Drijfmest zorgt voor veel, maar vooral ook voor kleine wormen

De ene regenworm is de andere niet.

De ene regenworm is de andere niet.

Het klopt dat in raaigrasvelden een hoge dichtheid aan regenwormen is te vinden. Maar veel wormen betekenen volgens wormenonderzoeker Jeroen Onrust niet per definitie een gezondere bodem. ,,Kijk je gedetailleerder, dan krijg je een ander beeld. De wormen in met drijfmest bewerkte raaigraslanden zijn kleiner en jonger. Ook zitten daar minder verschillende soorten.”

Tijdens zijn promotie-onderzoek ontdekte Joachim Deru van het Louis Bolk Instituut dat de boerengraslanden in het veenweidegebied van het Groene Hart meer bodemleven bevatten dan nabijgelegen natuurgraslanden . Het waren weliswaar oude graslanden, maar wel van gangbare boeren die ook drijfmest gebruiken.

Zijn bevindingen verbaasden Deru zelf ook, maar ze haalden wel zijn proefschrift. Volgens Onrust is alleen het tellen van de hoeveelheid bodemleven een te beperkte vraagstelling. ,,Waar het vooral om gaat is: wat dragen de wormen bij aan de bodemgesteldheid?”

Verklaring

Een mogelijke verklaring voor méér bodemleven in de boerengraslanden is volgens Onrust juist de constante verstoring door opbrengen of injecteren van drijfmest. ,,Leg je een worm in drijfmest, dan sterft hij binnen een paar seconden door het blauwzuurgas. Op een net bemest land gaan de wormen bij bosjes dood. Niet voor niets zitten er zwermen meeuwen op net bemest land.”

De overlevingsstrategie van de gestreste wormen is een snelle voortplanting. Het gevolg is een grote, maar jonge populatie wormen. ,,Er komen in korte tijd heel veel wormen bij. Dankzij de mest is er voor hen voldoende te eten. Ze krijgen echter niet veel tijd om te groeien omdat er steeds wéér bemest wordt. Je creëert zo een opgejut systeem.”

Kwaliteit

Ook de kwaliteit van de drijfmest kan een rol spelen. ,,De ene drijfmest is de andere niet. De kwaliteit ervan hangt sterk af van de boer. Welk voer krijgen zijn koeien, is er veel medicijngebruik, gaan schoonmaakmiddelen en spoelwater van de melkinrichting de mestput in? Het heeft allemaal effect.”

De hoeveelheid regenwormen hoeft dus niet veel over de bodemkwaliteit te zeggen. Onrust stelt zelfs dat te veel wormen voor een slechtere bodem zorgen. ,,In Flevoland zitten heel veel regenwormen in de grond en die maken de grond haast onbewerkbaar. Door intensief landgebruik met veel kunstmest staan de wormen constant onder stress. In zo’n situatie overleeft vaak alleen de grijze worm. Dat is een bodem-etende soort die de opgegeten grond verwerkt tot plakkerige poep die de bodem verdikt.”

Een bodem is volgens hem meer gebaat bij minder, maar grotere regenwormen. ,,Die zorgen niet alleen voor bredere gangen en zo voor een luchtigere bodem, ze brengen de voedingsstoffen ook dieper de bodem in.”

Mysterie

Ook een grote variëteit aan wormen is volgens hem belangrijk. ,,In monoculturen als raaigrasvelden zitten vaak maar één of twee soorten. Bij mijn onderzoeken kwam ik in natuurgraslanden niet alleen veel meer grote regenwormen tegen, maar ook veel meer soorten. De ene soort werkt samen met bacteriën, de andere met schimmels. Elke soort heeft zo zijn eigen rol in het bodemsysteem.”

Onrust plaatst ook kanttekeningen bij Deru’s bevinding dat aanvoer van veel organische stoffen gunstig is voor met name de rode regenworm. ,,Dat argument wordt ook door natuurorganisaties gebruikt om hun graslanden te bemesten. Dat zou veel wormen voor de weidevogels opleveren. Maar ook in niet bemeste bodems zitten regenwormen. Alle aanvoer van extra stoffen is een verstoring van het natuurlijk evenwicht dat zich in de bodem ontwikkelt.”

Ondanks alle onderzoeken is er volgens Onrust nog heel veel onbekend over het bodemleven. ,,Het is nog steeds een black box . Naast allerlei bodemdiertjes spelen ook schimmels en bacteriën een rol. Maar welke weten we niet. Het is nog steeds een groot mysterie.”