Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

De eerste wereldoorlog in Hakendover
een ooggetuigenverslag

Rotselaar, 11/11/1976 

Beste vriend Servaes,

Ik ontvang vandaag uw brief van 8/11, langs Liliane om, en ga u onmiddellijk gerust stellen betreffende de fameuse BOM. Slaap gerust op uw beide oren en maak U geen kopzorgen hieromtrent, want dit geval leverde absoluut geen enkel gevaar voor ontploffing op het ging hier niet om een volledige scherpgestelde bom maar alleen om een kop, zonder gevaar, zoals u en daar wel op een schoorsteenmantel ziet prijken, in verschillende kleuren volgens de ringen. Deze zijn nog in komfotabel materiaal, daar waar deze van ons reeds gekamoufleerde ersatz was. IJzer en aluminium met een laag verf, die ze als koper en brons, moesten laten doorgaan om de armoede van het toenmaals Duits achteruitboerend leger te verdoezelen.

Dit spul werd in de grond gestopt waar nu de put staat, en is dus reeds lang vergaan of bij het boren van de put bovengekomen en verzeild naar.....? Ik heb daar later niets meer over vernomen en moest het geweest zijn dat er resten van weergevonden waren was dit zeker bij gelegenheid eens opgehaald geworden door broer Leon, die zich in zo een zaken ook wel interesseerde.

DUS BRAVE JONGEN WEES GERUST LANGS DIEN KANT ZAL U GEEN KWAAD NOCH ONGELUK OVERKOMEN EN KUNT GE ZOALS GEZEGD OP UW BEIDE OREN SLAPEN.

Hierbij het juiste relaas over deze zaal alsmede dit over het vinden van de bommen in de aalput bij Manje voor zoveel het u moest interesseren. Ook over een hulaan 1914 die zijn laatste rustplaats nog heeft op de Tiense berg, en waar in 14-18 tot driemaal toe naar gezocht is geweest en gegraven zonder enig resultaat, en die er meer over wisten dierven niet spreken uit schrik voor de gevolgen die hun te wachten stonden.

Ik hoop hiermee uw gemoedsrust volledig opgepept te hebben, en moest ge per toeval in de hof een ring in aluminium of ijzer van een doormeter van zo een 8 cm boven halen, of reeds bovengehaald hebben, denk dan dat het van de fameuze bom is, die in feite geen bom was, maar de onschuldige kop, van een bom in wording, die nooit iemand kwaad heeft gedaan. Ik wens u verder het beste in familie, een verheugende op pensioenstelling binnen enkele maanden, want de tijd vliegt snel, en zo weinig mogelijke bekommernissen als het ver gekomen is. Tot zolang en tot binnenkort op het onverwachts malkaar in volle gezondheid weer te mogen zien.

Uw toegenegen. Camille

P.S. Ingesloten kort verslag van hetgeen U interesseert en het andere dat U niet interesseert, maar getrouw weergegeven zoals ik het heb meegemaakt en waarheidgetrouw heb horen vertellen door de akteurs van de komedie die wij hier per slot van rekening toch maar allemaal spelen.

In alle gevallen veel leesgenot durf ik wel hopen, voor zoveel..... Het beste en welgemeende groeten aan allemaal. Camille DEWAELHEYNS-JACOBS Stationsstraat, 57 3110 ROTSELAAR

Historiek

Met vader op wandel in de oorlog van 14-18. Zonnige voorwinterdag in de namiddag. Ging langs de diepe straat, naar het kerkske van O.L.V. ten Steen en was bedoeld als een beeweg voor wat wist vader alleen. Ik weet alleen dat ik meeliep zonder doel (7 à 8 jaar oud) of alleen om gezelschap te houden of tijd te doden. Na de kapel gingen we slenterend langs een veldwegel, gelijklopend met de spoorlijn Tienen - Diest, gescheiden door een doornhaag en een gracht bewassen met droog opgeschoten gras. Aan de andere zijde van de spoorlijn de gebouwen van de entrepot. Toenmaals opslagplaats van de beetkolen enz. door het Duits leger, en luchtbezoedeling van de gerotte Duitse kost. De bifurcatie van de spoorwegen stonden vol van wagens met munitie en wat weet ik al. Duitse wacht, twee man een langs elke zijde van de wagons.

In de gracht tegen de haag, bemerkte vader een blikken doos. Grote van de tegenwoordige erwtenblikken van Marie Thumas en consoorten. Eerste gedacht deze doos bevat vlees in blik, dus een buitenkansje in die moment. Wachten tot de Duitse wacht aan het einde van de rij wagons was. Ik de gracht ingedoken en de doos genomen. Gesloten doos, te voelen aan het gewicht nog vol, in gebogen houding terug uit de gracht, en doos aan vader overhandigd die ze veiligheidshalve onder zijn pardessus verborg, voor verder gevolg.

Wandeling, in versneld tempo, verder naar de overweg aan de Wulmersumsesteenweg (Kwakkel?) en terug naar huis. Thuisgekomen, kennis gegeven van de opgedane vondst aan moeder en de doos geopend. Teleurstelling in plaats van eetwaar, een kop van een bom. Bekeken gekeurd, terug in de doos en in de hof een gat gegraven ingestopt, een emmer water, als nagerecht, gat toe, een weinig nagekaart en verder mondje dicht, onze teleurstelling moest niet ruchtbaar gemaakt worden. De zaak was afgedaan en andere toenmaalse beslommeringen, deden rap vergeten wat voorgevallen was. Tot...................!

Bommen in de aalput bij Mange

Te Lammes woonde Armandus Kinnaer (Mange)  - Tekening Servaes Kinnart

Samen met broer Gust moesten we varkens hoeden in de boomgaard achter de schuur. Manje was mest aan het voeren. Had een paar dagen tevoren een partij aal naar het veld gevoerd en de overblijvende aal in de put stond laag, aangezien een gedeelte nog in de put was gelopen waar het mest was weggenomen, langs de zijde van de varkenskoten. Donderdagnamiddag en we moesten onze les leren. Gust had echter in een van de kasten afleveringen gevonden van een boek De Roverskapitein. Een Italiaanse Capitano die met een bende struikrovers een kontrei in Italië onveilig maakte en met de opbrengst van de roverij de arme bevolking hielp enz. zoals dat altijd gaat in theorie. (Afleveringen moesten afkomstig zijn van een overleden broeder van Manje, een gareelmaker uit Geetbets (jongman) en waar ook de vogelkoten van kwamen die op de zolder stonden & nog andere bazaar. Echt boeiend, en we waren in de lektuur verdiept zodat de varkens vrije loop hadden en eens een bezoek gingen brengen aan hun versgestrooide hok, wat natuurlijk niet mocht, vóór een opgegeven uur. Afspraak was, zoals overeengekomen, dat ieder op toer de varkens zou gaan bijhalen. Een grote zeug deed ons steeds het meest de duivel aan, en terwijl wij in onze lektuur verzonken waren, kneep ze er steeds onder uit, en konden we er achter draven. Rechts de weg af en langs de zijde van de koten terug naar de boomgaard met als de bijkomstigheden uit de kooi halen en zorgen dat ze aan de andere zijde niet terug links afsloeg om een tweede ronde af te leggen. De zeug was goed en wel terug op de rechte weg gebracht en de boomgaard in gedreven. Tijdens mijn ronde, met de zeug, had ik echter opgemerkt dat er een gedeelte van een mandboven het oppervlak van de aal uitstak. In de veronderstelling dat het hier om een patattenmand ging (versleten natuurlijk,) waar Manje altijd aan hield om opgekalfatert te worden en een legnest voor de kiekens van te maken, nam ik de voorhande zijnde mesthaak en trok de mand naar de kant toe. Tot mijn grote verwondering was het geen patattenmand maar een langwerpige mand, vol met bommen.

Ik had alle moeite om ze aan de kant te krijgen en ging hulp halen bij maar Gust.

Maria was beeten-blaren... Manje was weg met mest. We waren alleen meester en de bommen interesseerden ons meer dan onze Roverskapitein, en de varkens. Toen Manje en Maria thuiskwamen (met de kar en de bussels bietenbladeren lager er zo eventjes drie korven aan wal. Alarm bovenarms. Direkt ons werk stop zetten. De mesthaak afgenomen, Gust naar de boomgaard en ik moest naar de Garde (Tist de Garde). Deze was niet thuis, men zou hem verwittigd hebben bij zijn thuiskomst, en toen ik terugkwam was de burgemeester reeds ter plaatse (Seljein Grossen), een partij geburen, een waren de mannen van Suskes reeds met enige van de koperen obussen weg, en lagen er nog een paar manden bij bovengehaald, door wie weet ik niet. Een zaak was zejer de vinder werd slecht beloond, want ik had ook graag een paar koperen obussen (vazen) gehad om op de schouw te zetten.

Tist, de garde. - Tekening Servaes Kinnart

Intussen was de toenmalige ontmijningsdienst verwittigd en kwamen een paar gendarmen, met 4 Duitse krijgsgevangenen en een wagen terplaatse om heel het spul op te ruimen. Naar het schijnt werd de aalput van Manje grondig onderzocht en gereinigd, misschien de eerste maal in zijn leven, na 100 jaren. Ik mocht niet meer buiten, moest me wassen en eraandoen en mijn werk maken. Gust kwam kort erna. De varkens waren binnen, en onze maat mocht ook niet meer de straat op. Nokkig hebben we ons werk gemaakt, maar onze gedachten waren elders. Als er te Suskes nog van deze koperen obussen op de schouw te prijken staan, zijn er dat die voortkomen uit Manje zijn aalput.

Ulaan

Het kasteel van Storms voor de Eerste Wereldoorlog

Oorlog 14-18. Begin van de oorlog, de Duitsers kwamen vooruit, in Hakendover lag het vol Belgische soldaten. Loopgrachten waren gegraven aan deze kant van de Ezemaalseberg, land van Stoef en Piës, en zo verder door naar de Eliksemstraat tot aan de zandkuil van de Rale en de Grote Steenweg. Wij of liever Hakendover lag in de frontlinie. Aan de hoek van Begijnhoflagen kasseie, en van een gedeelte daarvan was een schrans gemaakt boven op de gracht van de Lange zijn blok. Een paar bevoorradingswagens stonden op de vrijgekomen plaats. Wacht werd opgetrokken en thuis was het een in en uit geloop van soldaten (piotten en karabiniers). De paarden liepen in Pachtes weide. s Avonds moest alles dicht en de inwoners van de huizen an de grens van het dorp moesten slapens vinden in de kom van het dorp. Dit was een bevel van hogerhand, uitgaande van het hoofdkwartier op kasteel Storms. Wij kregen onze intrek bij Fien Gooj. Ik sliep in de wieg, in hout, met kap, bruin geverfd, model zoals uitgebeeld in de verhalen van Keizer Karel (en de beenhouwersdochter). Ouders en broers sliepen op meegebrachte matrassen, dekens, paillasse-parterre. Na veel geblaat en gebleit en gesus brachten ze bij ons vier gewonden binnen, waarvan een (korporaal of officier) een Gentenaar er erg aan toe was. Ze werden gedeponeerd op strooi in de voorplaats tegen de voorgevel. Ik was de helen dag op straat tussen de soldaten en liep met den enen keer een kepie op van de piotten de andere keer een van de karabiniers. Brood en dozen platta (soort vleespaté) en corned-beaf, bracht ik regelmatig thuis. Gekregen van de soldaten, die het niet mochten, of er teveel aan hadden. Thuis ging alles in de keukenkast en in de kelder. De konijnen het varken aten meer brood dan bieten en patatten, want ge mocht het veld niet meer in voor voeder te halen.

Een vlieger kwam regelmatig over, en de soldaten gingen op hun rug op de grond liggen om er naar te schieten. Twee guides te paard kwamen er tot voor de deur en namen alles in ogenschouw. Een ervan zijn paard had een schampschot aan de hals naar de schouder toe en verloor bloed. Vader ging een praatje slagen om nieuws te vernemen. Potverdomme, ge hebt een Duitse zadel en sabel zegde hij tegen de berijder. Ja was het antwoord, ze hebben het mijn onder me uitgeschoten en ik heb dit kunnen opvangen, een ferm beest hé? Beaamd    >> door mijn vader. Nummer twee zegde geen woord. Een kwartier daarna kwamen ze met de twee, door Belgische piotten begeleid, terug uit de Ezemaalsestraat. Het waren twee spionnen.

Twee piotten die in kwartier waren bij ons. Ze sliepen boven op een geïmproviseerde strooizak. (Alle twee met de rug tegen malkaar, de Duitsen, Fransen, die we later op kwartier kregen, 1918, sliepen afzonderlijk, de Engelsen in 1940-45 ook.) Moesten de wacht optrekken. Het waren twee Vlaanderaars. Ze stonden op wacht voor de gril van Storms kasteel. Er passeerden twee nonnekens, richting Tienen. Korten tijd daarna kwamen ze terug voorbij. Een van deze wachten vond het eigenaardig dat ze toch zo een grote schreden namen en bracht ze tot stilstand. Hij riep zijn maat erbij. Hield de twee nonnekens aan. Het waren twee in nonneke verklede Duitsen. Daarna is hier als ze terug thuis kwamen hartelijk om gelachen. s Anderendaags waren ze ook aan het evakueeren richting Antwerpen. Rond de middag, moesten we met pak en zak optrekken en op de vlucht. Rassemblement op de Poel. Dit moet de dag geweest zijn van de slag van Orsmaal. En ....we trokken op, wie allemaal kan ik niet zeggen maar het was een heel pak. Burgemeester voorop. Achter een van de toenmaalse reuzen van steenwegbomen aan de linkerzijde van Storms gril, installeerde zich een lansier, achter de boom, geweer nevens hem een hoop kartoeches, en hij ging al de Duitsen dood schieten welke zich op de steenweg lieten zien. De Burgemeester maande hem aan alles bijeen te ramasseren, en nevens hem op te lopen. Ik wil het dorp niet platgebrand zien door uw schuld kameraar, kom maar gauw mee. Kom. Kadee heeft de raad gevolgd en de Burgemeester leverde hem aan de brug van Gete aan de Raffinaderie af, aan de daar opgetrokken wacht. Hier mochten we, door toedoen van de Burgemeester door de opening in de pinnekensdraadversperring welke was aangebracht, en we trokken Tienen binnen en verspreiden ons langs links en rechts om onze intrek te nemen bij familie.

Zo belanden wij op de Leuvensesteenweg, bij Nonkel Beire (Maes) en Tenke Binj. Voor niet lang want s anderendaaks moesten we opkramen, en was de slag van Houtem bezig. We trokken langs een veldweg, de Grijpen in en zo naar Hoksem om te Bevekom te belanden, waar we onze intrek namen in een pachthof zoals toen in dien tijd. Daar hebben wij de eerste Duitsers gezien, die langs de steenweg optrokken. We zaten samengedrumd in de woning, en hoorden de zware trap van de laarzen op de steenweg. Plots enige hardee kloppen, met de kolf van het geweer, op de deur. De zoon des huizes ging meer dood dan levend opendoen. Een Duits stond voor hem en moest bier haben. De jongen ging om bier (een pot en een glas). Hij moest een tafel buitendragen, daar pot en glas opzetten en inschenken. Voor de mof het glas opnam moest de jongen zelf drinken. Het eerste glas dronk de mmof volledig uit, het tweede half en goot de rest over de stenen op grond, terwijl de kolonnen sukkelaars mofen, verder marcheerde belast en beladen. (Dit werd door de jongen verteld na het gebeuren). Wij waren intussen naar de achterzijde van het huis en de boomgaard ingevlucht, we verstopten ons achter een dikken haag. Niet lang daarna kwamen daar ulanen langs (hoeveel?) en deze prikten met hun lansen door de haag dat de punten ervan tot vóór onze neus uitkwamen.

Wij hebben hier een paar nachten en dagen doorgebracht, tot alles weer kalmer was en daarna zijn we naar Hoegaarden afgezakt waar we onderdak vonden bij Nonkel Zander (de Waal) en Tant Vie. s Anderendaags kwamen we over Bost terug naar huis. In Hakendover allemaal witte vlaggen (lakens aan boomstaken) aan de vensters. Op de grote steenweg was er gebrand op de Oude Steenweg gebrand en gemoord. Op de kerktoren was beschadiging aangebracht en bij Boeremans was de hoek van de schuur weg, door een bom geraakt. Da Pastoor, Stoofbuis en...? Waren gegijzeld geworden en zo meer. Thuis stak de vlag uit. Leon die werken was naar de Central te Leuven, was net met een maat uit de trein gesprongen tussen Kumtich en Tienen, de netelen in langs de talud, omdat de trein beschoten werd. s Avonds kwamen ze voor de pinnen, en gingen naar Tienen, werden door de Duitsers aangehouden, en moesten s anderendaags met Kaikke de voddeman, recht over goten van het fabriek op de steenweg; zijn kar en paard gewonden gaan vervoeren naar St.-Truiden. Drie gewonden op de kar. Twee krijgsgevangenen achter de kar, te voet, een Duitser nevens hem op de bank. De twee krijgsgevangenen belven steeds meer en meer achter. Zelfs met het weten van de begeleidende Duitser, die ze maar liet doen, en op een zekere moment waren ze de plaat uit. Léon moest zijn gewonden afleveren in het gasthuis te St-Truiden en keerde daarna vergezeld van de Duitser naar Tienen terug.

In Orsmaal werd gestopt bij de familie van Fille van Suskes. Paard gestald, Duits geinstalleerd, gegeten, gebabbeld en slapen. Leon in de stal, maar als alles stil was poetste hij de plaat en door het veld terug naar huis. Thuis deur opengebroken en kadee was binnen. Wij wisten niets van hem, en hij wist niets van ons. In ieder geval toen we thuis kwamen stak de witte vlag (laken) uit. Eens goed rondgekeken overal. Varkens, konijnen, kiekens, alles was er nog. Jenj van Suskes had de bieten geblaard in de hof en aan het varken gegeven, en kolen aan de konijnen. De kiekens uitgelaten en deze hadden hunne kost gevonden in de hof. Eieren lagen in de nest en Léon had ervan genomen om gereed te maken. Toen we naar het dorp gingen om meer nieuws, zat kadee tegen de voorgevel van de burgemeester zijn huis met nog andere, Mores, Fons, Georges, Lambert, en ... hun belevenissen aan het vertellen. Blij malkander in goede gezondheid weer te zien, maar geen Duits te bekennen. s Anderendaags kregen we echter vier ulanen ingekwartierd. De paarden waren te Suskes gestald, en wij kregen de vier ruiters. Ze moesten schiemelen haben, en maakten hun kokenoen zelf. Strooi boven op de kamer, mansen en geweren in de hoek aan de deur, wilden geen koffie maar lusten wel het bruin diesters bier. Drie gingen uit de vierde bleef thuis. Gepraat gelijk ge kon. Kadee had een broeder en twee schoonbroeders gesneuveld. Zijn broeder nevens hem. Ein kogel hier in en hij wees op zijn voorhoofd en daar uit lans achterzijde. Dood? vroeg vader. Ja tood was het antwoord. Ik kreeg het zit (onderste deel van de pin van de helm, nikkel of zilver weet ik niet, het heeft lange tijd boven in de kast gelegen, maar waar het verzeild is geraakt mag Joost weten, wij gaven daar toenmaals niet zoveel aandacht aan en hadden al andere souvenirs genoeg. De drie maten zijn binnengekomen met appelen, vlees, en wat weet ik al. Hebben nog gebakken en gegeten, onze deken nr4 niet. s Morgens was hij met krieken van de dag op terwijl de anderen nog maften. Moeder had van hun spek gebakken, hij heeft een boterham met spek gegeten afscheid genomen en was weg met zijn lans, geweer en sabel. Te Suskes heeft hij zijn paarden gaan halen en is door het veld richting Groten Steenweg gereden. Voor hem was die kriech gedaan had hij nog gezegd. Dus hij deserteerde en trok terug naar zij heimat. Verondersteld wordt dat hij van adel was en moest zorgen zijn stamboom voort te zetten nu er al een viertal van de familie hunne kees gelaten hadden. De andere drie zijn naar beneden gekomen hebben gegeten van het gereedgemaakte spek, hun brood en boter, vroegen niet naar hun makker, dus verondersteld op de hoogte van hetgeen gebeurd was. Wilden hun laarzen oppoetsen met het vet van het spek, wat moeder verhinderde door hen schoenvet van vader zijn schoenmakerij (Amstel) hiervoor te bezorgen.

Onkel Chiel uit de witte huizen te Grimde, grens Hakendover, Grote Steenweg, zijn huis was afgebrand, en het gezin had zijn intrek genomen bij de ouders van Tenke Die. Onkel werd door de duitsen met nog een viertal andere mannen opgeeist door de Duitsers, om de neergeschoten paarden op de Tienseberg te gaan begraven. Hoeveel? Kan ik niet zeggen. De doden, er waren er merkelijke die van achter de billen, aan Station Grimde, hun kaars uitgeblazen werd, waren reeds door het Duitse Rood Kruis weggehaald.(Later werd vernomen dat in de rij afgebrande huizen, waar Rosse Titte woonde, merkelijke hielijzers van Duitse botten gevonden werden bij de opruiming voor de herbouw van deze huizen)

In ieder geval de mannen trokken op, met bik, schup en schop, om de paarden te gaan begraven. Een paar staken er al in de grond. De Duitsen die hun begeleiden zaten verder op in een troepje aan het babbelen en roken. Komen onze mannen op een paard uit, waar ze de ruiter onder vonden. Paard een schot in de kop ruiter een in de kop, gezicht onerkennelijk verminkt, een ander in de hartstreek. Dat ze de Duitsers goedgezind waren hoeft geen betoog. Huizen afgebrand en op de sukkel. Er werd beraadslaagd. Het graf van het paard werd gegraven. In het gat werd een andere put gemaakt, en daar ging onze dode held in. Dit gat dicht werd er zo goed als het ging het paard ingeklonken, alles toegemaakt en klaar was kees.

Plechtige eed afgelegd aan niemand iets er over te vertellen. Maar Onkel Chiel was altijd het troetelbroertje van Make geweest en zekere dag moest het toch van zijn hart, was het een beetje uit wroeging of.......,en hij biechte de hele historie op. Ik was aan het eten en hoorde alles, vond het eigenaardig dat Onkel Chiel zijn eed niet hield, maar was natuurlijk helemaal oor. De zaak interesseerde mij. Zo vernam ik de hele historie. Ook dat er reeds tweemaal bezoek was geweest aan de plaats, ontgraven was geweest, maar dat men telkenmale op de beenderen van het terechtkwam en zonder verder graven de kuil terug toe wierpen. Lange tijd erna is de kuil voor een derde maal geopend geworden. Doch op dezelfde manier en zonder uitslag.

Deze ulaan, hoogst waarschijnlijk ook van hoge afkomst en dus een hele piet ligt nog steeds begraven onder zijn paard, en niet ver van de plaats waar de benediktie gegeven wordt met de processie van Pasen.

Moest de E5 langs daar gep1and geweest zijn in plaats van langs Stevens dan had men wel dit geraamte (misschien) gevonde met al zijn bijhorigheden want hij is er onder gegaan in groot ornaat, zoals hij ging en draaide en identificering zou hoogstwaarschijnlijk nog mogelijk zijn aan de hand van de metalen dingen die zeker in de leemgrond niet zu1len vergaan zijn

Ik heb mijn moeder hierover nooit iets horen vertellen, zelfs vader was van deze historie zeker niet op de hoogte. Ik veronderstel eerder dat Onkel Chiel moeder hierover heeft ingelicht uit gemoedsrust en om raad te vragen. Beiden zijn dood, ook de mannen die bij Onkel Chiel waren tijdens het gebeuren moeten reeds overleden zijn. Het toeval heeft gewild dat ik (onwillig) getuige ben geweest van het vertrouwelijk gesprek tussen Onkel en Moeder, en ik vertel het U, moest het eens in U opkomen om iets bij de annalen van Hakendover toe te voegen, nu ge binnen kort toch tijd zult tenover hebben en ge nooit niet kunt weten. Dit is bladvulsel en met ons beiden gaat anders het zogezegd geheim dan ook de vergetelheid in.

Contacteer ons nu