In mijn vriendenkring en netwerk zitten twee soorten mensen. Met de ene soort maak ik binnen een dag een afspraak om een kopje koffie te gaan drinken. De andere zit ik met enige regelmaat achter de broek om een koffieafspraak te maken.

Op 21 juni had ik met iemand van de tweede soort, ‘Jan’, een gesprek.

Op 8 maart dit jaar was onze afspraak verkeerd gelopen omdat ik op de automatische piloot naar Jans oude werkadres was gereden en daar voor een gesloten deur had gestaan. Toen ik hem belde om te vragen of hij open kon doen, vertelde hij me dat zijn standplaats inmiddels ergens anders was. Hij zat zo’n dertig kilometer verderop.

We lachten en besloten het gesprek dan maar aan de telefoon te doen.

Tot twee keer toe reageerde hij met de melding dat hij wat data zou sturen, wat hij vervolgens niet deed.

Aan het einde van het gesprek stelde Jan voor om snel alsnog een keer face-to-face af te spreken. Ik zou hem wat momenten sturen daarvoor. Zo gauw ik thuis was stelde ik een paar momenten in april voor.

Volgens mijn WhatsApp-timeline stuurde ik hem daarna op 18 maart, 7 mei, 16 mei en 11 juni berichten om hem te herinneren aan onze afspraak om een afspraak te maken. Op 19 maart en 16 mei reageerde hij met de melding dat hij wat data zou sturen, wat hij vervolgens niet deed.

Uiteindelijk lukte het op 11 juni een afspraak te maken voor 21 juni.

Op 21 juni vroeg ik Jan er maar ’s naar: hoe werkt dit voor hem?

Hij was zich eigenlijk van geen kwaad bewust.

Hij was zich eigenlijk van geen kwaad bewust. Voor hem is een opmerking als: ‘Laten we snel alsnog een keer afspreken,’ een losse opmerking. Niet dat hij er geen waarde aan hecht. Hij mag me graag, zei hij, en stelt onze gesprekken op prijs. Het is gewoon in de categorie ‘komt wel een keer’.

En dat terwijl ik zo’n uitspraak zie als een overeenkomst, iets wat ik niet loslaat totdat we een afspraak hebben. Of totdat we expliciet elkaar laten weten geen afspraak meer te gaan maken. Voor mij brandt zo’n ding in mijn achterhoofd, kriebelt het als een jeuk die gekrabd moet worden.

Inmiddels, dankzij het gesprek met Jan en genoeg ervaringen met anderen, weet ik dat mensen als ik in de minderheid zijn. De overgrote meerderheid van de mensen zegt elkaar regelmatig in alle oprechtheid een snel weerzien toe, stelt met volle overtuiging voor om ‘binnenkort wat af te spreken’, om het daarna – al dan niet bewust – af te wegen tegen alle andere dingen waartegen ze in hun leven ja hebben gezegd en het vervolgens in de la te stoppen met ‘komt nog wel een keertje’.

Goedbedoelde losse beloftes zijn de lijm die onze maatschappij aan elkaar houdt.

En daar is helemaal niks mis mee. Dat is de conventie. Ik ben de uitzondering hier. Goedbedoelde losse beloftes zijn de lijm die onze maatschappij aan elkaar houdt. Ook doe je er bijna niemand kwaad mee. Want bijna iedereen zit zo in elkaar en bijna iedereen vindt het dus wel prima dat het zo gaat – behalve dan die paar pietlutten als ik.

Bovendien zou ik mijn behandeling van dit soort uitspraken graag inruilen voor de gangbare, relaxter variant. Omdát-ie relaxter is.

Het laat me wel achter met de vraag: wat moet ik er dan mee? Het zou voor mij gemakkelijker zijn als iedereen zo zou werken als ik. Dan zou ik niet als enige het lijstje met koffievoornemens hoeven te beheren en zou ik me niet zo lullig voelen elke keer als ik de ander herinner aan ons voornemen.

Maar dat kan ik niet vragen van anderen. Het is míjn overtuiging dat die dingen niet moeten blijven hangen.

Er zijn voor mij weer andere dingen die ik toezeg maar niet nakom.

Bovendien, er zijn voor mij weer andere dingen die ik laat hangen, die ik toezeg maar niet nakom. De sponsors voor mijn stichting waar ik achteraan zou gaan. Het avondje uit dat ik zou plannen met mijn vriendin. Het financiële overzicht dat ik zou bijhouden van ons huishouden.

Blijkbaar heb ik ook een – vaak onbewuste – afweging van prioriteiten. En blijkbaar is het voor mij, als zelfstandig ondernemer, een prioriteit om koffie te drinken.

Het enige wat ik kan doen is anderen en mijzelf vrágen om wat vaker een casual voorstel om ‘iets te doen’ met of voor een ander als iets urgents en belangrijks te behandelen als we weten dat het voor die ander urgent en belangrijk ís.

Maak ’s een keer iemand blij met een springlevende mus.

Iets meer bewustzijn van de behoefte van de ander om iets meer prioriteit te geven aan een voornemen op basis van de prioriteiten van de ander.

Roep je: ‘Laten we een keer koffie doen!’ tegen een leverancier? Laat het niet hangen. Maak meteen die afspraak. Zeg je: ‘Goed idee. Nemen we mee!’ tegen je medewerker? Bespreek het meteen in de volgende managementteammeeting en koppel de uitkomst direct terug naar die medewerker. Beloof je: ‘We gaan binnenkort wat leuks doen!’ aan je partner? Regel die oppas.

Maak ’s een keer iemand blij met een springlevende mus.

Al kom je maar één keer per maand zo’n belofte na. Misschien dat we met z’n allen een kléíne culturele verschuiving kunnen veroorzaken.


Olav de Maat is schrijver, ondernemer, sociaalgedragscoach, organisatieadviseur en eventorganisator. Hij heeft een boek, een Facebookpagina, een website, een app, een dochter en een vriendin.


Leave a comment