomen van vannacht. Gelukkig waait er een windje en gaat de zon geregeld schuil achter de wolken. Het is eindelijk een klein beetje minder warm.

Tegen 15:00 uur lopen we de camping af naar het dorp. Dat is een wandelingetje van hooguit 500 meter.

In het toeristische centrum omzomen terrassen van talloze eettentjes de vriendelijke baai waar plaatselijke vissersbootjes en toeristenboten die adverteren met daytrips naar Porto Katsiki zij aan zij liggen. Het strand van Katsiki is inderdaad fenomenaal mooi. Wij waren daar jaren geleden in het vroege voorjaar. Toen was het er stil en verlaten en genoten we volop van de rust en het majestueuze uitzicht. Hoe het er midden in het hoogseizoen bij ligt? Aan de toeristenboten te zien, zal het er nu wel een drukte van belang zijn. We schuiven met een windje vanaf zee aan op één van de vele terrasjes. De instructies zijn helder.

Terug op de camping wachten een lekkere douche en een maaltje op het terras van het restaurantje.

Zaterdag 7 augustus: Vasiliki (GR)

Een dagje niksen is welkom en de helft van ons slaapt, na een halve doorwaakte nacht, zowaar uit tot 10:30 uur. Onder de grote moerbei brengen we de dag met niks-doen door. Lunchen, een afwasje doen, even douchen, puzzeltje maken, boekje lezen… verder komen we vandaag niet. Tegen de avond lopen we naar het dorp.

De buitenhaven ligt er wat treurig bij. In 2018 werd het westen van Griekenland getroffen door een zware aardbeving en die beschadigde ook de infrastructuur van de haven van Vasiliki. De herstelwerkzaamheden zijn nog steeds niet klaar. Wie nu met de veerboot naar Kefalonia wil, moet uitwijken naar Nidri.

Aan de boulevard is het flaneren al in volle gang en ook wij doen vrolijk mee. De zon zakt snel achter de bergen.

We eten ons maaltje bij Taverna Dolphin. Daar schijnt Ernest Hemmingway vroeger ook frequent aangestoken te zijn na afloop van de dolfijnen-jacht, zo staat op een gevelsteen te lezen. Of hij gekozen zou hebben voor de spaghetti zal wel eeuwig een raadsel blijven.

Zondag 8 augustus: Vasiliki (GR) – Glyfa (GR)

Het is rustig wakker worden. Vannacht koelde het lekker af. De ventilator kon uit en het lakentje over. We ontbijten licht en pakken dan de boel in. We willen via de westkust omhoog naar Lefkada en dan richting Vonitsa aan de Amvrakikos Kolpos. Er zijn amper campings in dat gebied, maar wie weet vinden we daar voor een nacht een mooie camperplek.

De weg door het binnenland van Lefkas is rustig, hier en daar in de dorpjes enorm smal en leidt langs mooie vergezichten.

In de dorpen aan de kust is het enorm druk. Het is zondag en dan trekken de Grieken er massaal op uit. Bussen vol dagtoeristen worden aangevoerd. Wij laten de touringcar vóór ons graag de weg banen door de smalle straten die nóg smaller worden omdat de Grieken zich weinig aantrekken van parkeerverboden. Ze benutten elke vrije centimeter en spoeden zich vervolgens met opgeblazen flamingo’s, hamburgers en donuts naar het strand.

Als we Lefkas aframmelen via de brug staat er in tegenovergestelde richting een flinke file te wachten.

De weg langs de Amvrakikos Kolpos wil maar niet echt mooi worden. In Amfilochia drinken we een frappé en bezinnen we ons op de verdere route. Ons gevoel zegt ons dat het – gezien de situatie met de bosbranden – het veiligst is om zoveel mogelijk aan de westkust te blijven. Dan zijn er twee mogelijkheden: weer omhoog naar het noorden of de brug over bij Antirrio naar de westkust van de Peloponnesos.

We kiezen voor het laatste en bellen met camping Ionion Beach. Die ligt in een vlak landbouwgebied zonder bossen en meteen aan zee. We zijn er al vaker geweest en weten dat het er goed vertoeven is. Er worden drie plekken voor ons gereserveerd: ‘When you arrive, you can choose!’

We nemen de tolweg naar de brug. Als we op de brug links van ons kijken, gaat het uitzicht op de golf van Korinthe schuil achter een grijs-bruine waas. De rook en as van de branden…

Vanaf hier is het nog zo’n 70 kilometer naar Ionion Beach. Onderweg worden we ingehaald door een bus van de brandweer, vol met brandweermannen. Die gaan vast en zeker naar het binnenland, richting Olympia, om daar hun collega’s te ondersteunen of af te lossen.

Wij buigen rechtsaf naar de kust. En daar staan we dan. Dit keer niet pal aan zee helaas, want daar staat alles vol. Maar hier op rij twee, op een dubbele plek, is een prima alternatief. We blijven, als alles goed gaat, de komende dagen lekker hier.

Maandag 9 t/m vrijdag 13 augustus: Glyfa

Camping Ionion Beach heeft alle ingrediënten voor een aantal dagen ultiem luieren. B16 is een mooie, ruime plek aan een doodlopend ‘straatje’ en grenst aan de tuin van de appartementen.

Het zwembad, de zee, het restaurant, de supermarkt en de beachbar zijn dertig stappen ver.

Achter ons staat een lief, bejaard Zwitsers echtpaar met hun camper. Het zijn langkampeerders: ze blijven hier tot half oktober. Elke ochtend geven ze de campingkatjes elk hun eigen bakje voer. Die zitten tegen 06:00 al vol verwachting bij hun camper te vlassen op wat komen gaat. Het meest schuwe katje dat duidelijk niet opgewassen is tegen de territoriumdrift van z’n collega’s wordt liefdevol op een muurtje getild en krijgt daar – in alle rust – het ontbijtje geserveerd.

Op het langgerekte zandstrand van de camping – met gratis ligbedjes, parasollen en prima stranddouches – is nooit echt druk.

Langs het strand bloeien strandnarcissen.

De dagen zijn warm, met af en toe een verkoelend windje van zee. Soms wakkert de wind uit het noord-westen aan of brengt de klamme nacht een grijze ochtend met zeemist die de contouren van Zakynthos in de verte verbergt. Maar al snel staat de zon weer te stralen.

Er vliegen Canadair- blusvliegtuigen over die onderweg zijn naar de branden die op de Peloponnesos nog steeds oplaaien.

Donderdagochtend zit de helft van ons – na een drukkend warme nacht – tegen het ochtendgloren al weer buiten. Huh? Regendruppels op de luifel?! Er vallen twee lichte buitjes. Later lezen we op Griekse nieuws dat heviger buien elders verlichting hebben gebracht in brandende gebieden. Gelukkig maar!

De Grieken op de camping kamperen veelal in kleine koepeltentjes. Nogal basic, zou je kunnen denken. Maar hier op Ionion Beach kun je bij je kampeerplek gewoon ook een keukenblok-voor-buiten en een enorme koelkast-met-diepvriesvak bestellen. Die worden aangevoerd met een vorkheftruckje, op pallets geplaatst, aangesloten op water en stroom en dat alles overdekt door een luxe party-tent of een enorme parasol.

En verder gebeurt er niet zoveel. Het tempo wordt bepaald door zon, zee en zwembad. We gooien een was in machine, lunchen in de beachbar of schuiven ‘s avonds aan in het restaurant. Met ‘reizen’ heeft het weinig te maken, met vakantievieren des te meer.

Tegen het eind van de week zien we steeds meer lege plekken verschijnen op de camping. Ook voor ons wordt het tijd weer eens verder te trekken. Het waren heerlijke, relaxte dagen hier. Morgen gaan we op zoek naar een nieuw voortuintje.

Zaterdag 14 augustus: Glyfa (GR) – Gialova (GR)

Het loopt tegen half 11 als we Ionion Beach verlaten. Eerst nog even langs de sani-plek die een stukje buiten de camping ligt. Daar lozen en tanken we water en hozen we het dikste stof van de ramen. Zo, weer ruim zicht! Spic & span kachelen we naar de New National Road richting zuiden. De helft van ons vindt het maar een vervelende weg. Volgens Grieks gebruik rijdt iedereen op dit traject half op de vluchtstrook. En dat nodigt uit tot inhalen in het midden van de tweebaansweg. Ook voor onoverzichtelijke bochten én over doorgetrokken strepen. Vorig jaar schepten we op deze weg bijna in één klap twee honden die mee renden met hun baasje op de trekker. Dit keer gaat het gelukkig zonder hartverzakkingen.

In Kalo Nero drinken we een frappé aan het strand dat bij camperaars beroemd is om z’n gedoogplekken. Hier kun je, met wat geluk, een prima plek onder de bomen vinden vlak aan het strand waar talloze nesten van zeeschildpadden zijn gemarkeerd. We zien maar weinig vrije vogels staan. Wellicht is het voor- of naseizoen een betere tijd. Nu staat het hutjemutje vol met Griekse dagtoeristen. De brandweer rijdt langs. Die zullen ook wel zin hebben in een bakje koffie.

Verder naar het zuiden komen we door Filiatra langs de replica van de Eiffeltoren die de Grieks-Amerikaanse arts en zelfbenoemd kunstenaar Charalambos Fourniakis hier neer plantte.

Dwars door het dorpje Marathopoli gaat het. ‘Kiek! Daar is die taverna waar we toen zo heerlijk hebben gegeten!’ Ook nu zit het er stampvol lunchende Grieken.

De kuststrook is vlak en vruchtbaar hier. De meeste inwoners leven van de landbouw. De weg wordt geflankeerd door grote olijfgaarden die profiteren van de ligging tussen het gebergte en de Ionische zee. Dankzij een gunstig microklimaat leveren deze gaarden olijfolie van uitstekende kwaliteit.

Tegen half vier komen we aan op camping Navarino Beach, een smalle langgerekte camping direct aan het zandstrand van de Navarino baai. Het levendige dorpje Gialova ligt, via een wandelingetje langs het strand, vlakbij. We vinden een mooie plek onder een groot schaduwdoek.

Klein minpuntje: als we de stroom aansluiten, brandt er een zekering door in de pas vervangen zekeringenkast. Dat het licht in het busje het daardoor niet meer doet, is nog niet zo erg. Maar ook de ventilator in het dakluik achterin doet het niet meer. Gelukkig heeft het technisch thuisfront in 058 ons een zakje zekeringen in allerlei kleuren en maten meegegeven. We vervangen de kapotte zekering een aantal keren maar telkens brandt hij weer door. Wel hier&daar&overal! Het begint intussen al flink te schemeren dus gooien we eerst de souvlaki’s die al lekker een paar uurtjes in de koelkast hebben liggen marineren maar op de grillplaat. Morgen zien we wel verder…

Zondag 15 t/m dinsdag 17 augustus: Gialova (GR)

Vandaag vieren de Grieken Maria Hemelvaart en de kerkklokken beieren al vroeg. Na een prima nachtje slapen – gelukkig blies er een mals zeewindje door de ramen – besluiten we het zekeringen-gedoe maar te laten voor wat het is. De waterpomp, het gasstel en de koelkast doen het nog en dat is het belangrijkste. We willen geen risico nemen dat de hele zekeringenkast het begeeft. Mochten we stomtoevallig nog ergens een camperbedrijf tegenkomen, kunnen we er altijd even naar laten kijken en anders doen we het wel als we weer thuis zijn. De komende dagen scoren we wel ergens een klein ventilatortje of zoeken we alleen plekken aan zee op: daar waait immer altijd een lekker briesje. Let it go & over tot de orde van de dag.

Ontbijtje, handwasje, een rondje langs het nieuws, koffie drinken, verse abrikozen eten die zo melig blijken te zijn dat ze in de afvalbak belanden, een sappige watermeloen slachten… We zijn zomaar een paar uurtjes verder. In de middag vliegen rond een uur of twee ineens blushelikopters over de camping om in de baai water te scheppen. Ze vertrekken in oostelijke richting en zijn een paar minuten later alweer terug. In het achterland is het dus ergens mis. Maar waar? Het nieuwsgierigste Aagje onder ons spoedt zich naar de minimarket voor wat zogenaamd noodzakelijke boodschapjes en een praatje met de aardige jongeman achter de kassa. Hij vertelt dat het brandt in het binnenland achter de heuvels, in het dorp Mpalodimeika. ‘But no worries!’ lacht hij vanachter z’n mondkapje. Oké dan. Maar waarom vliegen die heli’s dan maar steeds af en aan? Een dik uur later is de brand blijkbaar geblust want de helikopters komen niet meer terug. Poeh, het hart weer gerust.

‘s Avonds scharrelen we via het strand naar Gialova. Een dorpje dat toeristisch gezien drijft op één winkelstraat en talloze restaurants en taverna’s aan zee.

Na een wandelingetje naar de pier strijken we vlak aan zee neer aan een tafeltje bij één van de vele restaurantjes. Je ziet het vaker in Griekenland: het zoontje van de uitbater (of de kok, of de serveerster), zet z’n eerste stappen op het horeca-pad en voorziet ons van glazen, water en het mandje brood met bestek. Hooguit twaalf jaar oud, nog dodelijk verlegen en uiterst onzeker vermijdt hij het liefst elk contact maar een compliment voor z’n goede werk brengt een voorzichtige glimlach op z’n bolle wangetjes. En natuurlijk krijgt hij een fooi.

We willen graag de opgraving van Nestor’s Palace bezoeken. Die ligt hier zo’n 15 kilometer vandaan. Vertrekken we morgen al of stellen we het uit tot woensdag? Op dinsdag zijn alle musea en opgravingen immers dicht. We besluiten nog een paar dagen te blijven.

De volgende dag voelt de helft van ons zich niet lekker: grieperig en koortsig. Het hoort er in deze contreien wel een beetje bij in dit warme weer: voor je het weet ‘hap’ je een onschuldig virusje dat je een dagje lamlegt. We komen de camping die dag niet af. De patiënt slaapt veel, eet weinig en voelt zich de volgende dag al weer stukken beter. Nog een dagje zon, zee en strand er achteraan en dan breken we woensdag weer op.

Woensdag 18 augustus: Gialova (GR) – Stoupa (GR)

We zijn al vroeg uit de veren en maken na het ontbijt het busje klaar voor vertrek. De veger moet er even flink door, want na 4 nachten op zanderige bodem zit het stof en het zand werkelijk overal. We zijn nou eenmaal niet van die camperaars-met-een-buitenkleedje die telkens als ze naar binnen gaan hun slippers keurig uitdoen.. We doen het kalmpjes aan want na een koele nacht staat de zon al snel weer flink te branden.

Iets na half 11 rijden we het parkeerterrein bij Nestor’s Palace op. Her en der staan auto’s in de schaduw onder de bomen. Druk is het nog niet, maar wijs geworden door de jaren heen parkeren we ons busje zó dat we straks weer makkelijk weg kunnen rijden.

We lopen het terrein op langs de kiosk-met-terras waar je wat kunt eten en drinken. Enjoy the view! heeft de uitbater op zijn krijtbord geschreven. En inderdaad: het uitzicht is mooi.

Ze zijn er meesters in, de Grieken, om hun cultureel erfgoed zo mooi mogelijk tentoon te stellen. Altijd zijn de terreinen tip-top onderhouden, met uitbundig bloeiende oleanders en fleurige potplanten. Verder is soberheid troef en laten ze vooral het landschap spreken. De noodzakelijke gebouwtjes zoals toiletten en ticketbureaus gaan bescheiden op in de omgeving. Wij lopen door naar het gebouwtje waar ze entreekaartjes verkopen. Voor 6 euro p.p. mogen we verder.

Via een open, stalen trap onder de ‘tent’ die het centrale deel van het paleis overspant, komen we op de looppaden boven de opgraving.

Het is bijzonder om niet dóór maar bóven een archeologisch terrein te lopen. Het overzicht dat de loopbruggen bieden brengt samen met de borden die uitstekende informatie in het Engels geven, het paleis uit de Myceense tijd tot leven.

Op het terrasje bij de kiosk drinken we nog een frappé en dan zetten we koers richting Kalamata.

We zouden ons niet zijn als we ons eens níet zouden verrijden. En dat doen we dan ook prompt. Bij Kalamata schieten we de tolweg op richting Sparta, maar daar willen we helemaal niet naar toe. Afslaan kan niet meer, dus dat wordt dokken bij de tolpoortjes. Vlak achter de tolpoortjes is een uitrit. Hup, over het viaduct en aan de andere kant de weg weer op richting Kalamata. Twee keer knipperen en dan staan we weer bij het tolstation. We proberen de medewerker in het tolhokje nog te vermurwen om de slagboom gratis voor ons te openen maar daar trapt hij natuurlijk niet in. Lachend laat hij weten dat we toch echt wéér moeten betalen. Ach, dat snappen we ook wel. Dus betalen we weer. Het is – qua kilometers – ons duurste ritje over de tolweg ooit: 10 euro voor twee kilometer. Dit record pakt niemand ons meer af!

Achter Kalamata rijden we de Buiten Mani op. Het is een prachtige route. Authentieke dorpjes hangen tussen de olijfbomen en cipressen tegen de berghellingen aan. Het lijkt wel één grote tuin. De Goden moeten veel plezier hebben gehad toen ze dit stukje Griekenland schiepen..

Tegen drie uur rijden we camping Kalogria in Stoupa op.

We krijgen een plekje onder een grote plataan. Geen moerbeien dus dit keer. De helft van ons haalt bij de snakbar (zoals de Grieken vaak adverteren) 30 meter verderop twee lekkere pita’s gyros als verlate lunch.

De rest van de middag brengen we in de schaduw door. Het is blakstil en erg warm. Tegen half negen lopen we langs Zorba en z’n maat naar Kalogria strand.

De strandbedden zijn leeg, de parasols ingeklapt en de drukte en gezelligheid heeft zich verplaatst naar de taverna’s rond het baaitje. Wij kiezen – net als vorig jaar – voor taverna Almyriki. We moeten even wachten op een tafeltje maar dat hebben we er graag voor over. Want wat kun je daar heerlijk eten!

Donderdag 19 augustus: Stoupa (GR) – Gythio (GR)

Op veel Griekse campings – de uitzonderingen daargelaten – is de WiFi nogal brak. Overdag dan. Want als je rond een uurtje of 04:00 zwetend van de hitte in het donker naast je busje zit, werkt alles opeens als een tierelier. We hebben al menig blogje rond deze tijd het internet op kunnen slingeren. En camping Kalogria is geen uitzondering.

Vandaag staat een toertje door de Binnen-Mani op de rol. Voor ons één van de allermooiste streken van de Peloponnesos. Elke keer weer zijn we onder de indruk van dit prachtige stukje Griekenland. Vanuit Stoupa vertrekken we halverwege de ochtend richting Oitylo.

Daar, aan de baai en aan de voet van de kloof die dwars over de Mani loopt, begint de Binnen-Mani.

We houden van het landschap dat, hoe zuidelijker je komt, steeds woester en kaler wordt. Van de dorpen die met hun karakteristieke huizen opgaan in de omgeving, van de gestapelde stenen muurtjes die van oudsher kris-kras perceelgrenzen aangeven. Van de ruige bergen en de ontelbare azuurblauwe baaitjes in de diepte.

We komen langs een zwartgeblakerde berghelling. Het vuur is geblust maar er hangt nog een zware brandlucht. De brandweer staat er te posten. We rijden gauw door.

In Vathia is het tijd voor een frappé. Lekker in de schaduw op het terras van de taverna genieten we van het uitzicht op wellicht wel het meest fotogenieke dorp in de Mani.

Terug in Areopoli steken we door het binnenland over naar Gythio. Ongeveer 9 kilometer voor Gythio rijden we een paar kilometer lang door de resten van een enorme bosbrand die hier kortgeleden woedde. Verwoeste huizen, verkoolde bomen en ontelbare aangetaste olijfbomen waarvan de bladeren niet meer zilverachtig groen zijn maar door de hitte zijn verdord tot goudbruin. We zijn er stil van.

In Gythio is het, zoals altijd, druk. Een parkeerplek is er niet te vinden. De tentakels van inktvissen hangen als slingers tussen lantaarnpalen om de toeristen het terras op te lokken.

We worden onaangenaam verrast als we camping Gythion Bay oprijden. Wát is het hier druk! Met stom geluk vinden we voor één nacht nog een plekje. Van de relaxte sfeer die we van eerdere keren kennen, is niks meer over. De muziek van de poolbar dreunt keihard over het terrein en dat zal – al weten we dat nog niet – tot na middernacht doorgaan. We hebben geen zin om in deze herrie bij het restaurant van de camping te gaan eten. Dus slaan we, als de avond valt, rechtsaf het strand op naar Taki’s taverna.

We worden hartelijk ontvangen. De glazen worden volgeschonken, het mandje met brood gebracht en páts! Het licht valt uit. Meteen schieten medewerkers toe met lantaarntjes in allerlei soorten en maten. Het maantje doet de zee glinsteren, de lichtjes flakkeren in een zwoel briesje… het is een plaatje.

We worden uitgenodigd om in de keuken het allerlekkerste uit te kiezen. Voldaan scharrelen we later in het donker terug over het strand. Wat een mooie avond!

Vrijdag 20 augustus: Gythio (GR) – Paralía Tyrou (GR)

Omdat we toch maar 1 nachtje zouden blijven, hebben we gister niet de moeite genomen om de luifel uit te draaien. Dus staat de zon alweer vroeg op onze bolletjes te blakeren. We kopen twee croissantjes in de campingwinkel, zetten een bakje Nescafé en dan breken we zo snel mogelijk weer op.

Zelfs rond een uur of 10 is het al druk in Gythion. Ook nu vinden we geen plek om ons busje te parkeren zodat het frappé’tje er eerst bij inschiet. Richting Skala gaat het en dan kom je langs het beroemde scheepswrak.

De eerstvolgende kilometers rijden we nog langs de kust.

En dan rijden we het tuinbouwgebied in langs uitgestrekte boomgaarden met sinaasappelbomen. Het belooft een rijke oogst te worden. Achter Skala rijden we, geflankeerd door olijfgaarden, het Parnonas gebergte in richting Kosmas dat op 1140 meter hoogte ligt. De route naar Kosmas toe klimt geleidelijk, achter Kosmas begint het ‘echte’ werk. Het beroemde nonnenklooster Moni Elonas dat op 650 meter hoogte aan de bergwand hangt, missen we compleet vanwege de kramen met potten, pannen, schalen en andere gebruiksvoorwerpen die vlak langs de weg staan. Het oorlogsmonument vlak vóór Kosmas zien we wel.

De straten van Kosmas zijn nauw en rond het plein is geen plaats om ons busje te parkeren. Jammer! We waren graag even neergestreken op één van de terrasjes op het dorpspleintje. Het straatje dat ons Kosmas uit brengt richting Leonido is niet meer dan een smalle steeg, heeft een stijgingspercentage van minstens 20 procent én een drietal vreemde bochten. Als je hier een tegenligger tegenkomt… Gelukkig zijn de goden ons goedgezind en kunnen we even verderop genieten van het uitzicht op het dorp.

We dalen dwars door het gebergte via ontelbare haarspeldbochten af naar zee.

Het is een prachtige route, al is het voor de chauffeur wel een inspannende rit.

En dan opeens, nadat de bergen zich vernauwen tot een smalle kloof waardoor een – nu droge – rivierbedding loopt – opent het landschap zich en rijden we het mooie, groene Leonidio in.

Achter Leonidio gaan we langs de kust van de Argolische Golf weer omhoog richting Plataría Tyrou.

De ontvangst op camping Zaristi is allerhartelijkst, de sfeer is rustig en gemoedelijk Grieks. Onze plek is misschien wat smal maar wel lekker onder schaduwdoek. Hier blijven we een paar dagen.

Zaterdag 21 en zondag 22 augustus: Paralía Tyrou (GR)

Poeh! Wat is het warm! De helft van ons zit de halve nacht buiten te doezelen in de stoel. Pas tegen het ochtendgloren wordt het iets koeler. In de loop van de dag neemt de bewolking toe. Er staat geen zuchtje wind en het wordt drukkend warm. In de verte rollen de donderslagen over de bergen. En dan… ja! Het regent!

Veel stelt het niet voor, maar genoeg om de buitenboel van onze Duitse buren die met hun busje naar Nafplion zijn, nat te regenen. Samen met de vriendelijke ‘vaste’ Griekse buurman-aan-de-overkant redden we hun broodrooster(!), de sapcentrifuge(!) en de daardoor broodnodige verdeelstekkers van kortsluiting.

Het frist er lekker van op. We eten ‘s avonds een prima souvlaki en bifteki in het camping-restaurant. Daar kun je ook afhalen en dat doen de Grieken met vaste staanplaatsen hier ‘s avonds én ‘s middags massaal. Tussen half twee en half vier is het strand verlaten. Dan zitten de Grieken hier allemaal aan het uitgebreide middagmaal. Wij benutten die tijd voor een rustige duik in zee.

We spelen een potje tric-trac op het terras, gooien de wasmachine vol, doen een laf handwasje en vermaken ons met de Kobo en het puzzelboekje.

Vasili, de uitbater van de camping, is supertrots op zijn gloednieuwe sanitairgebouwen. De schoonmaak ploeg komt bijna om het uur langs om alle tegeltjes en kranen blinkend schoon te poetsen.

Er komt weer een alert binnen van de Griekse overheid: het brandt weer op Evia en bij Athene.

De groenteboer komt de camping oprijden, gevolgd door de pick-up met walnoten, amandelen, ingemaakt fruit, honing en kruiden. Vooral de laatste doet goede zaken. Onze voorraad geurende oregano is weer aangevuld.

We bellen met camping Bekas. Daar kun je, met wat geluk, pal aan zee staan. En het geluk is met ons: er is een plekje voor ons vrij. Staan we morgen lekker aan zee. Sin an!

Maandag 23 augustus: Paralía Tyrou (GR) – Palaia Epidavros (GR)

Inpakken en wegwezen! We hebben zin in (een windje van) zee. We volgen de kust omhoog richting Nafplio. Een mooie route met prachtig uitzicht op dorpjes, haventjes, strandjes en viskwekerijen.

Onderweg doen we een pinautomaat aan, gooien we ons busje vol met leeftocht voor de komende dagen en rijden we via de snelste route langs bekende paden richting camping Bekas. Voor 4 nachten met de neus in de boter, pal aan zee.

De rook van de branden bij Athene – over land zo’n 130 kilometer verderop maar hemelsbreed dichterbij – is over zee duidelijk te zien.

De souvlaki’s gaan in de marinade, de helft van ons dobbert een poosje in zee, de andere helft scoort twee frappé’s-to-go. De golven ruisen in lome regelmaat op het strand. Hoe mooi kun je het hebben?

Dinsdag 24 t/m donderdag 26 augustus: Palaia Epidavros (GR)

Er waait ‘s nachts een lekker zeewindje door ons busje. We hebben de ramen, luiken, de schuifdeur én de achterdeuren open staan. Tegen het ochtendgloren zit de helft van ons alweer buiten. Dit keer niet vanwege de hitte, maar omdat het te koud wordt onder het dunne lakentje. De voeten warmen op in het nog lauwe zand. Tegen 07:00 uur komt het zonnetje op.

Naast ons staat een vriendelijke Griekse familie die met drie generaties in een caravan vakantie aan het vieren is. De jongste telg is een schattig meisje van 15 maanden. Ze is het middelpunt van het familiegebeuren en wordt door jong & oud op handen gedragen. Dat hebben we vaker gezien: Grieken zijn dol op kinderen. Zo ook de vader die elke dag met z’n dochtertjes (een dreumes en een peuter) bij ons voor het busje komt zwemmen. We raken met ‘m aan de praat over zwemlessen. Hij vertelt dat die in Griekenland niet zo vanzelfsprekend zijn als bij ons. Wie aan zee woont, leert het z’n kinderen zelf. Meestal gaat dat niet verder dan ‘jezelf een beetje kunnen redden’. Nu begrijpen we opeens ook waarom we eigenlijk nooit Grieken in het diepe zien. Wie ver in zee zwemt, is bijna altijd toerist.

De branden bij Vilia, ten noord-westen van Athene, zijn geblust maar dagelijks blijven de verkennings-helikopters over vliegen.

Het restaurant op de camping stelt niet veel voor, dus begeven we ons ‘s avonds naar restaurant Aigialós. Daar moet het eten wel goed zijn, want tussen 14:00 en 16:00 uur zit het er telkens stampvol Grieken. Via het strand ben je er zo.

We eten er heerlijk terwijl de zon ondergaat, de lichtjes op Methana verschijnen, de zeilboten in de verte een ligplaats-voor-de-nacht zoeken in de luwte van één van de vele eilandjes en de laatste Grieken nog even in zee dobberen.

Terug bij ons busje genieten we van het donker, de sterren, de lichten van vliegtuigen die op Athene vliegen en de satellieten die tegen de donkere hemel duidelijk zijn te volgen.

We moeten morgen verkassen, want onze mooie plek aan zee is maar 4 nachten beschikbaar. Jammer! We waren graag nog langer gebleven.

Vrijdag 27 augustus: Palaia Epidavros (GR) – Palaia Epidavros (GR)

Tegen half 11 zijn we klaar voor vertrek en rijden we richting receptie. Zullen we op hoop van zegen toch maar even vragen of er misschien een andere plek pal aan zee vrijgekomen is? Wie weet kunnen we dan het weekend over hier nog wel blijven. De receptioniste fronst boven haar mondkapje de wenkbrauwen, bladert driftig door het beduimelde opschrijfboekje vol ezelsoren en belt vervolgens de chef. We verstaan weinig van het luide gesprek, maar… gelukt! Plek 15 is de komende dagen vrij. Maar nu nog niet, want de bewoners vertrekken pas in de loop van de dag. Of we zolang even op een andere plek willen staan? Nee hoor, geeft helemaal niks! Maken wij vandaag leuk een toertje door de omgeving en komen we aan het eind van de middag – na een rondje supermarkt – weer terug.

We rijden een stukje in zuid-oostelijke richting langs de kust en krijgen een mooi uitzicht over Palaia Epidavros, haar haven en de baai waaraan camping Bekas ligt.

We gaan bij de afslag richting Methana niet links- maar rechtsaf het binnenland in richting Didyma. De dolines daar hebben we, toen we voor het eerst met de kinderen in Griekenland waren, al eens bezocht. Maar het is altijd leuk om na zoveel jaren weer eens terug te komen. De grote doline – een enorm zinkgat in de bergwand – is van verre afstand al te zien. De kleinere – een krater van 80 meter diep en 150 meter breed – kun je betreden via een eeuwenoude, met de hand uitgehakte trap die door een tunneltje in de rotswand toegang geeft tot dit natuurfenomeen. Volgens de overlevering schuilde Odysseus hier, tijdens zijn omzwervingen na de val van Troje, voor de cycloop Polyphemos.

In de krater staat de tijd even stil. Je hoort alleen de vogels en de krekels; de bomen en struiken die op de bodem groeien, filteren het zonlicht. Er zijn twee kleine kapelletjes tegen de rotswand gebouwd: een ter ere van Metamorfosis, de andere ter ere van Agios Georgios.

In Kilada maken we een stop voor een frappé. Wat een leuk plaatsje is dit! Aan de brede boulevard, die geflankeerd wordt door grote palmen, liggen talloze authentieke vissersbootjes aangemeerd. Het dorp staat bekend om zijn scheepsbouw: hier worden nog steeds traditionele houten vissersboten gemaakt.

Op nog geen 5 kilometer in zuid-westelijke richting vanaf Kilada ligt het zomerpaleis van Willy, Max en de A3-tjes. Maar die zullen, nu de scholen weer beginnen, zo zoetjesaan wel weer richting Nederland vertrekken.

Wij hebben gelukkig nog alle tijd. Via Kranidi steken we door het binnenland over naar Porto Cheli, een grote kustplaats die drijft op het toerisme. We hebben veel mooiere kusten gezien dan deze. Lelijke hotels en dito appartementencomplexen strijden om klandizie. De baai ligt vol met grote springkussen en glijbanen en een half gezonken tweemaster. Vermoedelijk expres, denken we. Als toeristentrekker. Gythion en Zakynthos hebben immers ook hun eigen wrak?

Verder gaat het richting Kosta, waar de veerboot naar het eiland Spetses vertrekt. Het staat er langs de toegangsweg bommetje-vol met auto’s, voornamelijk van Grieken die het laatste weekend van augustus daar willen doorbrengen. Vooral onder Atheners schijnt Spetses een populaire feest-bestemming te zijn.

Verderop komen we in Metóchi, waar de veerboot naar Hydra vertrekt. Eigenlijk wilden we – toen we nog niet wisten dat we ons verblijf op camping Bekas konden verlengen – hier vandaag een paar uurtjes naar toe. We zijn liefhebbers van de muziek van Leonard Cohen en op Hydra, waar hij samenwoonde met Marianne Ihlen, schreef hij een aantal iconische nummers. Ook hier staat het vol met auto’s. Aan de drukte te zien, is het misschien maar goed dat we het niet hebben gedaan.

Achter Metóchi stuiten we warempel op de simpele taverna (op een prachtige plek aan zee) waar we bijna 20 jaar geleden al eens met de kinderen aten. De kippen liepen er toen los over het terras en nadat we onze bestelling hadden doorgegeven, hoorden we algauw de rauwe kreten van een kip in doodsnood. Het duurde een hele poos voor we ons maaltje kregen, maar versere kip zullen we wel nooit meer eten.

Het was toen al een oude boel en de tand des tijds heeft genadeloos toegeslagen. De taverna staat te koop en er zitten potentiële kopers met hun makelaar en een vertaalster op het terras. Een menukaart is er niet. De bejaarde uitbaatster noemt in gebroken Engels het menu van de dag op. We vangen iets op van een omelet en een Griekse salade. Prima!

Het ouwetje, dat fragiel oogt, is een harde zakenvrouw. Ze rekent ons schaamteloos 28 euro voor dit basic maaltje en bietst en passant ook nog een sigaretje van ons. We betalen met een glimlach en hopen van harte dat ze de kopers op dezelfde manier het vel over de oren haalt.

We rijden langs het eiland Poros dat op een steenworp afstand van de kust ligt.

Nog even een rondje langs een supermarkt en dan installeren we ons op camping Bekas op onze nieuwe plek. Nog twee dagen genieten van het strand en de zee. Maandag trekken we weer verder.

Maandag 30 augustus: Palaia Epidavros (Gr) – Lampiri (GR)

Tegen half 11 rijden we camping Bekas af. In de voetsporen van de antieke held Herakles gaan we richting Nemea waar hij – in opdracht van koning Eurystheus – het eerste van de Twaalf Werken succesvol ten einde bracht: hij wurgde daar met z’n blote handen de onoverwinnelijke leeuw die de wouden op de Peloponnesos onveilig maakte.

We verlaten de kust en duiken het binnenland in. Ergens in de middle of nowhere stoppen we voor een frappé. Het zit er lekker op het schaduwrijke terras. Het aanhankelijke terraskatje heeft het niet zo staan op de zwerfhond die beneden rondscharrelt.

Om bij te komen van de schrik lust ze best een stukje van onze kaaspastei. ‘Goedendag, kaaskopjes!’ horen we opeens. Een bejaard Grieks mannetje loopt het terras af en kijkt lachend om. Haha! Had die ons even tuk!

Nemea is niet alleen bekend om de heldendaad van Herakles maar ook om de Nemeïsche spelen die hier in de oudheid werden gehouden. Het antieke Nemea ligt zo’n 5 kilometer van haar moderne naamgenoot verwijderd en voor 6 euro p.p. kun je het heiligdom, het museum en het stadion bezoeken. Druk is het er niet. De enige andere bezoekers zijn een 40-tal Nederlandse gymnasiumleerlingen die – onder de bezielende leiding van hun docenten – in groepjes presentaties houden op het opgravingsterrein.

Op weg naar het museum raken we aan de praat met een docent. Ze maken een reis bomvol cultuur: gisteren hebben ze Epidavros bezocht, morgen gaan ze naar Olympia. We hopen van harte dat ze ook nog een middagje vrij hebben om lekker aan het strand te liggen en een beachbar onveilig te maken.

Het museum is klein maar fijn. De suppoost is blij met wat klandizie én houdt zich prima aan de coronamaatregelen: op anderhalve meter afstand achtervolgt hij ons consequent door de zaaltjes. Het geeft ons een wat ongemakkelijk gevoel.

Tijd voor een volgend sterk staaltje van Herakles. We zetten koers naar Stymfalia. Daar verjoeg hij, met de grote ijzeren kleppers die hij van de God Hephaistos had gekregen, de Stymphalische vogels. Deze gevederde ondieren terroriseerden met hun ijzeren snavels en klauwen mens en dier.

De route voert ons door een breed, vruchtbaar dal waar op grote schaal wijn wordt geproduceerd.

Ook worden er met de hand druiven geplukt die op grote plateaus in de zon worden gelegd om tot krenten te drogen. Het lijkt erop dat veel arbeiders uit het buitenland komen. Vaak bivakkeren ze in zelfgebouwde, primitieve onderkomens tussen de bomen.

Het Stymphalische meer ligt er in dit jaargetijde – en helemaal na de hitte en droogte van de afgelopen tijd – wat troosteloos bij. Er is geen spatje water te bekennen.

De beste tijd om dit gebied te bezoeken is het (vroege) voorjaar. Als de sneeuw smelt, ontstaan in dit Natura-2000 gebied uitgestrekte wetlands met een rijke flora en fauna. Nu groeit er vooral riet tot zover het oog strekt. Het dorpje Stymfalia stelt niet veel voor. Je kunt er een kanon afschieten. Hoe droger het meer, des te moeilijker is het het voor de plaatselijke horeca om het hoofd boven water te houden.

We zetten koers naar de golf van Korinthe en gaan de tolweg op richting Akrata. Vorig jaar brachten we drie fijne dagen door op camping Akrata Beach en we komen er graag terug. De vriendelijke eigenaresse herkent ons van vorig jaar maar heeft slecht nieuws: vol! Jammer. We nemen een drankje op het terras en rijden dan een dikke 30 kilometer verder naar Lampiri. Daar heeft camping Tsolis nog een mooi plekje voor ons. Hier blijven we twee dagen.

Dinsdag 31 augustus en woensdag 1 september: Lampiri (GR)

Er waait een straf windje over de golf van Korinthe. Heerlijk! Druk met zwemmers is het niet: na een frisse duik staan de doorzetters al snel te bibberen op het strand. Wij wagen ons er maar niet aan. Het is goed toeven bij de beachbar.

Je kunt er lekker eten. We vermaken ons met het kijken naar de vissers die vanaf de zwempier een maaltje bij elkaar proberen te hengelen. We hebben leuke gesprekken met onze Nederlandse buren die al reizend van hun pensioen genieten. En zo glijden de twee dagen kalmpjes voorbij.