Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Struikvormige kamperfoelie

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Ronald Houtman, woensdag 22 mei 2019
576 sec


Eerder verscheen in dit blad al een artikel over klimmende kamperfoelie. Nu is het de beurt aan de struikvormige soorten en cultivars. Evenals bij de klimmende kamperfoelie is er aan variatie geen gebrek bij de struiken. Zo zijn er wintergroene en bladverliezende struiken, winterbloeiers en voorjaars- en zomerbloeiers en is er veel variatie in bloemkleuren. Ook de vruchten hebben in sommige gevallen (eetbare) sierwaarde.

Lonicera nitida 'Chalons' (Scoop)
Lonicera nitida 'Chalons' (Scoop)

Struiken en klimmers

Zoals in Stad+Groen 4-2018 al werd geschreven, valt het geslacht Lonicera uiteen in twee groepen: struikvormige en klimmende kamperfoelies. De klimmende kamperfoelies werden in het eerste artikel beschreven, dus nu is het de beurt aan de struikvormige. Naast de onderverdeling in struiken en klimmers is er binnen de kamperfoelies nog een scheiding te zien: tussen wintergroene en bladverliezende soorten en cultivars. Dit komt zowel bij de struiken als de klimmers voor.


De Nederlandse naam kamperfoelie is een verbastering van het Latijnse caprifolium, wat geitenblad betekent. De relatie met geiten is wellicht wat vergezocht, maar geiten zouden dol zijn op kamperfoelieblad. Ook wordt aangenomen dat de naam verwijst naar de slingerende twijgen van klimmende kamperfoelie, die - met enige fantasie - lijken op de hoorns van geiten. Dat geldt uiteraard niet voor de struikvormige soorten en cultivars.

De Nederlandse naam kamperfoelie is een verbastering van het Latijnse caprifolium, wat geitenblad betekent.

Net zoals bij de klimmende kamperfoelies (L. periclymenum) komt er slechts één soort in ons land in het wild voor: Lonicera xylosteum. Deze soort komt weliswaar in vrijwel geheel Europa en een groot deel van Azië voor, maar is in ons land een zeldzaamheid. Alleen op kalkrijke gronden in Zuid-Limburg kan deze struik worden aangetroffen. Na aanplant in de duinstreek is L. xylosteum daar verwilderd. Het is een brede struik die ruim 2,5 m hoog kan worden en beduidend breder. De bladeren zijn grijzig groen en de circa 1,5 cm grote bloemen geelwit. Ze worden gevolgd door helderrode bessen, die al in augustus op kleur zijn. De cultivar 'Hedge King' wijkt af door de duidelijk meer opgaande en vrij dichte groeiwijze.

Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera xylosteum

Sierwaarde

Wordt bij de klimmers de sierwaarde voornamelijk gevormd door de bloemen, bij de struiken is de sierwaarde breder. Natuurlijk is het blad, of beter gezegd het feit dat het blad 's winters aan de planten blijft, een belangrijke sierwaarde van de wintergroene kamperfoelie. Hieraan kunnen we de geelbladige en bontbladige cultivars nog toevoegen. Bij andere soorten en cultivars is de bloei aantrekkelijk. Net zoals bij de klimmers, hebben de bloemen van de struiken de typische vorm die alle kamperfoelies hebben. De bloemen bestaan uit een korte buis met aan de bovenkant vijf lobben, vier lobben aan de bovenkant en één aan de onderkant. De vijf meeldraden zijn relatief groot en duidelijk zichtbaar. De bloemen zijn wit, crème(geel), roze of rood(achtig). In veel gevallen geuren ze aangenaam. De bloeitijd valt gewoonlijk in het late voorjaar en de zomer, maar verschillende soorten bloeien 's winters. Na de bloei verschijnen de bessen. Deze zijn wit, oranje, rood, (donker)blauw, purper of zwart. Bij sommige soorten en cultivars vormen ze een belangrijke extra sierwaarde. Bij één soort (L. caerulea) zijn de bessen eetbaar.


Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera nitida 'Golden Glow'

Wintergroen

Met name voor toepassing in de openbare ruimte zijn de wintergroene kamperfoelies nagenoeg onmisbaar. Het gaat dan natuurlijk om Lonicera nitida en L. pileata en de verschillende cultivars. Beide soorten komen voor in West-China en lijken vrij sterk op elkaar. Van nature is L. nitida iets hoger groeiend dan L. pileata, die met langere, meer neergebogen twijgen groeit. De bladeren van L. pileata zijn gewoonlijk wat donkerder en glanzender dan de bladeren van L. nitida. Vooral in het voorjaar is dat een aardig gezicht, als de lichtgroene jonge bladeren mooi afsteken tegen de donkergroene oudere bladeren van L. pileata. Bij de verschillende cultivars van L. nitida en L. pileata kunnen groeiwijze en bladkleuren natuurlijk afwijken.


Lonicera nitida

Lonicera nitida is een compact groeiende struik, die uiteindelijk meer dan 2 m hoog kan worden. In de praktijk komt dit echter zelden voor, omdat de planten meestal worden gesnoeid. De plant is dicht vertakt, de bladeren zijn ovaal en circa 0,8 cm tot bijna 2 cm groot. Ze zijn middengroen tot donkergroen. De crèmekleurige bloemen zijn iets kleiner dan 1 cm en vallen alleen als de planten rijk bloeien redelijk goed op. Bij L. nitida is rijke bloei gewoonlijk een gevolg van slechte omstandigheden. Vooral op plaatsen waar de planten schraal, te droog of juist te nat staan, zullen ze rijker bloeien en meer bessen produceren. De bessen van L. nitida zijn circa 0,5 cm groot, violetblauw en enigszins doorschijnend. Ze zijn schitterend, maar helaas zitten ze vaak verscholen onder en tussen het blad.


Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera xylosteum
De meest gebruikte cultivar van L. nitida is 'Maigrün'. Het is een sterke cultivar met een dichte vertakking en fris, heldergroen blad. De bladkleur is wat lichter dan bij andere cultivars, wat waarschijnlijk de reden is voor de grote populariteit van 'Maigrün'. Na 'Maigrün' is 'Hohenheimer Findling' waarschijnlijk de meest toegepaste cultivar. De blaadjes zijn een fractie kleiner dan bij 'Maigrün' en iets donkerder. Ook cultivars als 'Elegant' en 'Ernest Wilson' worden regelmatig toegepast. Voorheen werden deze laatste twee weleens vermeden omdat ze tijdens strenge winters konden invriezen, maar door de klimaatverandering is hiervan geen sprake meer.

'Red Tips' heeft, zoals de naam al verraadt, donker purperrode groeitopjes. In 1980 verzamelde Harry van de Laar op Emei Shan in China zaden van L. nitida. Eén van de zaailingen week dermate af van L. nitida zoals tot dan toe in cultuur, dat deze in 1993 werd geïntroduceerd als 'Red Tips'. Net als 'Elegant' en 'Ernest Wilson' kan ook 'Red Tips' wat te lijden hebben van strenge vorst. Van recentere datum zijn 'Tiny Green', 'Chalons' (SCOOP) en 'Panmin' (TIDY TIPS). Alle drie deze cultivars hebben duidelijk kleinere blaadjes, waardoor de planten een fijnere structuur hebben. Helaas heeft 'Tiny Green' de neiging om af en toe twijgjes met grotere, normale L. nitida-bladeren te vormen. 'Tiny Green' is iets minder groeikrachtig, waardoor de plant vooral voor wat kleinschaligere toepassingen geschikt is. 'Chalons' (SCOOP) en 'Panmin' (TIDY TIPS) werden geselecteerd als Buxus-vervangers. De planten hebben eveneens iets kleinere en rondere blaadjes en vertakken zeer sterk. Hierdoor zijn ze goed te vormen en te snoeien. Bij 'Chalons' (SCOOP) zijn de jonge scheuten iets purperrood getint, wederom een extra sierwaarde.

Naast groenbladige cultivars mogen de bontbladige natuurlijk niet ontbreken. De Belgische 'Lemon Beauty' ontstond eind jaren 80 van de vorige eeuw als mutant in 'Ernest Wilson'. De plant heeft een breed spreidende groeiwijze en vrij smal ovale donkergroene blaadjes die roomgeel gerand zijn. Kort na introductie werd 'Lemon Beauty' vrij populair, maar helaas bleek de bontbladigheid erg instabiel en verdween deze cultivar wat meer naar de achtergrond. De zilverbonte 'Silver Beauty' heeft donkergroene blaadjes met een smal zilverwit randje. Vooral van een afstandje gezien heeft de plant een rustig, wat zilvergrijs voorkomen. Hoewel minder instabiel dan 'Lemon Beauty', komt het toch met enige regelmaat voor dat er groenbladige twijgen groeien. Uiteraard moeten deze zo snel mogelijk worden weggeknipt.

'Golden Glow' heeft dezelfde groeiwijze en is vrijwel even sterk als de cultivar waaruit deze is ontstaan: 'Maigrün'. De bladeren zijn heldergeel bij uitlopen en kleuren 's zomers meer groengeel. Afgelopen zomer bleek dat de bladeren nauwelijks verbranden tijdens zonnige en warme periodes. 'Golden Glow' heeft een frisse uitstraling en kan goed als accentplant worden toegepast. De duidelijk meer opgaande groeiwijze en wat rondere blaadjes van 'Baggesen's Gold' geven de plant een geheel ander uiterlijk dan de cultivars die we op grote schaal in de openbare ruimte toepassen. De blaadjes zijn wat ronder en de plant vormt geen lange, ietwat overhangende twijgen. De jonge blaadjes zijn heldergeel en 's zomers kleuren ze meer geelgroen. Als het kouder wordt, krijgen ze vaak een purperachtige tint. 'Baggesen's Gold' is duidelijk de meest onderscheidende cultivar van L. nitida.

Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera nitida 'Ernest Wilson'
De duidelijk meer opgaande groeiwijze en wat rondere blaadjes van 'Baggesen's Gold' geven de plant een geheel ander uiterlijk dan de cultivars die we op grote schaal in de openbare ruimte toepassen

Lonicera pileata

Lonicera pileata groeit van nature lager en breder dan L. nitida. Meestal worden de planten niet hoger dan ongeveer 1 m en beduidend breder. Maar voor L. pileata geldt dat dit niet vaak voorkomt, omdat de planten regelmatig gesnoeid worden als ze worden toegepast. Hij groeit met relatief lange, ietwat overhangende twijgen, met smal langwerpige blaadjes die naar de top toe versmallen. De blaadjes zijn circa 1 cm tot bijna 3 cm groot en glanzend donkergroen. De crèmekleurige bloemen zijn ongeveer 1 cm en vallen alleen op als de planten rijk bloeien. De bessen zijn gelijk aan die van L. nitida.


In tegenstelling tot L. nitida zijn er maar weinig cultivars van L. pileata, en alleen 'Moss Green' wordt op grote schaal gekweekt. Deze cultivar wijkt af van de soort doordat het blad lichter groen is. Behalve 'Moss Green' worden 'Ammerland' en 'Purple Pearl' op redelijk grote schaal gekweekt. 'Ammerland' is het best te beschrijven als een kleinere variant van de soort; de blaadjes zijn iets kleiner en ook groeit de plant iets compacter en lager. 'Purple Pearl' is een cultivar die rijker bessen draagt. Zoals al aangegeven, zijn de violetpaarse bessen een leuke toegevoegde sierwaarde van deze wintergroene soorten.

Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera pileata 'Moss Green'

Grote struiken

Een aanzienlijk deel van de bladverliezende kamperfoelies wordt gevormd door vrij grote struiken. Hier vinden we een aantal vooral in de openbare ruimte veel toegepaste soorten terug. De drie belangrijkste soorten voor ons zijn L. maackii, L. morrowii en L. tatarica. L. maackii is met een uiteindelijke hoogte van circa 5 m de grootste van deze drie. De jonge twijgen zijn behaard, het donkergroene blad is ovaal-elliptisch en circa 5 tot 8 cm lang. De bloemen zijn circa 2 cm groot en openen wit, om lichtgeel uit te bloeien. De bessen zijn rood.


Lonicera morrowii lijkt sterk op L. maackii, maar verschilt hiervan doordat de bladeren met een lengte van 3 tot 5 cm duidelijk kleiner zijn. Ook is het blad aan de bovenzijde iets behaard. De bloemen zijn iets kleiner (circa 1,5 cm) en de vruchten iets donkerder rood. Het belangrijkste verschil, zeker voor de gebruiker, is echter het formaat. L. morrowii wordt slechts een meter of 2 hoog.

De derde soort is L. tatarica. Met een uiteindelijke hoogte van circa 3,5 m zit deze precies tussen de andere twee in. De jonge twijgen zijn niet behaard, zoals bij de andere twee soorten, en het blad, dat 4 tot 6 cm lang is, is ovaal-langwerpig; smaller dus dan bij de andere twee soorten. De bloemen zijn wellicht het meest onderscheidend. Ten eerste zijn ze met zo'n 2,5 cm groter dan bij de andere twee soorten, maar veel belangrijker is dat de bloemkleur varieert van wit tot diep rozerood. L. tatarica is de meest toegepaste van deze drie soorten, wat overigens niets afdoet aan de kwaliteiten van de andere twee. Vanwege de variatie in bloemkleur zijn er van L. tatarica verschillende cultivars benaamd en breed in cultuur gebracht. De bekendste zijn 'Alba' (wit), 'Arnold Red' (helder purperrood), 'Hack's Red' (purperroze), 'Rosea' (roze) en 'Zabelii' (donkerroze). Van deze cultivars zijn de gezonde en rijkbloeiende 'Arnold Red' en de wat kleinere en dichter vertakte 'Zabelii' aan te bevelen. 'Zabelii' is ook geschikt om als lage (blok)haag te worden toegepast.

Uit een kruising tussen L. Morrowii en L. tatarica ontstond een hybride, die eveneens in cultuur is: L. bella. Uiteraard zijn ook dit middelgrote struiken, die zo'n 2,5 m hoog kunnen worden. De bladeren zijn onbehaard en relatief smal, net zoals bij L. tatarica. Ook de variatie in bloemkleuren (van wit tot rozerood) heeft deze hybride van L. tatarica geërfd. Twee cultivars die dit tonen, zijn 'Atrorosea' (donkerroze) en 'Candida'(wit).

Tekst loopt door onder afbeelding


Lonicera nitida 'Chalons'

Schoteltjes

Zoals bij de klimmende kamperfoelies een aantal soorten en cultivars kenmerkende schoteltjes onder de bloemen heeft, zo heeft Lonicera involucrata die min of meer bij de struikvormige soorten. De gele bloemen zijn aan de buitenkant vaak iets roodachtig getint en staan steeds in paren bijeen. Onder ieder bloempaar zit een klein komvormig schoteltje. Eigenlijk zijn dit twee deels aan elkaar gegroeide schutbladeren (bracteeën). Dit schoteltje is eerst roodachtig groen of bleekrood, maar als de glanzend zwarte bessen rijpen, kleurt het dieprood. De variëteit ledebourii verschilt slechts in detail van de soort en de sier- en gebruikswaarde is dan ook identiek. Bij deze variëteit zouden de bladeren en jonge twijgen iets meer behaard zijn, en de bloemen iets minder geel (iets meer rood dus) met iets langere meeldraden. Ook zou var. ledebourii iets forser groeien. Het zijn middelgrote struiken tot circa 2 m hoog en iets breder. De twijgen zijn typisch vierkantig en de bladeren fris middengroen van kleur. Samen met de kleurige schoteltjes geven de blad-, bloem- en beskleuren L. involucrata een fris en gezond uiterlijk.


Het is nog niet heel bekend bij ons, maar er zijn ook kamperfoelies met eetbare vruchten.

Eetbaar

Het is nog niet heel bekend bij ons, maar er zijn ook kamperfoelies met eetbare vruchten. Toen na de Tweede Wereldoorlog het Oostblok werd gevormd, had dit ook gevolgen voor de import van vers fruit in die landen. Er ontstond een gebrek aan vitamine C en de mensen daar, die van oudsher al dichter bij de natuur stonden, gingen eerst in de natuur naar vervangers zoeken en later ook veredelen. Zo ontstonden er cultivars met eetbare vruchten van appel- en lijsterbessen (Sorbus/Aronia) en duindoorns (Hippophae). Ook werd er veredeld om de eetbare vruchten van Lonicera caerulea groter en voedzamer te maken. L. caerulea is een vrij bescheiden, dichtvertakte struik die tot ruim 1,5 m hoog wordt. De jonge twijgen zijn opvallend lichtgroen met een iets rode tint; de oude bast is bruinrood en iets afschilferend. De kleine bloemen zijn crèmekleurig tot geelachtig en worden gevolgd door ovale tot langwerpige bessen. De zwartblauwe bessen zijn lichter blauw tot grijsblauw berijpt. Bij de soort zijn ze circa 1 cm groot, maar in sommige cultivars wel 3 cm! Ze kunnen vers worden gegeten en zijn zoet tot friszuur. De smaak doet enigszins denken aan blauwe bosbessen (Vaccinium mytillus). Er zijn tientallen cultivars die speciaal vanwege de vruchten werden ontwikkeld. Behalve om eetbare vruchten te produceren kan L. caerulea ook toegepast worden als brede haag.


Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera standishii

Winterbloeiers

Naast de wintergroene struiken zijn de winterbloeiende struikkamperfoelies waarschijnlijk het populairst. Deze groep wordt vooral vertegenwoordigd door twee soorten en de hybride ertussen, planten die allemaal sterk op elkaar lijken. Deze twee soorten zijn Lonicera fragrantissima en L. standishii. De hybride is L. purpusii, die in de cultivar 'Winter Beauty' het bekendst is. Het zijn alle drie struiken van rond de 2 m of iets hoger. De twee soorten hebben een open structuur, de hybride is wat dichter vertakt. Voor de praktijk hebben de verschillen tussen de soorten geen betekenis. Allemaal bloeien ze vanaf december tot half maart en bij alle drie zijn de bloemen crèmewit en heerlijk geurend.


De verschillen zijn dus klein. Zo zijn de twijgen van L. fragrantissima onbehaard en zijn ook de bladeren onbehaard, met uitzondering van de hoofdnerf aan de onderkant en de bladrand. De bladeren hebben een korte, spitse top en ook de bloemen zijn aan de buitenkant onbehaard. Bij L. standishii zijn de jonge twijgen kort borstelig behaard, evenals de bladeren. De bladtoppen lopen taps toe en de bloemen zijn aan de buitenzijde licht behaard. De kenmerken van de hybride L. purpusii liggen, hoe kan het ook anders, tussen beide soorten in. De bloemen hebben meer weg van L. fragrantissima en de bladeren en twijgen meer van L. standishii, ook al zijn ze minder sterk behaard.

Tekst loopt door onder afbeelding

Lonicera tatarica

Standplaats en toepassingen

Over het algemeen zijn de struikvormige kamperfoelies niet veeleisend. Ze groeien prima op de meeste gronden, zolang de bodem maar niet verdicht is en er voldoende drainage is. Maar ook als de bodem enigszins verdicht is, zullen de planten nog redelijk tot goed presteren. Ze hebben wel een lichte voorkeur voor een neutrale of iets alkalische bodem. Ze groeien het beste in de zon of halfschaduw, maar de wintergroene soorten en cultivars kunnen ook prima in lichte schaduw toegepast worden. De bladverliezende soorten verdragen veel warmte en felle zon. Ook zijn soorten als L. caerulea, L. tatarica en L. involucrata bijzonder winterhard.


Vanwege het formaat en de groeikracht zijn de bladverliezende soorten en cultivars in eerste instantie geschikt voor extensieve toepassingen. Met name in groenstroken, gemengde beplanting en als bos- en haagplantsoen zijn het onopvallende groene struiken die juist iets extra's geven als ze bloeien. L. tatarica is een goede drachtplant die vrij veel nectar en stuifmeel produceert. En als het in maart al warm genoeg is en de laatste winterbloeiende kamperfoelies nog bloeien, zijn deze bloemen aantrekkelijk voor hommels.
De wintergroene soorten en cultivars zijn eveneens geschikt voor grootschalige toepassing in de stedelijke omgeving. Maar ook in kleine tuinen en parken kunnen ze prima als lage of blokhaagjes worden toegepast. Hoewel ze oppervlakkig wel iets van Buxus weg hebben, moeten ze per seizoen minstens één keer vaker worden gesnoeid dan Buxus. Daarnaast is met name L. nitida een prima drachtplant, die zowel veel nectar als veel stuifmeel levert en waar bijen volop op vliegen.
Voor aanplant in particuliere tuinen, maar ook voor toepassing in stadstuinderijen waar voedingsgewassen centraal staan, zijn L. caerulea en de cultivars zeer geschikt.


Lonicera involucrata subsp ledebouri
Om te kunnen reageren moet je zijn ingelogd.   LOGIN   of maak gratis een account aan.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

download artikel

Tip de redactie


ONDERDELEN
Archief
Dossiers
GIP
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER