Het verhaal van de Friese vrijheid: 120 kloosters, 700 kastelen, vrouwen met de prachtigste juwelen en mannen met onderlinge vetes 'Het beeld dat de middeleeuwen armoedig en vies waren, klopt niet met de werkelijkheid'

Reconstructie van de omgeving van Rinsumageest. Op de achtergrond klooster Claercamp.

Reconstructie van de omgeving van Rinsumageest. Op de achtergrond klooster Claercamp. Foto: Fries Museum

2,5 jaar werkte het Fries Museum aan Vrijheid, Vetes, Vagevuur. Onderzoekers doken in de archieven en depots voor de eerste overzichtstentoonstelling over de Friese vrijheid in ‘tota Frisia’.

120 kleine en grote kloosters, en zevenhonderd kastelen alleen al in het huidige Fryslân, waarvan de heren geregeld met elkaar in de clinch lagen en vrouwen uitgedost waren met de prachtigste juwelen. Dit is niet het beeld wat de meeste mensen van de middeleeuwen hebben, maar dit was toch Fryslân in de hoge en late middeleeuwen: van het Vlie tot aan de Wezer was er grote welvaart.

,,Het beeld dat mensen hebben van de middeleeuwen is vaak dat het armoedig was en vies. Dat beeld wordt gevormd door tv, boeken of van die fantasyfilms , maar het klopt niet met de werkelijkheid van destijds. En zeker niet met wat zich in deze regio afspeelde”, vertelt Diana Spiekhout, conservator van het Fries Museum.

Dat er zoveel onbekend is, is geen wonder, vindt Spiekhout: ,,Dat komt door onze recyclecultuur. Er is maar weinig overgebleven van al die pracht en praal. De stenen van de kloosters zijn hergebruikt voor de bouw van andere gebouwen. Sieraden werden omgesmolten tot misbekers of iets nieuws. Zelfs hunebedden zijn hier gesloopt en gebruikt voor de dijken. Mensen komen vaak enthousiast terug van vakantie en hebben verhalen gehoord over de geschiedenis daar, maar het verhaal van onze eigen regio is mínstens zo spannend.”

Duitsland

Om een compleet beeld te kunnen schetsen, werkte het Fries Museum samen met verschillende onderzoekers, onder andere uit Duitsland. Dat is tot dusver eigenlijk weinig gebeurd, maar een verhaal over de Friese vrijheid is niet compleet zonder het nu Duitstalige deel erbij te betrekken. ,,Natuurlijk waren er verschillen, zoals er ook verschillen zijn tussen Wâldpyken en Klaaikluten, maar de mensen in het hele gebied spraken allemaal het Oud-Fries en overal heerste de Friese vrijheid.”

Verder gingen de onderzoekers opnieuw documenten bestuderen en koppelden die aan elkaar, en juniorconservator Casper J. van Dijk dook opnieuw het depot in. ,,Er is een grote, middeleeuwse bodemcollectie. Maar daar zat eigenlijk maar weinig liefde in.”

Van Dijk heeft de vondsten opnieuw bestudeerd en kwam daardoor soms tot nieuwe conclusies. Belangrijkste bijstelling is waarschijnlijk die van de ‘kletsie’. In de depots in Leeuwarden en Nuis lagen zes voorwerpen die werden aangeduid als reiskandelaren. Van Dijk ontdekte dat het gaat om het voetstuk van een polsstokspeer (kletsie).

Friese vrijheid

De samenleving in ‘tota Frisia’ was wezenlijk anders dan in de rest van Europa. Van het huidige Fryslân tot en met de Wezen in Noord-Duitsland heerste de Friese Vrijheid. Er was geen centrale heerser en dat gegeven had invloed op bijna alle aspecten van het leven, van de rechtsspraak, tot de inrichting van het landschap en zelfs de mode. Een vrije Fries was te herkennen aan zijn opgeschoren kapsel. Zijn vrouw had haar kleding versierd met beslagplaatjes en droeg de mooiste juwelen.

Geen gezag van boven betekende dat niemand voorschreef wie zich mocht uitdossen en wie niet. Geen centraal gezag betekende ook dat iedere vrije Fries (een man met een eigen lap grond) in principe een kasteel mocht bouwen. ,,Elders in Europa kon dat niet zomaar, want als heerser wilde je natuurlijk geen concurrentie.” Het gevolg was dat Fryslân vol stond met kastelen. En kloosters, want de vrije Fries was diep gelovig en geregeld werden er kloosters gesticht om het zielenheil van de rijke, vrije Fries te garanderen.

tekst gaat verder onder kader

De topstukken van Vrijheid, Vetes en Vagevuur

Voor de tentoonstelling Vrijheid, Vetes en Vagevuur kreeg het Fries Museum enkele topstukken in bruikleen. Deze mag je in elk geval niet missen.

Het Manningahuisboek
Dit boek uit een particuliere collectie is bekend om de tekeningen die erin staan van Ostfriese dracht. De tekeningen zijn gemaakt in opdracht van Unico Manninga uit het Ostfriese Norden, een geleerde die constateerde dat de oude Friese dracht langzaam aan het verdwijnen was. De tekeningen zijn bedoeld voor het nageslacht, zodat die zouden weten hoe de hoofdelingen er destijds bijliepen.

De heren van Montfoort
Het een na oudste olieverfschilderij van Nederland is in bruikleen gegeven door het Rijksmuseum en één van de topstukken van de tentoonstelling. Het schilderij (rond 1400 gemaakt) toont de edelen die bij de Slag van Stavoren om het leven kwamen. Op het herdenkingstafereel staan afgebeeld Maria met het kind Jezus, en van links naar rechts Jan I de Rovere van Montfoort, zijn oudoom Roelof de Rovere van Montfoort, de broer van burggraven Jan I en Zweder II, Willem de Rovere van Nesse, en Hendrik de Rovere van Montfoort, de zoon van Roelof.

Hendrik wordt vastgehouden door de heilige Joris. Dit symboliseert dat hij als enige van de afgebeelde personen de Slag bij Warns overleefde. De anderen sneuvelden, net als hun aanvoerder Willem van Henegouwen. Hierdoor stierf de mannelijke lijn van het Huis van Holland uit.


Het Mariabeeld van Aduard
Een van de weinige heiligenbeelden die de beeldenstorm heeft overleefd, is een Mariabeeld. ,,Het is een heel ontroerend beeld, waarop Maria droevig kijkt. Het laat zien hoe rijk het kloosterleven destijds was.” Het museum kreeg het beeld in bruikleen van de kerk van Wehe den Hoorn.

(geen foto beschikbaar)

De helm uit Hollen
Rond 2000 werd bij het Ostfriese plaatsje Hollen een verroest ijzeren voorwerk gevonden dat wel iets had van een emmer. Het bleek te gaan om een middeleeuwse, spitsvormige helm. Hoewel een dergelijk hoofddeksel bekend is van afbeeldingen, zijn er wereldwijd slechts vijf teruggevonden.

Het moet een indrukwekkend gezicht zijn, al die torens en kloosters, denkt Spiekhout. Een reconstructie van de omgeving van het cisterciënzer klooster Claerkamp bij Rinsumageast (vermoedelijk het eerste bakstenen gebouw van Nederland) moet de bezoekers een idee geven van hoe Fryslân er destijds uitzag.

Volgens de legende kochten of kregen de Friezen deze vrijheid van Karel de Grote voor hun bijdrage bij de inname van Rome. Of dat klopt, is niet helemaal vast te stellen, maar de Friese vrijheid werd in 1417 bekrachtigd door koning Sigismund van Luxemburg. Het document is te bewonderen op de tentoonstelling.

Geen centrale heerser voor de Friezen dus, maar wel een soort volksvertegenwoordiging. Elke vrije Fries kwam drie keer per jaar naar de Upstalboom (Aurich) om samen wetten en regels vast te stellen en recht te spreken. Er werd onder meer vastgelegd welke boetes er golden voor vergrijpen of het aantasten van eer. ,,De keerzijde dat er niemand echt boven de andere uitstak, was dat er ook veel onderlinge twisten waren.”

Vetes

De twisten of vetes waren geen ongereguleerde gewelduitbarstingen. Secuur werd er bijgehouden wie wat had gedaan om uiteindelijk de schade te kunnen opmaken als de partijen toch tot verzoening kwamen. ,,Voor elk vergrijp was er een boete: van het kijken onder de rok van iemands vrouw tot aan doodslag.”

Hoewel er geen centraal gezag was, waren er wel maatschappelijke verschillen. Je had rijke en arme edelen, boeren met veel grond en met weinig. Wie z’n status wilde tonen, kon dit doen door het bouwen van een kasteel, door grote feestmalen te geven of door juwelen te dragen. Dit pronken was overigens niet alléén bedoeld om rijkdom te tonen, blijkt uit onderzoek van Spiekhout. ,,Het was ook een appeltje voor de dorst.”

Ze wijst op een gouden ring in de vitrine. De steen is saffier uit Sri Lanka. Die was ontzettend kostbaar en als je als vrouw alleen kwam te staan - niet ondenkbaar in een samenleving vol vetes waar mannen elkaar geregeld de hersens insloegen - kon je altijd nog een ring of oorbel verkopen.

Dankzij de tentoonstelling, en het onderzoek dat is gedaan om een compleet verhaal te kunnen vertellen, is meer boven tafel gekomen. Zo werd ooit gedacht dat de kastelen bestonden uit een toren, gracht en boerderij. ,,Maar er was veel meer variatie.”

Kloosters

De Friezen waren diep gelovig. Naast kastelen, werden er ook veel kloosters gesticht. In het hele gebied moeten er wel 120 zijn geweest, weet Spiekhout. Sommige waren klein en armoedig (zoals die in Barthe, waar de helft van de kloosterlingen overleed aan middenoorontsteking) en anderen waren groot en machtig, zoals het klooster Claerkamp bij Rinsumageast en het Bernardusklooster bij Aduard. ,,Dat waren echt enorme bouwwerken in het verder vrij kale, lege landschap. De kerk van Claerkamp was vermoedelijk zestig meter lang en die van Aduard zelfs negentig meter.”

Hoe rijk versierd de kloosters waren, weten we onder meer dankzij bodemvondsten. ,,En soms ligt er ook nog wat verstopt op een zolder in de kerk of achter een muurtje.”

Rondom de kloosters was een hele economie opgezet, want naast de monniken en nonnen, wiens taak het was om te bidden voor het zielenheil van onder meer de stichter van het klooster, waren er lekenzusters en -broeders die zorgden voor de wereldlijke zaken, zoals het eten, de was en de landerijen.

Zo rond 1350 was het gedaan met het rijke kloosterleven. De pest arriveerde in Fryslân en het werd kouder waardoor oogsten mislukten. ,,Het concept anderhalve meter en handenwassen was nog niet in zwang. Men ging bidden.” Onder de dichtbevolkte kloosters vielen veel slachtoffers. Het had invloed op hoe men het geloof beleefde. Praktisch gezien lukte het niet meer om de kloostereconomie gaande te houden.

Albrecht van Saken

Het kloosterleven herstelde wel, maar na 1580 werd de kloosterorde definitief afgeschaft van hogerhand. De Friese vrijheid was op dat moment al tot een eind gekomen. De strijd tussen Schieringers en Vetkopers liep uit de hand en buitenlandse mogendheden werden om hulp gevraagd. In het nu Duitstalige deel kreeg Ulrich I de macht. Het Groninger deel van Fryslân werd gecontroleerd door de ‘stadstaat’ Groningen en het huidige Fryslân door Albrecht van Saksen.

Het verval van het ooit zo rijke, welvarende Fryslân wordt duidelijk in de laatste zaal van het Fries Museum waar resten van klooster Claercamp als puin zijn tentoongesteld. Twee koningskoppen lijken nog nauwelijks verweerd. Het jaartal boven een stukgeslagen poortversiering is nog goed leesbaar. Het maakt duidelijk hoe nieuw sommige gebouwen nog waren toen ze in ongebruik raakten. ,,De monniken zijn allemaal netjes uitgekocht, maar er werd wel heel slordig omgesprongen met de gebouwen.” In de eeuwen er na werd het klooster stukje bij beetje afgebroken. De bakstenen waren immers nog goed bruikbaar.

Inmiddels rest er nog weinig van de rijke middeleeuwse cultuur. Maar wat er nog is te zien, is te bezoeken en nu ook te beluisteren met een podcast waarin wordt verteld over het verleden. Bezoekers wanen zich zo weer heel eventjes terug in de jaren van de beroemde Friese Vrijheid.

Vrijheid, Vetes, Vagevuur is tot en met 7 mei 2023 te zien in het Fries Museum. Bij de tentoonstelling is ook een boek uitgegeven over de Middeleeuwen in het Noorden.