Direct naar artikelinhoud

Wat is er in Frankrijk over van de verzetsgeest van Mei '68?

De Parijse protesten tegen Macrons hervormingen van herinneren aan Mei ’68. Maar waar revolutionairen van toen vochten voor een betere wereld, klampen Fransen nu vast aan verworven rechten. Is er vijftig jaar later iets over van de verzetsgeest? Peter Giesen polst bij demonstranten van toen en studenten van nu. 

25 mei 1968: een student gooit stenen tijdens een demonstratie in het Parijse Quartier Latin.Beeld Hollandse Hoogte / Rue des Archives SAS

‘De revolutie is een feest’, zegt Benoît Misère (21), student geschiedenis. Een campus van de Sorbonne aan de Rue de Tolbiac in Parijs is bezet door studenten en omgedoopt tot de Vrije Commune van Tolbiac. Een meisje ligt te zonnen op een oude leren bank die op het plein voor de 21 verdiepingen tellende betonkolos is neergezet. Studenten discussiëren over alle mogelijke onderwerpen. Solidariteit met de Koerden. Op de bres voor de transgenders. Binnen de stalen hekken van de Vrije Commune van Tolbiac is een eigen wereld gecreëerd. Iedereen is links, iedereen is het met elkaar eens.

‘Mei ’68, niet herdenken maar herbeginnen!’, heeft iemand geschreven op het standbeeld van Marianne op de Place de la République in Parijs. Aan de vooravond van de herdenking van vijftig jaar Mei ’68 is het ouderwets onrustig in Frankrijk. Vijftien van de zeventig universiteiten zijn getroffen door blokkades en bezettingen. De spoorwegen staken tot eind juni in een vast ritme van twee dagen staken, drie dagen werken. De topman van Air France dreigt met aftreden om een einde te maken aan de almaar terugkerende stakingen bij zijn bedrijf. Electriciens hebben aangekondigd dat zij de stroom zullen afsluiten bij bedrijven die personeel willen ontslaan. In Notre-Dame-des-Landes bij Nantes raakten krakers slaags met de oproerpolitie. Ieder heeft zijn eigen redenen om actie te voeren, maar er is een gemene deler: verzet tegen de liberale hervormingen van president Macron.

Als vanzelf gaan de gedachten terug naar de meidagen van 1968, toen studenten en oproerpolitie vochten in het Quartier Latin, toen arbeiders het land verlamden met een algemene staking en Frankrijk op de rand van een nieuwe revolutie leek te staan.

In de Vrije Commune van Tolbiac zijn alle muren volgekliederd met leuzen. ‘Onze dromen zijn de wortels van onze strijd.’ ‘Voor de gewapende feministische strijd.’ De slogans van Mei ’68 waren leuker. ‘De verbeelding aan de macht.’ ‘Wees realistisch, eis het onmogelijke.’

De collegezalen zijn omgedoopt. Zaal J is Joie (vreugde) geworden, zaal K PKK, zaal L Lutte Armée (gewapende strijd). De bezetters hebben ook een hond, die ze Guevara noemen. ‘Men speelt de revolutie na’, snuift socioloog Jean-Pierre Le Goff (69), die Mei ’68 meemaakte als linkse student in Caen. ‘Een deel van de jonge generatie is opgevoed met de mythe van Mei ’68. Ze denken dat ze anticonformistisch zijn, maar ze brengen slechts een oneindige herhaling.’

19 april 2018: studenten, treinmachinisten en zorgpersoneel demonstreren in Parijs tegen ­Macrons hervormingen.Beeld Bart Koetsier

2018 is geen 1968. Vorige week vrijdag maakte de politie een einde aan de Vrije Commune van Tolbiac. Ondanks alle slogans over strijd gebeurde dat vrijwel zonder slag of stoot.

Bij de Sorbonne in het Quartier Latin is het rustig. In mei 1968 werd dit respectabele instituut het epicentrum van de studentenrevolte. Op 3 mei hieven actievoerende studenten revolutionaire hymnen aan op de binnenplaats. Ze werden gearresteerd, waarna de eerste rellen uitbraken.

Nu staan er bewakers voor alle ingangen. Ze laten niemand binnen, behalve docenten en studenten die er verplichtingen hebben. De Sorbonne mag niet bezet worden, zoals in 1968. Op de terrassen aan de serene Place de la Sorbonne drinken studenten een kopje koffie in de ochtendzon, achter hun laptop of studieboeken. Wie een vraag stelt over de studentenacties in Tolbiac en elders, ontmoet vooral desinteresse.

De studenten letteren en sociale wetenschappen van Tolbiac protesteren tegen een regeringsplan voor een voorzichtige selectie aan de poort van de universiteit, als remedie tegen de overvolle collegezalen. Zij vrezen de introductie van een Angelsaksische cultuur waarin ‘iedereen iedereen beconcurreert’. ‘Selectie is geen oplossing’, zegt geschiedenisstudent Misère. ‘Er moet meer geld komen voor de universiteiten. Je zult zien: als er geselecteerd wordt, zijn leerlingen van middelbare scholen uit de betere buurten in het voordeel. ‘We gaan naar een model toe zoals ze in Engeland hebben. De top is heel goed en de rest moet zich maar zien te redden.’

In het Quartier Latin tref je vooral studenten rechten en economie, die helemaal geen moeite hebben met concurrentie of selectie. ‘We moeten nu eenmaal concurreren met de Chinezen, de Duitsers of de Engelsen. We hebben hebben geen keuze’, zegt Jean Dizabeau (22), student rechten. ‘De collegezalen zitten overvol, ook met studenten die niet geschikt of gemotiveerd zijn. Met selectie kun je daar iets aan doen’, zegt Juliette Salaun (21), student rechten en geschiedenis. Aan de Sorbonne zal de revolutie dit jaar niet uitbreken. Elders ook niet: in Metz en Straatsburg stemde meer dan 70 procent van de studenten tegen de blokkades van de universiteit, die de examens verstoorden waarvoor ze zo hard hadden gewerkt.

Toch kwam Mei ’68 ook onverwacht. Op 15 maart 1968 schreef de journalist Pierre Viansson-Ponté in Le Monde zijn beroemde artikel Quand la France s’ennuie, ‘als Frankrijk zich verveelt’, waarin hij de lethargie van de Franse samenleving hekelde.

19 april 2018: een groepje studenten voor aanvang van de demonstratie tegen de hervormingen van Macron in Parijs.Beeld Bart Koetsier

Twee maanden later was het Quartier Latin een oorlogsgebied. Bomen werden geveld om barricades op te richten, auto’s in brand gestoken, straten opengebroken om de stenen naar de politie te gooien. De leiders van de studenten waren onwaarschijnlijke figuren, voorlieden van splintergroeperingen die niemand leken te vertegenwoordigen. Daniel Cohn-Bendit was anarchist, Alain Geismar maoïst, Alain Krivine trotskist.

‘De explosie kwam totaal onverwacht, ook voor ons’, zegt schrijver Jean-Christophe Bailly (68), die lid was van de trotskistische Jeunesses Communistes Révolutionnaires. Ook de zachtmoedig ogende Bailly stond opeens in de frontlinie. ‘Ik was er geen kampioen in, maar een steen gooien is extreem vreugdevol’, zegt hij. ‘Het is een bevrijdend gebaar. Je neemt een klein risico, maar je doet iets. Het was een genot om de macht aan te vallen.’

In 1968 vielen studenten overal de macht aan, van Berkeley tot Mexico, van Rome tot Tokio. Maar in Frankrijk gebeurde iets bijzonders. De vlam sloeg over van studenten naar arbeiders. Op 13 mei werd een algemene staking afgekondigd die snel om zich heen greep. Op het hoogtepunt hadden tien miljoen Fransen het werk neergelegd.

In zijn onlangs verschenen boekje Un arbre en mai beschrijft Bailly de meidagen als een droom. Aanvankelijk geloofde niemand serieus in een revolutie. Maar rond 20 mei kwam het land volledig tot stilstand. Treinen en bussen reden niet meer, de benzinepompen stonden droog. Over Parijs daalde een vreemde stilte neer. Bourgeois vluchtten naar hun tweede huis op het platteland, de autoriteiten weifelden, ‘de macht leek op vakantie’. Heel even leek alles mogelijk.

‘Fabrieken en bedrijven werden bezet. Iedereen discussieerde, zelfs op het postkantoor’, zegt Bailly. ‘Die sfeer is me altijd bijgebleven. De vreugde om je een totaal andere wereld voor te stellen.’

De hele wereld keek naar Frankrijk. Vanuit Nederland ging schrijver Cees Nooteboom op pelgrimage naar Parijs. Hij was zwaar onder de indruk, blijkt uit zijn stukken voor de Volkskrant. ‘Als ik de Fransen ooit benijd heb, is het nu, en met een jaloezie die op liefde lijkt ga ik naar bed en hoor ik nog net voor ik inslaap iemand met een metersdik Spaans accent beneden op het plein roepen: Viva les anarquistas!’

De spanning is voelbaar in Nootebooms stukken. Wat zullen de autoriteiten doen? Toegeven? Het leger op de stakers afsturen? Staat Frankrijk aan het begin van een burgeroorlog? Het door Nooteboom bejubelde front van arbeiders en studenten bleek echter broos. De studenten ageerden tegen de consumptiemaatschappij, de arbeiders wilden daar juist een groter deel van. De regering verhoogde de salarissen met 10 procent en gaf de arbeiders een vijfde week vakantie. In de revolutionaire euforie werden deze concessies aanvankelijk als zwaar onvoldoende beoordeeld, maar langzaam maar zeker kwam Frankrijk weer in beweging.

‘Ik wilde geloven dat de arbeidersklasse nog altijd revolutionair was, maar ik heb gezien dat het niet waar was. Op de dag dat er weer benzine was, pakte iedereen de auto en reed naar het strand’, zegt socioloog Le Goff.

President De Gaulle nam het heft weer in handen en schreef nieuwe verkiezingen uit. Eind juni won rechts 358 van de 485 zetels in de Assemblée Nationale. Frankrijk was geschrokken van het geweld en de chaos. De zwijgende meerderheid had gesproken. De revolutie was voorbij.

19 april 2018: een groep jongeren wacht tot de demonstratie tegen Macrons hervormingen in Parijs begint.Beeld Bart Koetsier

Tot verdriet van Cees Nooteboom. Hij had heimwee naar ‘die vreemde, onuitlegbare tinteling, die bijna aanraakbare verwachting, die totale ontroerende openheid van iedereen tegen iedereen, het mengsel van hoop en naïviteit, tactiek en eerlijkheid, alles wat nu, nu de wereld er weer uitziet als de wereld, onzichtbaar is geworden.’

Vijftig jaar later leeft Mei ’68 voort als mythe. Eerst was het een positief verhaal: hoe de studenten Frankrijk uit de katholieke, autoritaire duisternis naar het licht van moderne vrijheid hadden geleid. Maar gaandeweg werd de conservatieve tegenstem sterker. Mei ’68 werd een symbool van ontsporing. De romans van Michel Houellebecq laten zich lezen als een commentaar op het zijns inziens doorgeschoten individualisme van de jaren zestig. Soixantehuitard werd steeds meer een scheldwoord. Toen Nicolas Sarkozy in 2007 tot president was gekozen, wilde hij ‘de erfenis van Mei ’68 liquideren’. Voor Sarkozy stond Mei ’68 voor cultureel en moreel relativisme, voor gebrek aan orde en gezag, voor een hypocriete linkse kaste die zichzelf moreel superieur waande.

Van de extreemlinkse politieke eisen van Mei ’68 kwam niets terecht. Het accent verschoof al snel naar culturele kwesties, naar de bevrijding van het individu. Mei ’68 was een aanval op een hiërarchische orde die mannen boven vrouwen stelde, hetero’s boven homo’s, de blanke westerse mens boven de rest van de wereld. Voortaan was iedereen gelijk. Niemand mocht onderdrukt worden. Gezag werd gewantrouwd, zo niet afgewezen. ‘Het is verboden te verbieden’, stond op een muur in de Sorbonne.

Een groot deel van deze erfenis is helemaal niet zo controversieel. Slechts weinig mensen zullen vinden dat vrouwen terug moeten in hun traditionele rol, dat abortus weer moet worden verboden en homoseksualiteit weer als een afwijking moet worden beschouwd. Wel verlangen veel mensen naar meer orde en gezag, op straat, in opvoeding en onderwijs.

Maar de erfenis van Mei ’68 wordt vooral ter discussie gesteld op het gebied van immigratie en identiteit. Veel mensen vinden helemaal niet dat alle culturen gelijk zijn. In elk geval willen ze dat in eigen land de eigen cultuur domineert.

Dat heeft geleid tot een sociale breuk tussen hoger en lager opgeleiden, volgens socioloog Le Goff. ‘Toen links in de jaren tachtig aan de macht kwam in Frankrijk, onder president Mitterrand, was de samenleving inmiddels zo veranderd dat de oude economische doctrine van het socialisme niet meer werkte. Culturele kwesties werden een substituut, een centraal element in de identiteit van links’, aldus Le Goff.

De arbeiders, de traditionele achterban van de socialisten, waren minder gecharmeerd van de progressieve moraal, en nog minder van de nadruk op antiracisme. ‘Zij volgden niet. Ze gingen naar rechts of extreemrechts. Vervolgens werden ze door links moreel veroordeeld omdat ze op de verkeerde partijen stemden’, zegt Le Goff.

Een demonstrant beschermt zich tegen traangas van de politie op 19 april 2018 in Parijs.Beeld Bart Koetsier

De socioloog schreef enkele kritische boeken over de erfenis van Mei ’68, zoals Mai ’68, l’héritage impossible en La France d’hier. Toch waarschuwt hij ook voor ‘een reactionair en revanchistisch rechts’ dat Mei ’68 als de bron van alle kwalen beschouwt: ‘Mei ’68 heeft niet de werkloosheid veroorzaakt, niet de banlieue en ook niet de radicale islam.’ 

‘Een democratische samenleving wordt gekenmerkt door spanningen. Mensen zijn nooit tevreden. Het kan altijd beter. Het is een illusie om te denken dat je die spanningen overboord kunt zetten’, zegt hij. De reactionaire droom van een terugkeer naar de geïdealiseerde ‘natuurlijke’ gemeenschap van vroeger is volgens Le Goff net zo’n waanbeeld als de linkse utopie van een perfect rechtvaardige wereld.

In mei 2018 zijn studenten en arbeiders weer op zoek naar een convergence des luttes, de samenballing van afzonderlijke acties tot één grote beweging die president Macron op zijn knieën moet dwingen. Vorige week defileerden ze samen door Parijs. Frêle studentes in korte zomerjurkjes liepen zij aan zij met breedgeschouderde arbeiders met een kaalgeschoren schedel en een gouden oorringetje. Maar de betoging trok slechts 15 duizend deelnemers, voor Franse begrippen een zeer matige opkomst. Zelfs in Frankrijk lijkt de cultuur van protesteren, staken en demonstreren een beetje uitgeput.

De omstandigheden zijn heel anders dan in 1968, zegt Le Goff. Destijds werd de samenleving gedomineerd door de jongeren, product van de naoorlogse babyboom. ‘De jeugd bracht de tegenstellingen aan het licht die zich sinds de oorlog hadden opgestapeld. Aan de ene kant werd de samenleving vóór Mei ’68 getekend door de resten van een oude wereld die uit de 19de eeuw kwam, een katholicisme dat sterk in het teken stond van het lijden, een moralisme dat geobsedeerd was door seksualiteit, de zeden van het platteland. Aan de andere kant had je een maatschappij die snel veranderde, met een ongekend snel toenemende welvaart, waarin het geluk binnen handbereik lag. Mei ’68 is het moment waarop die tegenstellingen explodeerden’, zegt hij.

Frankrijk, Parijs, 19 april 2018, demonstratie tegen de hervormingen van Macron, studenten, machinisten van de Franse spoorwegen, SNCF, zorgpersoneel staken gezamenlijk, mei '68 stakingen, mei '68, groep jongeren loopt mee in de demonstratie.Foto: Bart KoetsierBeeld Bart Koetsier

In mei 1968 was Frankrijk een optimistisch land. De economie groeide als nooit tevoren, de lonen stegen elk jaar. ‘De arbeidersklasse zag haar strijd nog in historisch perspectief. Men was bezig aan een grote mars voorwaarts. Nu zijn arbeiders bezig met overleven in een tijdperk van massale werkloosheid.’ Het Frankrijk van 1968 streed voor een betere wereld, het Frankrijk van 2018 klampt zich vast aan zijn verworven rechten.

Ook voor studenten is het perspectief veranderd. Zij begeven zich op een arbeidsmarkt waar de concurrentie enorm is en vaste banen schaarser worden. ‘Ik ken de beroemde slogan van Mei ’68: onder het plaveisel ligt het strand’, zei een jonge biologe in Le Monde. ‘Voor ons is het eerder: onder het strand ligt het plaveisel’.

President Macron predikt een nieuw optimisme. Door zich aan te passen aan de globalisering kan Frankrijk zijn zelfvertrouwen hervinden. Le Goff gelooft niet dat hij zal slagen in zijn missie. ‘De mensen hebben behoefte aan een geruststellend kader. Je kunt een volk niet verenigen met een logica van opoffering en aanpassing aan de chaotische wereld van de globalisering. Dat is een avontuur dat misschien sommige jongeren aanspreekt, de start-ups. Vooruit, wees ondernemer! Maar je verenigt er geen volk mee’, denkt hij.

In één opzicht is Mei ’68 nog heel actueel, aldus Le Goff. De beweging had een paradoxaal karakter. Enerzijds was zij een moderne opstand tegen een traditionele samenleving. Anderzijds was zij ook een kritiek op de moderniteit, op een efficiënte technocratie die van het individu een radertje in de economische machine zou maken. Als geen ander belichaamt Macron de technocratie.

Vanwege dat gebrek aan bezieling zal Macron het volk uiteindelijk niet weten te bereiken, denkt Jean-Pierre Le Goff. Daarin ontmoet de conservatieve socioloog de nog altijd linkse schrijver Jean-Christophe Bailly: ‘De droom van mensen die aan de macht zijn, van mensen als Macron, is een wereld van mensen die niet meer dromen. Die alleen denken aan geld en comfort. Dat is de ergste wereld die er is.’

Over de special

Mei 1968: in Parijs rebelleren studenten en arbeiders, Frankrijk ligt plat, de protesten breiden zich uit naar andere landen; de wereld zal nooit meer hetzelfde zijn, dat lijkt wel duidelijk. Conservatieve ideëen moeten plaatsmaken voor individualisme en sociale vrijheid.

Wat is nu, 50 jaar later, de erfenis van die revolte? Waar waart de geest van ’68 nog rond? Welke lessen kunnen hedendaagse actievoerders van hun Parijse voorgangers leren? Wat hou je over aan een antiautoritaire opvoeding? En waren die jaren zestig eigenlijk wel zo links?