Ghendtsche tydinghen 1989 ehc 787672 1989

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 18e jaargang nr. 1 15 januari 1989 Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235,9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr.per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD

Zivil-Arbeiter-Bataljon 4 te Gent (Vervolg en slot) Inventaire archéologique : Het eerste Monument Palfyn Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen : Muinkbrug - Marcellisbrug Van alle Markten thuis. Deel VIII. De Groentenmarkt Uithangborden te Gent (Vervolg) De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Gentse Revolutionaire Figuren. Deel Vl. Charles Joseph De Graeve Documentatiecentrum: Aanwinsten 1988 De Gentse Schutters Bibliografie Lezers schrijven ons Gênsche Präot Een Hollands Soldaat penseelt Gent

2 25 27 35 45 53 56 62 65 66 68 69 71

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


ZIVIL-ARBEITER-BATAUON 4 TE GENT (Vervolg en slot) Om U eerstelijnsinformatie te bezorgen en deze waardevolle feiten niet voor het nageslacht verloren te laten gaan, namen wij een interview af van de 90-jarige Gentse oud-weggevoerde René Eugène Vanden Berghe, geboren op 19 maart 1898 te Gent die op 12 oktober 1916 op 18-jarige leeftijd bij de allereerste lichting opgeëisten opgeroepen werd. (Fig. 10 en 11)

Hoe vernam U dat U opgeëist werd ? De commissarissen van de wijken hadden orders gegeven aan de agenten om de opeisingsbevelen uit te delen. Er stond daar op dat we tegen 4 uur in de gebouwen van La Linière Gantoise op de Vogelzangkaai moesten zijn. Het was op een donderdag, ik weet het nog goed, en het was "schuun were". We trokken dus naar de "Gantoise". De poort ging open, we vlogen wij daar binnen en we lagen daar bijna onmiddellijk met twee-, drieduizend man. We zaten daar op de grond, op planken waar vroeger het vlas op gelegen had, op dekens die we zelf hadden moeten meebrengen. Er kwamen er steeds maar alle dagen bij en er waren er bij die naar huis terug mochten. Er waren overal plantrekkers en "carottiers" bij die een briefje van de dokter bij hadden. Mijn broer, die weliswaar geen plantrekker was, was op dat ogenblik in behandeling bij Dr. Minne en mijn broer die zat daar ook. Na drie dagen kon hij dat daar aan die Duitsers tonen en zodra ze zagen dat dat van een dokter was die de "teringlijders" verzorgden zeiden ze : "Los ! Los!" en ze gooiden mijn broer buiten als een hond. Ze hebben hem nooit meer lastig gevallen. Wij bleven ondertussen maar in die zaal zitten en we hadden daar niets te doen. Dat was altijd maar volk dat binnen kwam, buiten ging. De derde dag schoof ik ook aan met mijn eetpan. Ik had een grote eetpan omdat ze mij veel soep zouden gegeven hebben, maar dat was afgemeten met een scheplepel en of dat ge nu een grote of een kleine pan had, dat was hetzelfde, en had je maar een kleintje, dan liep de rest er over. Als we daar zo 12 dagen gezeten hadden, hadden we al zo iets gehoord dat er veranderingen op til waren en dat men ons ging "vervangen". Hoe, wie of wat, daar hadden we niet het minste benul van. Maar de 24e- 12 dagen later-'s morgens om 4 uur gingen de poorten open : twee rijen soldaten, bajonet op 't geweer "Los !" Allemaal buiten en met 80 werden we in een beestenwagon gestampt. Met 80 alstublieft ! De ene had al eens wat bagage meegekregen, de ene veel, de andere weinig, en daarbij kwamen nog twee soldaten.

2


Moesten die mee binnen in die wagon ? Ja, die moesten ons brengen waar we moesten zijn. We zijn beginnen rijden de 24e november. We hebben zes dagen en zes nachten op de trein gezeten.

Zonder er uit te komen ? Een keer. We zagen dat we aan de Franse grens waren in Anor (fig. 9) (5), 's nachts om half twee. Er was daar een "infirmier" die soep kookte. Het station was herschapen in een infirmerie voor de Duitse troepen die er kwamen en gingen en wij vielen daar in. Er zijn er die hun kloefen af gedaan hebben om er soep uit te eten. Er was er zelfs ene uit Dikkelvenne "Moorke" -De Moor- en die deed zijn muts af en men kletste er een pollepel soep in! Daar keek men toen niet naar. Ik overdrijf niet. De reis ging dan verder. Als men aan een natuurlijke behoefte moest voldoen deed men gewoon de schuifdeuren open, ge moest Uw broek afsteken, men hield U met twee man vast en zo moest ge Uw gevoeg doen. En dan riep de Duitse wachter : "Schnell, schnell, schnell !". Dat waren zo van die abnormale situaties maar die toch moesten gebeuren in tijd van uiterste nood. Bent U vooraleer op transport gesteld te worden medisch onderzocht ? Neen, daar was geen sprake van. Hoe verliep de reis dan verder ? Na die zesdaagse reis kwamen we toe in een grote gemeente : Sains-Richaumont boven Guise (Fig. 9) (6). We werden daar in een grote meisjesschool gestoken. Er lagen daar veel mooie boeken en ik lag er onmiddellijk met een paar mooie boeken op mijn schoot. Daar is het eerste dodelijk ongeluk gebeurd. Een zekere Maurice De Reu. Die school was een laagbouw met klassen die uitgaven op de koer. Al de geweren hingen daar aan de muur. Waarschijnlijk per toeval, is er een geweer van de muur gevallen, de kogel ging door het venster, ging hem door de kop, de nek uit, raakte de tweede broer Schietse uit Munte, dan een zekere Vander Voorde, het "tsoepke" (puntje) van zijn neus weg, en die die hem kon opvangen was een nonkel van mijn latere vrouw, Theofiel Coopman, hij heeft die kogel opgevangen op zijn voorhoofd, waar hij een litteken van blijven houden is. We hebben hem schoon begraven. De Duitsers hebben dat toegelaten. Van uit die school zijn we in compagnies verdeeld geworden. Ge had Z.A.B.l, 2, 3 en 4 elk gemiddeld duizend man, samen dus ongeveer vierduizend man. Ik zat in compagnie Z.A.B.-4. Chevennes was 3 (Fig. 9) Sains-Richaumont was 2 en LemĂŠ was 1 en 4. (Fig. 9) 's Anderendaags werd er geroepen dat we moesten gaan werken, maar ze hadden nog niet gesproken van eten en wij zeiden : "Geen eten is geen werken." De Duitsers zeiden juist het omgekeerde: "Erst arbeiten und dan essen!" We hebben dat zo nog zeven dagen uitgehouden met al onze "beetjes" die we nog bij ons 3


Fig. 8. Zivil-Arbeiters in de bijtende winterkou met schop en houweel op de foto samen met hun Duitse bewaker. Dik ingeduffeld met sjaals en deken en Duitse "Stiefel" of laarzen om de modderige grondwerken uit te voeren. Het is etenstijd. Iedereen heeft zijn eetketeltje bij. Let op de bedrukte gezichten van de jongelingen vooraan rechts. De man achteraan rechts draagt aan de ene hand een want en over de andere een kous. Verscheidene arbeiders hebben hun kapotte stelen hersteld met dikke takken. De derde man achteraan links draagt een bivakmuts onder zijn hoed om zich nog beter tegen de kou te beschermen. (Originele foto op postkaart ; fotograaf onbekend . Verzameling E. Levis)

hadden en aan onze kloefen geknaagd van de honger tot we op de zevende dag eten kregen . Een vierde van een Duits brood en dat was voor heel de dag plus 3/4 liter soep, die soms niet etelijk was. Dat was gemaakt van gedroogde groenten uit Italië en zij heetten dat "Gedörtte Gemüse", maar als je honger hebt zou je alles eten . Stilaan kwam er ook hout toe om "bridges" (bedden) te beginnen maken. Van op de grond, drie bedden boven mekaar. Dan hadden we toch al dat . Maar van vuur of licht was er nog geen sprake. Pas bij het invallen van de uitzonderlijk strenge winter van 1917 begonnen de problemen. Veertien weken waren er temperaturen tussen de -20° en de -25° C. Er waren veel zieken. De Duitsers maakten daarvoor een hulplazaret in Sains-Richaumont met een dokter en twee "goeie plantrekkers", twee oude "coureurs" D'Hondt en Jozef Salens. Toen de ziekten zich steeds meer lieten voelen werd er een zeer groot lazaret opgericht in Effry (Fig. 9). Dat was in een 4


onderafdeling van de fabrieken van Godin, die de stoven en kachels maakte. De grote fabriek was in Guise. Daar alleen allagen 258 Z.A.B.ers. Overal waar er kampen waren, zijn er Z.A.B.-ers begraven. Ik heb er later nog verscheidene reizen naar ingericht. Met dat verschil dat er kampen waren waar men heel nauwgezet alles opgeschreven heeft en anderen waar men dat niet gedaan heeft. Ik ben een van de gelukkigen geweest die niet ziek geweest zijn. Eén keer heb ik een verzworen vinger gehad waar ik een tijdje mee binnen mogen blijven ben.

Welk werk moesten jullie daar juist doen ? Er moest een nieuwe spoorweg aangelegd worden die een verkorting vormde voor de Duitsers van 90 km, naar Parijs. We hadden daarvoor schoppen en "piochen" (houwelen). Ik weet niet of ge de Franse grond daar kent, maar dat zijn al keien en kalk, heel rare aarde. En kap maar! En schep maar ! Onze ploegen bestonden uit 30 man plus een ploegbaas die ook een opgeëiste was. Daar waar wij moesten werken stond er elke meter een soldaat en hier en daar een onderofficier. We moesten er bossen weghakken, zo groot of ze waren; heuvels weggraven en putten opvullen. Zo werd er een weg gecreëerd tot voor Reims. De Duitsers hadden daar toen slag geleverd en waren doorgebroken. Naarmate zij vorderden moesten wij mee om te werken. Men heeft ons dan ook eens naar een plaats gebracht genoemd Beaurain (7) (Fig. 9). Daar was het ook: kappen, graven, opvullen. Keien uit de grond halen, want hij (De Duitsers) moest die keien hebben om "onderstanden" (bunkers, versterkingen in beton) te zetten aan het front. In die keigroeven van Beaurain hebben we vijf maanden gezeten en daar heb ik een kei gezien van -ik ga niet overdrijven, want de Duitsers zijn er met speciaal materiaal voor ter plaatse gekomen -van wel drieduizend kg ! Wat daar ook veel zat waren hagedissen. Daar moesten we ook nog zelf de houten dwarsliggers maken voor de spoorweg. Ik heb daar nog een liedje over gemaakt : "De kiezgroeve van Beaurain" en het gaat als volgt: Vrienden gij als braven Luistert eens alhier Naar 't lied van die slaven Van Z.A.B.-4 Niemand kan dat lijden Van zulk een gevaar 'k Wil niets overdrijven Geen iets is niet waar

5


Fig. 9. Situatieschets van de gemeenten in Noord-Frankrijk waar RenĂŠ Van den Berghe als Z.A.B.-er verplicht te werk gesteld was. c::::J Gemeenten waarvan sprake is in het dagboek van M. Baertsoen . ..b:l.

Steeds vroeg in den morgen Die trokken wij op Tegen koude verborgen Tot over de kop En nog niet half uitgeslapen Kropen wij op den trein 6


En ze voerden ons als slaven naar het dorp van Beaurain. Wij moesten hout zagen Geen ogenblik rust Des avonds om zeven Een "vierdeke" brood Dat was gans ons leven In dat vervloekt kot. Er waren nog een paar andere strofen, maar die ben ik vergeten. Ik heb dit lied nooit opgeschreven, alleen gezongen. Werden jullie voor dat werk betaald ? Ja, stilaan sprak men van betalen. Dat was 30 Pfennig per dag. Dat werd om de tien dagen uitbetaald. Dan kregen we 3 Mark. Werd er tijdens die barre winters dan niet voor verwarming gezorgd ? Ze hadden ons de toelating gegeven om een klein oventje te zetten, door enkele van onze metsers zelf gemetst. Zo hadden we toch een klein vuurtje met wat warmte en licht. Er zijn er ook gestorven in de compagnies. Ge moest niet verschieten als er een of andere morgen een dode naast U lag. Die moest dan onmiddellijk weggedaan worden. Dan trokken we rap iets aan om hem te begraven want het moest allemaal snel gaan. Volk hadden ze genoeg om mee te beulen.

Hebt U ooit naar huis mogen schrijven ofheeft men U van thuis uit kunnen of mogen schrijven ? In 1917 mochten we schrijven. Dat waren een soort rode "correspondentiekaarten" (briefkaarten), zoals onze gele postkaarten nu. Daar stond op gedrukt: "Zivil-Arbeiter-Bataljon 4". In het begin stonden er geen postzegels op. Maar de Duitsers hadden lont geroken dat wij soms onder die postzegels dierven schrijven om de censuur te ontlopen en in de tweede versie stond er al een postzegel op gedrukt ! Deze kaarten werden door de Duitse censuur grondig met rood of zwart potlood bewerkt. Mochten jullie van thuis pakjes ontvangen ? Ja, na drie- vier maanden mochten we van thuis pakketten ontvangen. Dat 'Yerd in Gent geladen door de "pompiers" of goede burgers en dat werd allemaal gestapeld in het Engels kerkje aan St.-Jacobs (Thans verkoopzaal St. -John). Van onze vier compagnies kwam dat toe in Guise en daar mochten wij dat met van die Duitse wagens met van die hoge zijstukken aan, gaan halen. We hadden daar geen paarden voor hoor ! We moesten die zelf voorttrekken met koorden en duwen met stokken enz ... , berg op, berg af, 7


Fig. 10 . Dhr. RenĂŠ van den Berghe : " Deze foto heb ik laten nemen als ik met verlof mogen komen ben. Dat was mijn schoonste kostuum . D at heb ik daar nooit gedragen. Dat bewaarde ik voor als ik naar huis zou mogen komen . Ik was bij de lO laatsten die in februari 1918 eens naar huis zijn mogen komen voor 12 dage n. Ik heb 3 nrs. gehad: nr. 2.103 , nr. 799 en nr. 287. Het is dat nr. dat ik hier draag. " (Eigendom Dhr. R. Van den Berghe foto Slosse/A. De Keyzer, Rooigemlaan)

8


want het is ginder zeer heuvelachtig. Want de Duitsers hadden geen tijd om dat zelf te brengen. Heel uitzonderlijk werden die met de trein soms iets naderbij gebracht. Het gebeurde zelden dat de pakjes juist uitgedeeld werden. Ook diegenen die laadden en lostten hadden lange vingers en mijnheer Bernard, de hoogste van ons, heeft dat dan eens gezegd om zich daartegen te verzetten. Het zijn eigenlijk die pakketten die ons het leven gered hebben. Maar wat is er dan gebeurd ? Ge weet als ge lang de riem toegetrokken hebt en ge begint daarna goed te "boeffen", (8) dan krijgt ge diarree. Sommigen ontlastten zich waar ze zaten of lagen. Er waren er zelfs bij waar het niet meer stopte en die zijn er van gestorven. Daarna moesten we alle dagen tonen waf we gingen eten. De controle werd strenger. Er was ook een "Stubenältesten" (kameroverste) die thuis moest blijven om op de pakjes te letten, moest kuisen en het binnenwerk doen. Als sanitair hadden we een kuip om ons gevoeg in te doen.

Wie deed er die controle ? Duitse soldaten met een officier bij en onderofficieren. Onze commandant heette Waytneck en de grote baas die de broden uitdeelde wasEmil Stein. Die zat zo helemaal in een korset van aan het Russisch front. 't Laatste liedje dat ik daar ooit gemaakt heb was dat van de postpakketten : "De Pakskes" Sa vrienden en gezellen Ik ga U gaan vertellen Hoe dat het met ons pakskes gaat Al in den oorlogstijd En 'k zal 't U vergelijken Ge zult daarvan staan kijken En iedereen zal zeggen : "Dat is toch ne reuzelap !" Nochtans die is het waar Want vraagt er ne keer naar Hetgeen ik hier zal zeggen Dat is duidelijk en klaar Een pakske dat was wel 't Bekwam iedereen wel Want iedereen die 't kreeg Werd er weder goed en fel. En als "Den Baard" het bataljon kwam verkonden (26) Dat ons pakskes uit het bataljon daar stonden Liepen wij al heel zere op de koer 9


't zij n'importe ne Genteneere of nen boer En tfeertig man moest hij daar nu aftellen En wij moesten ons al gauw "op vieren" stellen En zo zeer of dat het kon Stonden wij op peleton En zo trokken wij op weg in bataljon. Wij gingen aan het terten Op weg met zรณ een herte En iedereen die zei : Ja ik wil er ook wel wat En de wagon al gaan uitlaaien Verdomme 't zijn al boeren (9) Maar ginder guul opzij Staan er ook nog Genteneers bij (9) En 't mijne es zuu klein 't Zal gauwe "fertig" zijn En 't zijne es op den trein 't moest hier ook al lange zijn Er werd daar veel gepraat Ge weet hoe dat dat gaat En den ene die was blij En den ander die was kwaad En van de Genteneers die waren 't allemaal bakskes En van de Westvlamingen die waren 't allemaal zakskes En van ons boerkes, die waren zo plezant Want zij kregen iedere keer alzo een schuune mand En ze stektegen daar eentje bij zijne nekke Om daar uuk al heel zere mee te vertrekken En ze riepen : "Kom langs hier ! Allez, stelt hulder rap op vier!" En zo trokken wij met ons pakske op de zwier Op de compagnie gekomen Oh, daar wachteger wat, Jan-verdomme! Ze riepen: "Pier en Fien, Hebde 't mijne al gezien?" De namens afgelezen, de pakskes afgegeven En ied'reen kroop gezet met zijn pakske in zijne nest En daar ne keer goed gesmuld Ons buikske goed gevuld Wij maakten geen getier Want wij hadden zoveel plezier 10


Alles goed overzien Ja wel ne keer of tien Want we zaten daar zo dwaas Gelijk een kind mee zijne klaas ! En den enen had brood, bonen, vlees en hesebuten Maar 't meeste lawijt was onder de "Westflutten" {10) En den ene zei: "Ik en heb der nog niet veel" En den andere riep: "Ik heb bonen, rijst en meel!" En nonkel Juul den oven aangestoken Om ons al gauwe nog een potse te koken En zuu waren wij gezwind Net gelijk een guul klein kind Dat in ne spekkewinkel Een "mammetsoeze" wint! {11) Hoe is de rest van Uw verblijf dan nog verlopen ? Wel, stilaan moesten we achteruit trekken:· Van Sains-Richaumont naar Lemé, Chevennes en Marfontaine {fig. 9) en van daar naar Guise. De Fransen waren met hun fuselier-marins en hun koloniale troepen een tegenaanval begonnen, waardoor de Duitsers uit Reims verdreven werden en de prachtige kathedraal vernield werd. We waren toen reeds in 1918, bijna twee jaar waren verstreken. Op een namiddag in mei moesten we onze pakketten "fertig machen" en "Raus !"en daar stonden 800 Engelse krijgsgevangenen om ons af te lossen. Ze waren er mee van Dendermonde in België gekomen. We moesten weer de trein op, weer zes dagen in de wagons, weer datzelfde drama en we kwamen toe in Halluin {Arr. du Nord, 18 km van Lille; gedeeltelijk verwoest in W.O.I) 's nachts in het donker. We moesten uitstappen en op de grond slapen. We lagen daar op gedroogde mest want dat was warm. Na een paar dagen moesten we naar de grote papierfabriek van Boesbeke {14). Daar kwam hout toe en "kiekendraad" {13) en daar moesten we op een dag drieduizend bedden maken. Weervan die driedubbele stapelbedden. Het kippegaas diende als "ressortbak". Toen die fabriek bezet werd - nog een geluk, we waren er nog maar twee dagen buiten - vielen er twa~lf doden. Er was een obus in de keuken gevallen.

Heb je ooit van de Duitsers pure brutaliteiten meegemaakt ? De grootste Tyran was Emil Stein. Die had altijd een stok bij en zijn grootste plezier was als hij maar kon slaan. Hebt U van de Staat na de oorlog geen vergoeding gekregen ? Ja, {lacht) van de stad hebben we een voorschot op die vergoeding gekre11


gen van 150 fr. Als we de echte vergoeding dan eindelijk kregen was dat 900 fr, als we eerst ... onze 150 fr.van de stad terug betaalden ! Er is bij mijn weten maar één die dat niet teruggewild heeft en dat was Frans Toch, burgemeester van Gentbrugge.

U hebt ons verteld dat je twintigjaar lang op bijeenkomsten van opgeëisten gezongen hebt en dat je daar in totaal120. 000 fr mee opgehaald hebt voor het Strijdfonds. Zoudt U voor ons nog een van Uw liedjes willen zingen ? LIED VAN LEMÉ (walsritme) Ach vrienden wat is ons bestaan Toch zeer droevig op die "Eisenbahn" Wij waren maar pas op Lemé Daar begon reeds onze corvee Met een klein stukje brood in den mond Moesten wij hard werken in de grond Al was het weder nog zo guur Toch trokken wij op om vier uur Wij waren maar pas aan 't werk Of daar was ons lij den zeer sterk De slaafmeesters, vuil als het slijk Riepen altijd: "Los mit den Dreck !" 't Was altijd hetzelfde verdomd Maakt dat den Dreck naar U niet weer komt Gij komt niet zo gauw klaar gij "Schwein" ! 't Moet "fertig" zijn ! Des avonds als wij hadden gedaan Moesten wij op vieren staan Door enen soldaat met geweld Werden wij wel tien maal geteld Dan werden wij met grote macht Naar ons "keuterkot" teruggebracht (14) Bij den onderofficier aangemeld Daar werden wij nogmaals geteld En dan waren wij in ons gesticht Maar wij hadden geen vuur of geen licht En we kregen een klein stukje brood De honger was groot En dan kropen wij in onzen bak

12


En zochten daarna ons gemak De vuiligheid liep op ons lijf (15) Daar lagen wij stijf Als dat nu was gedaan Moesten wij naar Faty gaan (16) Hier was het niet beter want zie Wijlie werkten daar met genie Wij stonden daar aan een blok grond Waar een jongen de dood ondervond En den arbeid werd beter gezocht Maar toch werd er snel gewrocht En den honger die zeer als ne vos "Donnerwetter" die was altijd "los" ! Altijd maar zijn muile geroerd "Zwanzig" monden die worden gevoed Wij hebben daar zeer hard gezwoegd Maar nooit genoeg ! Als dat nu ook was gedaan Moesten wij aan 't stoppen gaan (17) Wij stonden daar al aan de kant Met een stophaak in ons hand Wij werkten daar al om ter best Altijd stoppen, "immer fest" En des avonds die stonden wij stram en ons armen die hingen zeer lam. Zie vrienden ik zing maar in 't kort Hoe dat er met ons gebeuld wordt En kregen wij niets van ons huis (18) Wij hadden allang een kruis Maar toch hielden wij ons recht Al waren wij allen zo slecht En nu allen met moed en met kracht Naar de vrede gesmacht! Wat wist de burger nu op het moment zelf van wat er in verband met opeisingen rondom hem te Gent en elders gebeurde, wat kon hij daar aan doen en wat was daarover zijn mening? In dat verband vinden we heel wat informatie in het dagboek van Marc Baertsoen, advocaat bij het Hof van Beroep en oud-schepen van de stad Gent die- toen nog in het Frans- bijna 13


dag na dag de stand van zaken bijhield. Wij hebben voor U dit dagboek uitgepluisd en alles genoteerd wat er in verband met wegvoering van arbeiders in vermeld staat. Hierna volgt de vertaling van de meest betekenisvolle gedeelten uit zijn dagboek. 13 oktober 1916 De Duitse autoriteiten laten een bekendmaking aanplakken waarin staat : "Kunnen tot arbeid gedwon................ gen worden , personen die in staat zijn te werken , in het geval of door oorzaak van spel, dronkenschap, leegloperij, werkloosheid of luiheid (sic). Fig. 11. Dhr. RenĂŠ Van den Berghe . Ze zullen verplicht worden beroep te 1949. doen op de steun van anderen om in (Eigendom Dhr. R. Van den Berghe. hun onderhoud te voorzien, of in het Foto Adolf De Keyzer) onderhoud van de personen die onder hun hoede staan." Dit Duitse gewrocht is een meesterwerk van moffenhypocrisie en terzelfdertijd een gedurfde belediging aan onze ongelukkige arbeidersbevolking. 20-21 oktober 1916 In de nacht van 20 op 21 oktober werden een groot aantal arbeiders die onlangs te Gent door de bezetter aangehouden werden in het geheim door de Duitsers naar onbekende bestemmingen weggevoerd. Men kan zich voorstellen in welke mate de bevolking zich verbolgen toonde toen zij deze wegvoering op de morgen van 21 oktober vernam . Waarheen kan men deze ongelukkigen gevoerd hebben ? Ik interesseerde mij zelf aan meerdere van deze aangehouden werklieden daar het allemaal werklozen waren en hun arbeid voor hun gezin onmisbaar was , ging ik majoor Heitz (25) (Fig. 2 boven , 1e rij 2e v. links) , chefvan de militaire politie opzoeken , waarvan de bureaus zich op de Vlasmarkt bevonden in het oude hotel van Dhr. Alphonse Carels. Het schijnt dat hij de leiding heeft over de gedwongen wegvoering van arbeiders. Ik slaag er in tot bij hem te geraken en ik maak hem duidelijk dat de mannen waaraan ik mij interesseer en die deze nacht weggevoerd zijn naar een onbekende bestemming, allen arbeiders waren die alle dagen hun bezigheid hadden en niet onder het besluit vielen dat de lle oktober jongstleden aangeplakt werd, dat hun familie hun loon absoluut nodig heeft om te leven en indien 14


de Duitse autoriteiten deze maatregel handhaven, zij de uitgaven van de Openbare Onderstand nog zullen opdrijven in plaats van ze te verminderen. Deze toespraak schijnt toch enige indruk op hem te maken, want hij belooft mij het geval te onderzoeken. Hij vertelt mij eveneens dat de bevolking zich niet ongerust moet maken zoals ze nu doet, dat de werklieden zullen gebruikt worden voor de aanleg van een spoorweg (Hij zegt er niet bij waar) en zij daar even veilig zullen zijn als te Gent daar zij ver van het front zullen zitten; hij voegt er aan toe dat de Duitse autoriteiten 4.000 Gentse arbeiders nodig hebben en dat men er 8.000 opgeĂŤist heeft om een selectie onder hen te kunnen maken. Hij zegt mij niet volgens welke criteria de weggevoerde of aangehouden werklieden geselecteerd worden. Ik verlaat hem na de formele belofte te hebben gekregen dat hij dit bijzondere geval dat ik hem signaleerde, met de meeste zorg zou onderzoeken. Het is zo dat deze arrestaties en wegvoeringen zonder de minste logica en op de meest arbitraire manier gebeurden. Zij drijven de bevolking tot wanhoop. Dezen beschuldigen of de burgemeester, of de lokale politie, of het Nationaal ComitĂŠ voor Hulpverlening de werkloosheidslijsten aan de Duitsers gegeven te hebben, wat absoluut niet waar is. Het is nu onomstotelijk bewezen dat de Duitsers, helemaal in tegenspraak met hun aanplakbrieven, zich helemaal niets aangetrokken hebben van het feit of de werklieden die ze opeisten werkloos waren of niet; ze hebben doodeenvoudig op de politiecommisariaten de bevolkingsregisters genomen, ze hebben er alle handarbeiders waarmee ze dachten iets te kunnen aanvangen uitgepikt, al naar gelang hun leeftijd of hun beroep. ( ... ) Als voorwendsel voor hun onwettige opeisingen zegden zij dat zij "de werklieden gingen onttrekken aan de slechte invloed van de luiheid". 't Is een smerige moffenstreek ! 21 oktober 1916 Twee optochten hebben vandaag mekaar gekruist in de Gentse straten. De eerste, triomfantelijk, samengesteld aan het St.-Pietersstation uit een 15talluxewagens, ( ... ) met hooggeplaatste met zilver en goud gehelmde militairen in hun grijze mantels.( ... ) De tweede stoet, somber, troosteloos, was zowat overal in de arbeidersbuurten en dichtbevolkte wijken gevormd. Hij was samengesteld uit jonge mensen, kinderen bijna, werklieden in de kracht van hun leven, uit oudere familievaders die allen pakjes en plunje in oude dekens gewikkeld droegen. Vrouwen, moeders en kinderen liepen wenend mee. De twee optochten ontmoetten mekaar op de hoek van de Ajuinlei en de Dominicanenstraat (19). Een van de hoge militairen uit de tweede auto nam bij een gendarm inlichtingen over wat dit allemaal betekende. Daarna hernam de stoet zijn weg. De burgers zagen van uit hun vensters deze meelijwekkende stoet en gaven de ongelukkigen levensmiddelen of geld. 15


De eerste stoet hield halt aan de zuilengalerij van de universiteit (20). ( ... ) De tweede liep nog lang door. Een fabriek, de "Gantoise", omgevormd tot gevangenis ontving hen na een hartverscheurend afscheid. Hier geen nieuwe professors, geen enkele voorvechter van de Vlaamse Universiteit om de opgeĂŤiste werklieden te ontvangen. Enkel Pruisische soldaten, de bajonet op het geweer duwden hen zachtjes en met medelijden naar binnen. ( ... ) In de "Gantoise" verliepen de zaken eenvoudiger. De opgesloten lotgenoten dineerden er met water en brood en sliepen er op de vloer, opgehoopt als gemeen vee. 's Anderendaags werden ze ingeladen voor een onbekende bestemming. Enkelen zouden hun vaderland nooit meer weerzien ! Dit is geschreven 's nachts, met gesloten luiken terwijl in het westen boven de horizont de kanonnen bulderden en hun heldere bliksems en donkere nevels de hemel verduisterden, daarna aan mijn zoon overhandigd, opdat hij nooit de herinnering zou vergeten aan de twee optochten die we met droefheid en schande door de Gentse straten zagen voorbijdefileren de 21e oktober 1916. ( ... ) 29-30 oktober 1916 De opeisingen van Belgische werklieden door de Duitse militaire autoriteiten gaan verder en niet alleen te Gent maar in alle dorpen van de provincie. Men beweert dat dit zich over het gehele land en het noorden van Frankrijk voordoet. Men weet het niet juist, want de gecensureerde moffenbladen dragen er wel zorg voor met geen woord te reppen over deze gewaagde maatregelen.( ... ) Wij hebben dit vernomen via boeren die 's vrijdags naar de stad komen. Zij zeggen dat dezelfde opeisingen als hier ook in de omstreken plaats grijpen. 1 november 1916 Alle gesprekken gaan over de steeds driester wordende opeisingen van Belgische valide mannen. Men beweert dat men eigenlijk alle mannen opeist die de leeftijd hebben om de wapens te dragen, om te beletten dat zij zich bij de geallieerde legers zouden voegen de dag dat deze zouden binnenrukken. Gezien deze dag nog VÂŤ?r af ligt, hechten weldenkende burgers geen geloof aan deze versie. Zij zijn er eerder van overtuigd dat onze tegenstrevers zich willen verzekeren van mankracht, opgeĂŤist in het bezette gebied, om op fabrieken, werkplaatsen, mijnen en ateliers van Duitsland die mannen te vervangen die zij daar tot dan toe hadden moeten laten en die ze nu hard aan het front nodig hebben. ( ... ) Men vermoedt dat er alleen in Gent de laatste 10 dagen meer dan 5.000 man naar onbekende bestemmingen gedeporteerd zijn. ( ... ) Waar bevinden zich al deze ongelukkigen? Niemand weet het. Zij hebben nog niet naar huis geschreven en de Teutoonse beulen weigeren elke inlichting over 16


hen.( ... ) Het gemeentebestuur heeft een hulpcomité opgericht voorgezeten door schepen Anseele. 6-7 november 1916 Men vertelt hier dat de wegvoering van mannen, die nu nog steeds blijft doorgaan, de hele stad opstandig maakt, waar wij machteloos moeten op toezien, zich op even grote schaal in de rest van het land voordoet en oorzaak geweest is van zeer hevige protesten vanwege Cardinaal Merder, aan het adres van Gouverneur-Generaal von Bissing. 9 november 1916 Monseigneur Mercier is niet alleen naar Gent gekomen om de begrafenis van Monseigneur Stillemans {21) bij te wonen, maar ook om zich in te lichten betreffende de opeisingen en wegvoeringen van werklieden en om zich daartegen te verzetten. In het geheim werden reeds enkele getypte protestbrieven verspreid die bestemd zijn voor alle geallieerde en neutrale landen. 12-13 november 1916 Onderhands worden getypte protestbrieven doorgegeven met een energiek protest getekend door alle senatoren en Belgische volksvertegenwoordi· gers tegen de opeisingen en geadresseerd aan von Bissing. 15 november 1916 Men is nog steeds zonder nieuws over de werklieden die nu reeds meer dan een maand geleden te Gent aangehouden en op transport gesteld zijn naar een onbekende bestemming. De Duitse en Belgische gecensureerde kranten blijven tegen beter weten in beweren dat men enkel en alleen werkloze arbeiders die de straten bevolkten en een gevaar vormden voor de openbare veiligheid, opgeëist heeft, en dit om de wereldopinie te sussen. Dit is vals, zoals we reeds zeiden: ten eerste waren de werklieden zeer kalm en betekenden zeker geen gevaar, komt daar bij dat men zeker zoveel nietwerklozen opgeëist heeft, wat wel degelijk bewijst dat het hen niet om de werklozen te doen is. Wat nog meèr onze stelling bewijst en het lef van de bezetter duidelijk aantoont, is het feit dat wanneer men hen bewijst dat deze of gene arbeider geen werkloze is en men hen vraagt hem dus terug te sturen deze autoriteiten zeer cynisch antwoorden dat i.p.v. 1.000 nietwerkloze arbeiders terug te sturen de Belgische autoriteiten er nog 1.000 bij zullen moeten leveren ! Een dergelijk antwoord, zijn barbaarsheid nog daargelaten, bewijst overduidelijk dat het werkloosheidsprobleem hier in geen enkele mate speelt. 16-17 november 1916 De Duitsers eisen alle electriciteitsarbeiders op, nog steeds om hen naar 17


onbekende oorden te deporteren en hen natuurlijk vóor de bezetter te laten werken. Men eist ook alle arbeiders van de Rijkstelefoondienst op waaronder zich, naarvolgens men mij bericht, een man van 57 jaar bevindt. Het is wraakroepend ! 29-30 november 1916 De emoties nemen nog toe te Gent. Het zijn niet alleen werklieden en bedienden die men opeist, maar ook jongelingen uit de goede burgerfamilies, zelfs van adel. De onrust is algemeen. Iedereen vraagt zich af waartoe deze maatregelen zullen leiden, die niet meer te verklaren zijn aan de hand van het fabeltje van de tewerkstelling van werklozen. 1-3 december 1916 Bij de opgeëiste jongeren bevonden zich familieleden van de best geziene families van de stad. Een zoon van Madame la douairière de Ghellinck- de Walleen Mijnheer d'Udekem- d' Acoz, een Mijnheer De Smet, zoon van Mevr. weduwe De Smet- Van Overstraeten, de zonen van pasteibakker VanAiseen Varenne, enz ... Allen zitten vast in de magazijnen van de "Linière Gantoise", waar ze slechts stro hebben om op te slapen; waar ze slecht gevoed worden en waar naar het schijnt een weerzinwekkende onzindelijke toestand heerst. Op 3 december eist men alle postbodes en bedienden der Belgische Posterijen op die geweigerd hebben de loyauteitsverklaring ten behoeve van de bezetter te ondertekenen. Er zijn onder hen mannen van 50 en 60 jaar, enkelen zijn zelfs ziek ! Het is een schandaal dat opstandig maakt. 4 december 1916 Men laat uit "La Gantoise" een groot aantal opgeëisten vrij, waaronder de postmannen van boven de 45 jaar, evenals de hogergenoemde heren De Ghellinck en De Smet. Enkele opgeëisten die deel uitmaakten van de eerste lichting, zijn wegens ziekte teruggestuurd. Bijna allen zijn gehavend en bleek en wekken medelijden op. Ze vertellen dat ze eerst hadden geweigerd om voor de Duitsers te werken, maar dezen hebben hen meerdere dagen zonder eten gezet en hen slecht behandeld, hen elke dag opnieuw vragend of ze nog niet wilden werken, en uiteindelijk, door honger overwonnen, moesten zij toestemmen. Het is een echt schandaal, een misdaad tegen de mensheid. Maar, wat nog wraakroepender is, maar dit kwamen wij nu maar pas te weten, ( ... )zijn zij niet zoals wij eerst dachten in Duitsland te werk gesteld, maar in Frankrijk, op enkele kilometers van het front om er strategische werken uit te voeren, wat een flagrante overtreding is van de Conventie van Den Haag (22). Inderdaad, de stadsgenoten die aan deze hel kunnen ontsnappen zijn, vertellen ons dat zij teruggekomen zijn van Marle, Sains18


Richaumont, Crécy-sur-Serre of Ribemont (Fig. 9) t.t.z. de streek die zich situeert tussen Laon, la Fère en St.-Quentin op een dertigtal kilometer achter het front. ( ... ) Zij vertelden dat zij daar nieuwe spoorwegen moesten aanleggen, blijkbaar om de Duitsers te bevoorraden met levensmiddelen, materiaal en munitie of een eventuele snelle evacuatie op een nieuwe defensielijn te versnellen. In het ene, zowel als in het andere geval, werken ze voor het Duitse leger. Toen zij maar al te goed doorhadden waarvoor men hen wou gebruiken hebben zij eerst geweigerd, en men heeft hun wil gebroken, waarna zij zich moeten onderwerpen hebben. ( ... )Weldra werd een groot aantal van hen emstig ziek door het slechte en onvoldoende eten, en door de slechte hygiënische omstandigheden waarin zij verkeerden, in erbarmelijke barakken, slecht sluitend en onverwarmd. Het zijn deze zieken die de moffen ons teruggestuurd hebben als nutteloze monden die als menselijke vodden, uitgeput en in lompen naar hun fanûlies teruglëeren. 21 december 1916 Men is te Gent uitermate beroerd over de authentieke officiële berichten die door de gemeenteraad bekomen zijn betteffende de opgeëiste werklieden. ( ... )Na hen de eerste zorgen verleend te hebben( ... ) zijn zij op het stadhuis ontvangen geworden door de Officiële Hulpcommissie voor de Opgeëisten, ( ... )de dokters die hen bij hun terugkomst onderzocht hebben bevestigen dat sommigen in een kritieke toestand verkeren. Enkelen lijden aan tuberculose, anderen hebben hart- of leverziekten of zware bronchitis, enz ... Nog anderen zijn zwaar gekwetst aan handen en benen door werk te moeten uitvoeren waarin zij onervaren waren; anderen hebben bevroren voeten door blootsvoets in de sneeuw te moeten lopen omdat hun klompen volledig versleten waren. Al deze verklaringen werden geacteerd door de Gemeentelijke Commissie die hen deze verklaringen doen ondertekenen heeft. Deze verhalen hebben onze bevolking flink geschokt. Men dacht dat de opeisingen nu zouden stoppen maar zij gaan goed en wel door. Men vraagt zich af waar de vermetelheid der Duitsers zal ophouden ? 4-8 januari 1917 Er komen nog steeds alle dagen opgeëisten ziek terug die sinds oktober en november van vorig jaar opgevorderd zijn geworden.( ... ) De ongelukkigen werden teruggestuurd met dysenterie, T.B.C. en totale uitputtingsverschijnselen, ( ... )Hun toestand is meelijwekkend. 10-11 januari 1917 Men maakt zich te Gent erg te doen met het lot van enkele jonge mannen die getracht hebben de Hollandse grens over te steken om aan de Duitse opeisingen te ontsnappen. Zij hadden zich op een Hollands schip verstopt 19


en werden er door de Duitsers verrast toen zij de Nederlandse grens wilden overschrijden tussen Zeizate en Sas-van-Gent. Ze waren met vijftien. Allen werden aangehouden en opgesloten in de gevangenis van de Nieuwe Wandeling te Gent en op secreet gesteld. 19 januari 1917 Er is totale schaarste aan melk. Bij de burgerij tracht men zich nog met melkpoeder uit de slag te trekken of melk uit dozen. Maar bij de arbeidersklasse is de ontbering groot, vooral voor de kleine kinderen en de zieken; namelijk zij die van uit Frankrijk teruggekeerd zijn na hun verplichte opeising. 28-29 januari 1917 Het vriest nog steeds -9° tot -10° C's nachts, -4° tot -5° C overdag. Men schaatst in het park waarvoor men 0,50 fr betaalt ten voordele van "I' Oeuvrede Secours aux Ouvriers Réquisitionnés" (23). 28 maart 1917 Een groot aantal van de ongelukkigen die sinds december en januari uit Frankrijk terugkwamen wegens gezondheidsredenen, zijn langzaam herstellende, dank zij de goede zorgen van hun familieleden en de Gemeentelijke Commissie voor Hulp aan de Weggevoerden. Die heeft o.a. bereikt dat het werk van het Groene Kruis alle dagen een speciale maaltijd bezorgt aan al diegenen die door de ontberingen ondermijnd zijn. Na 2 à 3 maanden waren zij stilaan aan de beterhand. En ziedaar, de Duitse autoriteiten eisen hen opnieuw op. Protesten en smeekbeden mogen niet baten. Men zendt ze opnieuw naar Frankrijk. ( ... ) Men ontbiedt hen op het "Meldeamt" in de Beurs (Fig. 4) en van daar begeleidt men hen naar de bijgebouwen van het Handria-Palace aan het St.-Pietersstation waar men hen gedurende verschillende dagen opsluit. Vervolgens worden ze op nachtelijk transport gesteld. Wanneer men de Duitse autoriteiten voorwerpt dat zij reeds in Frankrijk gewerkt hebben en vrijgelaten zijn wegens ziekte of gebrekkigheid, dan antwoorden zij dat zij slechts genoten hebben van een eenvoudig verlof, en, gezien dit verstreken is, zij hun werk moeten hernemen. 1 november 1917 Duitse affiches bedekken de muren der stad, waarop medegedeeld wordt dat vele opgeëiste werklieden die een verlof genoten zich niet meer opnieuw voor hun werk komen aanmelden na het beëindigen van dat verlof dat de gemeente verantwoordelijk gesteld wordt voor de arbeidsweigering van deze mannen en dat zij een boete van 100 Mark zullen moeten betalen voor elke man die zich voor 15 november niet zal aangemeld hebben en er vanaf nu gijzelaars zullen worden genomen om elke ontbrekende arbeider 20


Fig. 14. Dodengedenkteken van de " Gebuurte der Plezantevest - Gasmeterlaan en aanpalende straten" tegen de muur van het nu afgebroken magazijn van de Linière Gantoise" op de Blaisantvest recht over de Gantoisebrug (ook verdwenen) . De naamplaat vermeldt: "OPGEEISCHTEN" D.RAES K. BESBRUGGE G . SACCASYN S.CORNELIS G. SCHIETTEKATTE G . DAELE N. STEENHUYSE A.DEVISCH T.KERKHOVE O . TRUYEN (Achteraan afgestempe;ld: "Photo Ad . Van Hoecke , Tolhuislaan 111 , Gent" - Verzameling E. Levis)

te vervangen , dat ten slotte alle café's open voor de Belgische bevolking zullen gesloten worden en dat de verkoop van welkdanige alcoholische drank verboden is . Men kan zich zoal de kommentaar voorstellen die men in de stad op dat affiche geeft. Alle cafés zijn gesloten in heel de stad, zelfs op de Kouter en de Korenmarkt. ( ... ) 2-3 november 1917 De aanhouding van gijzelaars, waarmee het Duitse aanplakbiljet dreigde, indien de opgeëiste werklieden niet terugkeren zijn begonnen. Men praat in de stad veel over de aanhouding van meerdere gekende industriëlen, handelaars , bedienden, enz ... 21


3 november 1917 Men verneemt dat een groot aantal advocaten van de balie van Gent , vooral de jongsten , aangehouden zijn als gijzelaars en bedreigd zijn met wegvoering als opgeëiste naar het front. Op het einde van de dag verneemt men dat de oudsten onder hen , zij die de veertig jaar overschreden hebben, gehuwd of huisvader zijn , teruggestuurd werden. De anderen worden nog steeds vastgehouden in de bijgebouwen van het "FlandriaPalace" , waar ze nauwelijks gevoed worden en op de grond moeten slapen .

Fig. 15 . Erekruis der gedeporteerden. (Foto E . Levis, eigen verzameling)

5-6 januari 1918 Men laat nog steeds geen opgeëiste werklieden vrij uit de bijgebouwen van het "Flandria-Palace" . Het is nu reeds meer dan een jaar dat men ze daar alle dagen opsluit. Ze blijven daar drie of vier dagen waarna ze vervoerd worden naar daar waar men ze willaten werken .

5 februari 1918 De straten van de stad zijn niet alleen 's avonds en 's nachts onveilig , ze zijn dit zelfs overdag. Inderdaad, door de Duitsers verplicht opgeëiste werklieden of betrapte smokkelaars worden heel dikwijls gevankelijk door de stad geleid door de Duitse gendarmen of soldaten van de militaire politie (M.P.) . Het gebeurt dan soms dat die mensen, om zich te onttrekken aan het lot dat hen te wachten staat, op de een of andere straathoek uit de handen van hun bewaker trachten te ontsnappen en door de stad de benen nemen . De bewaker, in zijn waakzaamheid verschalkt, maakt dan altijd gebruik van zijn revolver of geweer om op de vluchtende te schieten, die hij praktisch nooit raakt, maar eerder een of andere voorbijganger, wat vaak gebeurt. 22 maart 1918 De Duitsers plakken aan, dat door een Engelse luchtaanval op Haluin (24) op 15 maart j .I., in de omgeving van Menen , 3 jonge Gentenaars tussen

22


de 17 en de 19 jaar gedood werden. Dit affiche getuigt van een echt ongekend cynisme. Hoe konden deze jonge Gentenaars daar gedood worden dan door het feit dat de Duitsers hen tegen hun wii achter hun stellingen aan het werk gedwongen hebben? Dit wrede nieuws beroert alle harten. 20-21 april1918 Op zaterdag 20 april heeft er weer zo'n mensenjacht plaats zoals we reeds hoger vermeld hebben : een opgeëiste werkman wordt brutaal door een Duitse politieman (een M.P. of "Marke-Pieker" zoals men te Gent zegt) naar de bijgebouwen van het "Flandria-Palace" gedreven. Aan de hoek van de Oostendestraat en de Albertlaan gekomen neemt de werkman de benen door de Oostendestraat; zijn bewaker achtervolgt hem, lopend vuurt hij meermaals met zijn revolver in de richting van de vluchtende, gelukkig zonder hem noch andere voorbijgangers te raken, die zich dood van de schrik tegen de gevels drukken en de kogels om de oren horen fluiten. Het is een mirakel dat niemand gedood werd. De M.P. slaagt er in zijn gevangene in te.halen en te grijpen daar hij totaal uitgeput is. Hij doet hem de handboeien aan en voert hem mee terwijl hij hem overlaadt met schoppen en vuistslagen en dit waarschijnlijk om hem te doen nadenken over de mogelijke gevolgen van zijn ontsnapping. Ziedaar waar wij staan na drie jaar bezetting door deze zachte Duitse beschavers. 22-25 april1918 De bijgebouwen van het "Flandria-Palace" blijven nog steeds, en dit reeds sinds 1916, dienen als voorlopige gevangenis voor opgeëiste arbeiders. Tot daar het relaas van twee jaar gedwongen arbeid in dienst van de oorlog. Nu 70 jaar later getuigen duizenden in arduin gekapte namen van diegenen die niet terug keerden. "Nooit meer oorlog!" was in 1918 de vrome wens. 22 jaar na dato heeft de geschiedenis het anders gewild. EddyLEVIS

NOTEN (5) Anor: Noord-Frankrijk, op 22 km van Avesnes-sur-Helne. (6) Sains-Richaumont: gemeente op de Aisne op 16 km van Vervinsmet enkele wolspinnerijen. Guise: gemeente op de Oise, steengroeven; geboorteplaats van de familie Godin, de eigenaars van de grote gekende stovenfabriek; Guise werd zwaar verwoest tijdens W.O.I. (7) Beauraio: 5 km ten zuiden van Guise, steengroeven; niet te verwarren met Beauraing in België tussenDinanten Bouillon. (8) "boeffen": (Z.N.) zich dik vreten.< Frans bouffer: schransen, zich opblazen.

23


(9) Men kon aan de voedselpakketten zien of ze bestemd waren voor boerenjongens of stadsbewoners. Van de landbouwers zat het voedsel meestal in mandjes, van stedelingen in pakjes, bakjes of dozen. (10) "Westflutten": Gents dialect voor West-Vlamingen. (11) "mammetsoeze" : ook "Mammeloeze" : knotvormige spekke (snoep) op een klein stokje, dat de kinderen in de hand houden om er beter te kunnen aan lekken of tsoezen. - Gents Woordenboek Lorlewijk Lievevrouw-Coopman, deel 2, blz. 828. (12) Bousbecque, gemeente in Noord-Frankrijk, 16 km van Lille. (13) soort sterk kippegaas, gevlochten ijzerdraad. (14) "keuterkot" :kleine schamele woning, woning van een keuterboer. Klein boertje met een klein bedrijf en één paard. (15) Men zat doorlopend geplaagd met vlooien en luizen. (16) Bedoeld wordt de gemeente Wiège-Faty, 11 km tenz.o.van Guise; zie fig. 9 (Informatie R. Van den Berghe.) (17) "stoppen" is de term die de Duitsers gebruikten voor het aanstampen van de steenslag onder de sporen. Dit gebeurde met een grote houten stamper met bovenaan een bol en onderaan een verdikking. (18) Bedoeld wordt : Hadden we van thuis de voedselpakketten niet gekregen, we waren allang van honger omgekomen. (19) Thans Jacobijnenstraat, van Onderbergen naar de Predikherenbrug. (20) In de aula greep de installatieplechtigheid plaats van de Vlaamse universiteit. Van af 1830 was de vóertaal er Frans. Ze was tot stand gekomen onder invloed van de Aktivisten en met de steun van von Bissing. (21) Bisschop van Gent. (22) De eerste vredesconferentie had plaats op initiatief van tsaar Nicolaas 11 van Rusland van 18/5 tot 30n!l899. Er waren 27landen aanwezig. Daar werden (o.a.) overeenkomsten gesloten betreffende wetten en gebruiken van de oorlog te land. De tweede vredesconferentie ging door van 15/6 tot 18/10/1907. Toen waren 44 landen aanwezig. Een van de clausules bepaalde dat de burgers onder bepaalde omstandigheden (betaling, voeding, huisvesting, enz ... ) aan het werk kunnen gezet worden. (23) Vertaling: Hulporganisatie voor Opgeëiste Arbeiders. (24) Haluin : Franse grensgemeente ten zuiden van Menen. (25) Heitz :Pruisisch majoor v.d. landweer, was 3 jaar politiechef te Gent. Tot bij het uitbreken van de oorlog was hij keizerlijke geheimraad, arrondissementscommissaris in de Opper-Elzas. Daardoor sprak hij liever Frans dan Duits ! Toen woonachtig te Heidelberg. Was te Gent ingekwartierd in de Borluutstraat nr. 9 (Etappeleven deel2, blz. 111-114). (26) "Den Baard" was een Duitse onderofficier die verantwoordelijk was voor de uitdeling van de pakketten. Mits wat smeergeld in de vorm van voedsel viel bij hem . wel wat te versie~en. (Informatie R. Van den Berghe)

BRONNEN.

- "Etappeleven te Gent door Heinrich Wandt- Kantteekeningen bij de Duitsche ineenstorting". Twee delen Uitgever : H. Janssens Hovenierstraat, 22 Ledeberg-

24


Gent. Copyright 1921 by Heinrich Wandt Berlin-Charlottenburg, Droysenstrasse, 10a. - "Kriegsalbum von Gent - Herausgegeben von der Photographischen Abteilung der Kommandantur" - Gent 1916. - "Notes d'un Gantois sur la Guerre de 1914-1918" par Marc Baertsoen Avocat près de la Cour d'Appel, ancien Echevin de la villede Gand. - Gand. A. Vandeweghe, S.A., 41 rue de Courtrai, 41-1929. . - Interview afgenomen op vrijdag 8 juli 1988 van de heer René Eugène Van den Berghe, textielarbeider, oud-weggevoerde, Abrikoosstraat 4, 9000 Gent. (opgenomen op magneetband)

MET DANK AAN:

- Dhr. René Van den Berghe voorzijn kostbare informatie. - Dhr. Henri Moring van de Z.A.B.- N.F.W. voor de bemiddeling. - Dhr. Walter Van den Berghe voor de inzage van zijn bibliotheek. - Dhr. Guydo Deseyn van het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel voor de foto.

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr. 117 Op 19 juni 1899 stelde Paul Bergmans, in het Frans, in de rubriek "Beeldhouwwerken- St-Jacobskerk- XVIIIe eeuw (1783)" een fiche op over HET EERSTE MONUMENT P ALFYN

Dit eenvoudig grafmonument gewijd aan de nagedachtenis van Palfyn, werd opgericht in de St-Jacobskerk door de zorgen van het College der Medicijnen van Gent. Het werd onthuld op 11 februari 1783 en bij deze gelegenheid sprak de geneesheer M.A. van Dueren in het Vlaams een lofrede uit voor de beroemde uitvinder van de verlostang. Deze redevoering werd gedrukt, met ernaast de Franse vertaling, en een plaat het graf voorstellend, gegraveerd door J .L. Wauters. P. de Brabant rijmde voor deze ceremonie een Gedigt dat in het Frans vertaald werd. Er was ook een hekeldicht onder de vorm van een Opbeldering der wel-luidende en aanbelangende lof-spraak van Jan Palfyn, en een Gedigt aan Mr. Johannes Palfyn, berugten ontleeder en wond-beeler toen zijn prael-graf, vyftig jaren na zyne dood was opgeregt. Heel deze reeks stukken wordt bewaard in de bibliotheek van de Universiteit van Gent. Dit monument, ingemetseld in de laatste linkerzuil van het middenschip, bestaat uit een gedenkplaat met een bekroning onder de vorm van een obe25


Eerste grafmonument van Jan Palfyn

26


lisk. Daarop tekent zich een kleine bronzen trofee af van ineengestrengelde verlostangen. De platen zijn in witte marmer met een omlijsting van zwarte marmer; de bijkomende versieringen zijn in witte marmer. Op de basis kon men eerst de inscriptie lezen : D.O.M. Et piis manibus Joannis Palfyn, scriptis anatomicis et chirorgicis per Europam clari. Obiit die 7 Febrorri 1733. Aetatis sure 78. Posuit Collegium medicum gandavense MDCCLXXXIII. Ze werd sindsdien uitgewist, waarschijnlijk, zoals de auteurs van Bibliotheca belgica zeggen, omdat de sterfdatum van Palfyn en zijn leeftijd onjuist werden aangeduid. Ze werd in 1890 teruggeplaatst door de zorgen van de kerkfabriek, met de nodige correcties : ... Obiit die 21 Aprilis 1730. Aetatis sure 80... Het verzoekschrift dat het Collegium medicum in 1782 richtte aan de Schepenen om de nodige toelating te bekomen, leert ons dat het monument dertig ponden groot moet gekost hebben. Het duurde niet lang vooraleer dit uiterst eenvoudig geheel, gemaakt in de geest van de tijd, te armzalig werd gevonden en onwaardig voor de beroemde man die men wilde verheerlijken: Cfr. Stedelijke archieven, reeks 2()()z.- F. Vander Haeghen, Th. Arnold en R. Vanden Berghe, Bibliotheca belgica, V 0 Palfyn. - Kervyn de Volkaersbeke, les Eglises de Gand, t. 11, p. 28.- Fr. De Potter, Gent, t. VII, pp. 36-37.

UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) MUINKBRUG De eerste Muinkbrug werd waarschijnlijk gebouwd na het ontstaan van de Sint-Pietersabdij. De brug was de verbinding met de weg die naar de abdij leidde en dus meest door monniken gebruikt werd. Monnik werd vroeger muninck (muink) geschreven vandaar de naam "monnikenbrug". De oudste vermelding van deze brug over de Opper-Schelde gaat terug tot 1326 : up ter Moencbrucgen. De stadsrekeningen van 1624 en 1672 vermelden de brug als zijnde een in steen gebouwde brug met drie bogen (zie copie van tekening uit het atlas Goetghebuer). Op 29-12-1838 verscheen in de krant het volgende : "De Muinkbrug dreigt in te vallen, de overheid verbiedt den doortocht der rijtuigen en voor de voetgangers wordt eene voorlopige houten brug vervaardigd." Het werd 1847 vooraleer de herstelling van de Muinkbrug goedgekeurd werd (na 27


Deze gefotografeerde tekening uit het atlas Goetghebuer toont ons de Muinkbrug voor 1840. Bij de tekening zijn de volgende maten aangeduid : brugopeningen : Âą20 voet , lengte 90 voet en breedte 10 voet. De vrije hoogte onder de middenste boog: 28 voet.

De Muinkbrug omstreeks 1900.

28


De huidige Muinkbrug (foto 1980).

Oan<l -

Quai Terplaten

De Marcellisbrug van 1865.

29


bespreking in gemeenteraad op 26-8- 1845 !) . Op 13 juli 1874 begon aannemer Rollin en Co aan de bouw van een vaste stalen brug, welke voltooid was op 13 nov . 1874 (Prijs 84.400 fr.). De beproeving gebeurde pas op 13 april 1875 en wel zo : er werd 400 kg aarde op de brug gelegd en daarna werd ze belast door twee wagens, elk met vier paarden bespannen, tezamen een gewicht van 15.000 kg. In 1938 was de brug zo door roest aangetast dat een vernieuwing zich opdrong. Het werd terug een vaste metalen brug met dezelfde afmetingen als de voorgaande , alleen de vrije hoogte werd met 35 cm vermeerderd. De werken vingen aan op 5 september 1938 en waren ten einde op 20 februari 1939. De brug werd opengesteld voor het verkeer en twee dagen later(!) beproefd door vier wagens met een totaal gewicht van 72 ton . Estetisch gezien is de huidige brug ĂŠĂŠn der lelijkste van Gent. Jaar

Soort

Lengte rijweg

1840 Vaste in steen 90 voet 1874 Vaste in metaal 25 m 1938 Vaste in metaal 25 m

Breedte van : Vrije voetpad doorvaar hoogte

2x 1,5 2x 1,5

4,5 4,5

16,8 16,8

3,95 4,3

Proef

15.000kg 72.000 kg

Stadsbrug

MARCELLISBRUG Uit de "Beurzencourant" van 13 augustus 1865 haalden we het volgende : "Terwijl men bezig is met de afbraak der Marcellis brug , achten we het niet ongepast enige woorden over de eerste oprichting dezer mede te delen . Voor vele onzer lezers uit de stad zullen die bijzonderheden nieuw zijn. Sinds lange tijd had de regering van Gent, het voornemen opgevat eene brug over de Schelde te werpen en aldus het kwartier vanSt-Pieters met de statie van den ijzeren weg te verbinden . Er verliep een tamelijk lange tijd (het kan wel niet anders met stadhuisheren) aleer het opgevatte denkbeeld wierd uitgevoerd , tot dat men eindelijk te rade ging bij de bestuurder der ijzergieterij te Seraing. De heer Duval , Fransche ingenieur , maakte een ontwerp voor de brug , en de heer advocaat MARCELLIS (1) stelde het den gemeenteraad voor, die het met aandrift aannam , voor de som van 112.000 francs. In 1843 eindigde men het werk , en op den 4de september 1844 werd het " monsterachtig meesterstuk" met grooten luister ingehuldigd . Onze wijze mannen van dat tijdstip vonden , dat men dit ijzeren kunstgewrocht geenen beteren naam kon geven , dan dien van MARCELLIS en zoo geschiedde." Door het einde van het werk bedoelde men het einde van het maken van de 30


=

,"\rh..u-lv~ u

Ti!;'.

~

,.r.

s_

;--<-'r·_.r·;.:,;oc ··.,.-,-_,.-L;;::;;'·:;;;>·;;t_::;:l:;:;!'J'J--=-==~-~~-m

Marcellisbrug. Tekeningen Atlas Goetghebuer SAG.

31


landhoofden, want op donderdag 16 mei 1844 verscheen in de Gazette van Gent het volgende : "De ijzeren brug. Sedert eenige dagen hebben de werkingen tot het leggen der brug in gegoten ijzer, aen de Lammerstraat, over de Schelde, eenen aenvang genomen. Dit ontwerp, hoe eenvoudig het grondgedacht er ook moge voor komen, had in het begin vele tegenstrevers ontmoet, en tot nu toe vindt men nog personen die, gemeende uitvoering hiervan als eene groote vermetelheid aanzien." Hierna volgde een beschrijving van de toekomstige brug. Gazette van Gent, vrijdag 28 juni 1844 : "Het leggen der brug van Gent is op het punt van volbragt te zijn, wij zullen die belangwekkende gebeurtenis niet onaengemerkt laten voorbijgaan." Deze eerste gietijzeren brug te Gent, met een breedte van 10 meter, was volgens de voorstanders, een zeer mooie brug (zie tekening). Ze kwam tot stand na de verbreding van de Lammerstraat welke, in 1842, slechts 6,5 meter breed was aan de kant van de Schelde en, halfweg, naar de St-Pietersnieuwstraat, nog versmalde tot een steeg van amper 2 meter. De eerste brug had echter ĂŠĂŠn groot nadeel : ze lag niet in het verlengde van de straat (ze lag haaks t.o.v. de stroom). Dit was dan ook de reden waarom ze al na twintig jaar werd afgebroken om plaats te maken voor een ijzeren brug van de firma SCRIBBE, die de aanbesteding, op 5 december 1864, toegewezen kreeg, voor de som van 59.536 fr. In mei 1865 werd er door de handelaars van de Lammerstraat gevraagd om tijdens de duur der werken, een noodbrug in hout te leggen. De nieuwe brug van Scribbe werd ingehuldigd in augustus 1866. Over deze herbouwing had de "Beurzencourant" de volgende mening : "De herbouwing der Marcellisbrug is zeker een goed werk, maar is het nu wel de tijd om dit uit te voeren ? De brug was zeker niet bouwvallig, het is dus bloot een prachtwerk, dat de regering ondernomen heeft, terwijl nog zooveel andere dringende werken in de stad te doen zijn. Waarom niet liever nog een tiental jaren gewacht, en eerst en vooral de ongezonde kwartieren der stad verlucht en gereinigd ? Waarom niet liever de kaaien en schuinten onzer rivieren hersteld, die zulk een ellendig zicht opleveren, en waarvan er zelfs te midden van de stad, gelijk bvb. de Neerscheldekaai gansche brokken uit den kaaimuur gevallen zijn ? Waarom niet meer riolen gemaakt en wat meer nieuwe plankieren gelegd, betere en meer waterlopen gemaakt en de afgelegen plaatsen der stad op wat liberaler wijze verlicht en gereinigd ? Onze regering handelt gelijk sommige lieden van deze tijd :uitwendig fraai en schoon, onder een jas morsig vuil. Een schone brug van duizenden, in 't volle zicht der vreemdelingen, maar geen geld voor werken uit te voeren die, sedert het vierde eener eeuw, nuttig en niet alleen nuttig maar dringend verklaard geworden zijn. In 't kort : men handelt op het stadhuis gelijk in '"t misverstand !"

32


Marcellisbrug in 1906.

Marcellis brug in 1983.

33


In dezelfde krant verscheen ook het bericht van een ongeval, gebeurd tijdens de afbraak van de eerste brug, op 5 september 1865, waarbij zeven werklieden in het water vielen, één verdronk, een tweede werd gekwetst en de rest kon zich al zwemmend redden. Het ongeval was te wijten aan het plotseling afbreken der balken, dienende voor de onttakeling van de uitwendige brugleuningen welke 8.000 kg wogen. Voor de laatste vernieuwing, in 1952, waren twee redenen : ·1. Het dragend gedeelte van de (tweede) Marcellisbrug bestond hoofdzakelijk uit zes bogen in gewalst ijzer en was zodanig door roest aangetast dat ze dringend vernieuwd moesten worden. 2. De drukke verkeersader die er overheen gaat werd aanzienlijk vernauwd want de rijweg van 10,15 meter verminderde op de brug naar 6,8 meter. De nieuwe brug, in voorgespannen beton, kostte de niet onaardige som van 2.402.793 fr of ±40 maal de prijs van de brug van 1866. De plaatsing van de eerste balk in spanbeton, met een lengte van 20,5 men 20 ton wegende, gebeurde op 10 januari 1952. De brug werd voor het verkeer opengesteld op 8 maart 1952. Tijdens de duur der werken lag er een houten voetgangersbrugje. De brug behield steeds de naam van haar eerste bouwheer: Marcellis. Het is wel spijtig dat men in de huidige (moderne) tijd niet veel aandacht meer besteedt aan de uitvoering van de brugleuningen. Zoals ze vroeger gemaakt werden waren ze veel mooier en sierlijker.

(1) Karel-Hendrik-Marcellis, advocaat, geboren te Antwerpen, overleden te Luik den 12 september 1864, oud 60 jaar. Uit: Atlas Goetghebuer, SAG.

Jaar

Soort

Lengte rijweg

1844 vaste in gietijzer 1866 vaste in gietijzer 27,5 1952 vaste in voorge- 21 spannen beton Systeem FrankiSmet

Breedte van : Vrije voetpad doorvaar hoogte 2x2

6 6,2 10,15

2x2

16 19,5 16,5

Proef

5,3 4,6 4,24

STADSBRUG

M.LABYN ('t vervolgt)

34


VAN ALLE MARKTEN THUIS

De Groentenmarkt Deel VlD Wanneer ik het over de Groentenmarkt heb wordt niet alleen het gelijknamig pleintje voor het Groot Vleeshuis bedoeld, maar alle localiteiten waar ooit groenten verkocht werden en worden. We weten dat men reeds in de veertiende eeuw warmoesplanten tussen de viskraampjes op de huidige Groentenmarkt verkocht. Hiermee werden vooral koolsoorten en bladgroenten bedoeld, zoals . witte, Fig. 1. De markt, houtsnede vanJan Frans rode, bloem- en savooikool, raCantrĂŠ (1886-1931). pen, wortelen, rammenas - een Verzameling E. Levis. soort radijs met zwarte wortel en scherpe smaak -, pastinaken en andere wortelsoorten met veel "groeze" (1), ook bieten evenals verscheidene kruiden voor sla en "groenselsoepe". Vis en groenten gaan zeer goed samen. Zijn zij ten andere niet de basisproducten van de oorspronkelijke Gentse vissoep of Waterzooi? De kramen van deze "groenwaermarkt" stonden tussen de Vleeshuisbrug en het begin van de Hoogpoort en de Lange Munt. In 1664 greep deze markt plaats voor het Klein Vleeshuis of "Nieuwe Marct" (op de hoek van de Kortedagsteeg en de Vogelmarkt), en de "Vischmerct" op zaterdagen en tijdens weekdagen op het Sint-Veerleplein. Toen in 1689 de Vismarkt verhuisde naar de open plek tussen de SintVeerlekerken het Wenemaersgodshuis, aan de samenvloeiing van Leie en Lieve, kwam de Vismarkt geheel voor de groentenhandel vrij. Dit bracht dan weer nieuwe problemen mee, want de "groenselboeren en -boerinnen" ploften hun karren pal voor de winkels en de huizen rond de markt neer, zodat de handelaren morden en het verkeer "geen libere passage" had rond het pleintje. Het stadsbestuur greep in en in 1767 kwam een verbod op het plaatsen van "groenselkerren" in de buurt. Tot voor de Franse Overheersing werd op het Sint-VeerlepleiD naast groenten ook nog dure limoenen, sinaas- en granaatappels en andere exo35


Fig. 2. Groentenmarkt 1929. (Foto Louis De Landtsheer. Overpoortstraat 26 Gent. Contactafdruk van originele glasplaat. Verzameling E . Levis)

tische vruchten verkocht , die alleen door de gegoede burgerij konden gekocht worden. Met hun komst hadden de Fransen niet alleen hun revolutie geïmporteerd, maar was er blijkbaar ook een evolutie gekomen in het commerciële denken van onze voorouders. Door de uitbreiding van de perifere stadswijken ging men decentraliseren. De kleinhandel werd overgebracht naar de overdekte markt naast vlees- en vishandel op het Sint-Veerleplein. (Fig . 3) In 1896 verkocht men groenten op de Groentenmarkt , het Sint-Annaplein , het Casinoplein tegen de Coupure , in de Burgstraat , op het huidige Bisschop Seghersplein op de Brugse Poort en in de Sint-Amandstraat tussen de Elandijnberg en de Kunstlaan. Deze markten waren ook geen exclusieve groentenmarkten meer , aangezien men het detailaanbod ging uitbreiden met allerlei fruitsoorten. Rond de pomp op de Groentenmarkt stonden de "groensel venters" die gespecialiseerd waren in de teelt van één speciale groente. Op fig. 4 zien we zo'n "groenselwijveke" met haar speciale "groenselbenne" vol bloemkolen . Ook de "primeurs" werden op het middenplein en op de omringende voetpaden aan de man - of vrouw - gebracht. Deze groothandel was enkel daar, evenals om de hoek op het Sint-Veerleplein (Fig. 5 en 6) en de Burg36


DE NIEUWE VISCHMARKT

Er is weeral wat nieuws in Gent, Dat ik U zal bezingen, Omdat ik weet alsdat het volk Veel houdt van nieuwe dingen : Het is van de overdekte merkte, Die men nu heeft doen bouwen, V oor vischverkoopsters groot en klein En ook voor groenselvrouwen bis 't Was vroeger al in de open lucht, En al de groenselvrouwen. Die klaagden dat ze in zomertijd Niets frisch en kosten houwen. Zij riepen dat het Stadsbestuur 't Niet langer moogt gedoogen, Dat wortels, raap en seldere Alzoo stond te verdroogen. Des winters was 't een ander spel, En was het zoo gebleven, De vischverkoopsters op den duur Die waren al versteven. Zij konden spijts hun lollepot Van koude zich niet stuipen, En blieken, paling, alles lag Vervrozen in de kuipen. Maar al 't verdriet is nu gedaan, Nu hoort men niet meer klagen. Van regen, koude of zonneschijn, Of eenige and're plagen. want vischverkoopsters oud en jong, En heel het groensel rasken, Die zitten in de nieuwe merkt Als in een glazen kasken. En boven d'ingang van de mijn Ziet men Neptunus prijken, Waar de Engelschmans soms uren lang Als uilen staan op kijken. Maar 'k denk, wijl zij nu toch het geld Gaan scheppen met heel hoopen, Dat zij Neptunus, hun patroon, Een broek zoรปn mogen koopen.

37


Ik hoop, men zal niet lijk weleer, Daar heele dagen kijven, Want ieder visch of groenselvrouw Moet op haar stalken blijven. En al wie volgens 't reglement. -Zich daar niet wil gedragen, Die gaat de rnammelokker in (2) Tot einde van haar dagen. Fig. 3. Spotlied op de nieuwe "overdekte merkte" voor vis en groenten. Ook de naakte beelden in het fronton zijn bron va ergernis. (Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen- Gent La 17- boek A)

straat toegelaten. Op het Groot Kanonplein en de Vrijdagmarkt verkocht men op vrijdagen naast groente ook nog zaden. De "Gids voor Gent en Oost-Vlaanderen" van 1905 vermeldt : Groenselmarkt. "Alle dagen : Groensel, fruit- en moeskruidmarkten. -Er zijneene nachtmarkt en dagmarkten. - De nachtmarkt is gevestigd op de Vrijdagmarkt. Eene bijzondere plaats, rond het standbeeld, is er voorbehouden voor den verkoop der vroege groenten. Daarenboven, tijdens het tijdvak van 15 April tot 31 Juli, zal de Groenselmarkt bij de Vrijdagsmarkt gevoegd worden voor den verkoop van aspergen, erwten en aardbeziën. - De nachtmarkt wordt geopend : in den zomer (1 April tot 30 September) om 2 ure 's morgends en in den winter (1 October tot 31 Maart) om 3 ure 's morgends. Zij wordt om 6 ure 's morgends gesloten. De dagmarkten zijn gevestigd : Veerleplaats, Groenselmarkt, Ste-Elisabethplaats en Brugsebensteenweg (vóór de kerk van St-JanBaptist). -Zij worden geopend om 6 ure 's morgends en gesloten den zondag om 11 ure 's morgends; den zaterdag om 4 ure 's avonds in den winter en om 8 ure 's avonds in den zomer, de andere dagen 's middags. -Een verkavelingsplan, vastgesteld door het schepencollege, duidt de plaatsen aan die op de Groenselmarkt en op de Veerleptaats voorbehouden zijn, eenerzijds aan de groenselhoveniers en voortverkoopers, die een bestendig kraam hebben en, van den anderen kant, aan de handelaars in vroege groenten. Den vrijdag van elke week, eene markt voor den verkoop van warmoesplanten en zaden. Zij wordt gehouden op de Groot-Kanonplaats; zij begint des zomers te 6 uur en des winters te 7 uur; zij eindigt te middag."

Zoals de Wegwijzer schrijft, had de nachtmarkt of groothandel plaats op de Vrijdagmarkt, wat voor de omwonenden ook overlast gaf. Uit die tijd 38


Fig. 4. Zomerse scène op de Groentenmarkt te Gent. Een winkelende dame betaalt haar inkopen . De bloemkolen liggen in speciale bennen. Streepjesparasol en strooien hoedjes beschermen de burgers tegen de zon. Alleen boeren waren bruin van buiten te werken. In het Oud Vleeshuis is tijdelijk de post en de verzendingsdienst van de Belgische Spoorwegen ondergebracht. "Posterijen en Telegrafen - Postes et Télégraphes" "Chemin de fer de l'Etat - Bureau central d'Expédition de Marchandises et de Valeurs" staat er op de gevel. Boven de deur: "Ingang voor wagens en karren- Entrée des wagons et charettes. Foto van omstreeks de.eeuwwisseling. (Fonds Vanderhaegen- Verzameling Museum voor Volkskunde te Gent)

stamt het gezegde : 't Is vrijdag, de blauwe lanciers komen naar de stad" , omdat de boeren vroeger in hun blauwe kielen naar de stad kwamen. Gezien de markt om twee uur begon , schoven de boerenkarren al om één uur aan. Het was verboden de markt langs andere straten op te rijden dan langs de Kammerstraat, de Lange Munt en de Zuivelsteeg. Daardoor werd het een gedrum van je welste. Een lint van wachtende "groenselkerren" en sakkerende "groenselbazen" van de Lange Munt, Groentenmarkt, Grasen Korenlei , Hoogstraat, tot zelfs soms aan de Brugse Poort, doorslingerde de stad. Dat duurde zo tot aan de Tweede Wereldoorlog toen de bezetter de zaken reorganiseerde. De vroegmarkt op de Vrijdagmarkt ging voor de bijl en verhuisde gedwongen naar de Beestenmarkt voor het slachthuis waar hij aan de stadsrand minder ongemak veroorzaakte. Men was er echter vet

39


Fig. 5. Een regenachtige dag op het Veerleplein. De groentenvrouw zit er maar bedrukt bij. Het hoekhuis tegen het poortgebouw van het Gravensteen is reeds afgebroken voor de restauratiewerken. In 1893 zou men aan de herstelling van het poortgebouw beginnen. Op de achtergrond wordt een koets voortgeduwd. De grond ligt bezaaid met groentenafvaL Het is een hondenweer , alhoewel de twee straatlopers op de voorgrond zich daar weinig aan gelegen laten. (Fonds Vanderhaegen- Verzameling Museum voor Volkskunde te Gent- Foto tussen 1890-1893)

mee: het meeste was op de bon , de aanvoer was zeer onregelmatig en veel werd in het zwart verkocht. Het aanvoerprobleem heeft nog aangesleept tot op het einde van de veertiger jaren . Voor de oorlog en in het begin van de vijftiger jaren was er verkoop van keurfruit en groenten in de Eaudeloostraat en op de Ottogracht , maar in 1964 verhuisde die naar de Groothandelsmar kt. Ook de techniek stond voor niets. Schoof de "groenselvrouwe" vroeger de lollepot (3) onder de rokken, thans gebruikt men de verrolbare gasverwarming met butaanflessen om de winterse knoken soepel te houden. De Groothandelsmarkt was een aanzienlijke verbetering , daar de boeren niet meer in weer en wind hoefden te staan en er over grote magazijnen beschikten. De fruit- en groentenmagazijnen rechtover de ingang van de Sint-Jacabskerk dateren nog van de periode vóór 1964 . Omstreeks Allerheiligen , maar ook daarbuiten worden bloemen verkocht op de Groothandelsmarkt en binnenkort zal waarschijnlijk ook de Beestenmarkt er onder-

40


• JI

·--

...

· ~-

_

..

\o;o.

Fig. 6. Groentenverkoopsters op het Veerleplein. De woningen tegen de omheiningsmuur van het Gravensteen zijn afgebroken. Houten omheiningen sluiten de werken af. (Fonds Vanderhaeghen ·Verzameling Museum voor Volkskunde te Gent)

dak krijgen . Ik twijfel er aan dat de geuren van deze twee laatsten met mekaar zullen harmoniëren . De Groentenmarkt gaat vandaag nog steeds door op het gelijknamige pleintje. Alleen 's zondags ruimen de landbouwproducten sinds enkele jaren de plaats voor de schildersezels van de kunstmarkt. Die valt onder de dienst Culturele Animatie. Men verkoopt er kunst van zondagsschilders die er naar hartelust "groenselsoepe" of landschapjes met veel groen en gebladerte zitten te penselen. (4) Dat groenten, fruit, schilderkunst en woordkunst slechts een savooiblad uit mekaar liggen, kun je in de nu volgende sappige Gentse uitspraken zelf vaststellen :Is iemand geen held dan is het "ne pruimeschijter". Zéér plat is "zo plat als een boon". Iemand die in het groen gekleed loopt ziet er uit "als een prei in volle fleur". Een druppel op een gloeiende plaat wordt in het Gents "een booninnen brouwketel". Iemand die geminacht wordt, wordt "geacht lijk een boon". "Ge zoudt hem uit de bonen niet jagen" slaat op iemand die walgelijk vuil is. Iemand die van zijn stuk is "loopt in de bonen". Iemand die zijn inzichten niet laat kennen "gaat ge zijnen ajuin niet pellen". Is men overkleed dan krijgt men de smalende opmerking "dat men gekleed is gelijk ne rauwen ajuin". "Mijne ajuin loopt te veure" slaat dan 41


-11 ----

. Fig. 7. Fruitverkoopster naast de krantenkiosk op het Graaf van Vlaanderenplein voor het voormalige Zuidstation. De verkoopster zit op een stoeltje met afgezaagde poten , beschermd door een paraplu tegen de felle zon. Men kon hier fruit en andere versnaperingen kopen om uit het vuistje te nuttigen. Een huurrijtuig wacht op klanten. (Fonds Vanderhaegen- Verzameling Museum voor Volkskunde te Gent)

weer op je horloge. Op de markt kun je voor " nen appel en een ei " iets kopen. Een schoon meiske kan" bleuzen gelijk nen appel". Als iemand een boer laat zegt men : " 't Zijn appels veur mijn lief; z'eet zoo girre fruit". Vrouwen zijn al naar gelang hun leeftijd "snelle" of "ouwe saveujen". Een vrouw "mee weinig balkon" is "een platte boone". Geen woord zeggen is "zich gesloten houden gelijk een saveuje". Iemand foppen is "zijne wurtel schrepen" of betekent ook hem leugens wijsmaken of geheimen ontfutselen. Het heeft ook een obscene betekenis. Een "petaterhoofd" of een "petaterbolle" is een dommerik. "Gemaakte kool" is doorgestoken kaart. Wie een pokdalig gezicht heeft "is mee zijn muile in d'eerweten gevallen". Wanneer iets zo dun is dat men er het daglicht kan door zien dan "kan men er eerweten door zaaien". Iemand onder zijn voeten geven is " iemand op zijne sala geven" en "zo lacht of een saaldeblaadje" (salieblaadje) werd gezegd van al wat dun en licht was. Zit men met "een hoofd gelijk een vurte rape" dan heeft men wel een zeer zware hoofdverkoudheid. Dat bepaalde groenten winderigheid veroorzaken blijkt uit vele spreuken en uitdrukkingen : "Die raepen eten laten veesten en scheten."

42


~

MIJN·E ·K:AROLINE I

~--HOE

RIJMT MEN DAT TE SAAM.

Als men soms in bet leven Ja alles wel beschouwd, Dan boort; men wel eens zeggen; Och I was ik maar getrouwd, En wil mij wel aanbooren, Gelooven wat ik zeg ; 'k Heb _haar mijn trouw' gezworen, Maar 't is jammer zij is weg.

De beurs; bet park en de rechtbank Bis. Hoe rijmt men dat te zaàm t De beurs is voor den bandelaar, En 't park is voor den wandelaar, En de rechtbank voor den schandelaar, Zoo rijmt men dat te zaám. Bis. Een meisje, een jongen en een bruiionreest Hoe rijmt men dat te saàm t ·Een meisje zit aan 't breien, De jongen die komt vreien, Op de bruiloftfeest zal men rijen, Zoo rijmt men dut te saàm. Eene kool, eenen vrek en een hospilaal, Hoe rijmt men dat te saám 1 Eene kool die kan bederven, Van een vrekkan men veel erven, En in 't bospilaal kan men sterven, Zoo rijmt men dat te saàm. Een student, eenen duivel en een jood Hoe rijmt men dat te saàm 1 Een student die kan goed liegen, En wie zien. geen duivel vliegen, Maar een jood die kan bedriegen, Zoo rijmt men dat te saàm. Eene molen, eenen boer en een' boèrin Hoe rijmt men dat te saàm 1 Eene molen die kan draaien, Eenen boer zou geerne maaien, En de boel'in die zit te naaien ; Zoo rijmt men dat te sàam.

I

REFRAlN: Wie van de beeren Heeft mijn' Karoline niet gezien 1 Karoline niet gezien ·(2 maal) Wie van de beeren Heen mijn' Karoline niet gezien ! En wie van de beeren Heen mijn Karoline niet _gezien. Toen ik haar band kwam te vragen,

iiJ gaf bet niet plezier

ZIJ kon mij z0o behagen; Och I was zij maar nog Wer;

GIJ bad ze moeten kennen Haar oogen zijn zoo zacht 'k: Zie haarin:mijne-droomen;· ·•· · · Somtijds de ganscbe nacht. Wie van de beeren, enz. En 's avonds in den donk'ren Al was bet soms wat laat, Stond zij op mij te wachten Op 't boekje van de straat. De maan kon ons bekoren Dan waren wij kontent, Zij liet mij wel eens booren : Gij zijt een brave vent. Wie van de heeren, enz. Maar komt zij immer weder, Dan wordt zij vast de mijn Dan gaan wij samen paren_ En weêre gelukkig zijn ; Dan gaan wij samen trouwen BB eens ab man en vrouw 'tEn zal ons nooit berouwen, WihUn 's winters uit de koQ. Wle van de beeren, enz.

·

~- _D~.!l.l!O!Pel, .Q]!-~.ell_;~~ur~. . ·-' -

· -: ·Hoe rijmt'men dat te ·sAam 1 Naar den hemel gaan de zielen, En aan d'bel vaag ik mijn Welen, En in 't ngevuur daar en is geen bier ; Zoo rijmt men dat te saàm. Een pompier, een gendarme en eene muis Hoe rijmt dat te saàm 1 Een pompier die gaat uit blusscben Een genda1·m en vangt geen musscben Een muis kruipt overal tussebcn Zoo rijmt men dat te saam. De viscbmarkt groenselmarkt en een gardeviDe Hoe rijmt men dat te saam 1 Op de viscbmark.t zijn veel wijven Op de groensebnarkt zijn z' aan t' kijven En de garde zal z' opschrijven ; Zoo rijmt men dat te s;wn. Een ajuin, een kasteel en komeer · Hoe rijmt men dat te saam t Een :ijuin die moet men pellen, Aan 't kasteel die moet men bellen Een komeer kan veel vertellen ; zoo rijmt men dat te saam Een advokaat, een nCJiaris en een lijk Hoe rijmtimen dat te saam11 Een advokaat!plcit voor de'duiten, De nolaris schart naar de kluiten En bel lijk voert men naar buiten ; zoo rijmt men dat te saam.

Vliegend blaadske. In het tweede lied {rechts) komt de "groenselmarkt" ook·ter sprake. We kunnen eruit opmaken dat de politieagenten of "gardeviels" daar zeker niet stonden om hun "latte" (sabel) te verslijten maar regelmatig hun autoriteit tegen de vis- en komeerwijven moesten laten gelden. (Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen- Gent La 17- boek A 41)

43


"Hij heeft bonen g'eten." "Rapen den eersch doen gapen." "Hij heeft rauwe ajuin g'eten." "Ach, rapen is toch maar een windig kruid, En toch is iedereen op rapen uit." "Boonen en rapen doen 't gat gapen, En ieder bete is een schete." Wie na dit alles gelezen te hebben "bleust gelijk ('t bloed van) een rape" moet er nu wel zeer bleek uitzien. Ik zie ook al een paar dames waarvan hun "groenselsoepe" scheef staat; t.t.z. hun bloemekenshoed. Het was hiermee zeker niet de bedoeling in de lezer "zijn rape te zitten" of "in zijn bonen te lopen", want dat zou hem maar misnoegd maken, maar alleen te wijzen op de schilderachtige rijkdom van de Gentse taalschat. Tot waar de "Groenselmort" ons (mis)leiden kan! EddyLEVIS NOTEN (1) groeze :stengels van bladeren, van aardappelen, wortelen, enz ... Fr. : feuillage, (groen gebladerte) Gents Woordenboek p. 480. (2) rnammelokker : stadsgevangenis aan het Belfort. (3) lollepot : houten voetstoof met houtskool. Zie vorig artikel voetnoot 8. (4) groenselsoepe : 1. soep van groenten 2. vrouwenhoed met veel bloemen 3. zekere schilderijen, bijz. landschappen verbeeldende. Gents Woordenboek, p. 479.

BIBLIOGRAFIE

-

Frans De Potter, "Gent van de oudste tijden tot heden"- 1882-1932. J.J. Steyaert, "Volledige beschrijving van Gent"- 1857. Lodewijk Lievevrouw-Coopman, "Gents Woordenboek" - 1974. Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen, Bibliotheek Museum van Volkskunde te Gent, "Liederen" -lade 17. - "Wegwijzer voor Gent en Oost-Vlaanderen"- 1905. - Museum voor IndustriĂŤle Archeologie en Textiel, Gent: "De Markt"- 1988.

44


UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Gevelstenen waarop symbolisch bepaalde BEROEPEN werden afgebeeld, waren er natuurlijk ook. Zelfs de laatste jaren werden ook nog dergelijke reliëfs vervaardigd. Boven de ingang van de stadscrèche op de Bevrijdingslaan, werd omstreeks 1970 een gepolychromeerd reliëf ingemetseld. Het beeldt een liggende kinderverzorgster uit die een kind in de arm houdt terwijl een ander speelt. De beeldhouwer van die gevelsteen was Walter de Buck. Aan een gevel waar sanitaire artikelen worden verhandeld, hangt een reliëf waarop een badende vrouw is te zien, een permanent uithangteken voor de zaak. Ook deze gevelsteen is vrij recent. Heel wat ouder is deze, ingemetseld aan de façade van een 18de-eeuws huis in de Burgstraat Daarop staat een standaardmolen omringd van rococovolutes. Deze steen werd in 1916 vernieuwd maar in het Museum voor Stenen Voorwe.rpen bevindt zich het oorspronkelijke, zeer verweerde, kalkstenen exemplaar. Op de Coupure Rechts, aan een der ingangen van de rijksveeartsenijschool, ziet men een sober opgevatte, zinnebeeldige gevelsteen waarop de genezer Asklèpios met de gevleugelde staf en de slangen is afgebeeld. Dat reliëf werd ca 1950 door beeldhouwer Geo Verbanek vervaardigd. Een soortgelijke gevelsteen van dezelfde kunstenaar hangt, sinds 1951, aan een huis op de Oude Houtlei. Eveneens recent is deze, voor enkele jaren in de gevel van een apotheek op de Galgenberg gemetseld. De gepolychromeerde keramiek stelt een (Egyptische ?) kruidenbereider voor met een mortier in de linkerhand. Op de Graslei, boven de ingang van het "Gildehuis der Vrije Schippers" zit het bekende reliëf waarop een zestiende-eeuwse driemaster is afgebeeld. Samen met de sculpturen aan de bovenverdieping werd deze steen in opdracht van bouwmeester Christoffel van den Berghe uitgevoerd, naar het contract van 1530. De oorspronkelijke steen bevindt zich echter in het Museum voor Stenen Voorwe.rpen. (22) Zes moderne gevelstenen sieren de hoge bakstenen muur van het Provinciaal Gouvernement in de Henegouwstraat, gebouw dat, nà de totale verwoesting van het vorige gebouw, in 1944 werd opgetrokken. Elk personage op deze reliëfs symboliseert een verschillend beroep : metaalbewerker, landbouwer, mijnwerker, textielarbeider, tuinbouwer en bouwvakarbeider. Het "vry huys, vry erve" op de Hoogpoortwerd reeds in 1356 "Den Ram" genoemd. Na een splitsing en een later opnieuw samenvoegen (23) werd het in 1732 herbouwd en de gevel werd met verschillende gevelstenen versierd. De huisbenaming "Dit es den Ram" staat op een steen boven de 45


Bevrijdingslaan 1. Kinderverzorgster met kinderen.

Bevrijdingslaan 94. Badende vrouw.

Gents Museum voor Stenen Voorwerpen. Staakmolen . A.C.L. (Copyright Brussel)

46


Coupure 264. Asklèpios .

Oude Houtlei 126. Asklèpios.

Galgenberg 2. Egyptische (?) kruidenarbeider .

47


Graslei 13. Hanzeschip (Gildehuis ~------., 1-'-1111-""' der Vrije Schippers) (1531).

lM---¡

Henegouwstraat, Provinciaal Gouvernement. Beroepen.

Museum voor Volkskunde , Gent. Beenhouwersgevelsteen. 48


Hoogpoort 10. Dit es den ram 1732. (Foto : Stadsarchief, Gent)

49


Meerseniersstraat 10. Scènes i.v.m. meelhandel (Huis "De Lelie")

Grutmolen door paard voortbewogen.

Verkoop v. meel bij de mulder.

50


Gents Museum voor ' Stenen Voorwerpen . Aambeeld in krans. (Copyright A.C.L. · · Brussel)

Sint-Pietersnieuwstraat 91. Spinster.

Sint-Salvatorstraat 1. De Wan.

51


ingang. Twee van de vijf boven de eerste verdieping geven het bouwjaar aan. De andere drie verwijzen waarschijnlijk naar de bouwheren. Middenin staat de beker met de slang, zinnebeeld van de geneeskunde. Het Gildeboek der Pijnders van 1494 vermeldt reeds een brouwerij "In de lelie ande suvelbrugghe" en in het Politye boeck van 1663 door J. Billet opgesteld, heet de brouwerij nog steeds "lelie in de Suijvelsteghe". Ondertussen veranderde de straatnaam in Meerseniersstraat, maar de huisbenaming bleef. Getuige de gevelsteen "De Lelie" die we bij de rubriek der plantennamen aanhalen. Aan diezelfde gevel hangen echter tevens drie prachtige reliëfs die drie scènes in verband met de meelhandel uitbeelden: een grutmolen, door een paard voortbewogen, de verkoop van meel bij de mulder en een winkelscène. Vóór enkele jaren werden deze gevelstenen herschilderd. Een steentje, daterend uit het begin van de 20e eeuw, bevindt zich nu in het Museum voor Volkskunde. Het behoorde toe aan E.M. De Jonghe, beenhouwer uit de Van Crombrugghestraat. Het reliëf in wit marmer beeldt een varkentje uit. Het werd in 1909 in de gevel gemetseld en tijdens de herbouwing in 1974 aan het voornoemd museum geschonken. In het Museum voor Stenen Voorwezpen zagen we een gevelsteen waarvan we de oorsprong niet kennen. Op het zandstenen uithangteken ziet men de afbeelding van een aambeeld waarrond een elliptische lauwerkrans ligt. Of deze steen in de gevel werd gemetseld van een smidse of van een herberg kan men enkel raden. Op de Sint-Kwintensberg stond, jaren geleden, een 18de-eeuwse gevel waaraan een steen prijkte waarop een landbouwer of een brouwer met een gaffel in reliëf stond gebeiteld. Een paar bomen suggereerden een landschap. De gevel werd gesloopt en de gevelsteen is zoek. Enkel een foto uit het Gents Stadsarchief bewijst het vroegere bestaan van dat reliëf. Een gepolychromeerde gevelsteen, vervaardigd nà de Tweede Wereldoorlog versiert, onder het zadeldak, een gevel in de Sint-Pietersnieuwstraat. Het stelt een spinstertje voor en is louter decoratief bedoeld. Bij de afbeelding der beroepen, rekenen we tenslotte nog "De Wan". Toen men het café op de hoek van de Sint-Salvatorstraatmoderniseerde, metselde men de vroegere rechthoekige gevelsteen opnieuw in de façade. Het "Wanneken an den Halsbreker" (lees: Meerhem) werd reeds in 1663 door Billet vernoemd.

NOTEN (22) Van Duyse, H., lnventaire archéologique de Gand, 20-4-1898 "Le décorsculptural est dan ses dispositions essentielles, conforme au contrat de 1530. Celui-ei stipulait, autre une "Pucelle de Gand" non exécutée, un beau navire figuré en

52


bonne taille au-dessus de la porte ... Sur Ie mur pignon des bateliers jetant l'ancre." (23) De Potter, F., op.cit., 1901,11, p. 324.

LodeHOSTE ('t Vervolgt)

DE GESCIDEDENIS VAN DE VYT-BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg) 1963, maart 10. Voor de eerste maal werd het Lam Godsdossier door J. Matthijs, procureur-generaal bij het parket van het Hof van Beroep te Gent voor publicatie vrijgegeven. Cels, de auteur van het boek, De Rechtvaardige Rechters, nam een interview af van de gepensioneerde commissaris Luysterborgh, die zich gevestigd had in de buurt van Rijsel, en deze meende dat de achterhouding van de bekentenis van Goedertier zeer veel nadeel berokkend had aan het verdere verloop van het onderzoek (blijkbaar niet voor de Duitse bezetters). Naar aanleiding van het boek loofde de weduwe van David M. van Buuren op 1 november een premie uit van 500 000 Fr aan de persoon die binnen de 2 jaar het gestolen paneel zou ontdekken. Een Brugs inspecteur der apothekers meende steunend op de brieven van Goedertier uit te maken waar zich het paneel bevond, nl. in de Gentse kathedraal. Door tussenkomst van Théo Lefèvre wou hij een onderzoek laten instellen in de kathedraal wat geweigerd werd door de vicaris-generaal De.Kesel (317). 1964. Voor de Wereldtentoonstelling te New-York vroeg men om de panelen van Adam en Eva te mogen uitlenen, wat geweigerd werd door de kerkfabriek. 1966. Op verzoek van graaf 0. de Kerchove de Denterghem schilderde Roger Raveel, Lucassen Renier, Raoul De Keyser en Etienne Elias de muurschilderingen in de gangen van het kasteel te Beervelde. De graaf deelde me mee dat oorspronkelijk één deel van een muur moest geschilderd worden, maar dat Raveel zelf voorstelde om met_ zijn vrienden de oude keldergangen volledig te beschilderen voor de reeds overeengekomen prijs. Op één der muren vinden we een vrije interpretatie naar het aanbiddingspaneet van het Lam Gods (318).

53


1969, maart 31. In de reeks postzegels van "De muziek en de schilderkunst" uitgegeven door Rwanda werd op de kleinste waarde (20c) de muscicerende engelen van het Lam Gods gereproduceerd. 1970, november 14-december 6. Voor de tentoonstelling Johannes Ockeghem en zijn tijd te Dendermonde (noot 210) leende dhr. Dieriek zijn transparanties van het Lam Gods uit (vriendelijke mededeling van dhr. Dierick) (nr. 151-3). 1971. Op 23 november verscheen in de Knack een artikel "De man die het geheim van het gestolen paneel in handen had". Cels verklaart in zijn boek 'De rechtvaardige rechters', dat het over de Antwerpenaar Max Winders ging, die sinds 1914 een goede vriend was van het Belgisch vorstenhuis en die tijdens de 2de wereldoorlog belast was met de conservatie der Belgische kunstschatten. Cels sleurt hier niet alleen Mgr. De Kesel in zijn relaas, maar ook de koning ... Volgens Cels zou onze Vorst de opdracht gegeven hebben aan dhr. Winders om na de 2de Wereldoorlog het in goede staat verkerende paneel der Rechtvaardige Rechters te voorschijn te halen zonder iemand in opspraak te brengen. Het origineel zou men willen laten doorgaan voor een kopie (306). Persoonlijk kunnen we niet akkoord gaan met deze stelling (zie verder). 1974, maart 26. Jos Murez publiceerde in de Vooruit: "Gentse kunstschilders Jos Trotteyn en Hugo De Putter: Lam Godspaneel in de Gentse St.Baafs is het echte !" Jos Trotteyn had in opdracht van de kerkfabriek de vernis met blauwschijn verwijderd, die een zweem gaf aan het koloriet van het retabel. Mgr. De Kesel belegde een persvergadering, waarop tevens de schilders aanwezig waren, om zijn onschuld te bewijzen. Achteraf werden er nog tal van wijsneuzen bijgehaald, die volgens onze mening niets van de kunst van de gebroeders van Eyck begrijpen en die met allerlei alternatieven op de proppen kwamen, doch zonder enige basis. Laten we deze kopie nu eens nader beschouwen. Het eerste verschil wat opvalt bij het paneel van de Rechtvaardige Rechters is dat de verflaag zeer dof aanvoelt en tamelijk ongelijkmatig werd aangebracht. Men ziet duidelijk de cirkelvormige penseelstrepen op deze kopie. De verflagen van de van Eyckpanelen zijn vrij egaal, dit komt tevens door de dikke preparatielaag die aangebracht werd op de panelen. Op Van der Veken's paneel is deze aanwezig, doch ze is dunner. De verflaag bij van Eyck voelt als een dik oudoorzichtbaar glas aan. De gebroeders brachten eerst een grondlaag in de lichtste tonaliteit van de gewenste kleur aan, waarop ze donkerde maar transparante lagen aanbrachten die men glacis noemt. Van der V eken mengde direkt op zijn palet de kleuren en bracht deze (gemengde) kleur-klaar op het paneel. Door deze vluggere afwerking is zijn stijl veel meer gebonden. De licht54


effecten en details worden op dit onderste linkse zijluik met direkte penseelstrepen en toetsen bekomen, terwijl van Eyck ze behandelde als kleine miniaturen (vb. : op de sluitspeld van de eerste zingende engelen zien we een kleine witte streep, die vergroot de weerspiegeling laat zien van het glasraam in de Vytkapel). Van der V eken heeft waarschijnlijk wel getracht deze glacis weer te geven. De verf die hij samenstelde heeft iets van tempera weg, doch is zeer verschillend van deze van de gebroeders. Als men nauwkeurig kijkt dan ziet men nu reeds een duidelijk verschil in het blauw van de lucht, het lichte groen van het gewas en het bruin van de aarde. De veroudering van deze pigmenten zijn volledig anders dan deze van de van Eycks. Hiervoor bedanken we tevens dhr. Dieriek die ons daarop gewezen heeft. Trefois (306) die deze kopie voor origineel houdt, meent dat een koperen drager zich beter zou lenen voor het vervaardigen van een kopie. Olieverf of tempera voelt op koper zeer hard- bijna als een email- aan. De drager is daarbij zeer gevoelig voor deuken en plooiingen (en het retabel is al een paar keer verhuisd). Het is dan ook verstaanbaar dat Van der V eken een oude plank (en geen nieuwe voor de werking) nam voor het vervaardigen van deze kopie. Indien deze kopie het origineel zou zijn van Van Eyck, dan zouden de nerven van de plank dezelfde moeten zijn als de plank waarop St.-Jan de Doper werd geschilderd, daar beiden oorspronkelijk behoorden tot één en hetzelfde paneel. Het werd tijdens het verblijf in Duitsland in twee delen gezaagd om beide taferelen te kunnen exposeren. Op de foto van de achterzijde van het St.-Jansluik, die ons gewillig getoond werd door Dr. Micheline Comblen-Sonkes van het Nationaal Centrum voor Navorsingen over de Vlaamse Primitieven, zien we dat het hout haaks op de jaarringen gezaagd werd, waardoor de nerven parallel lopen. Het hout werd gezaagd in de richting van de mergstralen (kwartiers) om vervormingen tengevolge van variaties van de vochtigheidsgraad tot een minimum te beperken. Daardoor zien we vertikale lijnen in het craquelé van de steenharde preparatie- en verflaag, die barsten omdat het hout werkt. Op de kopie zien we de jaarringen achteraan ovaal rond een spint liggen. Dit wijst er op dat de kopie niet op dezelfde houten drager werd geschilderd als deze van het St.-Janspaneet 1974, november 16. Voor de Belgische uitgave van de Kerstmis-postzegel koos men een detail uit het gesloten retabel, nl. de "Verkondiging van de engel Gabriël". NOTEN 317. Marnix Gijsen daarover in

Tijdschrift voor Kunst en Cultuur, 15 juni

1973.

55


318. R. Jooris, Schilderingen te Beervelde, in : Retrospectieve Roger Raveel, Gent 1974, blz. 14; R. Jooris, Raoul De Keyser, Etienne Elias, Lucassen, Roger Raveel, Beervelde 1966 en nu, Middelburg 1980; Ph. d'Archot-R. Jooris, Beervelde 20, 1967; R. Jooris, Beervelde 20 km, een descriptief gedicht bij de schilderingen in de keldergangen van het kasteel te Beervelde, in: Ruimten, nr. 23-4, 1967, blz. 46-52; G. Fonck, Stop een Raveel in uw kasteel, in: Jong 1969; R. Jooris, De nieuwe visie, Raveel regisseert een plastisch gebeuren met Lucassen, De Keyser en Elias, in : Museumjoumaal12, nr. 2, 1967, blz. 43-68.

Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN- Deel VI CHARLES JOSEPH DE GRAEVE Wanneer de Fransen op 12 november 1792 Gent binnentrekken, is Charles Joseph De Graeve, geboren te Ursel op 24 oktober 1736 en te Gent wonende sinds 1773, 56 jaar oud. Hij behoort tot de gegoede burgerij gezien hij een jaarrente van 40.000 livres geniet. Het is een onderlegd advocaat die aan de universiteit van Leuven filosofie, rechten en taalkunde studeerde. Door de belangrijke functies die hij tijdens het Oostenrijks bewind uitgeoefend heeft en de vooraanstaande rol die hij gespeeld heeft tijdens de Brabantse Omwenteling heeft hij een diepe mensenkennis. In tegenstelling tot Meyer, Du Bosch en in zekere mate ook Van Wambeke is hij geen heethoofd. Het is een evenwichtig, bezadigd, gematigd en breeddenkend man die als streng jurist het tumult van de Brabantse Omwenteling en de storm van de Franse Revolutie doorsparteiL Op 24-jarige leeftijd stelt hij zich kandidaat als jong advocaat voor de Raad van Vlaanderen (1) te Gent, en net als ieder ander lid van de Raad legt hij de eed af geen enkele onrechtvaardige zaak te verdedigen. Hij zweert onder andere dat hij het Roomse Apostolisch Geloof aanhangt en dat hij een goed en trouwdienaarvan Zijne Majesteitzal zijn. In 1774wordthij uit de kandidaten als effectief lid van de Raad van Vlaanderen verkozen. In 1770 vinden we hem terug als raadpensionaris (2) van de stad Brugge. Nadat hij zich in 1773 te Gent vestigde benoemt de grootbaljuw, vertegenwoordiger van keizerin Maria Theresia, hem als lid van de Keure en in de schoot van deze, maakt hij deel uit van het bestuur der gemeentelijke financiĂŤn. In 1775 wordt hij gelast en aangesteld als buitengewoon lid van het Provinciaal Gerechtshof en krijgt zodoende zeggenschap boven alle andere 56


schepenen. Zo, wordt hij de tweede belangrijkste persoon in het stadsbestuur na de "voorschepen", .:., SAEMEN -SPRAEKE . ·: . . . die de functie van burgemeester waarneemt. Op 12 juli 1776 benoemt Karel van Lorreioen (3) hem tot commissaris bij het nazicht en LAIGNY, de afsluiting van de stadsrekeningen. flij ontvangt daarvoor een -DE iB RAB.AN D ERÈ; speciale commissie. Hij is een ge.E'N:Öt; slaagd advocaat met een verze:.:. VAN_._HULTH:EM; _ 'Î_' kerde toekomst, die zijn functies i :i vervult tot grote voldoening van de ::f!etkpUteeràe llJt het lfTetgeverzàe ! prins . .,._:'CfJrp~ derfransche repllbliei:c. Trouw aan zijn eed, gedraagt hij zich tot dan als een trouw en loyaal dienaar van Wenen, maar wanneer Jozef 11 zijn gekende autoritaire ·'. ·$J·.ill ..fi. ·-.--~~ ·.~-~-·hervormingspolitiek doorvoert, .-;/::·': :! ~-~ protesteert hij in meerdere ge/ schriften daartegen en gaat zelfs zover een bezwaarschrift aan de vorst te richten. Toen deze ook de .. -: ... ::: ·.· ·./'.··. -:·.-·:_ administratie en de juridische Fig. 1. De Graeve, Caigny, De Brabander structuren van het land overhoop en Van Hulthem voeren een 26 blz. lang haalde, stelde De Graeve een prodenkbeeldig gesprek waarin zij de politieke testbrief op, die de Raad van toestand, zijn evolutie en die van hun situatie bespreken. De een zowel als de ander Vlaanderen, zonder succes echter, krijgen een veeg uit de pan. Vooral De aan de vorst voorlegde. Deze laatGraeve moet het ontgelden. In het tweede ste vertrouwt - en dit zal zeker wel deel komt er nog een vijfde persoon op de geen toeval zijn - geen enkele funcproppen "eenen Republicaen" N.D. (?) tie meer toe aan De Graeve in het genoemd die het Franse standpunt belicht. nieuwe gerechtelijk bestel der Oos1797. Uitgever en!of auteur J. G. Meyer ? tenrijkse Nederlanden. (Bibl. Rijksuniversiteit Gent) Naar aanleiding van de Brabantse Omwenteling werd te Gent door de abt van de St.-Pietersabdij een administratieve commissie voor politieke zaken opgericht. De Graeve werd er als raadpensionaris aangesteld. De 5e januari 1790 kiezen de Staten van Vlaanderen hem als één van hun vertegenwoordigers bij het Souverein Congres der Belgische Staten en hij neemt deel aan de opstelling van de "Acte d'Union" (waarbij de 3 staten: Luik, Brabant en Vlaanderen één worden) die hij de 20e januari 1790 in de hoedanigheid van mandataris van de Staten van Vlaanderen ondertekent. '

57


Na de mislukking van de Brabantse Omwenteling maakte hij deel uit van de delegatie die door de Staten gekozen was om hun onderwerping- hoewel niet gemeend - aan graaf Mercy-Argenteau (4) aan te bieden. Gedurende de Brabantse Omwenteling heeft hij zich in tegenstelling tot de overige Gentse revolutionairen als aanhanger en verdediger van de Statisten (5) gedragen, daar waar zij in meerderheid het Vonckisme (6) aanhingen. Na hun intocht te Gent ontzetten de Fransen alle autoriteiten uit hun functies en lieten door de parochies 49 burgers verkiezen die het reglement moesten opstellen dat zou dienen om 60 voorlopige vertegenwoordigers van de stad Gent bij de Belgische Nationale Conventie te benoemen (7). Deze vergadering koos De Graeve als voorzitter die onmiddellijk de eed liet afleggen om de katholieke godsdienst en het eigendomsrecht te verdedigen. Deze raad zou echter zijn taak niet kunnen uitvoeren. Meyer had namelijk door "een vergadering van het Gentse volk" de 60 voorlopige vertegenwoordigers laten benoemen waarvan De Graeve geen deel uitmaakt. Hij had nog zitting in de Raad van Vlaanderen en van daar uit protesteerde hij nog tegen het decreet van 15 december dat roof en plundering toeliet. Maar wat hij in zijn protest onderlijnde was niet de invloed van het decreet op het dagelijkse leven, maar hij vond dat het een aanslag was op de souvereiniteit van het volk. Eens te meer horen we hier de jurist wanneer hij de situatie moet beoordelen. Bij de Oostenrijkse restauratie na Neerwinden, zijn dezen niet haatdragend jegens hem en benoemen hem tot fiscaal advocaat van Vlaanderen en betalen hem zijn wedde met terugwerkende kracht. Wanneer de Fransen terugkeren na Fleurus, wordt De Graeve, die door iedereen als een gematigd figuur beschouwd wordt, in 1797 verkozen in de "Conseil des Anciens" wat de commissaris van het Uitvoerend Directoire van het Scheldedepartement, de driftkop Du Bosch (8) helemaal niet zint. In een brief gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken beschrijft hij De Graeve als ex-raadgever van het "infame Congrès-Belgique", het schandelijk Belgisch Congres, en in een brochure waarvan hij de inspirator, zoniet de opsteller is, die een denkbeeldige samenspraak is tussen De Graeve, Van Hulthem en De Caigny (Fig. 1) stelt hij hem voor als een samenzweerder, een vijand van de republiek. Hij beschuldigt er De Graeve eveneens van de auteur te zijn vàn een brief die de Gentenaars aanspoort "à ne mettre aucune häte, tant à l'égard du recouvrement de l'emprunt forcé que des autres impositions" (Om geen haast te maken noch met het innen van de gedwongen lening, noch met de andere belastingen). De Graeve zetelde van 1797 tot 1800 in de "Conseil des Anciens". Hij was een invloedrijk afgevaardigde waarvan de juridische, administratieve en financiële kennis zeer gewaardeerd werden. In 1800 keerde hij naar Gent terug, werd er lid van de Algemene Raad van de Prefectuur, waarvan hij onmiddellijk het voorzitterschap waarnam. Hij overleed schielijk te Gent op 2 augustus 1805. 58


Was De Graeve wel een revolutionair? Wanneer men de term in C .0 R P.S L É GISLAT I F. zijn pejoratieve betekenis bekijkt, moet men ontkennend antwoorden, want men vindt hem P I N I - .Q.N:·:- . noch in de "Club des Amis de la ..·.·:.-0 -, ... Liberté et de l'Egalité" (9), noch DEc. J. DEGRAY.E,. op de bijeenkomsten rond de Vrij'• heidsboom, noch op de woelige bijeenkomsten georganiseerd door Meyer in de St.-Baafskathe. ·:.-.. draal. Zeker, op een gegeven ,. .. ···· ogenblik stond hij vijandig tegen Jozef 11, maar dit was enkel omdat hij zijn methodes om het land te besturen afkeurde. Hij komt in opstand tegen de beschikkingen van het decreet van 15 december, maar hij valt noch de Conventie, noch de revolutionaire principes aan. Hij is eerder een intellectueel dan een impulsief repuFig. 2. Redevoering gehouden door C.J. blikein, een voorstander van verDegrave (sic), afgevaardigde van het Schel- anderingen die volgens hem in dedepartement, voor de Conseil des An- alle kalmte moeten verlopen. Het ciens in de zitting van ~ prairial jaar VI (24 is als jurist dat hij aan de werkmei 1798) met betrekking tot de kwijtschelding van de schulden van de negen ver- zaamheden der "Anciens" deelneemt en hij Bonaparte zal dieenigde Departementen. nen. (Archives nationales- Parijs) Het is nogmaals als jurist dat hij zetelt in werkvergaderingen en bijeenkomsten, want men vindt hem niet "op het terrein". Het is als jurist dat hij een tijd loyaal medewerker is van Jozef 11; het is als jurist dat hij de opsteller is van belangrijke documenten en hij deelneemt aan de Brabantse Omwenteling; het is als jurist dat hij zetelt bij de "Anciens" en het is ook in die hoedanigheid dat hij de Algemene Raad van het Scheldedepartement voorzit. De Graeve is geen politicus, het is een kamergeleerde die de zaken steeds goed overdenkt. Was zijn rol miniem ? Helemaal niet. De politici die de dienst uitmaken of de gebeurtenissen ondergaan, houden van en hebben er ook behoefte aan zich te kunnen steunen en op vaste en gevestigde waarden, op individuen die, zonder leidersfiguren of volksmenners te zijn, voor ~

~

~· ~J '!:~i.-

.-. . ,

.

!;

,1·

59


- (il.

c.

47H)

,-'JJ

4 ~rJtrr1 [

MEM-OI RE Prlflntl par M. :/~ .Óo~ftlUe(.~Jj~:i/i:Jt?-:i

{

.

J

au Conflil de Flandre le..s-NQ'Yembre.I789. pour fervir tie. rlponfo tntr:&fulte:tfq..-sul!:. flitut- Fijèal Pulincx; r:eqile}':r.tlf!t Ie eonjèil th Bruter & LacérërjJtir lei maifu dil baur.. reau Ie Manifefte du J'euplë-BrabariÇ_ön. ~n~, 'VOU par les Etats· de: :Bi'ahiint:_ lJ _·'ceti~ ·du chef College du. Pays à'AloP~. . - '· _->::~' '. .,. -~ . .

T ·"

Sujet

.

du Memoirè.

·

;o~b~s ,.-~~~tres

de nos ruaux ler trlcimph:intes

n-.unes ·

Fa:f.,i.:nt taire les loix; & Ieurs îages gardie~· 1\ • ,..!",,!~nt de l'innocent fe dire__Ies foutiens ï

r .,~:s qu'on les oblige à 1ignëi- leur mine ~·r l"lTi 1 iff~.-ment auquel on -les defii'ne t

~

1.

.

r.1!is que des erprits pcrfid;s, V cn.!.,u~nc :&u poi.!s ,Ie 1' or cotre f:uJg à nos .mäitres Et -;::e nos fl,·rs Tynns de rious nincre affur~s , . Fouluicnl :\U"t pic.h a:os LoiE. nosDroits les phufacr~s: Qu'un -'flgillnt muet &. men~ pu I~ cninte \' vyuit re~nc:r pu tout l'injufiice ou b fc:ince , l.'oppre11ion des bons , Ie pouvoir des mc!chans T ~t gémir &. cédcr au fccptte clc:s Tytaos:. · ~ T 1?.\ia que nos Fifc:sux & h~urs fupPóts infamt•- --o~~·hffoicnt

l

i

( Î l

1 l

f

. '.

ccèut '

l... f -~,J "'r.!~ fi !tva. ( l) : lè éouiTou~. dan$ k ko~l contre tuus , d ofe en _urr. difcours· vn~qilent:

'

)

Fig. 3. Memorandum naar voor gebracht door Raadsheer De Graeve in de Raad van Vlaanderen de Se november 1789 om als antwoord te dienen op het verzoek van fiscaal substituut Pillincx, die de Raad verzocht om het Manifest van het Brabantse Volk, verzonden door de Staten van Brabant aan het Oppercollege van het Land van Aalst door de beul te laten verscheuren en verbranden. (Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent 233 A 142 (7))

60


de massa een niet te verwaarlozen voorbeeld zijn. Dit was het geval met Charles Joseph De Graeve. Femand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten Eddy LEVIS

NOTEN (1) Raad van Vlaanderen: Gerechtshof in hetgraafschap Vlaanderen, ontstaan uit de gerechtelijke afdeling van de Raadkamer van Rijsel, toen deze in 1405 naar het Vlaamssprekende gedeelte van het graafschap werd overgebracht en daarbij haar bevoegdheid over andere bezittingen van het Bourgondisch huis verloor. De Raad van Vlaanderen die de vroegere AudiĂŤntie verving, was aanvankelijk te Oudenaarde gevestigd, maar werd in 1409 naar Gent overgebracht, waar hij met korte onderbrekingen, tot 1795 zetelde. De Raad van Vlaanderen vonniste in eerste aanleg een aantal delicten tegen het vorstelijk gezag, zoals majesteitsschennis en valsmuntenj en in hoger beroep over alle zaken die voor Vlaamse rechtbanken hadden gediend. Tevens vervulde hij, na 1568, de taak van de vroegere stadhouder in Vlaanderen. De Raad zetelde van 1407 tot 1778 in het Gravensteen. In 1779 werden de gebouwen van de Raad van Vlaanderen verkocht. (2) Raadpensionaris : Een pensionaris is een advocaat, een ambtenaar die in de Nederlanden belast was de stad of ridderschap in rechten bij te staan en op te treden als woordvoerder van hun afgevaardigden in de Statenvergadering. De rechtskundige adviseur van de Staten heette raadpensionaris. (3) Karel van Lorreinen : Zwager van Maria Theresia, Gouverneur-Generaal (landvoogd) der Oostenrijkse Nederlanden onder keizerin Maria Theresia. (4) Mercy-Argenteau : Zuidnederlands diplomaat. Zie voor verdere uitleg Ghendtsche Tydinghen van sept. 1988 bij "Charles Van Hulthem" voetnota (8). (5) Statisten : Tijdens de Brabantse Omwenteling, Staatsgezinden, aanhangers van Van der Noot. (6) Vonckisme : Tijdens de Brabantse Omwenteling, politieke opvattingen van de aanhangers van Frans Vonck. (7) Zie vorig artikelover Jaques-Guillaume Meyer, G.T. 1988 blz. 224fig. 1 "DeNaemen en Woonplaetsen van de sestig Borgers als provisioneele Representanten van het Gendsch Volk, by acclamatie ofte toejuycchinge gekosen door het vergaederd Volk in de Kerke van den H. Bavo, den 28, November 1792. (8) Renier Georges Du Bosch: Zie G.T. septembernummer 1988 artikel over Charles van Hulthem voetnota (11). (9) vertaling: "Club der Vrienden van Vrijheid en Gelijkheid".

61


DOCUMENTATIECENTRUM: AANWINSTEN 1988 (Selectie Gentse onderwerpen) Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek alfabetisch op naam gerangschikt. Overzicht der rubrieken G =Gent T = Taalkunde V = Volkskunde - = Localia ZIDI = Licentiaatsverhandelingen Kast G Boerjan ( G.) - Collin (L.) - Smet (D.) - Honderd Gentse Onze-Lieve-Vrouwkapelletjes. Broeckhove {Maurits) - Zeven eeuwen stukwerkers. Catalogus - Tentoonstelling. De gewezen refuge van de Drongense Norbertijnen in het Gentse Patershol, 1327-1987. Catalogus - Tentoonstelling. Focus op fotografie. (Fotografie te Gent van 1839 tot 1940). Catalogus - Tentoonstelling. Focus op fotografie. (Fotoapparatuur en foto's uit Gentse verzamelingen). Catalogus - Tentoonstelling Franรงois Laurent. {1810-1887) Catalogus - Tentoonstelling. Gent, groen van nu en toen. Catalogus - Tentoonstelling. Gentse gevels en types. Dambre(W.) - AugustWagener{1829-1896). Decavele (Johan) - Toreken op de Vrij dagmarkt. D'hont(L.) - WegwijsinGent.

62

G20B16 G16B42

G6J1

G21Q18

G21Q19

G21U1 G3E3 G21K28 G8G26 G10B24 G21A28


De Maeyer (J.) en anderen. - De Sint-Lucasscholen en de Neogotiek. De Meester (E.) en D'hondt (G.) - Postgeschiedenis en postmerken van Drongen. Demoen(E.) - Gent en zijn stadsbestuur in de Bourgondische periode. Demoen(E.) - Liederen der industriĂŤle revolutie. Dequeker (L.) - Het Lam-Godsretabel van Van Eyck en het jodenvraagstuk. Durnoot (M.E.) - Gent, een stedenaardrijkskundige studie. Fris (V.) - W anctelingen door Gent. Neirinck (F.) -Ne Genteneere called Baekeland. Reichgelt (K.) en Cnockaert (E.) - Kanunnik Petrus-Jozef Triest. 1760-1836. Reynaerts (R.) - Naamstempels op briefwisseling te Gent gesorteerd. - Gentsche Studentenalmanak voor het jaar 1932. Vandenbilcke (A.) - Meisjesstudenten aan de Rijksuniversiteit Gent (1930/31-1945/46). Van de Wiele (J.) - Reep, Overschelde en Sint-Janswijk. VanGeet (W. J.D.) - De dokstaking 1973. Varendonck(F.) - Henri Moke (1803-1862) (Leven, Werk en gedachtenwereld). Verkinderen (D.) - Het Van Crombrugghe's Genootschap van 1857 tot 1875. Wallaert (R.) - Wandeling door het historische Gent. Walters(J.) - De eerste geloofspredikers op het gebied van het huidige bisdom Gent. Weemaes (R.) - Visitatieverslagen van Karel Maes, bisschop van Gent.

63

G9G10-4 G31B3-13 G2J 4-23 G2J 4-22

G7B19 G3A27 G21A28 G2J 4-22 G7TR14 G31B3-12 G8C7

G8G24 G2J 4-24 G2G15

G8G25 G26L1 G3A26

G6Bll 06A9


T

Gysseling (M.) - Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met 1300).

T 4/2

V Levis(E.) - Piet is een knapzak, want hij weet veel.

V21H2

Localia Degraeve (L. en R.) - Het Gentbrugge van toen.

9219/2-3

Kast Heins(N.) - Album van den historischen stoet.

ZIDI Rambaut (A.) - De Refuge van de Drongense Norbertijnen in het Gentse Patershol en de herwaardering van de resterende kapel (1327-1987). De Bibliothecaresse Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 64


DE GENTSCHE SCHUITERS Maatschappijen die meer dan een eeuw oud zijn, zijn niet zo talrijk in onze stad. Een ervan vierde verleden jaar haar 100-jarig bestaan, namelijk "De Gentsche Schutters". Merkwaardig is wel dat deze oude maatschappij vrijwel onbekend is bij het groot publiek. Het kan dus misschien geen kwaad ze even in de schijnwerper te plaatsen. Artikel 1 van het Reglement luidde : "Er is te Gent eene maatschappij gesticht onder de naam DE GENTSCHE SCHUTTERS. Zij heeft voor doel de beoefening der KARABIJN FLOBERT. Zij is gevestigd in den café RUBENS, Sint-Pietersnieuwstraat nr. 12 te Gent". Men vermoedt dat de maatschappij gesticht werd door enkele "garde-civieken" die aldus naar hartelust gebruik konden maken van hun karabijn Flobert. Er werd een 4-tal "schietingen" per maand gehouden, iets wat trouwens nog steeds het geval is. Twee jaar na haar oprichting telde de maatschappij reeds 50 leden. In 1892 kwam er ruzie met de cafébaas van de "Rubens" en onze schutters verhuisden naar het gekende "Café St-Pierre", eveneens gelegen op de Sint-Pietersnieuwstraat. Daar bleef men bijna 80 jaar, maar toen moest men noodgedwongen verhuizen. Sindsdien bevindt de schietstand Zich in een bovenzaal van Café-Restaurant Van Eyck in de Lange Kruisstraat. Twee maal werden de activiteiten van de maatschappij volledig verlamd, in 1914-1918 en in 1940-1944. Verder vergaderen was verboden en de wapens moesten ingeleverd worden, maar slechts enkele weken na de bevrijding in september '44 werden de koppen reeds opnieuw bij elkaar gestoken. Personen die geïnteresseerd mochten zijn in de maatschappijkunnen voor verdere inlichtingen steeds terecht bij de huidige voorzitter, de Heer Guy Bruyneel- Boesbeeklaan 22 te 9820 St-Denijs-Westrem. Telefoneren kan ook, na de werkuren, op het Nr. 22.72.68. Nog even dit: dames moeten niet denken dat dit uitsluitend een mannenaangelegenheid is. Uit de ledenlijst hebben wij kunnen leren dat daar heel wat "Annie get your gun"s tussen zitten. H.C.

65


BIBLIOGRAFIE DE SINT-LUCASSCHOLEN EN DE NEOGOTIEK 1862-1914, KADOC-STUDIES 5, Universitaire Pers, Leuven, 1988. Redactie :Jan De Maeyer. Ter gelegenheid van de 125e verjaring van de Sint-Lucasschool te Gent en de 100e verjaring van deze te Brussel verscheen voornoemd boek in februari 1988. Tot nu toe was er niet zoveel aandacht aan de geschiedenis der S.-L. scholen geschonken. Het boek tracht daaraan te verhelpen. Het is trouwens het resultaat van interdisciplinair groepswerk en de vrucht van recent en grondig onderzoek. In zeven wetenschappelijke opstellen die zeer vlot geschreven zijn, wordt voor het eerst de ontstaans- en evolutiegeschiedenis belicht. Het beschrijft de karaktertrekken van de 19e-eeuwse Belgische S.-Lucasscholen doch vooral de Gentse en Brusselse worden sterk benadrukt. De S.-L.school te Gent, de oudste van ons land, dateert van 1866. Het was Marès die van een tekenklasje in een parochieschool een academie uitbouwde. In oktober 1887 nam de eerste der drie Brusselse S.-L.scholen haar intrek in de nieuwe lokalen in de Paleizenstraat. De S.-L.scholen werden geconcipieerd als tegenpool van de als "heidens" en "verdorven"(!) bestempelde officiële academies. Daarenboven wilden ze een alternatief zijn voor het classicisme en het neoclassicisme. In functie van de architectuur werden ook diverse kunstnijverheidstakken ontwikkeld (decoratieve schilder- en beeldhouwkunst, glasschilderkunst, edelsmeedkunst, keramiek e.a.). De Kerk en de katholieken gaven toen de voorkeur aan de neogotiek, exponent van het traditionalisme, "nota style, but a principle !". De katholieke middens idealiseerden toen de gotiek als dè vormgeving en de neogotiek betrachtte dus de voortzetting van de middeleeuwen, een reactie tegen de renaissance, de barok en het classicisme die in de doctrinaire middens als "heidens" werden bestempeld. Neogotiek was echter ook "onkunst" gezien de imitatiedrang. Daardoor dreigde de christelijke kunst bij het begin van de 20e eeuw de artistieke vernieuwingen te missen. Omstreeks 1900 was de neogotiek in bepaalde katholieke milieus geen princiepskwestie meer en de art-nouveaumotieven verdrongen meer en meer de neogotische symboliek. Ook de regionale volkscultuur kwam toen aan bod. Het boek bestaat uit een inleiding en zeven opstellen. 66


De "Inleiding" werd door Jan De Maeyer, historicus geschreven. Daarin situeert hij o.m. de stichting, sociaal en politiek, beschrijft de doelstellingen en de manier waarop het boek werd geconcipieerd. Hij benadert tevens de rol die verschillende bekende Gentenaars in de stichtingsgeschiedenis der S.-L.scholen hebben gespeeld (o.m. Joseph de Hemptinne, Horimond Dullaert en baron Jean-Baptiste Bethune, de zgn. "kruisvaarders in redingote" zoals ze in het boek worden genoemd.) Jean Van Cleven, kunsthistoricus, bewijst dat "Neogotiek en neogotismen" een belangrijk deel uitmaakten van de 19e-eeuwse kunststijlen in België. In "Kunst en Politiek" onderzoekt Jan De Maeyer de evolutie der S.-L.scholen die oorspronkelijk het doctrinaire katholicisme voorstonden maar die ca. 1900 de drang naar maatschappelijk-culturele vernieuwingen ondergingen. Mark D'hoker, historicus, brengt een "Bijdrage en betekenis van deS.L.scholen in de ontwikkeling van het technisch onderwijs in België". WiJfried Wouters, historicus, onderzoekt de ontstaansgeschiedenis en het opvoedkundig verloop van de Gentse en Brusselse S.-L.scholen in zijn verhandeling "Broeders en Baronnen". In "De architectuur van de S.-L.scholen : het herstel van een traditie" belicht Luc Verpoest, ingenieur-architect, de monumentenzorg, de architecturale theorievorming en de praktijk. Jean Van Cleven confronteert ons in zijn tweede opstel met de rol der S.L.scholen ten aanzien van de plastische en toegepaste kunsten. Raoul Bauer, historicus, beschrijft in zijn afsluitende bijdrage : "De 19eeeuwse S.-L.school of de creativiteit achter gesloten deuren", een creativiteitdie niet in staat bleek te zijn om achter de façade van haar eigen tijd te kijken. Neemt de wetenschappelijke belangstelling voor de neostijlen sinds enkele decennia toe, dan moet gezegd dat het vooraf behandelde boek zeer bruikbaar werd gemaakt voor opzoekingen. Jean Van Cleven stelde een lijst op : "Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst". Daarin zijn o.m. vèrschillende Gentse artiesten vermeld (Aug. Van Assche, Aloïs De Beule, Armand Bourdon en zoon Edward, de familie Bressers, René De Cramer, Rooms, Sinia e.a.) Na deze lijst volgen verschillende indexen, op persoonsnamen, corporaties, plaatsnamen en periodieken en een kort curriculum brengt ons nader in kennis met de verschillende auteurs van het boek. Voor Gentenaars is dit werk bijzonder boeiend. We worden immers dagelijks geconfronteerd met de talrijke 19e-eeuwse kerken, het vroegere Bijlokehospitaal, het Sint-Pietersstation, het Centraal Postgebouw, de glasramen van Bethuneinde Sint-Baafskathedraal enz. "De Sint-Lucasscholen en de neogotiek, 1862-1914". Univ. Pers, Leuven, 67


1988, 477 blzn., 88 reprod., 11 in kleur. Te koop bij KADOC, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven. Prijs: 1.150 BF. L.H.

LEZERS SCHRIJVEN ONS In een brief vestigt het KADOC er onze aandacht op dat er in zijn rijke documentatie ook veel steekt dat de Gentse heemkundigen kan interesseren. Even herinneren dat KADÖC staat voor "Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum". Velen zullen wel weten dat dit centrum nauw samenwerkt met de Universiteit van Leuven, maar slechts weinigen zullen een vermoeden hebben van de omvang van dit centrum met zijn 40 personeelsleden, zijn 60.000 boeken, 3.000 tijdschriften, 64.000 foto's en zijn archief dat 2.500 lopende meter in beslag neemt. Een niet onbelangrijk deel van dit documentatiemateriaal gaat over de Christelijke arbeidersbeweging. We hoeven wel niet te zeggen dat Gent daarin een belangrijke rol gespeeld heeft. Het is dus voor de Gentse heemkundigen een niet te verwaarlozen documentatiebron. HetKADOCis gevestigd op het Mgr. Ladeuzeplein 21 te 3000 Leuven. Het is toegankelijk op de weekdagen (met uitzondering van de Vrijdag wanneer hetgesloten is) van 9 tot 12.30 u en van 13.30tot 17.30u. De zaterdag open van 9 tot 12.30 u. De Heer L. François van het Seminarie voor Nieuwste Geschiedenis heeft gelezen in ons September 1988-nummer dat er in mei 1989, in de serie "Gentse Revolutionaire Figuren" een bijdrage zal verschijnen over Renier Georges Du Bosch. Hij vestigt er onze aandacht op dat ook hij een biografie opgesteld heeft over deze figuur. Deze inderdaad uitgebreide en interessante studie is verschenen in het tijdschrift "Appeltjes van het Meetjesland" XXXVIII, 1987, pp. 111-160. Geïnteresseerde lezers kunnen deze studie raadplegen in ons Documentatiecentrum.

68


GÊNSCHE PRÁOT Pier Schaovelijnk was soldäot bij 't ieste liene. Op ne Vrijdag morgen moest hij de wacht optrekke op de Kijter in d'hûufdwacht. De koperäol steldeg'hem veur den ieste kier van zij leven op schildwacht. - Soldäot Schaovelijnk, ziet dache goed uwen dienst doet, zei de koperäol. Rond den elve komt de generäol hier verbij; ziet da g'in tije de mane buite roept veur de salu, of 't zal op iwen tore luie. - Goed, koperäol, zei Pier. 't Wierd elve ... halver twaolve ... käortze veur. .. in niemand te zien. -Hij en zal niernier kome, zei Pier, in hij kropt in zijn kotze. Al mee ne kîer kwamt er îene veur hem stäon die hem van onderste bove bezag. Schaovelijnk bezag hem ûuk. - 'k Gelûuve datdaden opperkomesaores es, zeid hij in zijn eige; wa moet den diene van mij hên ... - Hêwel ! riept den andere, es dat ezûu dat ge gij uwen dienst doet ? -'kEn hê kik mee u gien affirres, Menhierede kommesoares, zei Pier ezûu. - Ezel ! zeid den andere, kende gij nog de generäol nie ? Pier schoot in ne lach. -Es 't serieus, zeid hij, zijde gij de generäol ? Hêwel, maneke, 't ziet er hem lief uit mee u; g'hêt chance dat de koperäol u nie en ziet, ge zij te minste drij kortiers te laote ! De generäol en kost hem nie inhêwe van lache; hij trok zijn schêwers op in gieng vûurt ... - De stommerik lacht er tons nog mee, zei Schoavelijnk.

69


OUDSTE JAARGANGENVAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Er schijnt heel wat vraag te zijn naar de oudste jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen". Het gebeurt slechts zelden dat wij nog eens de hand kunnen leggen op een van deze oude jaargangen. Er werd ons al gevraagd of wij ze niet konden herdrukken, maar zo iets is financieel niet haalbaar, vandaar de diepe teleurstelling van vele aanvragers. Onze bibliothecaresse Mevr. A. Eggermont die zo veelleed niet kon aanzien, heeft dan zelf maar het initiatief genomen de eerste 4 jaargangen te laten fotocopiëren. Dit werk werd zeer keurig uitgevoerd en de eerste twee jaargangen die gepolycopieerd verschenen op kwartoformaat werden teruggebracht op het sindsdien gebruikt formaat. Een beperkt aantal van de Jaargang 1972, 1973, 1974 en 1975 is dus terug beschikbaar tegen de prijs van 400 fr.per jaargang. Opgelet : wordt niet opgestuurd, is uitsluitend te bekomen en te betalen in ons Documentatiecentrum.

VERSCHENEN Wanneer u dit nummer ontvangt zal inmiddels een nieuw kijkboek over Gent verschenen zijn. Dit boek bevat 72 potloodtekeningen van stadsgezichten die men kan tegenkomen bij een wandeling door de Kuip van Gent. Enkele ervan zijn bijzonder origineel omdat ze getekend werden van uit een gezichtspunt dat normaal niet toegankelijk is. De maker van deze mooie tekeningen die geen enkele Gentenaar onverschillig kunnen laten, is Gaston De Smet. Deze geboren Gentenaar die gedurende 36 jaar leraar tekenen was aan hetSt-Lucasinstituut te Brussel, beeindigde zo pas zijn (officiële) carrière als Directeur van de Kunstacademie vanHamme. · Iedere tekening is vergezeld van een commentaar geschreven door Rik Clément, Geert VanDoorneen Maurits Gysseling. Dit kunstboek van 28 x 25 cm. telt 136 bladzijden en werd gedrukt op kunstpapier door Snoeck-Ducaju én Zoon. Deze luxe-uitgave kost 750 fr. en kan bekomen worden door overschrijving of storting van dit bedrag op de Rekening Nr. 290-0148517-31 van Gaston De Smet- Gentbrugge.

70


EEN HOLLANDSE SOLDAAT PENSEELT GENT Welke Gentse heemkundige heeft niet met de grootste interesse die prachtige aquarellen van de Hollandse soldaat Wynants bekeken? U weet wel, die "flanqueur" van het 3e Bataljon Jagers die hier van 1820 tot 1823 gekazerneerd was in de Citadel. En die in zijn vrije tijd, in plaats zoals zijn kameraden in de herbergen te gaan zitten, er op uittrok met schildersattributen en het Gent van meer dan anderhalve eeuw geleden ging vereeuwigen. Deze Jan-Joseph Wynants, een beroepssoldaat waarschijnlijk afkomstig van Den Haag, was geen groot kunstenaar en het zal wel zijn ambitie niet geweest zijn om grote kunstwerken te scheppen. Hij vond er wel plezier in een zeer groot aantal Gentse stadsbeelden zeer nauwgezet te aquarelleren. Dank zij Wynants kunnen wij ons nu een goed idee vormen van hoe onze stad er uitzag gedurende de Hollandse periode. (De fotografie zou pas een 20-tal jaren later haar intrede doen). Hoe zag het Veerleplein er toen uit? En de Watermolen, het Spanjaardskasteel, de St.-Jacobskerk, de Keizerpoort, de Visserij, etc.etc.? Geen probleem, wij gaan te rade bij Wypants en wij weten het. "Geen probleem" zegden wij, misschien toch iets simplistisch gesteld, want wij moesten toch naar het Stadsarchief trekken om inzage te vragen van een klein stukje van de Atlas Goetghebuer. Hoevelen van ons hebben er niet van gedroomd deze collectie altijd bij de hand te hebben? Wel, uw droom kan in vervulling gaan. De vzw STICHTING MENS EN KULTUUR heeft het gelukkig idee gehad eenalbum Wynants uit te geven onder de titel "Een Hollander penseelt Gent. Aquarellen van Jan Joseph Wynants in het Stadsarchief te Gent". Het boek op een formaat van 22 x 27 cm., 196 blz. dik, omvat meer dan 150 illustraties, waarvan 16 blz. in vierkleurendruk. Dit boek zal voorgesteld worden ter gelegenheid van de opening van de gelijknamige tentoonstelling in het Museum Vander Haeghen op vrijdag 10 maart a.s. De inleiding van het boek handelt over architect en kunstverzamelaar Pierre-Jacques Goetghebuer en bevat ook een schets van het Gent in de Hollandse periode door René DeHerdt. De vóórintekenprijs, geldig tot 9 april, bedraagt 725 fr.Daarna wordt het 840 fr. Er bestaat ook een luxe-uitgave met vollinnen band, goudopdruk en stofwikkel in 4-kleurendruk. Prijs: 830 fr.bij vóórintekening. Daarna 980 fr. De uitgevers die onze Kring een goed hart toedragen, laten ons weten dat onze leden op vertoon van hun lidkaart, zich het boek kunnen aanschaffen in ons Documentatiecentrum aan de vóórintekenprijs, zelfs na 9 april. Zij voegen er evenwel voorzichtigheidshalve aan toe "voor zover de voorraad strekt". Wie geen risico willopen kan zich nu veilig stellen door het overeenstemmend bedrag over te schrijven op de Rekening Nr. 290-0028881-93 van "Stichting Mens en Kultuur"- Groot-Brittanjelaan 43- Gent. Bestelde boeken kunnen afgehaald worden in het Museum Vander Haeghen van 11 maart tot 9 april. Wie van deze gelegenheid geen gebruik maakt moet rekenen op een supplement van 100 fr.voor verzendingskosten.

71


VORIGE JAARGANGEN VAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nr. 9 1973 Nrs. 11-12 1974-1975 Nrs. 1-2-5-6 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 + voll. jaargang 1977 Nrs. 3-4-5-6 + voll. jaargang 1978 Nrs. 1-4-6 + voll. jaargang 1979 Nrs. 1-2-3-4-5 + voll. jaargang 1980 Nrs. 1-2-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + voll. jaargang 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 + voll. jaargang 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (Spec. Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 + voll. jaargang 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 + voll. jaargang 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 + voll. jaargang 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 + voll. jaargang 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + voll. jaargang Prijs per afzonderlijk nummer 60 fr. Prijs per volledige jaargang 300 fr Gentse stadstrams en -bussen (Lode HOSTE) : uitgeput. Niet meer beschikbaar. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het Documentatiecentrum (behalve in juli en augustus en wettelijke feestdagen) ... Portkosten bij betaling op postrekening : Tot2nrs :25 fr. Tot4nrs. :35fr. Tot6nrs. :45fr. Verder perjaargang : 45 fr. - Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata'. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (1e uitgave door Hondius) - Plattegrond Gent 1796 door Goethals. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (identiek aan origineel) De Bibliothecaresse Mevrouw Van Geluwe-Eggermont 72


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 18e jaargang nr. 2 15 maart 1989 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Stichter-Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien. Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235,9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD Uithangborden te Gent (Vervolg) lnventaire archéologique : Het Tweede Monument Palfyn Gentse Revolutionaire Figuren: Maximilien Joseph De Caigny Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) : Walpoortbrug-Ketelbrug De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg en Slot) Van alle Markten thuis. Deel IX. De Vismarkt Oplossing van de Puzzel1988 Het Liberaal Archief Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Verschenen Gênsche Präot Quizmasters en 19de eeuwse Vervalsers : één pot nat Vorige jaargangen van 'Ghendtsche Tydinghen'

74 80 83 89 95 100 119 123 126 128 129 130 130 132

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Tijdens de oudheid verklaarden de MYTHEN wat de mensen in de natuur intrigeerde. FABELS waren bijna uitsluitend moraliserende vertelsels en LEGENDEN verhaalden van bepaalde heiligen en van plaatsen waar ze, althans naar de volksmond, hadden geleefd. In al deze VERHALEN speelde de volkse fantasie een rol. Door overlevering kwamen ze tot ons en ze waren ook belangrijk als afbeelding op sommige gevelstenen. In de Germaanse mythologie is er sprake van nixen of watergeesten met groene tanden en gouden haren. De Lorelei was een dergelijke nixe. Op een gevelsteen, op de façade van een (thans gesloopt) huis in het Dubbel Slot, stond ze voorgesteld. In een oude gevel in de Mageleinstraat zitten twee sterk uitgesleten reliëfs gemetseld waarop zeeruiters of meermannen nog vaag te onderscheiden zijn. Volgens De Potter hield men er in 1648 een herberg, tevens brouwerij. In de lijst van Billet ontbreekt echter die naam. (24) De draak uit de middeleeuwse verhalen en de legenden werd ook afgebeeld. In de Geldmunt staat zulk vuurspuwend monster gesculpteerd en in 't Gewad herkent men boven een poort opnieuw de draak. Dit huis was in 1962 aan restauratie toe. Men metselde de gevelstenen opnieuw in de façade. Zeer bekend is ook de "Lindworm" of draak op de Korenlei. Deze gevel van 1662 werd in 1917 hersteld en de gevelsteen terug geplaatst. De "Lindworm" was oorspronkelijk de plaats waar men de aangevoerde "keyte", een bekende biersoort, in de kelders bewaarde. In 1787 werd dit huis door de stad aangekocht om de straat langs de Sint-Miebielskerk te verbreden. (25) Op de Hoogpoort staat het bekende huis van 1476, "De Grote Moor", ook soms "De Witte Moor" (naar de witte bouwsteen) geheten. In 1896 werd dat huis, op initiatief van de eigenaar E. Lacquet, door bouwmeester E. Van Hamme gerestaureerd. De schildvormige gevelsteen werd terug ingemetseld. Hij stelt een reus voor, gewapend met schild en boog. Onderaan stond de inscriptie "dit es den grooten moor". (26) "De Zwarte Moor" (in blauwe hardsteen opgetrokken) werd in 1481 gebouwd. De schildvormige gevelsteen geeft de afbeelding van een zittende jongen met een harp in de hand. Op een prachtig herstelde, 17de-eeuwse gevel van de Korenlei "drijven" twee zwanen op cirkelvormige gevelstenen. Het bakstenen herenhuis was tijdens de zeventiende eeuw een brouwerij "de Swaene op de Coorenleije" (zie Billet). Na de Tweede Wereldoorlog werd het huis grondig hersteld. De gevelstenen kregen hun plaats terug. Men kan zich terloops afvragen of deze vergulde reliëfs verwijzen.naar de sage waarin de zwaanridder Elsa 74


Dobbel Slot 67 , Meermin.

Mageleinstraat 48 , Zeeruiter of Meerman.

Geldmunt 36, Draak.

75


Gewad 1, Draak.

Korenlei 23 , De Lind-

Hoogpoort 50, De grote moor.

76


Hoogpoort 52, zwarte moor.

De

Korenlei 9, Zwanen.

Gents Museum voor Stenen Voorwerpen , Zwaan (1714). (Copyright A.C.L. Brussel)

77


Kraanlei 79, Gevleugeld hert . (Foto Stadsarchief, Gent)

De verkeerde wereld. (Gents Museum voor Stenen Voorwerpen)

Maaltebruggestraat 113, Prometheus.

78


Kraanlei 79, De Fluitspeler. (Foto : Stadsarchief, Gent)

van Brabant bevrijdt. Meer waarschijnlijk gaat het hier gewoon om het traditioneel uithangteken boven herberg en brouwerij. Een andere "Zwaan"-gevelsteen troffen we aan in het stedelijk Museum voor Stenen Voorwerpen. Op dat zandstenen exemplaar staat een zwaan en op de spreukband een datum : 1714, hoogstwaarschijnlijk het bouwjaar van de gesloopte façade. Deze gevelsteen draagt sporen van polychromie. (27) Op de Kraanlei, aan de hoek van het Patershol, staat de befaamde gevel van het huis "De Fluitspeler" of "Het vliegend Hert". Het bouwjaar staat erop vermeld: 1669. Naast driedimensionele beelden die de "Naastenliefde", het "Geloof" en de "Hoop" symboliseren, bemerken we onder het fronton een merkwaardige gevelsteen : "De Fluitspeler" omraamd door volutes, parellij sten, bloemen, een engelenkopje en een masker. Boven de ramen van de eerste verdieping herkent men de gevelsteen met de uitbeelding van een "Gevleugeld Hert", met links een vertolking van de "Smaak" en rechts deze van het "Gevoel" . Boven het gelijkvloers zijn symbolische reliëfs over andere zintuigen : het "Gezicht", het "Gehoor" en de "Reuk". (28) In het Museum voor Stenen Voorwerpen bevindt zich de gevelsteen "In de verkeerde Wereld", een reliëf waarop een wereldbol staat afgebeeld met het kruis onderaan. Links en rechts onderscheiden we een hondekop met de rugzijde naar de wereld gekeerd. Deze steen was indertijd op een 17deeeuwse façade op de Nederkouter te zien. Het huis is ondertussen gesloopt. 79


(29) Een moderne versie van een "mythoiogie"-gevelsteen is deze aan de zijgevel van een huis in de Maaltebruggestraat. De afbeelding is die van de vuurgod "Prometheus", een naakte man die een toorts in de rechterhand draagt. Een gedrapeerd stuk hangt over zijn linkerarm. Het reliëf is duidelijk industrieel vervaardigd.

NOTEN (24) De Potter, F., op.cit., 1901, V, p. 143 "Een huys ... in de Magdeleynstrate, outcomende met een achterhuus ofte brauwerie ende poorte daermede gaende inde Bennesteghe ... van oudts ghenaemt "den Seeruddere ... " (25) Destanberg, D., Gent onder Jozefll, 1780-1792, Gent, 1910, p. 163. (26) Lacquet, E., Inventaire Archéologique de Gand, 1897. (27) Van den Kerkhove, A., Gids voor Bezoeker (van de voormalige Sint-Baafsabdij), Gent, 1973, p. 12. (28) Deruelle, Oude Gentse Gevels, Gent, 1949, p. 20. (De geringe afmetingen van het huis en het overvloedig beeldhouwwerk in terracotta zou er volgens de auteur op wijzen dat het huis oorspronkelijk toebehoorde aan een beeldhouwer (Gery Picq ?).

LodeHOSTE ('t Vervolgt)

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr.l18 Op 10 mei 1899 stelde Louis Van Biesbroeckin de rubriek "Beeldhouwwerken- St-Jacobskerk- XVIIIe eeuw (1784)" in het Frans een fiche op over

HET TWEEDE MONUMENT PALFYN Dit monument is geplaatst tegen een der rechterpilaren van de toren van de St-Jacobskerk, in het middenschip, tegenover het veel eenvoudiger grafmonument opgericht in 1783. Dit laatste was nauwelijks onthuld, wanneer in de loop van hetzelfde jaar 1783 het College der Medicijnen van Gent een openbare inschrijvingslijst opende om voor de beroemde ontleedkundige en chirurg een grafmonument op te richten dat waardiger zou zijn voor de stad waar hij meer dan 33 jaar geleefd had. Deze lijsten worden nu nog bewaard in de universiteitsbibliotheek van Gent, één met de handtekeningen van de wereldlijke nota80


Het 2e grafmonument Palfyn in de St.-Jacobskerk. Foto: Stedelijke Dienst.

81


beien en de leden van het College der Medicijnen, de andere met deze van de Bisschop van Gent en de leden der geestelijkheid. Het grafmonument in gekleurde marmer staat tegen de pilaar. Op een hoge onderbouw die fungeert als voetstuk verheft zich een grote plaat in rode marmer, gesneden in obeliskvorm. Ervoor, in licht reliĂŤf, bevindt zich een zwartmarmeren sarcofaag op dewelke, in sterk reliĂŤf, een jonge vrouwenfiguur in wit marmer, weent. Boven op de obelisk de volgende inscriptie : D.O.M. ET IMMORTALI PALFINIGENIO CURA COLLEGII MEDICI HUWS URBIS AERE ET MUNIFICENTIA PLURIAM BONARUM ARTIUM REMUNERATORUM ERECfUM ANN0.1784 Het is het werk van Karel van Poucke die beroemd was in onze stad op het einde van de vorige eeuw. Geboren te Dixmuide, in 1740, was deze beeldhouwer in een goede leerschool geweest, achtereenvolgens in Brugge, in Parijs en in Rome waar hij gedurende meer dan 10 jaar verbleef. Hij wedijverde er met de beste kunstenaars en het is daar dat hij de grootse allures aannam die wij met name tegenkomen in zijn werken in de St.-Baafskathedraal. Het monument Palfyn onderscheidt zich eerder door de zuiverheid en de ietwat koude zwierigheid die algemeen geworden waren in de trant van dit tijdperk dat men sindsdien bestempeld heeft als de stijl Louis XVI. Het blinkt niet speciaal uit door originaliteit, evenmin door de warmte van de opvatting. De allegorie is ook weinig duidelijk : heeft de kunstenaar de wetenschap willen verpersoonlijken, zoals het boek neergelegd aan de voeten van de figuur zou kunnen laten veronderstellen, of eenvoudigweg de smart? Wat er ook van zij, deze degelijke figuur is gedrapeerd met een sierlijkheid die opmerkelijk is door haar eenvoud. Cf. Messager des sciences historiques, 1874, p. 369. - Kervyn de Volkaersbeke, les Eglises de Gand, t. 11, pp. 27-28. - Diegerick, Je sculpteur Ch. van Poucke.- F. Vander Haeghen, Th. Amold et R. Vanden Berghe, Bibliotheca belgica, V0 Palfyn.- Fr. De Potter, Gent, t. VII, p. 37.

82


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN- DEEL Vll Maximilien Joseph De Caigny

Was Maximilien Joseph De Caigny, die afkomstig was uit Deinze, maar sinds 1782 te Gent woónde een echt en waarachtig revolutionair van hetzelfde slag als Hopsomer, De Graeve, Graham of Van Wambeke? Of was hij, zoals de beschuldigingen van Du Bosch tegen hem luidden "een koningsgezind samenzweerder tegen de Republiek ? Zo komt hij in ieder geval naar voren uit een brochure, bewaard in de Archives Nationales (te Parijs en ook inde bib. vandeR.U.G., n.v.d.r.;ziefig.1 vorig artikel) dieeen denkbeeldig gesprek gesprek weergeeft dat zou plaatsgegrepen hebben tussen Van Hulthem en De Graeve op een moment tussen zijn verkiezing als lid van de Raad der Vijfhonderd en het aanvaarden van zijn functies als député te Parijs. Deze kwestie verdient onderzocht te worden om zich een onpartijdig oordeel over zijn persoon en zijn moraliteit te kunnen vormen. Men heeft weinig preciese gegevens over zijn jeugd. Zijn vader was advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Hij zelf studeerde aan de Leuvense universiteit. Te Gent staat hij ingeschreven als inwoner van de Volderstraat (Fig. 1), later van de KorteMere (1), waar hij vanaf 1790 het beroep van advocaat uitoefent. Hij schijnt geen rol gespeeld te hebben in de loop van de Brabantse Omwenteling. Toen de Fransen in 1792 Gent binnentrokken, zetten ze alle door de "Oostenrijkse t}'!an" aangestelde autoriteiten af en lieten door het stadsmagistraat verkiezingen voor de benoeming van 49 burgers organiseren, die het reglement moesten opstellen dat zou toegepast worden voor de benoeming van zestig voorlopige vertegenwoordigers bij de Belgische Nationale conventie (2). De keuze van deze 49 burgers gebeurde door de parochies. De Caigny hoorde er niet bij. Meyer liet door een soort machtsgreep zestig voorlopige vertegenwoordigers kiezen "door het volk van Gent" tijdens een manifestatie georganiseerd in de Sint-Baafskathedraal (3). Hij had de lijst opgesteld waarop De Caigny niet voorkwam. Deze vergadering, die daar eigenlijk de macht niet toe had, mat zich het recht aan een nieuw stadsmagistraat samen te stellen naar oud model, en De Caigny werd zodoende benoemd als schepen van de Keure. (Fig. 1) Door wie werd hij daarvoor uitgekozen? Waarschijnlijk door Meyer die het niet opportuun achtte hem als voorlopige vertegenwoordiger te benoemen, waarschijnlijk omdat hij hem als een lauw element beschouwde, maar dan toch weer voldoende republikein om door de Franse overheid aanvaard te worden. Deze nieuwe gemeenteraad moest boven alle politieke partijen verheven zijn, iedereens rechten eerbiedigen, beschermer zijn van weduwen en wezen, maar eveneens "passionée pour la cause de la Liberté 83


Fig. 1. Lijst van de leden van de voorlopige gemeenteraad van 5 december 1792, waarschijnlijk opgesteld door J. G. Meyer. Bovenaan zien we MaximiHen De Caigny, wonende in de Volderstraete als schepene van de Keure. Verder vinden we er nog Bemard van Wambekeen Joannes Robertus Graham als schepene van Gedeele.

84


et de l'Egalité" (4). In feite moest zij de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de impopulaire maatregelen die haar waren opgelegd, zoals de verpletterende belastingen en het innen van de zgn. "emprunt forcé'', de gedwongen lening (5). Toen De Caigny met deze ondankbare taak opgezadeld werd, nam hij ontslag maar werd door de Voorlopige Vertegenwoordigers onder zeer sterke druk gezet om op zijn beslissing terug te keren, wat hij met grote tegenzin deed ("fit de mauvaise gräce"). Toen de Oostenrijkers na Neerwinden (6) terugkeerden, zetten ze hem af. Na Fleurus (7) keerden de Fransen hier terug en stelden een nieuw gemeentebestuur aan dat zij de "Commission Municipale" of Municipaelen Raad noemden, die uit 40 leden bestond. De Caigny stond 23e op hun lijst. Hij heeft als collega's o.a. Meyer, Van Wambeke, Graham, Hopsomere, enz ... , allen overtuigde republikeinen. Deze "Commissie", die door Graham voorgezeten werd, werd op bevel van de Franse autoriteiten op 2 juli 1795 ontbonden en vervangen door een "Nouvelle municipalité et Conseil général de la Commune" (8). De gemeenteraadsleden noemde men toen "officiers municipeaux" of gemeenteofficieren. De Caigny maakte er deel van uit. Niet voor lang echter. Dit gemeentebestuur werd op zijn beurt in december 1795 ontbonden. De Caigny hernam zijn privéleven en zijn ambt als advocaat. In de maand Germinal van het jaar IV (maart-april1796) hadden de verkiezingen plaats voor het aanstellen van de vertegenwoordigers van de departementen bij de Raad der "Anciens" (9) en die der "Cinq-Cents" (10). Er werden drie deelgemeenteraden te Gent opgericht. Deze van Gent-centrum werd aan De Caigny toevertrouwd. Hij gaf er geen blijk van veel autoriteit, want de zittingen verliepen er bijzonder woelig. Wanneer de vertegenwoordigers van de deelgemeenteraden in algemene vergadering voor stemmingen of verkiezingen samenkwamen, verzorgde hij het secretariaat, terwijl De Graeve het voorzitterschap waarnam. Op 23 maart 1797 werd De Caigny afgevaardigde bij de Raad der "Cinq-Cents". Du Bosch (11), die bij de verkiezingen zijn voorkeurskandidaten zag elimineren, ging zich bij het Directoire beklagen over de onwettelijkheid van de verkiezingen door te beweren dat men, om de ware patriotten te verwijderen, in de vergadering zijn toevlucht genomen had "à ce que la chicane a de plus raffiné" (tot de meest geraffineerde en spitsvondige advocatenstreken). Wanneer we de processen-verbaal over deze zitting door De Caigny opgesteld doornemen, blijkt dat hij in tegenspraak met elke regel, overgegaan is tot een grondig onderzoek van de "politieke kwaliteiten" van de verkozenen van de deelgemeenteraden en dat meerderen onder hen uitgeschakeld werden, doch men vindt geen enkele aanwijzing van de criteria volgens dewelke bepaalde leden van de verkiezingen verstoken bleven. Heeft De Caigny zijn tegenstanders met opzet van de stembus willen weghouden ? Niets laat ons toe dit te bevestigen, maar ook niets om te ontkennen dat dit niet zo was.

85


-/~

Stab .Srusstl·

... i:"·

~- 1~;~''.·_,.;;..• • • •----~~~-..;;---~-~r."'~~-~~~:-==:~

./

,,

)[)'"•

V11.U DE UUXWZS- STAD BRUSSEL

''" ":::,:::~:~· ' .~'/ p'~;:·... ........., ' aru .. l

.

re":r

Toor ~•

._/

/J

!'(: f:~t!tr ~ · :

{..~/ tut

c t• H .

~:';::;~,!!!q~r ~~f};!J:u S un~. :-" l "• ;J.(•Pt • ~ !1 ,o:;., :· ,

l

Du trentième jour du mois de Brumaire l'an quatorze Actede décès de Maximilien Antoine Joseph De Caigny. Juge à Ia cour d'appel I décédé Ie vingt neuf de ce mois à huit heure du soir. I agé de Cinquante ans, né à peteghem (Deinze) Département de I'Escaut I demeurant rue de l'egalité J . S. no. 10. Epoux de Marie Cathérine Heyndrickx; fils des I feus Antoine De Caigny et de Marie Caroline Achtens./ Sur la déclaration de Louis Constantin Bosquet, voisin, agé de quarente neuf ans, jurisconsulte (rechtsgeleerde) et I de Herman Jozef Schuers, agé de cinquante deux ans , fossoyeur (doodgraver),( ... ) qui ont signé. I Constaté par moi Louis Devos représentant Ie Maire de Bruxelles, faisant les fonctions d' Officier public de l'Etat - civil, soussigné, I duquel acte il a été donné lecture. I Ondertekend: L C. Bosquet H . J . Shuers Louis Devos (pour Ie) Maire Uittreksel uit de overlijdensregisters van de stad Brussel van 21 november 1805. De Caigny overleed op 20 november 1805 , de dag voordien op vijftigjarige leeftijd . Hij was geboren in 1755.

Du Bosch trachtte de verkiezingen nietig te doen verklaren door De Caigny te kwalificeren als royalist door een pamflet op te stellen tegen De Caigny , De Graeve en Van Hulthem , waarin hij de drie mannen als samenzweerders en vijanden van de Republiek afschildert. Zijn poging liep op niets uit. De 21e mei 1797 bekrachtigde de Raad der "Cinq-Cents" de ver-

86


kiezingen door Caigny georganiseerd. Du Bosch geeft zich echter niet gewonnen. Op 11 september 1797 schreef hij naar de minister van Binnenlandse Zaken : "Notre département est peu convenablement représenté ... Le citoyen Caigny, qui n'est à sa poste que depuis un mois nesera connu que par sa nullité. 11 est cependant dangereux, ses principes n'étant pas républicains" (12). De Caigny zetelde in de Raad der "Cinq-Cents" zonder er bijzonder op het voorplan te treden tot de staatsgreep van Brumaire (13). Hij keerde naar België terug en werd rechter benoemd bij het Hofvan Beroep te Brussel, stad waar hij stierf op 20 november 1805 (fig. 2). Toen Du Bosch naar het Directoire schreef dat De Caigny koningsgezind was, zag hij niet in dat in het Scheldedepartement deze term zonder betekenis was (14), maar hij besefte maar al te best dat de beschuldiging te Parijs zwaar overkwam, gezien van daar de bevelen kwamen om haat aan het koningdom te zweren. De Caigny is zeker een aanhanger van de nieuwe ideeen, maar, zoals veel Gentenaars is hij het niet eens met de wijze waarop Du Bosch ze in de praktijk omzet. Zeker, de notabelen zijn inderdaad gekozen geweest zonder ook maar geraadpleegd te zijn om administratieve taken te vervullen en men zou ook kunnen denken aan het feit dat De Caigny gedwongen was in de Keure, de gemeenteraad en als gemeenteofficier te zetelen, maar dit was vast niet het geval voor het voorzitterschap van het Bureau van Gent-centrum ter gelegenheid van de verkiezingen voor de deelgemeenteraden en voor het secretariaat van de "Assemblée electorale" (Kiesraad) en het zal zeker niet het geval geweest zijn voor zijn verkiezing voor de Raad der "Cinq-Cents". Hij heeft dus zeker uit vrije wil zijn steun betuigd aan een regime, zonder twijfel zoals zovele verkozenen in het jaar VI met hem zowel in Frankrijk als in België deden, niet zo zeer om de principes, maar wel om de politiek, vooral op financieel en religieus gebied door het Directoire gevoerd, afte keuren. De Caigny is te Gent gekend als gematigd en het is om die reden dat hij verkozen werd. De Caigny heeft, in een periode van totale omverwerping van de instellingen, van dagelijkse spanning in de stad, van verwarring in de ideeën van zijn medeburgers, van constante besluiteloosheid voor wat de toekomst betreft, blijk gegeven van een wijs republikein te zijn, vijand van alles wat buitensporig en gewelddadig was, met respect voor de nieuwe instellingen, tot welks vlotte werking hij nog bijdroeg door de functie van rechter bij het Beroepshof te aanvaarden. Ongetwijfeld waren diegenen die de zaken ook zo zagen, te Gent in de meerderheid. Femand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten : Eddy LEVIS

87


NOTEN (1) De Meire werd reeds vermeld in 1321. De straat ontleent haar naam aan een meir, meertje, poel of plas die zich naast de Kouter bevond. De Meire werd drooggelegd door het water via een afleidingskanaaltje of "conduite"(~ Conduitstege) naar de Leie af te voeren. De naam is thans Korte Meer. De straat loopt van de Volderstraat tot aan de Zonnestraat. Vroeger was het een heel voorname straat (O.a. Hötel d'Haene-Steenhuyze). Thans is het een levenloze grauwe straat. (2) Zie fig. 1 blz. 224 in Ghendtsche Tydinghen jg. 1988. (3) De St.-Baaiskathedraal werd toen als Tempel van de Rede of "Temple de la Raison" gebruikt. (4) Vertaling: "gepassioneerd door vrijheid en gelijkheid." (5) Deze lening betrof enkel de clerus, de adel en de bezittende klasse. Kleine landbouwers, werklieden, handarbeiders en "autres citoyens peu aisés (andere minder welstellende burgers) waren er van vrijgesteld. (6) Neerwinden : Ligt in de provincie Luik, arrondissement Waremme. In 1793 bracht het Oostenrijkse leger onder bevel van de prins van Coburg een nederlaag toe aan het Franse leger onder Dumouriez. (7) Fleurus : Gemeente in de provincie Henegouwen, arrondissement Charleroi niet ver van de Samber. Jourdan (Fr.) overwon er op 26 juni 1794 het leger der Oostenrijkse Nederlanden onder het bevel van de prins van Coburg. (8) Vertaling: "Nieuw gemeentebestuur en Algemene Raad van de Gemeente." (9) Conseil desAnciensof Raad van Wijzen. Eén van de tweeAssembléesof Kamers in Frankrijk tussen 1795 en 1799. (10) Conseil des Cinq-Cents of Raad der Vijfhonderd: Een uit 500 leden bestaande kamer die samen met de Anciens de wetgevende macht vormde in Frankrijk van 1795 tot 1799. (11) Renier- Gregorius Du Bosch: Meer over dit omstreden figuur in een van de volgende artikels. (12) Vertaling: "Ons departement is niet naar behoren vertegenwoordigd .... Burger Caigny, die nog maar sinds één maand zijn functie waarneemt, zal slechts om zijn onbenulligheid bekend blijven. Ondertussen blijft hij gevaarlijk, zijn principes zijn onrepublikeins." We hebben hier weer met één van de machinaties van "politiek beest" Du Bosch te maken. (13) Staatsgreep van 18 Brumaire of 9 november 1799 door Napoleon, waarbij een einde werd gesteld aan het "Directoire", dat vervangen werd door het "Consulat". (14) Inderdaad. De term "royalist" sloeg in Frankrijk op de aanhangers van koning Ladewijk XVI. De Belgen zijn nooit zijn onderdanen geweest. Ten andere hadden ze nog maar zelf net hun eigen keizer aan de deur gezet na de Brabantse Omwenteling.

88


UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) WALPOORTBRUG

De oudste vermelding van deze "Walbrug" is van het jaar 1274. Ze kreeg haar naam van de Walpoort welke tot in 1730 aldaar nog stond. De brug werd herbouwd in 1776. Van omstreeks 1810 werd ze dikwijls vermeld als "pont Madou". Over deze laatste naamgeving bestaat veel twijfel over de oorsprong en betekenis. Volgens M. Heins werd ze tussen 1862 en 1882 in delen herbouwd. Het enige wat van deze herbouw terug was te vinden, vond ik in de Gazette van Gent: "Zaterdag 29 november 1862, De afbraak der huizen aan de Walpoortbrug vordert snel. Eerlang zal men de verbredingswerken op groote schaal kunnen voortzetten." Op 3 juli 1882lezen we : "Om de herbouwing toe te laten van de Walpoortbrug te Gent, zal de overtocht op gezegde brug onderbroken zijn te rekenen van heden maandag. De overtocht der voetgangers zal nogtans aan deze plaats behouden worden bij middel van een voorloopig brugje. De herneming van den overtocht op de brug zallater bekend gemaakt worden." Later was er echter niets meer terug te vinden. In 1927 besloot de Staat deze brug te herbouwen. In de Gazette van Gent verschenen een tiental berichten over deze herbouw. De bijzonderste, in chronologische volgorde, waren : "8 januari 1929, De nieuwe Walpoortbrug, over de Ketelvest, waarvan de aanbesteding de vorige week plaats had, en waarbij de laagste inschrijving 3.360.000 fr overtrof, zal15 meter breed zijn, zijnde zo breed als de Korte Dagsteeg die er op uitgeeft." Dit laatste was een vergissing van de verslaggever, want 15 meter was de doorvaarbreedte voor de schepen en niet de breedte van de brug, zie hiervoor de tabel verderop. "Een drietal huizen zullen aldaar moeten afgebroken worden voor het bouwen der brughoofden. De herbouwde brug zal30 cm hoger liggen dan vroeger." De ondernemers aan wie de bouw werd toegewezen waren : Hiroux en Co uit Brussel. 17 april1929: "Het verkeer voor rijtuigen over de Walpoortbrug zal onderbroken zijn van 23 april tot einde november 1929. Nochtans zal het verkeer voor voetgangers en fietsers verzekerd worden door een voorlopige voetbrug." Deze noodbrug was men beginnen leggen vanaf 19 maart. Van de streefdatum kwam (zoals gewoonlijk) niets terecht. Op 26 januari 1930 lezen we : "De werken aan de nieuwe Walpoortbrug schieten flink op en zullen weldra voltooid zijn. 89


De Walpoortbrug gekiekt vanuit de Ketel vest , in 1983.

Detail van de borstwering van de huidige Walpoortbrug.

90


Het ijzeren geraamte rust reeds op de brughoofden en men is bezig met de ijzeren bevloering der brug, waarna men zal overgaan tot de stenen bevloering. Ook zullen de brugleuningen aangebracht worden, zodat de voetgang~rs weldra toegang zullen hebben over de brug, die nagenoeg dezelfde is als de Ketelbrug. Er dient opgemerkt te worden dat de werken uitgevoerd werden zonder dat de scheepvaart onderbroken werd." Drie maanden later dan voorzien, werd op zondag 2 maart 1930 de Walpoortbrug plechtig ingewijd door burgemeester Van der Stegen. JAAR

1882 1929

SOORT

Draaibrug metaal Vaste in metaal

Lengte

Vrije PROEF Breedte van : rijweg voetpad doorvaar hoogte 5~9

17

6

2x2

15

4,4

Staatsbrug

KETELBRUG Toen Gent zich nog tot de eerste wijk bepaalde, was de Ketelpoort ĂŠĂŠn der vier stadsbuitenpoorten. Ze was voorzien van ronde torens, bovenaan in de vorm van omgekeerde ketels, vandaar de naam. De brug ervoor werd dan ook de Ketelpoortbrug genoemd (later afgekort tot Ketelbrug). Toen, in 1780, de poort werd afgebroken, bouwde men op de vrijgekomen plaats drie huizen welke terug werden afgebroken in 1837. De, oorspronkelijk, stenen brug werd, in 1857, herbouwd als metalen vaste brug, gemaakt in de werkhuizen van de heer Van Acker, te Gent. Van deze herbouw, door aannemer De Beer, verschenen, in de Gazette van Gent, een achttal berichten, met als eerste bericht de melding van de aanvang der werken op 23 juli 1857. Het laatste bericht behandelde de proefbelasting op dinsdag 10 november 1857 : "Deze morgend heeft de tweede beproeving der Ketelpoortbrug plaets gehad : twee wagens dragende een gewigt van omtrent 21.000 kilos, hebben er een uer lang stil op gestaen, zonder dat de brug het minst gezonken zij." Hierna werd de brug in gebruik genomen voor alle verkeer (sinds 2 november mochten de voetgangers er over). Vanaf 1910 werden er plannen gemaakt om de brug te vernieuwen en te verhogen met ongeveer 25 cm. Het werd, zoals de St.-Jorisbrug, een vaste metalen brug waarvan het dek met kassei belegd werd en waarover men 91


De pas vernieuwde Ketel(poort)brug in 1912. (Foto van het Ministerie van Openbare Werken)

Gand -

J.o l'o<~c

De Ketelbrug vóór 1912.

92


een dubbel tramspoor lei ter vervanging van het enkel spoor van 1874. Op 22 november 1911 lezen we, in de Gazette van Gent : "De Ketelbrug. De werken voor het herbouwen dezer brug zullen den 20 december aanvangen met het afbreken van de herberg "De Schelde", op de hoek der Ketelvest en van de Nederkouter. De steenweg zal daar 1,5 meter verhoogd worden." In januari 1912 begon de firma Neyt en Vossaert aan de bouw van een noodbrug, om daarna te beginnen aan de afbraak der oude Ketelbrug. Aan deze afbraak werd dag en nacnt gewerkt. Tijdens het begin van de werken, op 26 januari, werd een zonderlinge vondst gedaan, bij het uitbreken van de grondvesten van de oude brug :bij het uithalen van een meerpaal stelde men vast dat deze paal een oud kanon was en even later vond men bij het uitgraven een 15-tal kanonballen. Het kanon als meerpaal scheen normรกal te zijn, men trof er verscheidene aan langs de Schelde. Het waren waarschijnlijk afgekeurde kanonnen uit 1830, die door de stad afgestaan waren om als aanlegpaal te dienen. De kanonballen waren hier terecht gekomen met aangevoerde grond komende van oude vestingen, bij de bouw van het justitiepaleis. Deze gegevens komen uit dagblad "Gazette van Gent". Op vrijdag 31 mei 1912, werd de brug opengesteld voor het verkeer en begon men aan de afbraak van het voetgangersbrugje. Enkele dagen voordien was er in de krant een artikel verschenen met volgende tekst : "De brug zal bepaald eene schoone verbetering uitmaken, zoo voor de scheepvaart als voor de algemene wegenis, maar in het midden der stad is ze toch wat al te eenvoudig. Terwijl aan de St-Michielsbrug het geld verspild werd, wordt er hier eene leuning langs de brug geplaatst, van de soort die men over 50 jaar gebruikte, zonder de minste versiering zonder zelfs kandelaars om de brug te verlichten." Moest men toen de hedendaagse leuningen gezien hebben, wat had men dan geschreven ? JAAR

1857 1912

SOORT

Lengte

Vaste in staal Vaste in staal

47

Breedtevan: Vrije PROEF rijweg voetpad doorvaar hoogte

2x2

8

5,75 15

22.000 6

Stadsbrug

(1) Uit Het Gentse Woordenboek van L. Lievevrouw-Coopman, Ketelpoorte. Er was een gezegde : "door de Ketelpoorte niet durven of mogen gaan." Dit

93


De Ketelbrug voor de vernieuwing van 1912.

De huidige brugleuning van de Ketelbrug (bouwjaar 1912).

94


werd gezegd van degenen die geen kuiten hebben, dunnen benen, die de vrije schippers, in scherts gesproken, zouden nemen als schipsbomen !

M.LABYN ('t vervolgt)

DE GESCIDEDENIS VAN DE VYT BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg en Slot) 1976 mei 21-31. Alex Wauters had van de Toeristische Dienst van de stad Gent de opdracht gekregen om een kopie te maken naar het Lam Gods. De eerste reeds voltooide panelen werden tentoongesteld in het Congrescentrum te Gent. 1976 juni 15. William Beun werkte de kopie van het Lam Gods begonnen door Alex Wauters verder af. Deze repliek is bedoeld als publiciteit voor het cultureel patrimonium van Gent(!?). 1977 september 3. Als onderwerp voor de Belgische postzegeluitgave gewijd aan de 50ste verjaring van de "International Federation of Library Associations" koos men voor een boekfragment uit het St.-Jan-Baptist-tafereel. 1978 januari 31. Tijdens een oefenbeurt om het retabel te verwijderen uit de Vytkapel in noodgevallen werden de panelen overgebracht naar de sacristie. Tijdens deze transaktie viel het Johannes-de-Doper-paneel gespleten in twee delen op de grond. Opvallend is dat tijdens deze gelegenheid de kerkfabriek van St.-Baafs foto's en lichtbeelden heeft laten nemen met het oog op reproduktie voor verkoop in de kerk aan bezoekers. 1978 maart 2. De befaamde kunstexpert Roger Marijnissen waagt zich aan een gok en meent dat de Rechtvaardige Rechters verborgen zaten in een huis aan de Komijnstraat te Gent. De vroegere bewoonster(s) stond(en) in nauwe relatie(s) met Goedertier (cfr 1939). 1979 oktober 2. Het beschadigde Johannestafereel werd gerestaureerd door het Belgisch Kunstpatrimonium en op deze datum terug in het raam van het veelluik geplaatst. Inmiddels waren er ook onderzoeken uitgegaan naar de veiligheid van het retabel. Het besluit was dat de Vytkapel weinig mogelijkheden te bieden had om het retabel te beschermen tegen rampen (vb. : brand).

95


1982, mei 26 (vóór). De overheid had geld gegeven om het retabel beter te laten beveiligen. Blijkbaar had het bisdom dit verkeerd begrepen en heeft het de toezichter van het retabel beter beschermd door het aanbrengen van een glazen loket in de Vytkapel. 1983. Prof Dr. A. Van Elslanderdacht in 1984 Lucas de Heere, de 16de eeuwse all-roundkunstenaar, te herdenken, daar het 400 jaar geleden was dat deze te Gent geboren werd en 350 jaar dat hij er overleed. Er werd gepraat over het aanbrengen van zijn ode, die oorspronkelijk rechtover het Lam Gods hing in de Vytkapel. Eerste publicatie over "De van Eycks te Gent" in Ghendtsche Tydinghen, 12de jg, blz. 151-165, en tevens ook de eerste nr. 1 van de nota's waarvan in dit artikel nog steeds naar teruggegrepen werd. Dit artikel werd nog in hetzelfde jaar opgevolgd door "De van Eycks te Gent 11: De verblijfplaatsen", blz. 268-277 (nota's : 50-65). Bij deze artikels waren er tevens twee illustraties van het Lam Gods : "De Rechtvaardige Rechters" (origineel, blz. 158) en het stadsgezicht op het gesloten retabel (blz. 273). 1984,januari 28. Na 30 januari 1978 {cfr.) stelde het rijk een commissie samen die zich bezig hield met de conservatie van het Lam Gods, gelijktijdig riep ook het bisdom Gent een stichting in het leven die zgn. dezelfde belangen behartigt. In begin 1983 werd in de persmededelingen kenbaar gemaakt dat de eerste commissie het noodzakelijk vond dat er beschermingsmaatregelen werden genomen vooral op gebied van de klimatologische factor. Om die reden werd voorgesteld om het retabel over te brengen naar de huidige doopkapel, wat ook bekrachtigd werd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Op 28 januari tijdens een persconferentie maakte Karel Poma, gemeenschapsminister van Kultuur, bekend dat dit projekt geschat op ± 4,5 miljoen frank zou gesponserd worden door "American Express" (319). De integratie van de ruimte waar het retabel zou in opgeslagen worden, kan men moeilijk als een bekroonde renovatie beschouwen. De stichting van het bisdom is niet gelukkig met deze beslissing; zij wijst erop dat het Lam Gods voor de Vytkapel geschilderd is geworden en dat het retabel er reeds meer dan 5 eeuwen vertoeft. 1984. De 50ste verjaring van de diefstal van het paneel der Rechtvaardige Rechters brengt enige opschudding te Gent teweeg. Zaterdag 29 september werd een monument te Melle opgeheven met het oog op de ontdekking ervan, wat uitbleef. Als vervolg op de artikels over van Eyck in 1983 (cfr.) vinden we op blz. 29 van Ghendtsche Tydinghen, 13de jg., "III De van Eycks te Gent : Hun oeuvre (nota's 60-77) terug, dat verlengd werd met "IV De van Eycks en het Prinsenhof te Gent" tussen pagina's 180-193 (nota's 78-101). Het kon

96


niet op en in dat jaar verscheen nog "V. De van Eycks te Gent : Leerlingen en medewerkers (1ste deel)", blz. 319-332 (nota's 102-140), waarbij vooral de befaamde zuster Elisabeth van Eyck en Lieven van der Clite besproken werd. Voor de verdere relatie tussen de familieleden verwijzen we naar ons artikel in "Het Brugs Ommeland" met name : "De herkomst van de gebroeders van Eyck" (1985, 25ste jg., blz. 235-259). De bespreking over Lieven Van der Clite lag aan de basis van het terugvinden van zijn Laatste Oordeel geschilderd in 1413 voor het Gentse Gravensteen. Dit tafereel wordt thans bewaard in het Stedelijk Museum van Diest (320). 1985. Het vervolg op "V. De van Eycks te Gent : Leerlingen en medewerkers (2de deel) verscheen in Ghendtsche Tydinghen, 14de jg, blz. 26-44 (nota's 141-198) en handelde over Gerard en (de nooit bestaande) Jan van der Meere, (de legendarische) Sirnon van den Bossche en zijn schildersfamilie, Olivier Portier en Pietervan der Pale, (de uit de fantasie geboren) Lieven van der Goes en Petrus Christus. Een vraag waarmee we nog steeds zitten, is in welke mate Gerard van der Meere een schilder was, daar hij enkel optreedt als borg bij de opname van een schilder ! In die periode treffen we ook een schrijver aan te Gent onder (de zeer veel voorkomende) naam Gerard van der Meere. In hetzelfde jaar nog neemt ons artikel "De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods" zijn aanvang (blz. 342-348, nota's 200210C) met de jaren 1432-1440. 1986 februari. De werken aan de Doopkapel nemen hun aanvang (319). De Doopkapel zou volgens experts een betere beschutting kunnen bieden (vb. bij brand) aan het retabel dan de Vytkapel, waar het reeds meer dan 5 eeuwen vertoefd heeft. In april waren reeds de betonnen platen gemonteerd in de kapel. 1986 april 5 & 6. Voorverkoop van de postzegels gewijd aan het Lam Godsretabel. Zij omvatten nr. 5 en 6 der Belgische uitgaven en zijn ondergebracht in de reeks van culturele : de Madonna (9 + 2 Fr.), God-de-Almachtige (13 + 3 Fr.), St.-Jan-Baptist (24 + 6 Fr.) en de Aanbidding van het Lam (50 + 12 Fr.). 1986 juli 8 Het retabel werd overgebracht van de Vytkapel naar de Doopkapel. De lijst echter bleef in de Vytkapel verlaten en alleen achter. 1986. We zitten in Ghendtsche Tydinghen volop in het artikel "De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods", dat handelt over de jaren 1440-1449 (blz. 56-59), 1450-1469 (blz. 108-111) met een illustratie van het landschap op het Kluizenaarstafereel, 1467-1478 (blz. 169-172,

97


nota's 211-223 A), 1475-1500 {blz. 230-233), 1500-1535 {blz. 282-285) met een illustratie van "Het Hemels Jeruzalem" uit het middenpaneel, en 15421561 (blz. 329-332, nota's 224-8). 1987. "De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods" loopt verder in de 16de jaargang van Ghendtsche Tydinghen over de jaartallen 1562-1583 {blz. 25-29, nota's 229-237), 1580-1623 {blz. 102-106, nota's 238-242), 1600-1638 {blz. 143-148, nota's 243-5), 1640-1700 {blz. 201206, nota's 246-9) met een foto van de H. Maagd, 1704-1768 {blz. 269-273, nota's 250-5), en 1769-1800 {blz. 335-340, nota's 256-262). Voor 1987 vermelden we nog het artikel "De Sint-Salvatorskathedraal als inspiratiebron voor van Eyck" (Lam Gods) van R. van Elslande in "Het Brugs Ommeland" {27ste jg., blz 173-176), waarin tevens aandacht gevestigd wordt aan de opdracht van de Bruggeling Jan de Visch aan Hubert van Eyck. Dit artikel zal in de nabije toekomst opgevolgd worden in hetzelfde tijdschrift met "Het Brugse atelier vanJan van Eyck", "De erfenis vanJan van Eyck" en "De leerlingen en navolgers van Jan van Eyck". 1988. De ontknoping is nabij van "De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods" in de 17de jaargang van ons tijdschrift en handelt over de jaren 1802-1825 (blz. 54-58, nota's 263-273), 1825-1846 {blz. 100103, nota's 274-284), ... Een halve eeuw geschiedenis over het Gentse veelluik biedt U het nummer 3 van 1988 {blz. 140-144, noten 285-295), nl. van 1847 tot 1898. In het nummer 4 van 1988 werd in G.T. de gebeurtenissen vanaf 1900 tot 1932 belicht {blz. 216-221, noten 296-305). De muziek van de orgelspelende engel op blz. 218 is dan ook gewijd aan het feit dat alle panelen van het Lam Gods terug samen prijkten in de Vytkapel. En eindelijk kwam dan toch de bespreking van de diefstal in het nummer 5 van 1988 {blz. 291-295, noten 306-310). Een detail van het gezicht van Adam treft men aan op pagina 292. De zwerftocht die het Gentse retabel moest doorstaan tijdens en na de tweede wereldoorlog {1940-1952) wordt beschreven in het laatste nummer van 1988 (blz. 330-333, noten 311-316), dit wordtnog geĂŻllustreerd met een zicht op het kasteel van Pau (blz. 330), waar het veelluik kortstondig verbleef. Vermeldenswaardig voor 1988 is het artikel "De Bevernaar Joos Vyt, diplomaat van Filips de Goede" in "Het land van Beveren" (31ste jg., nr. 3, blz. 98-112) van R. van Elslande, waarin tevens een verblijfvan Hubertvan Eyck in de streek van de Elzas aangehaald wordt. Binnenkort krijgt dit artikel een vervolg waarin de geschonken gronden in het Waasland voor het onderhoud van de Vyt-Borluutfundatie besproken worden.

98


1989. In het eerste nummer van ons tijdschrift (blz. 53-56, noten 317-8) wordt de geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods belicht vanaf 1952 tot heden. Dit wordt gevolgd door een beknopt overzicht van de publicaties in ons tijdschrift over "De van Eycks te Gent" (1983-1985) en "De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods" (19851989).

ADDENDA 1510 omstreeks. In het Brevarium Mayer van den Bergh, bewaard in het gelijknamig museum te Antwerpen, treffen we in de randversiering bij de maand november (f'6) bovenaan een vrije interpretatie aan van het middenpaneel van het Lam Gods en wel in kombinatie met Van der Goes' verloren geraakte "Kroning" van_ de H. Maagd. Daaronder zien we een Hel en Vagevuur waaruit zielen gered worden door engelen. Merken we op dat de verloren geraakte predella van het Lam Gods een gelijkaardige voorstelling had. Mogen we deze illustratie soms daarmee in verband brengen, daar te meer het witte paard van het St.-Maartentafereel op dezelfde pagina teruggaat op dat van het gestolen paneel ? Dit boek werd verlucht door de Gentenaars Gerard Horenbout en Sirnon Bening. 1753. Dr. M. Gysseling wees ons op een overgeslagen inventaris van de St.Baaiskathedraal waarin duidelijk een overzicht van de fundatie wordt naar voor gebracht, die in 1435 werd gesticht (Kerkrekening B. 4928). 1817. Hierbij willen we de Heemkundige Kring van Lokeren en omgeving bedanken voor het toesturen van een door ons niet bekend artikel in hun tijdschrift "De Soevereinen" in verband met de gebeurtenissen van de luiken van het Lam Gods.

NOTEN 319. H. Collumbien, Nieuws uit Oost-Vlaanderen, in : Natuur- en stedeschoon, jg. 53, nr. 1, jan. Febr. 1984, blz. 22-24; Anoniem, Transfert Lam Godsretabel van de Joos Vijdkapel naar de doopkapel. St.-Baafskathedraal Gent, in: S.O.S. Gent informatieblad, jg. 7, nr. 23, april1984, blz. bijgevoegd vooraan;F. De Clippele, Het Lam-Gods-debat, in: S.O.S. Gent informatieblad, jg. 7, nr. 24, augustus 1984, blz. 4. 320. R. van Elslande, Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest, met name Lieven van der Clite (en Augustijn de Brune), in : Meer Schoonheid, jg. 4, 1986, blz. 98-108; jg. 5, 1987, blz. 1-12, 33-44, 82-84.

99


Naschrift

We hopen maar dat deze artikels niet enkel en alleen zullen geraadpleegd worden in verband met het Lam Gods. Ze vormen ook een waardevolle bron voor talrijke vorsers die begaan zijn met Gent. In de uitgebreide bibliografie vindt men dan ook talrijke gegevens over de Arteveldestad. Verder is het onze uitdrukkelijkste wens dat in de toekomst deze chroniek zal aangevuld en verbeterd worden. Rudy VAN ELSLANDE

VAN ALLE MARKTEN THUIS Deel IX DE VISMARKT "Visch ! visch ! schellevisch ! die van den nacht gevangen is!" (Uitroep van de visleurders) Door zijn ligging aan de samenvloeiing van Leie en Schelde, was Gent een waterrijke en dus ook visrijke streek. In oude geschriften leest men dat heel wat _Gentenaars zich omstreeks het jaar duizend onledig hielden met de visvangst. Het betrof hier uiteraard riviervis, zoals baars, karper, paling, enz ... , wat toen nog in onze ongepolueerde rivieren kon. De Schelde liet echter ook toe zeevis van boven Antwerpen aan te voeren. Zo is reeds zeer vroeg in de toltarieven sprake van zeebaars, spiering en mosselen. Justus Billiet heeft het over "aberdaan (1) en bakelau ofte terrenoeufvis (2), dat syn kleyne aberdanen die de Fransche ende Inghelsche met heele vlotten, schepen gaen visschen op de kusten van Indien, die niet en vallen soo groot, soo dicke ende wit ghelyck den Hollandschen, maer syn veel beter van smaecke, ende worden hier somtijds vercocht, voor Hollandschen, ofte Zeeuschen; in Spainnien, ende in ltalien en willen genen anderen eten als van deze terrenueufvis." Niet alleen per schip, maar ook met karren over land werd vis aangevoerd, zoals we uit een voorgebod uit 1337 kunnen opmaken. Het lossen gebeurde aan de "aerd" of talud van de Leie, evenwel gecontroleerd door een stadstoezichter die controle moest houden op hoeveelheid, herkomst en prijs. De vis werd in die tijd nog niet gekaakt, t.t.z. de ingewanden werden er niet uit verwijderd, zodat hij slechts beperkt houdbaar was en dus terstond

100


-

Dl VI_SOQOB1. .JU.

'-·

'····I. . . .. ;.

:Oi·••JII ~ .î~1lie w••~t: .- -·

·. ·

_De Schelde al op zij u· zije, Dieligt perciea }ijk Pierlala Keê zija twee billekeua bloot,js ja, Zo~, Nitte~ hoe. Tindt~e dä ? .• En tona madam de Leie,.- . :Oieait. te viaachall aap. ••n ihde, D'er ea.w4 Pak aau, iuel en, atruilch, 'Daar.bÜ.~D~~ma u t'-huill ... .· Nette I Och tzuméniat I wa apijtl Da Tilelimort waar g'uw breutje wint _ Eul 11Ju eerelqvijt 1.~. · ·

w..r ïaat 4i :Wei-elii'au ·i..-&rto.-?

':Boe ••'' 0111 ·a..r.·llog'llie moi? lT 11 Tree:l, 'ken-weet~~ h,oe! ... De Sohelde_ •. ook de 'Lele.Ze ataander twee ~~ waar? Lijk Ade,m·ea liJk.B-ra·daar Zoo pa4~ermoeder klaar I

alle

· .:- ·. Nètt&·t · · -.- · · · . Och tzumiaiat.l:"wA.apiji i··

De Tilohmort w~ l'llW breutje wlot BI al ziJ~ eere kwiJt I,.,· .~ !:~--~-~. Jl •... ; ·.

~- ·..

De m~ucllen roepo 1t wrake, · .We.Jtaaa te zweetm op oaa atal ·.: Van ltllrre ea.JAii 'k ea weet ale al, ·.we be-re1l'oT1ral 1 · -~ , ·. : , : Tet. zelfa biDeden :atake,: ~ '· : : · WJioll''dat men ale:a-~ Teneerd; ·_pàar zeet menook su1rroJateer4: ·'T._:u ale sepermetteerd. 1.;.. . · ·Nette·~_:.·· ;, ·:.- ~ ' ~oolL ~umiDII,Hwl aplJt·l

. IV •

D'er wu er laat 'een kwezd, , Ba ais ze ziJ de S3helde zag, · Zij zeker, 'k zeg het zouder lach, D1ot zij haaat kwalljDk lag 1... Ze .botatege op 1ne11 ezel, • Ea alle twee, dl waa wa atrat, Die rolden zij -in ee11eo. drat De Vlrreplaataeu at I · · Nette I Och tzumeuilt t·wä apijt I Da v•mort waar g;uw tJreutje wlut ·. B• alzfju -.re kwiJt 1," ·

·

)>i.Titchm9i't yaar·l'uw ~reutje will~ il• al ziJn "" ).wlJ& 1... --

'.

·

v. Dà kin alzoo aie. blljveu, We doeneen toerkea.ill_'tgem•en, W~ leg~~D. ~~ ODI C8DI bijeen, \Ve koopen ondereen, viach~ en groeiaaelwijveu, ·, lbu jskake, een roltake Teur de Lei_, · E~n broe~uke veur del:;~held, daarbij " E-1 oua couacieatie uij I; ·

De

Fig. 1. "De Vischmort" werd gezongen op de wijs van "Koevoet es beter dan boelie". (Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen. - Gent Ia 17 boek A nr. 23.)

101

·:

Nsttë tl

,

· ·

· Och.tzum,eDiat I whpijt I · De viaohmort W~llr ·g'uw breutje wiat Ba'al zijn f'ere k_"'ijt L. ·


moest verkocht worden. Deze vis zat in bennen ofvismanden, haring soms in tonnen. Toen de vismarkt enige omvang begon te krijgen, ging men op de markt vast verkoopsstallen inrichten, tussen de 4 pilaren of "staecken". Op het gedeelte van de markt, waar zich nu de Europa-Bank en de monumentale waterpomp bevindt, had men de zeevismarkt. Langs de andere zijde, de riviervismarkt of "Bliekenmort", waar de "bliekenwijven" hun waar verkochten. Deze vismarkt liep door, over de Vleeshuisbrug tot aan het huis '"t Gauden Hant" op de hoek van de Kraanlei en heet ten andere nu nog altijd Kleine Vismarkt. In het midden van wat nu de Groentenmarkt is, bevond zich het "Meynhuys" of "Meyne". De plaats waar de vis geveild werd, was met een soort lage balie van de rest van de markt afgescheiden. Op een groot houten gebouw (waar zich nu de bank bevindt) stond een torentje met uurwerk, waarin zich ook de marktklok bevond, die begin en einde van de verkoop aankondigde. Langs de zuidzijde was een groot houten zonnescherm getimmerd, dat voor de zo nodige schaduw en koelte zorgde op zonnige dagen. Verderwaren de stalletjes overdekt met een nogal eigenaardig en ondoelmatig afdak. Er waren 51 afzonderlijke stallen of banken voor de zeevis en een 25-tal voor de "stokvischmerct" (3) en de "Groenvischmerckt", die mits betaling van de "tafel ter vischmaerct" konden gehuurd worden. Aan de pilaar aan de Pensenmarkt stond het "Groenhuys", waar men zich de bijhorende groenten kon aanschaffen en diametraal daar tegenover aan de "staecke" aan de Lange Munt en de Hoogpoort was de "kapblock", waar men zijn vis in mootjes kon hakken. In de 14e eeuw sprak men nog van stijlen en stokken, wat bewijst dat de pilaren toen nog in hout gemaakt waren (4). Vis van "benedenstaken" was verwezen of afgekeurde vis, die niet vers meer was en die buiten de staken (de markt) verkocht moest worden. De vis die "ghewaerdeert is niet correckt ofte oprecht goet te sijn die sij vercaopen aen arme slechte lieden voor alf gelt, ofte noch min; maer sijnde heel bedorven ende daermen sieckten aen souden eten, die worden gheworpen van schraven brugghe (de Vleeshuisbrug) in de Leije, alsoo men oock doet van quaden harinck, drooghen, ghesouten ofte gheweeckten; dese verweesene vismort staet buyten de pilaeren lancx het beenhuijs achter de harinckmart" (5). Toen men in de 15e eeuw het Groot Vleeshuis bouwde, langs de Leieoever, dreigde de toegang tot deze rivier voor de vischverkopers afgesloten te worden. Men voorzag echter vier "gaten", vier stenen gewelven onder het vleeshuis, welke uitgaven op de Leie. De vis werd er met platte schuiten onderdoor gevaren tot aan de "watersteegher" op de vismarkt. Men kan de top van drie gewelven nog zien aan het terras van cafĂŠ '"t Galgenhuis je". Langs het wandelpad aan de Leiekant zijn ze nog alle vier te zien. Daar was ook de watertrap langs waar de palingboeren en de riviervissers hun waar aan land brachten. Het hoekhuis recht over O.L.V. met de inktpot, was 102


Fig. 2. De achterzijde van de vismarkt (1878) aan de samenvloeiing vanLeieen Lieve. Aan deze zij de bevonden zich de tafels voor de verkoop van afgekeurde of tweede keus vis. (Foto Geo. Pieters, Gent - Verzameling E. Levis.)

Gent. -

Onthoofding,brug

Fig. 3. De in neo-gotische stijl herbouwde vishallegezien van op de Onthoofdingsbrug over de Lieve in 1913 ten tijde van de Wereldtentoonstelling. De schermgevel is een ontwerp van architect A. R . Janssens uit 1911. (Postkaart- Uitgever onbekend - Verzameling E . Levis.)

103


het gildehuis van de visverkopers. De markt bleef er tot 1689, tot wanneer hij naar de andere Leieoever verhuisde op een open plek tussen het Wenemaersgodshuis en wat nog restte van de St.-Veerlekerk. De vier doorgangen onder de vleeshal waren na het verplaatsen van de vismarkt overbodig en werden mettertijd dichtgegooid. In 1671 is er ook sprake geweest om een soort halfopen vismarkt te bouwen op het jaagpad tussen de achtergevel van het Vleeshuis en de Leie, van de Vleeshuisbrug tot de Grasbrug, met in het midden een mijnhuisje met marktklok. Om een niet te achterhalen reden werden de werken nooit uitgevoerd. Ook werd nog gedacht aan de uitbouw van het oude Vismarkt-plein zelf {De huidige Groentenmarkt). Tussen de vier pilaren zou men vier paviljoenen met leien tentdaken bouwen met een centraal mijnhuis, het geheel omgeven door een muur met vier poorten, één aan elke zijde van het marktplein. Om verkeerstechnische redenen werd ook dit project verlaten. Toen men uiteindelijk voor goed naar de hoek van het Veerleplein verhuisde, bleef nog een tijdje de "Broddelijnghe oft Mosselmaerct" aan de zijde van het Groot Vleeshuis. Toen men de St.-Veerlekerk afbrak, werd op een smalle strook langs de Leieoever een lange marktplaats voorzien, met in het midden een mijnhuisje en in de kelders, een palingmarkt. De ingang bevond zich op de Kleine Vismarkt op de de plaats waar nu nog de insprong is rechts naast het huis met het borstbeeld van Karel van Lorreinen. In 1688 zat men ook daar te krap behuisd en verhuisde men naar een verloren hoek tussen het Wenemaersgodshuis en de afgebroken Veerlekerk, aan de samenvloeüng van Leie en Lieve. Men zOrgde ook voor een doorgang naar het St.-Veerleplein, waar men naar een ontwerp van beeldhouwer Artus Quellijn een prachtige barokke monumentale ingangspoort liet bouwen (Fig. 4). Het Neptunusbeeld was van Guy Helderberg en de zeemeermannen, die Schelde en Leie voorstelden, waren respectievelijk van Helderberg en Rombaut Pauwels. (Pauli) Na de brand van 1872 werden ze herkapt en vervangen door de toen controversiële beelden van Karel De Kesel (6), waarvoor o.a. "Pruuke" Dossche nog model stond. In een spotlied uit die tijd zingt men dat door de naaktheid van "madam de Leie" ("der es wa pak an, snel en struis") "de vismort heel beur ere kwijt es" (fig. 1). In het begit} van de 18e eeuw viste men ten tweeden male het plan op om op de huidige Groentenmarkt, de oude Vismarkt dus, nogmaals een gedeeltelijk overdekte marktruimte in te richten, nu met centrale pomp. Ook dit ontwerp verdween weer in de lade. Voor de veiling in de vismijn werden twee "Myn-huysekens" gebouwd : één binnen de vismijn (de "binnenmijne") en één buiten de vismijn op het Veerleplein. Men sprak in dit laatste geval over de "buitenmijne" of "burgermijne". Daar konden de burgers vis kopen voor eigen gebruik : riviervis plus 1/10 van de aangevoerde zeevis. Deze verkoopplaats werd afgeschaft

104


iJ. Gent. - Sinfe Veerleplaals G<md. - .Place

Soin~hmcĂź!de

Fig. 4. De vismijn op het Sint-Veerleplein. Twee ijskarren lossen hun waar. Zij behoren toe aan de Firma van de gebroeders Buyle : " GLACE PURE , Frs. Buyle, rue du cheval14, Gand" . De linkse is nog een paardekar, de rechtse een vrachtwagen . (Postkaart M. Nonkel , Gent. Verzameling E . Levis).

Fig. 6. Haringschuit op de Koornlei (6 augustus 1899). De haringtonnen staan als blikvanger op de kaai. Bemerk op de achtergrond St.-Michielsbrug (toen nog een draaibrug) en de afbraakwerken naast het gildehuis der Vrije Schippers voor de bouw van het nieuwe hoofdpostkantoor. Op het achterdek staat de vis in de koelte vari de schaduw die geleverd wordt door een geĂŻmproviseerd zeildoeken afdak. (Postkaart 4290 bng R.d .J.D . "Quai aux Herbes-Gand"- Verzameling E. Levis).

105


in 1893. De "Myn-huysekens" zagen er uit als wachthuisjes met een marktklok in top. Ze waren gebouwd in grijze Ecaussines- steen naar een ontwerp van P. De Broe, die ook de pomp op de Groentenmarkt tekende. Een eigenaardigheid bij het bieden in de Gentse mijn was dat het getal dertig een zekere rol speelde. Wanneer de partij vis door de mijnmeester ingesteld werd aan of boven de 100 pond, sprong de oproeper van 35 op 25 pond, om het getal30 niet te moeten uitspreken. Dit gebeurde uit christelijke traditie ter nagedachtenis van het feit dat Christus voor dertig zilverlingen verraden werd. Het zou echter nog tot 1930 duren eer dit gebruik zou verdwijnen en het getal 30 niet meer overgeslagen werd. Zo werd ook de Gentse vismijn geseculariseerd. In 1875 begon men aan de bouw van de eerste totaal overdekte vis- en vleeshal naar een ontwerp van Adolphe Pauli, waarbij men uiteraard gebruik ging maken van de toentertijd zeer moderne staalconstructie, o.a. van de zgn. Polonceau-spanten. Om overvloedig spoelwater voorhanden te hebben plaatste men in 1887 een automatische waterpomp met een voor die tijd zeer revolutionaire gasmotor. Dat dit nodig was, bewijst dat er steeds meer klachten kwamen over het kuisen van de Vismarkt. In plaats van het visafval regelmatig met gesloten boten via de rivier te vervoeren; gebeurde dit slechts één maal in de week en dit met open karren waarmee men ... dwars door de stad reed. In 1903 wordt beslist dat zowel vis-, vlees-, pluimvee- als groentenmarkt in ééri en dezelfde markthal zou ondergebracht worden. Reeds tussen de twee wereldoorlogen liep de verkoop van vis, vlees en groenten op de markt sterk terug en ging de verkoop zich meer en meer op de particuliere sector toespitsen. De vis- en vleeshandelaar kon al deze bederfelijke waren beter bewaren bij hem thuis, te meer daar de ijskasten hun intrede deden. Na de tweede wereldoorlog ging de verkoop er nog enkele jaren door tot wanneer de gebouwen gebruikt werden als garage, car-wash, bandencentrale en parkeergarage. (Fig. 3).

MOSSELEN, DE OESTERVAN DEN ARMEN. Wie raakt niet in verleiding bij de fijne geur van gekookte mosselen, hun heerlijke smaak en de gezellige sfeer tijdens het eten? Een mosselmaaltijd is altijd een beetje feestelijk en was dit zeker voor onze grootouders. Het was veruit de enige betaalbare zeevrucht die "Tseef mee zijn klakke" zich met zijn karig weekloon kon veroorloven. Komt daar nog bij dat mosselen rijk zijn aan eiwitten en mineralen, zoals kalk, fosfor, natrium en kalium en zij bovendien vitamine A en C bevatten, wat dus een welkome aanvulling was op "patatten mee andzuunsijsse". Vroeger werden mosselen praktisch uitsluitend door de kustvolkeren gegeten. Naar alle waarschijnlijkheid is men in onze streken met mosselen beginnen venten in het begin van de achttiende eeuw. De "mosselkèrre", een 106


Fig. 5. Gil!. van Geert, illustrator van o .a . het " Gents Woordenboek" tekende speciaal voor dit artikel deze leuke schets van het haringscheepje - inklusief "mosselwijf' - aan de Sint-Lievensbrug. Het lag eigenlijk al op "grond"-gebied Ledeberg aan het vroegere Troonplein - thans St.-Lievensplein . (Verzameling E . Levis).

soort grote huifkar (fig . 13), hotste dan door de straten . Men had niet eens een verpakking voor de mosselen. Je moest zelf maar je emmer meebrengen . Met een houten schepper , waarin juist 1 kg mosselen ging , werden ze in de emmer gekeild. Meestal kondigde de venter zijn komst aan met een toeter of een ratel , een houten werktuig waarbij een tong over een tandrad kleppert. Dit toestel was niet nieuw , want in de middeleeuwen moesten leprozen hun komst met de ratel aankondigen . Ook was het een typisch attri107


G,l \'D lA Ur'.t

Fig. 7. Mosselschuitje aan de Akademiebrug en de Lievekaai -1911. De haringtonnen staan op het dek. In de kist achteraan zitten de mosselen. Een plaat op de mast vermeldt : "Nieuwe Hollandsche pekelharing" . (Postkaart nr. 25 . Uitgever onbekendVerzameling E. Levis). 6and -

Le Pont et la forte d 'f\n~ers.

Fig. 8. Mosselschuit in het Achterdok aan de Dampoortbrug (Kleindokkaai). Het scheepje is een "hengst" en heeft als registratiehaven Clinge, wat men kan opmaken uit de kenletters CLN. Het registratienummer is 49. Het dorpje zit pal te paard op de Belgisch-Nederlandse grens en had toegang tot de Westersehelde via het Saeftingse gat. Men kon Gent aandoen via de Moervaart en het kanaal Gent-Terneuzen. (HĂŠliotypie De Graeve Gand - 157. Postkaart- 24 sept. 1909- Verzameling E. Levis).

108


buut voor de nachtwacht : " ... een klepperman die de ratel slaat en de kleppe roert". Ook de asman of vuilnisman kondigde zijn komst met de ratel aan en hij werd eveneens in de kerk gebruikt (7). Meestal roerde de verkoper ook zijn eigen "kleppe" door de straatroep: "ès mosselievès!" (mosselen vers) of "mosselievoo!". Soms werd deze uitroep wel eens overdrachtelijk gebruikt voor de ratel zelf. Zo sprak mijn grootmoeder bvb. over de "mosselievoo" van de mosselventer, doelend op zijn ratel. Gekuiste mosselen bestonden nog niet. Dat was een werkje voor de koper zelf. Vaak zag men die de mosselen op het koerke, de stoep of in de "greppe" met een aardappelmesje schoonmaken, waarbij soms al eens een rauwe mossel binnengeslurpt werd. Ook nieuwsgierige buren kregen er al eens een paar uit het vuistje. Meestal werden de mosselen na het reinigen nog een nacht in het water gezet en dan gestoofd met selder, ajuin, grof gesneden peterselie, peper en zout. Dan was het smullen geblazen. De mosselkar kwam twee of drie maal per week langs, meestal op woensdag en vrijdag. De mosselboer vertrok omstreeks middernacht naar Bouchoute (8) wat toch wel een twintig kilometer rijden was. Met paard en kar deed hij er vijf uur over. Het laden ging vrij snel, maar het paard moest eerst nog wat rusten, vooraleer de terugweg kon beginnen. Men zag de mosselman meestal maar omstreeks 11 uur 's voormiddags zijn waar aan de man brengen. Tot de eeuwwisseling kostten mosselen ongeveer 4 à 5 "eens" per kilogram; dat was ongeveer 10 centiemen. DE MOSSELSCHUITJES Buiten de vismijn, de viswinkels en de "mosselkèrre", kon men de mossels ook nog kopen "aan 't scheepke". Dit waren kleine bootjes, meestal van vissers uit Zeeuws-Vlaanderen, die wekelijks - zeker op vrijdag - aan de voornaamste Gentse bruggen aanmeerden, zodat ze gemakkelijk te bereiken waren. Soms voorzag men de schepen ten behoeve van de landrotten van een loopplank met leuning. Als blikvanger plaatste men enkele haringtonnen op de kaai of hing een bord in de mast (fig. 7). Bij warm weer improviseerde men een luifel met zeildoek, jutezakken of planken op het voor- of achterdek om de waar koel te houden. Zo trof men deze dobberende winkels aan in de Schelde aan de Sint-Lievensbrug te Ledeberg (fig. 5), in de Leie aan de Recollettenbrug voor het Justitiepaleis {fig. 10), op de Koornlei "Tussen Bruggen" {fig. 6), aan de Zuivelbrug aan de watertrap bij het Groot Kanon {fig. 11) en aan de SintJorisbrug. In de Lieve op de Lievekaai aan de Akademiebrug {fig. 7). Ook in het Dok naast de Dampoortbrug (fig. 8) kon men zich een "eemerke" vullen. Men verkocht er echter niet alleen mosselen, maar ook haring, per stuk of per tonnetje, soms ook allerlei gedroogde vissoorten en "kèrrekols" {9).

109


Fig. 9. Visvrouw op het overdekte achterdek van haar iets luxueusere visboot die afgemeerd ligt aan de Nieuwbrug รกan de Oude Beestenmarkt. Op de achtergrond zien we de bogen van de Nieuwbrug over de Nederschelde. Hier heeft men een grotere keuze : schurren (13) , wijting (14) , kerrekol (9) , mosselen en " pekelharing (15) 60 cent". (Foto Louis De Landtsheer, Overpoortstraat 26 Gent, contaktafdruk van originele glasplaat. Niet gedateerde foto . Interbellum - Verzameling E. Levis).

ZO VET OF NE MOSSEL Zo goed als een portie mosselen er in gaan , zo vlot spuit de Gentenaar zegswijzen i.v.m. deze en nog andere zeebewoners. Het is ook hier weer de moeite waard . Dat de mossel niet alleen de tong streelt , maar ze ook in beweging brengt blijkt uit het gezegde: "tieren gelijk een mosselwijf', wat gezegd werd van een roepkeel, een schreeuwer. Verkoop het vel van de beer niet vooraleer hij geschoten is wordt hier: "Roep geen mossels eer dat z' aan land zijn", of omgekeerd : "Roep zo lange mossels tot dat zij aankomen". Van iemand die onbedachtzaam handelt zegt men : "Wij hebben de mossels , zij de schelpen". "De mossels doen de vis afslaan" betekent : wij hebben het 110


D.V.D. 5089 G.un~. ~ Z,g

..

-., 4-Le-r Palais de J uslicc.

Fig. 10. 't Mosselscheepje aan het Koophandelsplein voor het Justitiepaleis. De lege mosselzakken hangen te drogen. (postkaart - 22 augustus 1904 - Verzameling E . Levis).

Fig. 12. Stukwerkers lossen een schip met Noors ijs. Het was onontbeerlijk om verse vis langer te bewaren. (Postkaart - Verzameling E. Levis).

111


meest profijt. "Ne mossel" werd zeer oneerbiedig gezegd van een zwaarlijvige vrouw of van iemand zonder wilskracht; ook betekende het een oorveeg. Wie zijn geld langs deuren en ramen buitengooide of zwaar verteerde, zette zijn geld "op de mosselbank". "Mosselgeld" was kaartgeld, muntjes van geringe waarde. "Een mosselhoer" was een publieke vrouw die op de openbare weg de mannen aansprak en zich gaf tegen de prijs van een mandeke mossels, dus zeer goedkoop. Iets wat allerbest opeen of ineen past "komt overeen gelijk mosselschelpen". Ook tegen een klein roeibootje zei men "een mosselschelpe". Wie met buitenmaatse oren door het leven ging had "oren gelijk mosselschuiten" en een viezerik die veel spuwde of "speekelde" was "een mosselzak". VISPRAAT "Kijven gelijk d'haringwijven" was mekaar gemeen uitschelden (10). Nog gemener was "een platewijf'. Onzin of leugens waren "kloten van droge haringen". Dit werd ook gezegd als men gestoord was en geen antwoord wilde geven. "Aaneenhangen gelijk haringen" werd gezegd van mensen die vaak mekaars gezelschap zochten. "Haring voor sprot" is synoniem voor "lood om oud ijzer". Zeer droog was "zo droog of gerookten haring". Wie er mager en moedeloos uitzag, "zag er uit gelijk nen afgedroogden haring". Wie "nen haring binnengespeeld had zonder steert" was zwanger. "Zijnen haring braadt of roost hier niet", werd gezegd van iemand die geen bijval had. Had men het spel verbrod, dan "was den haring aangebrand". Een fluitje van een cent, iets heel gemakkelijk doen, was "braaien gelijk oen haring op ne rooster". "Van alles haring of kuit, pluimen of haar willen hĂŞn" werd gezegd van een profiteur. Zat men "opeengestampt lijk haringen in een benne" dan zat men heel dicht opeen. "Roep geen haring eer dat hij in 't net is" is synoniem van "Je mag het vel van de beer niet verkopen vooraleer hij geschoten is". Wie iets bekwam "had nen haring gevangen". "Ge moet meer moeite doen", zei men, "zo vangt ge den haring niet". Ook kon iets "uitdrogen gelijk oen haring". Een lange magere pannelatte was "oen afgedroogden haring" of was "precies nen gekleden haring" of "oen haring in burgerkleren". "Den haring keren of lichten" is obsceen (11). Als men in de haven aan de dokken "een haring of tweeĂŤn" vroeg om een wagon binnen te doen, bedoelde men een werkman-helper. Met paling was hetzelfde aan de hand. Had ze "ne paling geten" of "ne paling ingezwolgen" dan was ze zwanger. Was men onzeker, dan had men de paling bij de staart (12). Men kon "zich krinkelen gelijk ne paling" van 't lachen of van de pijn. "Spertelde men gelijk ne paling", dan wist men niet goed hoe zich te houden of zat men in nog gevaarlijker situaties. "Ne slappe" kon "zich wringen gelijk ne paling". Een dronkaard daarentegen was "zo slap of ne paling" als hij niet meer op zijn benen kon staan. "Zo glad of ne paling" was men als men niets bezat of zich in die omstandigheden toch 112


Fig. 11. Mosselschip aan het Groot Kanon . Niet zo'n gelukkige keuze naast de " piessiene" ... (Edit. W.V.S. Bruxelles- nr. 64- Postkaart- Verzameling E. Levis).

nog wist te redden. Van iemand met natte voetenzei men "dat hij paling gevangen had" of als hij in 't water getrapt had. "Een gladzak" was ook "ne fijne paling". Over schelvis zei men : "Als Tseezeke is geboren, heeft de schelvis zijne smaak verloren", doelend op de nogal fletse smaak. Kleine schelvisjes noemde men "tootjes". "Ynklefijn" was de verbastering van het Franse aiglefin, wat eveneens schelvis betekende. De meeste uitdrukkingen met "snoek" slaan op zijn grote muil: "zuipen gelijk ne snoek, gapen gelijk ne snoek, schreeuwen gelijk ne snoep op zolder", men snakt naar iets "gelijk ne snoek naar water". Een kind dat met volle mond zuigt, "zuigt gelijk een snoekske" en wie goed kon zwemmen "zwom gelijk een snoekske".

113


~!@; ~@~~~[~~rFr~ ~l$ !f.~g[l,[~~g ~:~~00~

Fig. 13. "De mosselkèrre". Karikatuur door Buth uit : "Gentse volkstypen uit het verIeden in beeld. nr . 2" . Wij vestigen er graag de aandacht op dat de 10 geestige tekeningen uit de serie "Gentse volkstypen" nog steeds verkrijgbaar zijn bij de auteur, de Heer Leo De Budt- Eaudeloostraat 33, Gent.

Over "den bliek" heeft men nagenoeg niets anders dan postitieve uitspraken : men was "zo zuiver of nen bliek, zo fris of nen bliek" . "Men leefde glijkeen bliekske in 't water". Wanneer het geld ontvangen was "waren de blieken (geldstukken van 1 frank) binnen". Die een onbezorgd leven leidde, had "een bliekskesleven". Geen rozen echter zonder doornen , want zei men :"'t Is een schuun meiske maar 't is spijtig van heur bliekogen", dan had het schoon kind uitpuilende visogen. De uitdrukkingen i.v.m. "schurre" (13) slaan op het gezouten en uitgedroogd zijn van de vis. Van iemand die heel mager is zegt men "dat hij zo mager is of een schurre" . Iets dat heel droog is , is "zo droog of een schurre". "Gespaand zijn mee een schurrevel" wordt gezegd van iemand die altijd dorst heeft. "Een schurrevel" was een mager vrouwspersoon. Ook de "kerrekole" laat zich niet onbetuigd. Van iemand die weinig uitgaat zegt men dat hij "aan zijn huis geplakt is gelijk een kerrekole" . Trekt men een bijzonder stuurs gezicht, dan "trekt men muilegelijk een kerrekole" . Er bestaan nog heel wat Gentse uitdrukkingen met "vis", waarbij niet in het bijzonder een bepaalde soort bedoeld wordt. De volgende gezegden 114


spreken voor zich : "Men is zo gelukkig of ne vis in 't water. Zo stom of ne vis. Zwijgen gelijk ne vis. De kost hên gelijk de vis in 't water. Liever de vis dan de graten hên. Tussen de kop en de steert is de beste vis. Naar iets lengen gelijk ne vis naar 't water. Geen vis zonder graten. Iemand uitmaken voor vurte of stinkende vis. Noch mossel noch vis zijn. Zwemmen gelijk ne vis. Die slaapt vangt gene vis. Hij slaat er op gelijk op een vismande." Als slechte waren geen aftrok vinden, dan "wil de vis niet bijten". "Ga gij daarmee om vis!" wordt gezegd van een kleinigheid of iets zonder waarde. Iets wat ik helemaal niet nodig heb "is mij zo nodig of ne vis in 't water". Iets wat daarentegen uitzonderlijk goed van pas komt "dat komt gelijk ne vis in de vasten". "Vis willen vangen voor een vissersdeure" is verloren moeite doen. "Daar is geen grate of genesteert vis" zei men als er geen vis in de mijn of op de markt was. Een handelaar in vis komt dikwijls bedrogen uit; nu eens heeft hij te veel, dan weer te weinig vis, want "koopman in vis is dikwijls mis". "Als de vis kookt, smelt de boter" zegt men als men twee vogels in één klap vangt. Die iets wil bekomen moet er moeite voor doen wordt in het Gents : "die de vis wil, moet ook de graten hên". "De vis", zegt men, "moet drij keren zwemmen : èerst in 't water waarin hij leeft, dan in 't water waarin hij ziedt {kookt) en verder in de boter, op de taluure". Bij de vis hoort ook een goed glas wijn gedronken te worden zo "dat hij ook in mage kan zwemmen". "Als de vis naar de zee aardt", verraadt men zijn afkomst. Hoe meer volk, hoe kleiner de bedeling, wordt: "Hoe meer vis, hoe droever water". Wanneer iets niet geschikt is voor het beoogde doel zegt men: "Alle vis is geen bakvis". Als we nog dieper in de Gentse taal vissen, halen we nog volgende uitsprakenop: 1841 "De Staets zaeken zyn nog altyd overtrokken en het is moeyelyk om er goeden visch van te spellen." (Nieuwen Almanak, Meye) 1800 "hy spreekt van ons gelyk van vuylen vis." {Sysse - Pannen, 23) 1793 "De Mulders leven van den schep, de Bakkers van de neep, de Vleeschhouwers en de Vischverkoopers by 't verlies." (Dagelyks nieuws van Vader Roeland, pendant van Pere Du chene) 1790 Wanneer een nieuwe maan op een vrijdag komt: "Een vis - maen is een pis - maen en dat is niet altyd waer." (Hemelm., december)

115


1790 "Ende ik zag wel, dat zy onder de zyde kleeren, het hert hadden van de Vischkladden (viswijven) van Parijs." (Patriot, 11) 1742 '"t is quaet de Visschen 't vliegen te leeren." (Hemelm., Martius) 1738 "Groote visschen springen uyt den ketel." (Hemelm., februari) 1728 "Lieven vriendt, 't ten kan niet missen, Groote waters, groote visschen, Maer hier dient wel gelet, Groote visschen scheuren 't net." (N.G. Almanak, Martius) 1720 "Want, zeggen ze: Al is de visch noch eens Soo goet, Vlees rnaeekt vlees en sterckt het bloet." (Tydt. W., februari) 1707 "De nieuwe maen en versehen vis, ten derden dagh niet goet en is." (N.G. Almanak, februari) 1682 "Die den visch wil raecken Heeft sigh nat te maecken." (Sterre-Kycker, juli) 1649 Gemene praat : "Selfs die Geusch gesint zijn, seggen uytdruckelick, dat sy niet en konnen ghelooven, dat het oprecht Bericht van een Predicant gheschreven is, omdat hy soo viseh-wijfachtig (gemeen) praet." (Tweede Disp., 71) 1567 "Sy snaken daer naer, als den visch naer dwatere." (Beroerlicke Tyden, V. Vaemewyck) En zeggen dat ze ondanks deze honderden zegswijzen, ons nog zouden wijsmaken : "De Gentenaar kent maar 7 soorten vis : aprilvis, meivis, schelvis, stokvis, stijnkvis, walvis en klootvis". Smaokelaak! EddyLEVIS

116


VOETNOTEN (1) Zeevis. Ook "labberdaan" genoemd. Op de vraag hoe laat is 't zegt men schertsend : "Kaart (kwart) voor den abberdaan, 't zal stokvis slaan". (Nog gehoord van mijn grootvader). "Nen labberdaansteert" was een "pietalaire" of pandjesjas, in het Gents ook wel eens "kontekletser" genoemd. (2) Bakkeljauw is gedroogde en gezouten kabeljauw. Terre-neuve is de Franse benaming voor New-Foundland, een eiland voor de Canadese kust. (3) Stokvisch; daarnaast ook "stopvisch" in 't plat Gents. "Zoo mager of ne stokvisch; uitdrogen gelijk ne stokvisch; 't es goedkoper of stokvisch; der zitten geen graten in!" toegepast op eten dat weinig voedt, op iets dat zeer goedkoop is. 1692: "Veel slaegen maecken den stockvis murwer" (Hemelm., augustus). Dit zegt men van een vrouw die veel slaag krijgt en daardoor gedweeër wordt. 1721: "Stock-visch, Notelaers en Vrouw Eer men die ghenieren souw Moeten ter deegh zyn gheslagen Eer men daer wat goets van saghen." (Sterre-Kycker, juli) "Ge zijt gesalueerd mee den kop van een pekelharing en de ziele van een stokvisch." "Stokvisch eten" of "ge zult gene stokvisch moeten kopen" zei men als iemand slaag kreeg met de stok. Ook in het hiernavolgende vers uit 1668 heeft stockvisch dezelfde betekenis. "Benige Breebaerden in 't Landt ghecommen, ende worden met gheen solemniteyt vande Boeren ofte Boerinnen inghehaelt, want stock-visch sonder boter is nu op 't Landt (sic) meest te vinden." (Hemelmaand, februari) Wanneer iemand zwanger was zei men : "Z' heeft stokvisch geten en een grate ingezwolgen!" ( 4) Meer daarover in het artikel "De markt als gerechtsplaats". (5) Het feit dat de bedorven vis bij ons niet weggeworpen werd, wat elders wel gebeurde, was er de oorzaak van dat heel wat ziekten zich verspreidden. Deze vis werd namelijk opgekocht door de visleurders en -leursters, die hem in de armste volkswijken gingen slijten. Ook daarop ging men weldra controle uitoefenen en werd de verkoop ervan bij wet verboden. (6) Charles Louis De Kesel, o 11 augustus 1894 te Zomergem, t 20 november 1922 te Erlangen (Beieren, D.B.R.). 1871 : 1e prijs beeldhouwkunst, Gent. Vier bas-reliëfs voor het gemeentehuis te Zomergem. 1876 : Allegorisch beeld "De Eendracht in de pacificatiestoet te Gent op de praalwagen "De Verenigde Provincieën der Nederlanden". 1878 : Beeldhouwwerk aan het gerechtsgebouw te Gent. 1879 : Beelden "Schelde" en "Leie" aan de ingangspoort van de vismijn te Gent. 1901-1902: Bas-reliëfs aan het stadhuis te Oostende. 1903 : Beelden op de Graaf de Smet de Naeyerbruggen te Oostende. 1911 : Standbeeld Graaf de Smet de Naeyer te Wenduine. Verder was De Kesel nog bekend als portret- en genreschilder en boetseerder.

117


(7)

(8)

(9)

(10) (11)

(12)

(13)

(14)

(15)

Uit: "Karel De Kesel (1849-1922) portretschilder en beeldhouwer van Zomergemse afkomst"- Auteur-uitgever : Raf Heyde- Maldegem 1985. In de Rooms-katholieke kerken werd na het "Gloria" op witte donderdag tot aan het "Gloria" op zaterdag voor Pasen in plaats van de altaarschel een ratel gebruikt. Bouchoute : thans Boekhoute. Belgisch grensdorp, enkele km ten zuiden van Philippine (NL.), het bij de mosseleters zo bekende fijnproeversoord. Was vroeger gelegen aan de Braakman, een diepe inham van de Westerschelde, die in 1952 ingepolderd werd. Voor de kerk van Boekboute ligt nog steeds een vissersboot als monument. Jaarlijks worden er nog de garnaalfeesten gehouden, als herinnering aan de garnaalvisserij. (2e zondag na 8 september, 's namiddags). · Kerrekole : < Fr. caracole, een zeeslakje. In het Nederlands : alikruikje, kreukel of krukel (Littorina littorea). Komt vooral veel in Zeeland voor. Wordt als snoeperij met een speldje gegeten. 1658 : " ... dominé Voetius begint wederom te kijven als een Haringwijf' (Vreleden processen) 15??: "Zoudic Iatijn in de costal gheleert hebben! Ie mag altemet den harync ghekeert hebben." (uit : Belgisch museum voor Nederduitse Taal en Letterkunde en de Geschiedenis des Vaderlands; J.F. Willeros 1837-1846) 1579 : "den haring lichten" (uit : Chronycke van Gent, 293) 1699 : "Een maeght, die sonder argh of list Haer maeghden - roosken heeft verquist, Bij hem die eer nog eed bewaert, Die heeft een palinck bij de staart." (uit: Sterre-Kycker, oktober) Een "schurre" is een gedroogde schar. Men had petaterschurren, boterschurren en schartongen. Een petaterschurre is een magere schol die meestal met aardappelen (petaters) werd gegeten in tegenstelling met de boterschurre, die men meestal met brood eet. Een schurretonge is een tong die de smaak heeft van een schar. Witting, wittinck of witvis, is een witte vis, een soort schelvis (Gladus merlangus) die in de gehele Noordzee gevonden wordt. Hij heeft 3 rugvinnen, 2 aarsvinnen, een korte onderkaak en wordt ± 5 dm lang. Men had droge haring, bokking of gerookte haring, natten haring of pekelharing, nieuwe haring of levaard. Deze werd ook wel panharing genoemd. Levaard werd hier in het begin van 1800 in grote hoeveelheden op de markt gebracht. Men noemde hem ironisch levaard, omdat hij onmiddellijk stierf als hij uit het water gehaald werd. Verder had men nog gesturte haring (Fr. :en vrac), ondereen gestort, niet gesorteerde haring. 1527 : "gesturten haring dat is haring zoo dien wt der zee komt." (zoals hij uit zee komt; uit : Cooplieden Handboek, 26) 1770 : Oostende : "Dezen middag is gearriveerd een half last verschen, twee lasten half gestoorden haring" (uit: "Gazette van Gent,-29 oktober) Er was ook nog verwaaiden haring of "hareng bouffi", een soort dikke, vette haring. 118


BmLIOGKAFIE

- "Dubbele Wegwijzer der Stad Gent en de Provincie Oost-Vlaanderen" 1905. - Frans De Potter: "Gent van de Oudste Tijden tot Heden", 1882-1902. - Dr. Victor Fris: "Oude Straatnamen van Gent", 1925. - J .J. Steyaert : "Volledige beschrijving van Gent", 1857. - Lodewijk Lievevrouw-Coopman : "Gents Woordenboek", 1974. - Buth :"De Mosselkèrre ès mosselievès! Mosselievoo!" uit: "Gentse Volkstypen uit het verleden in beeld" deel2, Gent 1978. - René De Herdt : "Dagdagelijkse Markten in Gent", M.I.A. T., 1988. - Raf Heyde : "Karel De Kesel (1849-1922) Portretschilder en Beeldhouwer van Zomergemse afkomst.", Maldegem 1985. - Bibliotheek Museum van Volkskunde te Gent : Lied "De Vischmort", la 17 boek A nr. 23.

Met dank aan : - Het Nationaal Scheepvaartmuseum te Antwerpen en - Het Visserijmuseum te Oostduinkerke voor de verkregen inlichtingen. - De kunstenaar Gill. van Geert en Buth voor hun illustraties.

OPLOSSING VAN DE PUZZEL 1988 Alhoewel het hier ging om de 15de eeuw mocht men zeker en vast geen Vlaams primitief zijn om deze puzzel te kunnen oplossen. We geven hier dan ook de oplossing en een paar mogelijkheden waar men moest zoeken om het goede antwoord te vinden. Naast de traditionele standaardwerken, waaraan de namen Fris, Steyaert, De Potter, enz. zijn verbonden, geven we U hier nog een paar andere. 1) Het eerste antwoord was PeterceJJepoort. Dit konden we vinden in ons tijdschrift: M. Van Bergen, dePetercellepoort, G.T., IX, 106-112; en verder ook nog in : N. Poulain, Gent en Architectuur, trots, schande en herwaardering in een overzicht, 1985, 26-7, 46. Voor onze inleiding verwijzen we naar : M. Daem, Votiefschilderijen en mirakelboek van Kapelletje Schreiboom te Gent, 1975, 11-13. 2) Dat de tweede vraag een gemakkelijke oplossing had, zal wellicht niemand betwisten en voor deze beeldengroep op de Hoofdbrugverwijzen we graag naar : J. Gessier, De legende van de "Hooftbrugghe" te Gent. De vader door zijn zoon onthoofd, Oostvlaamsche Zanten, XVIII, 1943, 1-10; J.J. Steyaert, Volledige beschrijvingvan Gent, 1857, 127-8enA. Van Werveke , De hoofdbrug : oorsprong van den naam, brug vóór en na 1317, de strafuitvoering, de beelden op de brug, Bulletin der Maatschappij van Ge119


schied- en Oudheidkunde te Gent (verder vermeld als BMGOG), VII, 1899, 212-234. 3} Voor onze Italiaan verwijzen we graag naar het Nationaal Biografisch woordenboek, terwijl zijn schilderij, het Portinari-altaar, besproken wordt in alle werken over Hugo van der Goes; kijk maar eens in: R. Hoozee-E. Duverger, Imaginair museum Hugo van der Goes, 1982,22-7,42-9. 4) Dat lief kind was o.a. te vinden bij : F. Van Tyghem, Agnes vanden Bossche, een Gentse schilderes uit de late-middeleeuwen, Stadsarcheologie, IX, 1985, 27-33; en nog uitdrukkelijker in: F. De Potter, Gent vandenoudsten tijd tot heden, V, z.d., 100; en G. Deseyn, Gids voor oud Gent, 1984, 157. Het mooie werk in het Bijlokemuseum vinden we terug in ons blad : H. van Duyse-H.C., Inventaire Archéologique-Fiche nr. 45, Krijgsbannier van de XVe eeuw, G.T., XII, 1983,25-27. 5) Bij wie kan men beter te rade gaan voor van Eyck danbij R. van Elslande :De van Eyck's te Gent: Hun oeuvre, G.T., XIII, 1984, 29-30; & De van Eyck's en het Prinsenhof te Gent, G.T., XIII, 1984, 181, waar we vernemen dat kardinaal Albergati verbleef in het Karthuizerklooster van Rooigem. 6) Iets moeilijker was deze La ureins de Maech, die we vinden bij De Potter, o.c., V, 52-60. Doch naast het Lam Gods is toch de Gentse Calvarietriptiek het belangrijkste 15de eeuws werk in onze hoofdkerk. Hij wordt dan ook vermeld door E. Dhanens in uitgaven van de "Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Schone Kunsten". De artistieke uitrusting van de St.-Janskerk te Gent in de 15de eeuw, 44, 1983,30,56-8,64,70-2, 100. 7) Voor de muurschilderingen in de Wolweverskapel gaat men te rade bij M. Martens, Enkele middeleeuwse muurschilderingen te Gent, I. Gegevens op basis van kopieën, BMGOG, XXXIX, 1985, 94-100 en bij M. Goosens, De middeleeuwse muurschilderkunst, Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, 1975,40-1. Voor de inboedelbeschrijving halen we J. Dhondt-P. De Keyser, Gent, 1947, 265 aan en voornamelijk het belangrijke werk van : V. Van der Haeghen, Mémoire sur des Documents Faux ... , 1898,21, 36. 8} Nie gemakkelijke woar mijne jongen, om quoadbloet te krijgen van die brugge. Inderdaad, ze noemt dan ook "Quadebrugghe" raadpleeg maar eens "De Oude Straatnamen van Gent" (Een Prijsboek voor de Schooljeugd) door Victor Fris. 9) Deze meneer die zijn naam gaf aan een Gentse munt wordt besproken door V. Fris, Jan van Coppenhole, BMGOG, 1906; endoorR. Van Uyten, Cappenhole Jan van, Winkier Prins Encyclopedie van Vlaanderen, 11, 1973, 185. 10} Dat het hier gaat om Hugonet wist U waarschijnlijk. In alle boeken over het Bourgondisch huis treffen we deze naam aan. Wie meer wil weten 120


over deze persoon raadpleegt het best: J. Bartier, Un discours du chancelier Hugonet aux Etats Généraux de 1473, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, CVII, 1942, of gaat gaan kijken naar het schilderij "Maria van Bourgondië smeekt om genade voor haar raadslieden" van Karel Wauters (1842) in de kapel van het stadhuis. 11) Dat de voorstelling betrekking had op ons embleem dat we aantreffen op onze frontpagina en op onze brieven wist men zeker wel direkt. Het embleem van de Heemkundige en Historische Kring Gent wordt dan ook besproken in de bijlage van G.T., 1982, 19-20 en gaat terug op de zilveren hechtsels van Cornelis de Bont, lees maar eens: V. Van Der Haeghen, Enquête sur la vie et les oeuvres de Corneille de Bont, orfèvre de Charles le Téméraire et de Marie de Bourgogne, Annales du XXIe Congrès de la Fédération historique et archéologique de Belgique, 1909,11, 146. De merken ziet men bij R. Stuyck, Belgische zilvermerken, 1985, 50, 195. 12) Het duurde tot in 1957 alvorens het werk van Lieven Van Lathem herontdekt werd door A. De Schryver, Lieven van Lathem, een onbekend grootmeester van de Vlaamse miniatuurkunst, Handelingen van het XXIIe Vlaamse Filologencongres, 1957,339. Door zijn nauwe relatie met Ladewijkvan Gruuthuuse wilde J. Duverger, Hofschilder Lieven van Lathem, Jaarboek 1969 Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, 1970,97-104, hem het portret van deze Bruggeling in het Brugs Groeninge toeschrijven. In volgorde van de rechthoeken hebben we dan : 1) Hugonet- HU 2) Rooigem - IE 3) Hoofdbrug - HO 4) Quadebrugghe- QU 5) VandenBossche - ES 6) CorneJisdeBont - LT 7) Wolweverskapel - LK 8) Portinarialtaar- IT 9) PeterceUepoort- LT 10) LaureinsdeMaech- AS 11) Lieven VanLathem - EN 12) JanvanCoppenhole- CE En gosepiet, de hoofdvraag luidde : CHASTELET & QUEILLOTHUSEKIN. En als je ons niet gelooft, vraaghetdanmaareensaan: F. De Potter, o.c., III, 85 enG. Deseyn, o.c., 336. Tot volgend jaar. DE QUIZMASTER

121


NASCHRIFI Dat was het dan! Een moeilijke puzzel? Daar moet ge niet aan twijfelen. Een onoplosbare? Neen, want we ontvingen 10 antwoorden, waaronder 5 volledig correcte. Het kon dus. Wel is het zo dat onze dames deze keer een kleine inzinking gekend hebben, wij hopen van tijdelijke aard. Recordhouder dit jaar is de Heer Jacques De Vriendt wiens juiste antwoord wij in onze brievenbus vonden ĂŠĂŠn week na het verschijnen van ons Nr. 6. Toch wel een merkwaardige prestatie. In deze volgorde kwamen de correcte antwoorden binnen van de Heren Piet Cassiman (Drongen), Marcel V ander Straeten, Leo Lefebure en Herman HoUanders. Proficiat aan deze 5 geduchte puzzelkampioenen I Wij vonden het bijzonder sympathiek dat deze die er niet in geslaagd waren (en dit wisten) de eindstreep te bereiken, ons toch laten weten hebben tot waar zij geraakt waren. Er in slagen 9 of 10 juiste antwoorden te vinden op 12 is zeker niets om beschaamd over te zijn, zeker niet bij een dergelijke aartsmoeilijke puzzel. Mevrouw Denise Baete is gestruikeld over die fameuze Quadebrugghe en over Laureins de Maech. Het Chastelet was voor haar geen probleem, maar dat "husekin" heeft ze er niet kunnen uithalen. Zij schijnt wel de enige te zijn die onze beruchte Quizmaster nog eens betrapt heeft op kwade trouw (het was dus niet alleen die brug). Heeft die venijnigaard ons niet willen wijsmaken dat Jan Van Coppenolle in 1485 door Lorlewijk XI benoemd werd tot hotelmeester? Een straffe toer van die Lorlewijk XI want de sukkelaar was toen al2 jaar dood. Mevrouw Baete ging zo volledig op in het zoeken dat ze haar kalender uit het oog verloor en aldus een mooi concert miste. Ook al weer de schuld van die Quizmaster, maar ze is niet haatdragend want zij schrijft : "Wil mijn nieuwjaarswensen overmaken aan de mysterieuze Quizmaster, ook al draagt hij ons niet in zijn hart." De Heer Kiehard Caese (Melle) heeft een paar steekjes (lettertjes) laten vallen bij de "Quadebrugghe" en ging de goede richting uit met "Rekelinge", maar bleef staan voor de Hoofdbrug die nochtans geen draaibrug is. Hij schrijft : "Ik geloof zeer goed dat de identiteit van de Quizmaster angstvallig moet verzwegen worden. Hij zou wel eens naar de Rekelinge kunnen gesleept worden - al dan niet gevierendeeld - en of God nu nog zou tussenkomen lijkt mij zeer onwaarschijnlijk." Mijnheer Caese, ge neemt ons de woorden uit de mond, wij zijn het hartroerend met u eens. Voor de Heer Pierre Heyde is Rooigem fataal geworden en ook weer die zeer "Quadebrugghe". Het "Chastelet" stelde hem geen probleem, maar dat "husekin" heeft hem parten gespeeld. Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche is er in geslaagd 9 juiste antwoorden te vinden. Ze kwam wel uit op Weverskapel, maar heeft er 122


niet aan gedacht het woordje "wol" ervoor te plaatsen. Verder hebben Laureins de Maech en Lieven Van Lathem haar parten gespeeld. Tenslotte de Heer François Bauweos. Ook voor hem waren de 2 hindernissen Laureins de Maech en Lieven Van Lathem. Merkwaardig genoeg komt hij toch voor de dag met CHASTELET en QUEILLOTHUSEKIN. In de ontvangen brieven toch ook pluimpjes voor onze Quizmaster, zoals in de brief van de Heer Vander Straeten die schrijft : "Proficiat aan de Quizmaster, het was een prachtig stukje opzoekingswerk en bracht ons in de 15e eeuw." Enkele andere uitlatingen van onze puzzelaars : "het was mij een oprecht genoegen en ik had er veel plezier aan", "ondanks de zeer moeilijke opgave heb ik zeer veel plezier beleefd aan de vele uren opzoekingen." Wij sluiten met de woorden van Mevrouw Vanderhaeghen: "Niettemin heb ik aan deze puzzel veel plezier beleefd en heb ik er ook weer heel wat bijgeleerd." En dat was dan toch de voornaamste bedoeling. DE REDACTIE

LffiERAAL ARCIDEF In onze vorige nummers hebben onze lezers kennis kunnen maken met het A.M.S.A.B. (Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging) en het KADOC (Katholiek Documentatie en Onderzoekscentrum) en kunnen vaststellen welke rijke documentatiebronnen deze instellingen kunnen betekenen voor de heemkundigen. Daar houdt het gelukkig niet mee op, want er bestaat ook nog zo iets als het "Liberaal Archief'. Ook dààr ligt zeer interessant documentatiemateriaal te wachten op geïnteresseerde heem- en geschiedkundigen. Het Liberaal Archief was zo vriendelijk ons de volgende inlichtingen te verstrekken : "Het Liberaal Archief is een wetenschappelijke instelling, met als doelstelling het opsporen, inventariseren en ontsluiten van historisch en actueel materiaal over de liberale beweging in al zijn uitingsvormen. Het Liberaal Archief werd een paar jaar geleden opgericht omdat het niet bestaan van een soort centraal archief, een "geheugen", van de liberale beweging als een echt tekort werd aangevoeld. Op dit ogenblik is het opsporen van bewaard gebleven archiefmateriaal één van onze belangrijkste prioriteiten. Het spreekt vanzelf dat onze belangstelling veel ruimer is dan alleen maar 123


de liberale partij. Elk document, elk voorwerp dat refereert naar een of andere vorm van liberaalleven of liberaal geĂŻnspireerde werking is belangrijk voor het Liberaal Archief. Naast documenten , verslagboeken en andere drukwerken houdt het Liberaal Archief ook foto 's, films , vlaggen, affiches , verkiezingsmateriaal enz. bij. Het spreekt vanzelf dat elke aanwijzing en elke tip m .b.t. vindplaatsen van archieven van harte welkom zijn op het Liberaal Archief. Het materiaal dat het Liberaal Archief opspoort en bewaart , is dus zeer verscheiden . Concreet kan men er onder meer volgende zaken consulteren: - een rijke bibliotheek over het liberalisme in al zijn facetten en uitingsvormen , zowel historisch als actueel , en over de Belgische politieke geschiedenis; - een belangrijk fonds dag-, week- en maandbladen en tijdschriften; zo kan er o.m. de volledige verzameling van Het Volksbelang , La Flandre LibĂŠrale en De Vlaamse Gids geconsulteerd worden , evenals belangrijke delen van Het Laatste Nieuws en De Nieuwe Gazet om enkele titels te vermelden; - het Liberaal Archief beschikt uiteraard over een uitgebreid documentatie- en archiefbestand m.b.t. de liberale partij , zowel nationaal als plaatselijk. - als specifiek Gentse archieven die op het Liberaal Archief bewaard worden, kunnen vermeld worden het volledige archief van het Van Crombrugghe's Genootschap (vanaf de stichting in 1857) en belangrijke delen van de archieven van de Laurent-kring "Geluk in 't werk"; 124


1'\ f.'LAl'IDR~ ,_LlBER~E l<ÉTl1DÎ/\NT '"

LÏBÉR/\b

HET LAATSTE NIEUWS

- DE VOLKSVRIJHEID ;-~ . . .,. ._. . . ~---

--=~

----

-

ON S BLAD H•

Oöf(<

'>t«'""'

., ••, .. ~>-..>

"., ... _ , , . .

_. ...

-tenslotte en niet onbelangrijk beschikt het Liberaal Archief over het volledige archief van het Willemsfonds Algemeen Bestuur, vanaf de oprichting in 1851 . Dit archief bevat zowel de verslagboeken van de vergaderingen als de in- en uitgaande briefwisseling. Deze briefwisseling is tot 1901 volledig geïnventariseerd en thematisch ontsloten. Een volledige opsomming geven van wat op het Liberaal Archief bewaard wordt , zou ons veel te ver leiden . Daarnaast is het Liberaal Archief begonnen met het publiceren van wetenschappelijke studies. Zijn reeds verschenen: M. Bots, Het Dagboek van Ch. Buis D. Verkinderen, Het Van Crombrugghe's Genootschap van 1857 tot 1875. Deze publicaties zijn te verkrijgen door storting van 545 fr. op rekening 551-2843700-20 van het Liberaal Archief, Gent. Volgende publicaties zijn in voorbereiding: 125


R. Van Eenoo e.a., Jullus Hoste sr. E. Coppens, Paul Fredericq. I. De Schuyter, Beknopte bibliografie van het Belgisch liberalisme. M. Tondeleiren G. Coppens, Klapper op de briefwisseling van het Willemsfonds Algemeen Bestuur 1851-1901. Praktische gegevens Het adres van het Liberaal Archief is Kramersplein 23 te 9000 Gent - telefoon 091 21 75 05. Het Kramersplein ligt naast het Sint-Pietersplein aan de Overpoortstraat. Het Liberaal Archief is vrij toegankelijk elke werkdag van 9u tot 12u en van 13u30 tot 17u. Het is gesloten op zaterdag, zon- en feestdagen en de tweede helft van juli.

VRAAG EN ANTWOORD Op de vraag van de Heer Eric Vergeylen (Gh. T. 1988- Nr. 6- p. 359) ontvingen wij de volgende reactie van de Heer Rudy Van Elslande : De vraag van Eric Vergeylen kwam ons zeer vreemd over, daar er bij ons weten geen plan van Gent uit 1649 door Johan Blaeu bestaat. Volgens de gegevens waarover we beschikken werd er zelfs in dat jaar geen enkele kaart van Gent uitgegeven. Uiteraard zijn er wel de kaarten van Gent van Blaeu, die de Flandria Illustrata van Sanderus (1641, dl. I, blz. 153-167) opsmukken. Op sommige van deze kaarten werd de auteursnaam overplakt met de naam van Henricus Hondius. Vrij gemakkelijk is de kaart van 1641 van Hondius te raadplegen, daar deze door de "Commission des Monuments de Gand" in 1904 heruitgegeven werd met een tekst van Van der Haeghen en een gravure van Heins. In 1838 had Goetghebuer een facsimile gemaakt naar de Gentse kaart van Sanderus en Hondius uit 1641, die berust in de Bibliothèque Nationale de Paris en in 1902 werd een gelijkaardig exemplaar gekopieerd te Leiden. Deze kopieën berusten thans in de bibliotheek van de Gentse universiteit. Deze kaarten worden voorafgegaan door Hondius' plan van 1637 waarnaar een verkleinde kopie gemaakt werd omstreeks 1900. Voor verdere bibliografieën verwijzen we graag naar ons artikel over "De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods", dat chronologisch opgesteld is (we hopen dat meer mensen gebruik zullen maken van de bibliografische gegevens in deze verhandeling) en naar G. Milis-Proost, Inventaris der kaarten en globes, Rijksuniversiteit te Gent, Centrale bibliotheek, Gent 1967; als126


ook naar de meer bescheiden afdeling van cartografie in het Documentatiecentrum te St.-Amandsberg. Van de Heer David Maes ontvingen wij de volgende vraag:

Onlangs werd me een foto voorgelegd ter identificatie. Deze foto stelt een tweedekker voor die met enige zekerheid te Gent werd genomen , ofwel op het St.-Denijsplein, ofwel op het Farmanplein. Gezien op de achtergrond een goederentrein voorkomt meen ik dat we eerder in de richting van het Parmanplein moeten zoeken. Op de foto zelf komen er geen vermeldingen voor zodat identificatie wel een probleem is . Kan er iemand van de lezers of lezeressen van de Gh. T. helpen dit mysterie op te lossen? De voornaamste vraag hierbij is , wie de piloot is die het vliegtuig bestuurt. Mogelijks kan het hier gaan om één van de zeldzame foto's die werden genomen van Farman of Kin et bij hun bezoek aan Gent. Noch het artikel in Gh. T. 1976 nr. 6 (Het eerste dodelijk vliegtuigongeluk in ons land) noch dat in Gh. T. 1985 nr. 3 (Het Sint-Denijsplein en het Farmanplein) , konden hierover uitsluitsel brengen. De volgende vraag komt van de Heer Lode Hoste : Tijdens de 19de, begin twintigste eeuw bestonden te Gent talrijke genootschappen en maatschappijen , in vele gevallen volkse. Het gaat onder meer over fanfares , harmonieën , koormaatschappijen , gymnastiek- en/of sportverenigingen en de talloze ontspanningsmaatschappijen in (stam)café's (bv. "De Bolivar", "Het Kluitje-bij " e.d .) . 127


We kregen graag inlichtingen over de benaming en zo mogelijk het vergaderlokaal en de stichtingsdatum (eventueel bij benadering). Dank bij voorbaat! Mededelingen aan volgend adres: Lode Hoste, Schaverdijnstraat 28, 9000 Gent.

LEZERS SCHRIJVEN ONS Auteurs die in hun artikel Latijnse teksten citeren zullen voortaan dubbel goed moeten uitkijken, want het is gebleken dat er onder onze lezers specialisten zitten die geen enkel foutje, hoe klein ook, laten voorbijgaan. In het artikel over Jean Robert Graham in "Gh. Tyd." -1988- Nr. 6- p. 299 werd een tekst afgedrukt uit het doopregister, met daaronder de vertaling. De Heer David Maes die nog niets schijnt v~rgeten te zijn van het Latijn dat hij op school geleerd heeft, heeft ons een gecorrigeerde tekst toegestuurd. Toch wel bijzonder merkwaardig is het feit dat enkele dagen voordien een bezoeker van het Documentatiecentrum wiens naam wij niet hebben kunnen achterhalen (het is niet de Heer Maes) eveneens een gecorrigeerde tekst afgegeven had die volledig identiek is met deze van de Heer Maes. Ziehier zoals het had moeten zijn: "Baptisatus est Joannes Robertus filius legitimus Roberti Graham et Joannae Margarittae Josephae MormaL Susceptores Ludovicus De Swart loco J oannis Housboun et Maria Comelia De Swart loco Mariae Catharinae MormaL" Vertaald : "Is gedoopt Jan Robert wettigen zoon van Robert Graham en Johanna Margriet Josepha MormaL Doopheffers: Loctewijk DeSwart in de plaats van Johannes Housboun en Maria Comelia DeSwart in de plaats van Maria Katrien MormaL" De Heer Maes voegt er nog aan toe : "loco met genitief wil zeggen "in de plaats van", ttz. de werkelijke doopheffers konden niet terplaatse zijn voor het doopsel en werden vervangen door hun buren van ter plaatse."

128


VERSCHENEN Onlangs verscheen er een boek dat vele van onze lezers sterk zal interesseren. Welke heemkundige heeft nooit in vertwijfeling zitten staren op een van die oude documenten die uitsluitend schenen te bestaan uit hiërogliefen? Nochtans, wanneer een goede gids u vertrouwd maakt met enkele basisprincipes valt een groot deel van het mysterie weg en blijkt de ontcijfering niet zo onoverkomelijk te zijn als men aanvankelijk had gedacht. Voor deze die te vergeefs worstelen met deze oude geschriften kan er redding komen van de "Cursus Oud Schrift" die verschenen is onder de titel "Kennis maken met Oud Schrift". De auteur, de Heer A. De Baets, is al jaren lang lesgever in oud schrift. Het is een 237 bladzijden dik boek geworden van DIN A4-formaat. Op een systematische wijze worden wij ingeleid in oude geschriften, gaande van de 14e tot de 18e eeuw. Bij iedere eeuw wordt een lijst gegeven van de toen in voege zijnde lettertekens. In dit alfabet kunnen wij vaststellen dat van éénzelfde letter soms meer dan 10 verschillende schrijfwijzen bestonden. Telkens worden er oude schriften afgedrukt met daarnaast de omzetting in ons huidig schrift, zodat wij letter per letter de tekst kunnen analyseren. Er worden ook voor iedere eeuw lijsten aan toegevoegd met de toenmalig in gebruik zijnde uitdrukkingen. Dit is bijzonder interessant, want zelfs indien wij de tekst zouden kunnen ontcijferen, dan nog zouden wij er de zin niet van begrijpen zonder de verstrekte uitleg. Degene die deze cursus aandachtig doorneemt zal tot zijn verbazing vaststellen dat het in feite allemaal zo moeilijk niet is en zal hopelijk zijn complexen t.o.v. oude documenten verliezen. Uitgegeven door de Heemkundige Kring "De Gonde" van Melle. De prijs is 480 fr. te storten of over te schrijven op Rekening Nr. 4483586321-38 van Heemkundige Kring "De Gonde"- Melle. Men kan zich het boek ook aanschaffen in het Gemeentelijk Museum van Melle op de Brusselse steenweg 395 te 9230 Melle. Aangezien er dan geen verzendingskosten zijn betaalt u dan slechts 450 fr. Warm aanbevolen! H.C.

129


GÊNSCHE PRÁOT Juintse Kwik ès e maneke da gîene menuutstillen en kan zitte. In de katekismusless heêt de paster hem al duzend kîere gezeid dat hij moe braove zijn in oplette of dat hij zijn îeste komune nie en gao meuge doen; maör 't en es gîen avance. Op ne kier zat Menhîere de paster zûu schûune te spreke van God in van de scheppijnge van de wirreld, in den kleinen deugniet zat were bezeg mee zijn kameraote t'ambeteere in pläotse van te luistere. -De zesden dag, zei Menhîere de paster, aos alles gemäokt was, schiep God demeinsch. Nu begost hij de kinders t'ondervraoge, veur te zien wie dat er goed opgelet hao. - Wie heet er den îeste meinsch geschaope? vroeg Menhiêre de paster ezûu. Juintse zat were näor buite te gaope. Menhîere de paster mäokteg'hem kwäod. -Wie heet er den îeste mensch geschaope! riept hij nog ne kîer. - Kwik! antwoord! -'kEn hêd ekik nie geweest, menhîere de paster, riept hij ...

QUIZMASTERS EN 19DE EEUWSEVERVALSERS: ÉÉNPOTNAT Puzzel1988 : Slotwoord van onze Quizmaster Als quizmaster waren we ten zeerste in ons nopjes met de behaalde resultaten van de Quiz 1988 en wensen dan ook aan de winnaars en degenen die mee gedaan hebben een dikke proficiat. Dit ondanks het feit dat er één onder hen is, die vermeldt dat onze anoniemiteit best geheim zou blijven, daar men ons wel eens naar de Rekeling zou kunnen slepen om al dan niet gevierendeeld te worden en dit zonder een Goddelijke tussenkomst (cfr. vraag 2). Aan mevr. Baete willen we ten eerste meedelen, dat het ons enorm spijt dat zij in haar volle enthousiasme, tijdens het zoeken naar de oplossing, vergeten was om een mooie concertavond bij te wonen. Op haar vraag of wij het niet al te nauw nemen met bepaalde data, moeten we bekennen dat ons onderbewuste bij deze gedroomde quiz - zoals in vele dromen- met ons een loopje heeft genomen. Dat dit echter geen probleem bleek te zijn, zien we aan de zowel volledige als gedeeltelijke gevonden oplossingen, 130


waar duidelijk de gevraagde naam Jan van Coppenhole vermeld wordt. Alhoewel de Redactie altijd met enige hevigheid vurige pijlen naar ons af schiet of als ze ons lauweren met bloemen, er de bloempotten steeds laat aanhangen, moeten we toch vermelden dat de meeste puzzelaars bij hun inzendingen vermelden, dat ze enorm genoten hebben en veel plezier beleefd hebben aan deze quiz. We dachten- hoewel dat eigen lof stinkt- dat dit ook eens gedrukt mocht worden. Meevoelend keken we zelfs naar de oplossing van mevr. VanderhaegenVanden Bossche, homoniem van de schilderes Agnes (cfr. vraag 4), die om de oplossing te kunnen vinden van de 12de vraag, zelfs in het Gentse stadsarchief opzoekingen heeft gedaan in het gildeboek van het schildersgild! Tot onze grote spijt moeten we vermelden dat dit gildeboek in de eerste helft van de 19de eeuw vervalst is geworden. Deze vervalsingen werden als originele documenten o.a. gepubliceerd door Edmond De Busscher, "Recherches sur les peintres Gantois desXIVeet XVe siècle, indices primordiaux de l'emploi de la peinture à l'huile à Gand, 1859", p. 189-217; en door Felix De Vigne, "Ecole de peinture et de sculpture à Gand. Peintres et Sculpteurs gantois aux XIVe, XVe et XVIe siècles, la plupart inconnus", gepubliceerd in" Annales de Société Royale des Beaux-Arts et de Littérature de Gand" 1851-1852, p. 284-329. Het was Victor Van Der Haeghenen dat mag voor mevr. Vanderhaegen een troost zijn, die in zijn "Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands", 1898, deze vervalsingen wist te ontmaskeren. lxihetzelfde boek publiceerde hij de betalingen van de Gentse schilders aan het gild, die opgetekend waren in de registers van de Schepenen van de Keure. Voor het jaar 1454 (blz. 55) lezen we dan ook dat Lieven van Laethem, de door ons gevraagde persoon, opgenomen werd in het gild. Een andere troost voor mevr. Vanderhaegen kan zijn, dat belangrijke kunsthistorici zich vandaag nog steeds onwetend baseren op deze 19de eeuwse vervalsingen, o.a. J. Rivière, "Réflexions sur Saint Luc ... ", gepubliceerd in het laatste jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van de stad Antwerpen. We kunnen dit eigenlijk de mensen van "lans den andere kant van 't woater, over 't Scheld" niet kwalijk nemen, daar zij goede voornemens hebben en naar het voorbeeld van "Gent" een heemkundig blad hebben opgericht met de welluidende naam "Antwerpsche Tydinghen" ... Allé, niet al te veel kritiek en tot het einde van dit jaar. De Quizmaster

131


VORIGE JAARGANGEN VAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nr. 9 1973 Nrs. 11-12 197419751976 Nrs. 2-3-4-5-6 + volledige jaargangen 1977 Nrs. 3-4-5-6 +volledige jaargangen 19781979 Nrs. 1-3-4-5 + volledige jaargangen 1980 Nrs. 1-2-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + volledige jaargangen 1982 Nrs. 3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + volledige jaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 60 fr. 300fr. Prijs per volledige jaargang Gentse stadstrams en -bussen (Lode HOSTE) : uitgeput. Niet meer verkrijgbaar. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het 'Documentatiecentrum' (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen).

Portkosten bij betaling op postrekening : Tot 2 nrs. : 25 fr. Tot 4 nrs. : 35 fr. Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang : 45 fr. Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata'. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (te uitgave door Hondius). Plattegrond Gent 1796 door Goethals. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (identiek aan origineel). De Bibliothecaresse, Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A. 132


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 18de jaargang nr. 3 15 mei 1989 Ere-voorzitter : J . Tytgat , ere-notaris . Stichter-Voorzitter : G . Hebbelynck Onder-Voorzitter : H . Collumbien. Secretaris : R. Van Geluwe , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60 , Heemkundige en Historische Kring Gent , 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 500 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar. INHOUD

De Bende Van Hoe en Verstuyft Inventaire Archéologique: Beeldje van Krijger Van alle Markten thuis . Deel X . De Aardappelmarkt Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen. De St-Agnetebrug Gentse Revolutionaire Figuren. Deel VIII. Bemard van Wambeke. Uithangborden te Gent (vervolg) Zivil-Arbeiter Bataljon Nr. 4 te Gent. Toelichtingen. Documentatiecentrum. Werking 1988. Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Verschenen Gênsche Präot Aanvullende ledenlijst

134 143 144 151 158 166 170 178 180 181 184 185 186

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis , Convent Engelbertus , Groot Begijnhof, huis nr . 46 , Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) . Gesloten in juli en augustus . Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149 , 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


DE BENDEVAN HOE EN VERSTUYFT (1) Wanneer men te Gent en omstreken over iemand spreekt die bij hoog en bij laag zweert van een bepaald voorval niets af te weten, hoort men nog dikwijls, vooral als je gesprekspartner tot de oudere generatie behoort , de uitdrukking : "Hij is gelijk Van Hoe, die wist ook van niets." Wanneer je dan om nadere uitleg vraagt en in het bijzonaer wie deze Van Hoe dan wel was, krijg je een serie verhalen te horen, het ene al fantastischer dan het andere. Dan worden de belevenissen van de bende Van Hoe en Verstuyft weer eens uit de doeken gedaan en al naar gelang van het talent van de verteller af en toe nog wat aangedikt, alsof de ware feiten nog niet gruwelijk genoeg waren. Diegenen die het zelf meemaakten worden met de dag zeld-

Foto 1. VERSTUYFf RENÉ(RENAAT) SERAPHIEN; geb. te Wondelgem op 6 maart 1894; dagloner, won . te Wondelgem. Alle bijgaande foto 's zijn afkomstig van het museum van de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (kortweg G.P .P. genoemd) te Gent. Van het Parket-Generaal te Gent verkregn we de toestemming voor het overnemen van deze foto 's. Waarvoor onze welgemeende dank.

(1) De gegevens voor deze bijdrage werden voornamelijk geput uit: "De Bende Verstuyft-Van Hoe en co voor het Assisenhof te Gent- februari-maart 1924" - uitgegeven door H. Janssens, Hovenierstraat 8 te Ledeberg.

134


zamer. Weer anderen hoorden over de bende vertellen door hun ouders of grootouders, bij voorkeur op een donkere winteravond dichtbij het knetterend haardvuur of met de voeten rustend op het onderstel van de Leuvense stoof. Ook zij zullen het wel op een of andere manier aan hun kinderen doorverteld hebben. Van al deze verhalen die tot ons kwamen via mondelinge overlevering, is het nu nog moeilijk de werkelijkheid van de fantasie te onderscheiden. Daarom lijkt het ons gepast, na meer dan 60 jaar, aan de hand van eigentijdse bronnen, de gebeurtenissen nog eens op een rijtje te zetten. Met opzet schrijf ik niet: "de volledige waarheid op een rijtje zetten" want op het ogenblik dat de bende gevonnist werd is men er niet in geslaagd alle misdaden te onthullen en zonder enige vorm van voorbehoud durf ik beweren dat de volle waarheid en toedracht nooit aan het licht zal komen. Vele van de bendeleden namen sommige van hun geheimen voor altijd mee in het graf. Bij het overlopen van alle misdrijven die door de bende Van Hoe en Verstuyft bedreven werden en naderhand aan het licht kwamen, kon ik me de vergelijking met een andere beruchte bende, nl. deze van Bakelandt, niet onderdrukken. Door de gelijklopendheid van sommige feiten en in veel gevallen nagenoeg eenzelfde wijze van opereren van beide bende's, heeft bij mij het vermoeden opgewekt dat de bende Van Hoe en Verstuyft zich liet inspireren door de daden van Bakelandt's bende, ware het niet dat we hiervan nergens enig bewijs konden terugvinden. Ten gepaste tijde zullen we hierop terugkomen bij de behandeling van de verschillende zaken. Vooraleer ik het eigenlijke verhaal aanvat heb ik nog een waarschuwing voor u, lezer. Wanneer u dit verhaal wenst te gebruiken als avondlektuur voor het slapen gaan, bedenk hierbij dat wellicht hierna een slapeloze nacht volgt ... Tijdens de oorlog .14-.18 hadden velen, bij gebrek aan werk en middelen, van het smokkelen van levenswaren een beroep gemaakt. Anderen hadden tot dan toe aan de verleiding kunnen weerstaan ook aan dit winstgevend bedrijf deel te nemen. Toen ze zagen dat de smokkelaars kwistig met geld omsprongen en soms vijf- tot tienduizend mark per week verteerden, gaven ze zich ook over aan dergelijke duistere zaakjes. Kwam hierbij nog dat ook bij de Duitse bezetter op een bepaald ogenblik de levensmiddelen schaars werden en bijgevolg een aantal Duitse soldaten zich niet vies toonden van smokkelpraktijken, meer nog, dat ze in dit verband gingen samenwerken met de smokkelaars van eigen bodem. Door de gemakkelijke wijze waarop ze aan geld geraakten en het avontuurlijke leventje, had een deel van hen alle werklust verloren en weigerden na de wapenstilstand weer deel te nemen aan het gewone leven. Wellicht is deze toestand de woekerbodem waarop de latere bende welig zal tieren.

135


Klein begonnen Begin november 1918. De eerste wereldbrand loopt stilletjes aan naar zijn einde. Henri De Meyer stelt aan Edmond Verstuyft voor om samen met Leopold Van Eenaeme en twee Duitse soldaten een nachtelijk bezoek te brengen aan de zeepziederij van Achiel Vyncke, gelegen aan de Nijverheirlskaai (nu Wiedauwkaai) op de wijk Meutestede te Gent. Op 8 november wagen ze hun kans. Een poortje van de fabriek wordt opengebroken waarop Verstuyft, De Meyer en de twee Duitsers de zeepziederij binnendringen. Van Eenaeme trekt de wacht op bij het poortje. De nachtwaker van de fabriek, de 73-jarige Edmond De Witte, heeft het lawaai gehoord en gaat Achiel Van Der Meirsch wekken die kuiper van beroep is en van wie hij weet dat hij ligt te slapen in de hooimijt naast de fabriek. Samen gaan ze op de inbrekers af. Een van de Duitsers lost een schot met zijn geweer in de richting van de twee en beveelt hen te blijven staan. Ondertussen breken Verstuyft en De Meyer de staldeur open en verdwijnen met een koe in het nachtelijke duister. Ook de Duitsers blazen de aftocht na nog eerst een kalf uit de stal te hebben meegenomen. De koe wordt naar het huis van Verstuyft gebracht en diezelfde nacht nog geslacht. Na de verkoop van het vlees via helers rest hen slechts de magere buit van 87 fr.voor elk. Een wetenschap waren ze echter wel rijker geworden. Ze hadden, naar het voorbeeld van de Duitsers, gezien dat de slachtoffers door het gebruik of vertoon van wapens nagenoeg zonder verweer waren. Van Hoe komt de bende versterken Tot nu toe hebben we slechts kennis gemaakt met de leden van Verstuyft's bende. Hun eerste inbraak had hen slechts een magere buit opgeleverd. Wellicht deed hun drang naar meer hen ertoe besluiten om nauwer samen te werken met andere individuĂŤn uit de onderwereld, met name Raymond Van Hoe en zijn mannen. Van Hoe, met zijn kleine en tengere figuur, die door de natuur begiftigd werd met een aangezicht dat meer op een doodskop dan op een mensengelaat leek, stond in het bandietenmilieu bekend voor zijn voorzichtigheid en sluwheid. Dra zou hij samen met de Verstuyft's op pad gaan. En met wat een gevolg! Hebben we niet ergens gelezen dat ook de bende van Bakelandt tot een soort fusie overging met de bende der bezembinders onder leiding van Cartouche van de Pypelheide en dit vooral met het oog op de plundering van de Antwerpse stadskas? Aan de Coupure, met de hoek van de Rasphuisstraat, bevindt zich het cafĂŠ van Tripbon Van De Putte. Te zien aan de klanten die er over de vloer komen kan je het bezwaarlijk als een "deftige zaak" bestempelen. Het was voor de bende Van Hoe en Verstuyft, wat de kroeg van Mie van het Vrijbos was voor de mannen van Bakelandt. Daar komen de bendeleden samen en bespreken er hun plannen. Daar komen ze terug na het uitvoeren van hun 136


Foto 2. VERSTUYIT EDMOND ; geb . te Wondelgem , 28 februari 1896 , papierbewerker ; won . te Gent.

bandietenstreken. Ook daar wordt op de goede afloop gedronken en gebrast en ook daar worden dikwij Is de gestolen goederen van de hand gedaan. De herberg van Van De Putte zal steeds als een rode draad door het verhaal van de bende lopen. Het is juist in dat café dat Van Hoe met het voorstel op de proppen komt om een bezoek te brengen aan de hoeve van de gezusters De Wilde in de Hoornstraat te Zwijnaarde. Naar zijn zeggen zou aldaar voldoende buit te halen zijn. Naast de gebroeders Verstuyft en Raymond Van Hoe besluiten ook mee te gaan: Alois De Clercq , Karel Lepierreen Oscar De Groote . In de avond van 12 december 1918 begeeft de bende zich op pad . Per fiets gaat het naar de bewuste hoeve alwaar ze omstreeks 22 uur aankomen. Ze doen niet de minste moeite om in stilte te werk te gaan . De hoeve wordt letterlijk belegerd en aangevallen . De eersten die het vuur openen zijn René en Edmond Verstuyft. Op de hoeve begint de waakhond hevig te blaffen en te grommen maar Van Hoe maakt hiermee vlug komaf. Met drie rake schoten wordt de hond het zwijgen opgelegd . Edmond Verstuyft stampt een ruit in met het geweer dat hij uit de handen van Lepierre heeft genomen en dringt samen met zijn broer René door het gemaakte gat naar binnen. Door het lawaai is LouiseDe Wilde , een van de bewoonsters van de boerderij , opgestaan. De Verstuyft's aarzelen geen moment enkele schoten in haar richting te lossen waarna de vrouw nog de kans ziet naar haar slaapkamer te 137


vluchten en de deur op slot te doen. Edmond poogt nog met de kolfvan zijn geweer de deur te verbrijzelen doch deze is sterk genoeg en weerstaat aan de aanval. Naast de twee eigenaressen slapen ook nog de twee knechten, De Paepe en Van Essche, in het huis. Beiden waren van in het begin van de schermutselingen naar de zolder gevlucht. Als De Paepe zijn hoofd door het dakvenster naar buiten steekt wordt er vanop het erf geroepen : "Trek uw hoofd weg of ik schiet." Om deze woorden kracht bij te zetten wordt een schot gelost. Door de daarop volgende kogelregen wordt de rechterhemdsmouw van Van Essche doorboord. Toen later voor het Hof van Assisen door laatstgenoemde het verhaal nogmaals uit de doeken werd gedaan vergeleek hij de aanval op de hoeve als : "Het was al zo slecht als aan de IJzer." Door het geblafvan de hond, het schieten en het hulpgeroep van de knechten vanop de zolder, wordt de ganse buurt gewekt. Bij het naderen van de buren zien de bandieten dat hun opzet mislukt is en zien ze zich genoodzaakt het hazepad te kiezen na nog eerst enkele schoten gelost te hebben in de richting van de opduikende hulpverleners, dit om hun aftocht te dekken. Later op de avond verzamelen de bendeleden zich in het café van Van De Putte en bespreken er hun mislukking. Buit was er niet te verdelen, ze hadden geen kans gezien ook maar iets mee te nemen. Op 13 december 1918 begeven René en Edmond Verstuyft, Karel Lepierre, Gustaaf Van Damme, Ivo Dhondt en Jacob Roels zich naar EvergemKruis. René en Edmond zijn verkleed in het uniform van Belgisch soldaat. Het doelwit is deze keer, op aanraden van Ivo Dhondt, het huis van Gerard Baetsle, beter bekend onder de naam van "Geertje". Tijdens de oorlog stond Geertje bekend als een behendig smokkelaar. Hij was niet het type dat zich verrijkte door het maken van woekerwinsten. Integendeel, hetgeen hij er mee verdiende was meestal minder dan de gewone winst van de naoorlogse handelaars. Bij een aantal Gentenaars was hij zelfs een graaggeziene figuur die hen regelmatig de levensnoodzakelijke voedingswaren verschafte als aanvulling van de schaarse middelen die door de bezetter in de stad werden toegelaten. Meermaals werd hij hiervoor door de Duitsers met hoge boeten bedacht, een enkele keer werd hij zelfs in de gevangenis opgesloten. Waarom de bende Geertje had uitgekozen mag een vraag wezen, daar door het ongewenst kontakt met de Duitsers bij het ventje geen grote sommen geld te vinden waren. Omstreeks 21.30 u verschijnt de bende aan het huis van "Geertje" Baetsle die op dat uur samen met zijn vrouw reeds te bed is. Een van de bendeleden klopt op de deur en roept dat het is "om de weg te vragen naar Evergem of Wippelgem". Baetsle komt naar beneden en opent de deur. Deze is pas op een kier of René Verstuyft steekt zijn arm door de opening en grijpt Geert138


je bij de keel. In zijn ander hand heeft Verstuyft een revolver die hij dreigend onder de ogen van Baetsle houdt. Edmond Verstuyft en Lepierre zijn gewapend met geweren waarmee ze ook de verschrikte Baetsle in bedwang houden en geven hem de goede raad zich niet meer te bewegen. Nadat ook de vrouw des huizes van haar bed is gehaald en onder bewaking gestèld, wordt het huis grondig doorzocht. Er wordt slechts een kleine som geld gevonden, amper 30 fr.Hiermee zijn de dieven geenszins tevreden en eisen meer. De vrouw van Baetsle brengt hen daarop naar een andere kamer en wijst een kostuum van haar man aan waarin een brieventas steekt met tweeduizend mark in. Tijdens het gebeuren wordt door Dhondt, Roels en Van Damme buiten het huis de wacht gehouden. Voor Dhondt was het maar normaal dat hij zich niet in de woning waagde, daar hij nog bij Baetsle had gewerkt en deze laatste hem bijgevolg onmiddellijk zou herkennen. Bij een samenkomst tussen Oscar De Luycker en Karel Lepierre wordt besloten de gebroeders Verstuyft ertoe over te halen samen een diefstal te plegen. Hun keus valt deze keer op Pol Madou, beheerder van een teerfabriek en woonachtig aan de Nijverheidslaan (nu Nieuwe Vaart) 278 te Gent. Omstreeks halfacht in de avond van 17 december 1918 is deze laatste nog aan het werk in zijn bureau in gezelschap van zijn dochter en een van zijn zonen. Aan de voordeur wordt gebeld waarop de meid van de familie de deur opent. Vier mannen met zwartgemaakte gezichten grijpen de meid vast en dringen de woning binnen. Een van de vier is gekleed in het uniform van Belgisch soldaat en is gewapend met een geweer. Op zijn hoofd prijkt zelfs een legerhelm. Bij het zien van die zwarte duivels begint de meid om hulp te roepen. Op straat voor de woning wordt de wacht onopvallend verzekerd door een vijfde man, Ivo Van Damme. Pol Madou, die het geschreeuw van de meid heeft gehoord, komt kijken wat er gaande is. Hij wordt geconfronteerd met twee onbekenden waaronder diegene die verkleed is in uniform. Nadat ze eerst nog de inhoud van zijn portefeuille (200 fr.) hadden opgeÍist, wordt Madou gedwongen de brandkast te openen. Onmiddellijk blijkt dat het opzet van de schurken mislukt is. De brandkast is leeg. Ondertussen houden de twee anderen de overige leden van de familie in bedwang. Het zoontje van Pol Madou, dat op dat ogenblik ziek te bed ligt, wordt gedwongen zich bij de anderen te voegen. En dan ontspint er zich een hartverscheurend moment. Bij het zien van de zwartgemaakte gezichten van de mannen die zijn vader bedreigen zegt het zoontje: "Mijnheer de dief, doe als t' u belieft aan mijn vader geen kwaad, ik zal u al mijn spaarcenten geven.". Als de indringers hun mislukking al als een voldongen feit beschouwen, komt plots de vrouw van Madou thuis. Onder bedreiging overhandigt ze aan de dieven nog 500 fr. Na nog eerst alle aanwezigen in de kelder te hebben opgesloten, verlaat de bende het huis. Ook hier dringt zich een vergelijking met de bende van Bakelandt op. Van 139


Rakelandt is bekend dat hij een meester was in de verkleedkunst en schroomde zich niet om daarbij gebruik te maken van officiële uniformen. Ook maakten de leden van zijn bende frequent gebruik van een zwart poeder waarmee ze hun gezicht bestoven. Daardoor werden ze in de volksmond soms aangeduid als "kolenbranders". Trouwens de mannen van de bende Van Hoe en Verstuyft werden in hun stamcafé, zijnde de herberg van Van De Putte, door de andere verbruikers aangewezen als "de mannen van de zwarte bende". In een tamelijk afgelegen huisje te Kluizen nabij Terdonk, niet ver van de Nederlandse grens, woont de 74-jarige Constant De Pauw. Op 18 december 1918, omstreeks 8 u in de avond, wordt er bij de ouderling aan de deur geklopt. Vooraleer de deur te openen hoort hij nog een stem naar de weg vragen naar Wippelgem. Geen kwaad vermoedende opent De Pauw de deur maar wordt bijna gelijktijdig door René Verstuyft besprongen. Ondanks zijn leeftijd is De Pauw nog een kloeke man en stelt hij zich moedig te weer tegen zijn aanvaller. Op een bepaald ogenblik dreigt René Verstuyft zelfs het onderspit te moeten delven. Zijn broer Edmond komt hem echter ter hulp en geeft de grijsaard een zodanige slag in het gezicht waardoor hij tien tanden van zijn gebit verliest. Tegen de aanval van de twee Verstuyft's moet De Pauw zich uiteindelijk toch gewonnen geven. Daarop dringen de twee broers het huis binnen. Buiten staan nog drie medeplichtigen de uitslag van de eerste aanval af te wachten en als ze de weg veilig weten vervoegen Karel Lepierreen Oscar De Luycker de beide Verstuyft's in de woning. Eén man blijft echter buiten om de wacht te houden, Karel De Bleecker, op wiens voorstel de inval wordt uitgevoerd. Onder doodsbedreigingen wordt de ouderling gedwongen de plaats aan te duiden waar hij zijn schamele spaarcentjes verborgen houdt. Met een krop in de keel bekent hij dat er 300 fr. onder zijn kleerkast verborgen zijn. Lachend halen de rovers het zuurverdiende geld te voorschijn. Daar ze van mening zijn dat, wanneer ze het grote niet kunnen krijgen, ook het kleine niet te versmaden is, nemen ze bij hun aftocht ook nog enkele meters lijnwaad met zich mee. De dubbele moord te Evergem-Doomzele In het licht van wat nu volgt, zijn alle feiten die we tot nu toe hebben opgesomd, nog tamelijk goed afgelopen voor de slachtoffers. Wanneer de bende later, in 1924, voor het Assisenhof van Oost-Vlaanderen zal verschijnen, zal men deze diefstallen als "kleine zaken" afhandelen. Maar nu komi er een belangrijke wijziging in het gedrag van de bende. Vooraleer echter over te gaan tot wat er zich op 23 december 1918 te Evergem-Doornzele voordeed, moeten we vooraf nog even de voorgeschiedenis ervan ter sprake brengen. Tijdens de oorlog was er een vete ontstaan tussen Kamiel Weewouters,

140


een "velomaker", toen woonachtig in Terdonk, en Henri, een der zonen van de familie Lybaert uit Evergem-Doornzele ... Deze laatste verdacht Weewouters ervan als verklikker op te treden bij de Duitse bezetter. Weewouters zon daarom op wraak. Als geregeld bezoeker van de herberg van Tripbon Van De Putte, kende hij de voornaamste leden van de bende en tijdens een van hun drinkpàrtijen waarbij kwistig met geld werd omgesprongen, had Weewouters gehoord hoe, de een na de ander, de plaatsen opsomde waar er geld te vinden was. Zich zijn vete met zoon Lybaert herinnerend, stelde hij de bende voor een slag te slaan bij de Doornzeelse familie. Die bewuste avond van 23 december 1918ligt het huis van mulder Lybaert er vredig bij, gehuld in de vroege duisternis van de winteravond. Het is een groot huis, zonder aanpalende buren. Het ligt evenwel midden in een groep verspreide woningen van de wijk Doornzele. Livinus Lybaert, rond de 60 jaar oud, en zijn vrouw Stephanie Van Batselaere hebben zich reeds naar bed begeven. In de keuken zitten zwijgzaam naast elkaar de dochters Marie en Rosalie, verdiept in hun naaiwerk. Hun broer Henri is nog niet thuis maar ze verwachten hem ieder ogenblik. De klok in de huiskamer wijst halfnegen aan wanneer er op de deur wordt geklopt. Rosalie trekt zonder argwaan de deur open maar in plaats van de verwachte Henri ziet ze voor zich vijf mannen staan in soldatenpak in gezelschap van een burger wiens hoofd bedekt is met een zwart doek. Uit de rare groep is er één die onmiddellijk vraagt of Henri nog niet thuis is. Het lawaai dat door de bende gemaakt wordt is er de oorzaak van dat vader Lybaert en zijn vrouw uit hun slaapstede komen. Een gevoel dat er iets niet pluis is heeft de mulder ertoe bewogen zich te wapenen met een stoofhaak. Bij het zien van de groep vraagt hij hen : "Wat komt gij hier doen?", waarop hem prompt geantwoord wordt : "Dat zult ge wel zien.". Bij de aanblik van de "koteraar" in de hand van Lybaert beseffen de indringers dat de mulder niet zonder slag of stoot de zin van de bende zal inwilligen. Het zestal dringt de woning binnen en grijpt de mulder vast. In het geharrewar in de duisternis, de lamp is door een onbekende oorzaak uitgedoofd, kan Lybaert zich losmaken uit de greep van zijn belagers en ziet de kans langs het venster naar buiten te vluchten. Van Hoe, de man in burgerkledij met gesluierd gezicht, ziet wat er gebeurt en loopt samen met Gaston Lestienne terug naar buiten tot aan het raam waardoor de mulder zich naar buiten heeft weten te hijsen. Van Hoe roept naar Lestienne : "Schiet er op" waarop de andere antwoordt : "Mijn geweer gaat niet af!". Van Hoe, boos om zoveel onhandigheid, neemt het geweer uit de handen van zijn gezel en geeft Lybaert een slag met de kolf. Ondanks dit kan de mulder zijn vlucht verder zetten met het doel om bij de buren hulp te halen. Ondertussen hadden ook René Verstuyft en De Luycker niet stilgezeten en hadden de knechten, Alfons De Wulf en Zeno De Bruycker, gedwongen naar beneden te komen. Daar worden ze 141


samen met de andere leden van het gezin in bedwang gehouden. Het brutale optreden van de bende veroorzaakt paniek bij de dochters. Je zou het voor minder! Marie en Rosalie beginnen luidkeels om hulp te roepen. De bandieten die vrezen dat ze door het lawaai tot een voortij di ge vlucht zullen gedwongen worden, schieten Marie neer. Het geweer dat Edmond Verstuyft in de hand houdt rookt nog na. Uitzinnig van schrik vlucht Rosalie naar de voutekamer en slaagt er nog in de deur te sluiten. Maar de deur wordt ingestampt en een tweede schot weerklinkt. Dit keer is het het geweer van René dat omgeven is met de bittere geur van kruit. De enige van de bende die zich nog wat op de achtergrond heeft kunnen houden is Aloïs De Clercq. Buiten wordt de gebruikelijk wacht bij de fietsen opgetrokken door Karel Lepierre. Nu wordt de vrouw des huizes verplicht de bergplaats van het geld aan te wijzen en de brandkast te openen. Ze geeft ze een som van een kleine 3000 fr. Wat de brandkast betreft. Dit is slechts een koud kunstje om ze te openen daar de sleutel op de deur steekt. Daaruit wordt een bedrag van ongeveer 30.000 fr. geroofd. Terwijl de dieven met begerige ogen de brandkast plunderen, ziet moeder Lybaert de kans het huis, via de gang en de openstaande deur, uit te vluchten, de open velden in. Wanneer korte tijd nadien Livinus Lybaert samen met enkele buren terug naar zijn woning komt, zijn de bandieten reeds verdwenen. Op de vloer in de huiskamer en in de voutekamer liggen de levenloze lichamen van Marie en Rosalie. Langsheen het kanaal Gent-Terneuzen rijden onder de bescherming van de maanloze nacht zeven duistere figuren. Ter hoogte van de electrische centrale van Langerbrugge laat René Verstuyft zich afzakken uit de groep fietsers tot bij zijn broer Edmond. Verborgen voor het oog van de anderen stopt hij Edmond 6000 fr. in de hand met de mededeling : "Dit is voor uw vrouw". Bij Edmond thuis wordt de buit verdeeld. Voor iedere deelnemer 3000 fr. en een deel van de juwelen die ook terloops meegegraaid werden. Daags na de dubbele moord brengt Van Hoe getrouw de 300 fr. beloning naar tipgever Weewouters. Een armzalige, met bloed besmeurde, judaspenning. DavidMAES ('t vervolgt)

142


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 102 Op 28 december 1898 stelde Hermann Van Duyse in het Frans, in de rubriek "Beeldhouwwerken - Oudheidkundig Museum , nr. 628 - XIVe eeuw(?)" een fiche op over BEELDJEVAN KRIJGER (fragment)

Gevonden bij de opgravingen die uitgevoerd werden op de Vrijdagmarkt, belandde het hiernaast afgebeeld beeldje bij wijlen architect Minard. Wanneer de collectie oudheidkundige voorwerpen van deze laatste verspreid werden, werd het verworven door het Stadsbestuur van Gent. Het heeft een hoogte van 0,38 m., is in klei gefatsoeneerd en met loodzouten vernist in geel , rood en donkergroen. Bepaalde details zijn bewerkt geworden " à la gradine". De cylindrische helm is naar de top toe afgeplat en de pottenbakkermodelleur die niet zeer bekwaam was, heeft getracht het versterkingsstuk in kruisvorm in hetwelk de ooggaten geboord zijn, af te beelden. De voorzijde van dit krijgshoofddeksel, dat reeds vroeg Beeldje van Krijger. Foto Stadsarchief. in onze streken gebruikt werd, is doorzeefd met luchtgaten. Een redelijk gelijkaardige cylindrische helm, daterend van 1160, is afgebeeld op het graf van Antoine de Larcin (kerk van Glain, Henegouwen). Een maliënkolder omwikkelt de romp waarvan de linkerzijde beschermd wordt door een lang schild van middelmatige afmetingen eindigend in spitsboog. Het is versierd met drie horizontale banden en is stevig bevestigd aan de hals. De beschadiging die dit terra-cotta beeldje ondergaan heeft laat niet toe de houding van de krijger te omschrijven, maar de houding van de armen laat vermoeden dat het om een ruiter ging. Het ensemble van deze figuur komt redelijk goed overeen met de afbeelding van Raas V van Gaver op het zegel van deze heer , daterend van 1190. 143


Het zou evenwel vermetel zijn een precieze datum te willen toekennen aan dit beeld. Het zou moeilijk zijn te bepalen voor welk doel het bestemd was. Betreft het een veldteken, een fragment van een decoratieve groep? Een analoog beeldje, eveneens in een zeer relatieve staat van ongeschondenheid, werd een dertigtal jaren geleden gevonden in Ieper, wanneer werken uitgevoerd werden aan de kelders van de Hallen. Cf. H. Van Duyse, Catalogue des objets d'art et antiquitĂŠs ... collection Minard (Gent, 1883), pp. 30-31 (met fototypie).

VAN ALLE MARKTEN THUIS Deel X. DE AARDAPPELMARKT Het Sluizeken Het "Memorieboek der stad Gent" (1563) (1) vertelt ons dat er toen voor het eerst "op 't Sluseken ghehouden was den eersten maerctdach van alle manieren (soorten) van grane, alle weken eens, ghenoempt den Zeeuschen Aert". Deze aanlegplaats had zijn naam te danken aan de vele scheepjes uit Zeeuws-Vlaanderen, die dankzij het graven van de Nieuwe Sasse Vaart (2) van 1547 tot 1561 nu heel gemakkelijk de stad konden bereiken en aanleggen aan de voorziene "aerd" of aarden aanlegplaats. Daar was ook de terminus, want hoewel het Meerhemvaardeken en de Schipgracht in verbinding stonden met de Leie (in het midden van de Oudburg) was daar een balksluis, een sluisval of "schof' (schuif), wat de doorvaart van schepen niet toeliet wegens het niveauverschil van beide waterlopen. Vandaar ook de naam : "Sluizeken" (3). Eigenlijk was het einde van de Schipgracht een soort dok, gelegen tussen de Sluizekensbrug en de Sleutelkensbrug. Via een aantal brede watertrappen konden de schepen rechtstreeks op de "Zeeuschen Aert" gelost worden. De aanwezigheid van een kraan zoals aan de Lievekom of de Kraanlei en een "wippe" zoals aan de Agnetebrug is niet bekend. Wel was er een Vrije Schipper die er de functie van kaaimeester uitoefende. Dit bewijst dat de handel er vrij belangrijk was. Het Meerhemkanaal (fig. 1) was ten andere een van de weinige waterlopen binnen Gent, die voorzien was van kaaimuren met talrijke watertrappen, wat drukke havenactiviteiten bevorderde. Wat nu het pleintje zelfbetrof: tot het begin van deze eeuwprijkte een monumentale gietijzeren pomp in het midden van het Sluizeken. (Fig. 2). In de Middeleeuwen heette het driehoekig pleintje "Tussen Poorten" omdat

144


Fig. 1. Het Meerhemvaardeken of Schipgracht omstreeks 1900. Het steegje rechts bestaat nog en geeft uit op een "citeetje". Het heeft geen naam . Om te situeren : de foto werd genomen op het Halsbrekersbrugsken. De toren hoort bij de stadsschool van de Sleepstraat. Het scheepje is geladen met fasseelhout of brandhout , gewoonlijk sparhout bestaande uit drie gekloven stukken met bandwissen samengebonden (<Fr. : fascicule of bundel) dat voornamelijk door bakkers gebruikt werd. Dit is ook hier het geval. Het schuitje ligt afgemeerd aan de achterkant van de bakkerij recht over de kerk van het Heilig Kerst in de Sleepstraat. (Prentkaart Albert Sugg serie IN 106 Gand, Quai du Marais. Verzameling E. Levis) (10).

het gelegen was tussen drie stadspoorten: de Schaapbrugpoort, de Waterpoort en de Grauwpoort. Wat nogmaals de belangrijkheid van het Sluizeken onderlijnt is het feit dat er in 1837 ĂŠĂŠn van de vier(!) brievenbussen geplaatst werden die Gent rijk was. De bus werd twee maal daags gelicht: om 10 uur 's morgens en om 9 uur 's avonds (4). J .J . Steyaert schrijft "dat veele diversche graenen arriveerden van Zeeland over het Sas (van Gent) ende de nieuwe vaert (Sassevaart) binnen deze stede up 't Sluseken ter vente ghesteld ende vercocht magten worden (5). Geruime tijd zagen wij er nog markt houden van boekweit, en daerom noemde men deze plaets ook " de kleine boekweitmar kt". Sedert het verleden jaar (1856) worden er eiken morgen aerdappelen te koop gesteld" (6). Verder zijn er nog gegevens die spreken over gezouten huiden , hooi, stro en voeder. De "Dubbele wegwijzer der stad Gent en der Provincie Oost-Vlaanderen" van 1905 vermeldt nog steeds: " AARDAPPELMARKT. Alle dageneene markt voor den verkoop van aardappelen. 145


Fig. 2. Het Sluizeken gezien van op de hoek van de Oudburg en de Sluizekenstraat. De monumentale pomp diende voornamelijk tot het laven van de trekpaarden. Dat niet alleen zij dorst hadden, blijkt uit de vele cafĂŠs. Links heeft men de afspanning-estaminet-logement "Vlissingen" bij E. Calon. Daarnaast houdt A . VanGheluwe-De Pauw een handel in kolen . Tevens is hij koopman in aardappelen en houdt hij estaminet. Van cumul gesproken! Het derde trapgevelhuisje is een winkeltje. Aan de laadvensters en de opening voor de katrolbalk is nog te zien dat de zolders van deze huizen als stapelplaats of "aert-huys" dienst gedaan hebben. Voor estaminet "In St.-Eloi" moest men drie " tertses op" . In het volgende huis was de zaak van houtdraaier F. Van Peteghem en cafĂŠ "In 't Brouwershuis" bij L. Vandensande. Naast het huis rechts is nu de grote ijzerwarenzaak. Uiterst links, buiten beeld , was de Sluizekenkaai met het Sluizekendok en de sluis of '"t schof'. (Verzameling Hugo Collumbien).

Zij wordt gehouden op het Sluizeken; zij begint om 3 1/2 uur en eindigt om 11 uur 's morgends."

VAN 'TEEN NAAR 'T ANDER Het Sluizeken was niet de enige plaats waar aardappelen verhandeld werden. In de 18e eeuw was er aardappelmarkt op het St.-Veerleplein. In 1799 verhuisde men naar de Kouter. In 1827 naar de Walmeere of Koophandelsplein en met de aanvang van de bouwwerken aan het Justitiepaleis naar de Graslei. (Fig. 3) Nadien naar de Arteveldeplaets of St.-Annaplein. We laten weer Steyaert aan het woord : "Alvorens de Arteveldeplaets te verlaten, moeten wij nog melden dat er 146


nu aardappelenmarkt wordt gehouden . Doch men heeft bemerkt dat er zelden groote hoeveelheden werden te koop gesteld : omdat onze landbouwers , dewyl zy voordeeliger te huis verkoopen in plaets van die eetwaer des Vrydags of Woensdags ter markt te plaetsen , die op andere dagen in stad brengen , om ze aen burgers of voortverkopers te leveren. Ziehier de opgave der hoeveelheden en den middenprys waerop de aerdappelen gedurende het jaer 1855 te Gent per hectoliter zyn verkocht. "

WANNEER

January February Maert April Mei Juny July Augustus September October November December Total voor het geheele jaer

VERKOCHTE HOEVEELHEID 111 hectol. 6 " 172 " 194 " 185 152 " 19 186 246 388 " 485 139 " 2 ,283 hectol.

MIDDENPRYS .

Fr. " " " " " " " " "

10-82 10-41 11-12 12-25 12-00 12-38 10-02 7-60 9-12 8-71 8-59 8-41

Fr. 10-12

Omstreeks 1857 kwam daar nog de Kalvermarkt bij . In 1890 en 1896 heeft men het aileen nog over het Sluizeken . In 1938 werd de "petatermort in 't groot" gehouden voor de sacristie van de St.-Jacobskerk, telkens tot 30 september. Elk jaar werd door de gemeenteraad de begindatum van de markt opnieuw vastgesteld . De rest van hetjaar werden de aardappels verkocht op de vroegmarkt voor groenten.

UITDENTIJD VAN DE BLEKE BLAUWEPETATERS Als men sprak over een tijd die men zich niet zo goed meer herinnerde zei men : " Dat es uit den tijd van de bleke blauwe petaters". Uit die tijd dateren de hiernavolgende zegswijzen in verband met "patat , pataat" of "petater" (7), zoals men een aardappel in het Gents noemt. Wie " in de patatten zit" is met een of ander mislukt. Iemand is "zo zat of ne patat" of "hij es patat" . Als men dan zijn zat bakkes niet kon toe houden 147


OEN

ZE E US C H E N A E RT.

En anderen wort van weghen ah~ vooren J!~torJ<mr..e:eTt a<-n cc-een ic.dJ.C't~:~g~c.t, r.:fpdli.,d;,d. te

ë.heh;dc,

aduervo;p:hco , c:.n&: or~d<:t"hou.kl'\ de Pol.caen end:: Arukcb. ee:-HJU :;helt.l!t.t('érr op het Ru:* 'Uu.!.:n 7-CC"Uftl;cn A::rt, I!~N:lt:.o. of\det.ouJt op bet Sl:~yfdtCA: IE WE,.

XEN. E.ltS T . <he .JJI!'roonen 'f:an

Gr~ncn

n.o

burlen lnnc-..commc:ndc tCT Yen te ëJ)e11dtclldc g~btodtt i'ul!l:n moshen wotde.n op dca

~

AEBDAPPELEN-

... oorfcy&t'l la:ufèlc::n .\en tn' cv&: sbccotlumccr<k ?betfc , nn 's Vryd1g,hs 'J morghen~rt'.e~ bet v.andc Werck-c!odc, ~ottcl'llhien ure-a voor «n ?\'Ót-r.e, trnk nil:t ll..n.ghc.r, op poeync nn h! okghoae den fd••cn t~~t e.ll.xdercn&, te v:-rt-:urcr: de boete v-m thicn fd\e!l:nsbcn grDOten ,.u e!Wn ~ dtc ald.a=t opc:o Ul sbevorxk.n worGen.

JlJERKT.

]g:d..-n

1).

V ~:~s fi;~t :~~ ~~~~c.rc:co=~ .r~:~~~ ~cltco t'ombm.ácn • 't c:.n ly de fciYc .1.!-.-oor~ ;Jyt. den 5d'C'pe ;bc!:>rothts ende: op 't 'tOOrfeJdC: Slu,:Cio.co rCT

Trota .ï;hc!tc~t 61n.k

tU U."'e

'"" drf p<>n<l<o i"'·

ah·'fOOfCtl t op ~ hoMe

liJ.

E!~~:-~~:~~~.~h~~ r~1~ ·~f~~:e ~~~~!~oe~:

op~.; Cu.o~-m:ttll

,kf::.r S:ed:. ~or.mç •fd.:a:r "~.:.xf-t u.-w&en, Op C.c vcr~ae'fJ.O'tG~t:-n, cn~J::.(e!'Jel.. g::ooren YlR dckea t:;.a.:k , t-nd::: (.al VOO(f'!. hem re~a !.r

ren

~

J'Or:!oan.a.ot.e v.1odc: fel'ri:

V

Rur;rpmee~ter Pn

(ht' n' cgeude dat by gevolg der houwing ,·an een l'ru<'Y• •·an Justicie op het 1\ffollctlen pleyn, de :\ erdnppelen- merkt a ldaer niec u~eer kan geboudPn

worden, UF..SLl." YTEN ,

Coor~::u;u<l.

IV.

frbicdotdc a.{k Voot<e·oopen . B-1ck:::rs' er.de nr.aa•ert op l.kn voorléy.!en z~afd~u -"et ::en·~ "ndc: Gr.ael"'('n turt. ofte mur\ft: tt <:nc{'C'f'l. ofte <:!oen <OO!"C!") •J:r~ :h;c\ nodne !uc!ireil..:::h,cK. op Je boete ~ .a:\ r·.rcnis:t'l pn!l.ien r.u. w·h.::wtc" nn. 'tGJ;.cn,en.k ~~n

ter;.rb•traire c~rdl": ":.n St"ho:pem:n .J:~'um:(er­ ronde ~ndc pl.n Sadt, ende c!H coock :.::-n& 8r~t­ wtn &fa Stede ~IJ.1ct ~hcpe't!T'Ittee:t wodt m.sri'V t: G!""~ne:~ ft coapeo een ure :aet b::t ha·.ko \";!Jde W:;rcltd~i.e, (oo mdc-n Wir.tc~ lh mdeu So':net, :iJ!z:l b1 proTt!:o:: ende :ot "'c&:-rvctcn'· n.::~t

&lwpt'fJRn dl'r .1/ad Gl>ud.

De .\ crdappelcn-mcrkl zal. te "'k enen mei den .I

.l fey amstaende. geho uden worden op de Gras-lcye. llt•t tt:'gen n·oordig hcsluyt zal a.engeplakt worden t••r p;l·woone plactsen.. Gt-dttr-n

~u

7.itting d(."l.('n 23 .-\.pril 1"36..

\:.-\_:\' (1\0liBRU;GHE. Ter ordonnantie, df!'11 &cretarid ,

xxr,

Nlk llfoo di,.~(dl.c ebc:htetl :-nde do!tatttil-n ~~ "~Üeo fvn S<"•tt.fl hr e«~ighe C::alfelt:yen " 1~ L~Jt-s­ kden, w~n:nJe rer. platten t:.ndcn, tw1:en ende:: !a.

E

lkfcr Stede. nnè: ~root~ ong~creghelthedca dK<ic:r .dlf}"ltliJCh gh~rcn bJ .Je 8~""'t'n, Ibeken, Vleef~c~~~"en, e-n& Quccr>!n.lo:u, i:1 bet C:>Opt'n ende !><oden r::Wc G1".1~0 er.de e.~nco ,d:e .~!Ie M.v<1.Ó5hnt op ck.n Aett, cnd:c 1\ecflc-m.ult ~ de •oot· :wem& Lanê.n-hcdtn ta:to.:br , <n:Jc hy de Br=wcn, S:ck:u, Q:.~e::re:n;aea. ~atle Vle:fduuwcn sh.::::llebt wor.iea , d.xrde de: IC!Y.: Br.au-.r.:-n • B.1c:\e:1, Quecrca:.crt, rade vt~î::ll~:J<f"t:rJ • do: fdt';;. bcriic.J.ec

RO'IïlEL

h~t ron<k

~!::l.~~::~~;nb~~'rec.~;~!~f~c3e ~:~;;.;f~Jtl~~~!;,~~· fkh :n. tKu::!1ns:hc ~I\C'fe.~ ong'""l:::.,c:rm"in~« Gddt, cr.J:: OOCI. ten !luo&heten t•rulë 2U roc:ghd<J.ten ,.a rdt br tlc P:.1c>~tcn nD SJne MJiclh~! t :ot g:oote infr::~che '";r. bet (chc. Ommc W.lU·:r.nc ;e ~oor!i:n e

Fig. 3. De aardappelmarkt verhuist nog maar eens. Nu van het "Recolettenpleyn" naar de "Gras-Leye" . (Stadsarchief Gent. R eeks Q 3).

d:.~fdanigbe :.l>t!'rr::n ofte on.. ghe.re~hdthcc!en in tOt-t:omr:"ler•.::!c r.tet mee: C:l II'O:t <ka gh~mrr.u:tcta in n;ipea&a:r.e un1k YOOt(cy;fc P!Jt.:.u:1eCl. XXI}. 00 IST, <.IJrmc~•~nikc:c e-n& Weu •e,!!u:cr•.i;)nn<:en ..:u uo r.u l'OOH~ aUe do! [l,a:ien. Sr".tu!t<:r$0 Qh!~l<::'i~ts ci"1 VketCbauwcu, <'~rcii ren A<:r· è~. ~nëc UOJ ,k: Bttfte-ml"lll, t:c=n~ëhe Gue."lett. ofce P.c::Hen, ,{.1.."1" on de !..eudillghe pro~p:,;f:f(i.!.c:n :en T<>orf·y~.::n .-\n·!c er..!~ Becl'.c~madt: , ~l"!.k l Jndu -

ende te voorcom:nen .h:

S

~i:1~~10~;7l~"'M:,~ ~~~ ~:r~':~~~nl::e,~;;:~~~~~ Gox~t. t:n&: tu gf.:-cnen t:oo!-\crcn pri1f~ oh :i bt ll!.tC(~~te ,.:t."l tj:'IC': M.:;efk!t ~hejX"" tmmrta en wort. Vc~b.t.: OCr.,!c '"ooru ~::-u& vaoc-nocm.k n.u::lt::n , Br:'loJ· wn,. C,b.J:erer..aea. r.nde V*fduu;ten a·d c:d~ c:c..

i'~.-ifc~i:d.cl"l t!e .,ood::-yJe ~{:~.di"t:he te docr:.:: t 'haet'!:.:J.-~ <dpeilwc h·~;tfcn. Uj) ;~f!l<: v:.n LOIIttl~te <..'oen· nr~ur~ ::("~eb~t!" vtn vrf· c:n·t•;r.t:gh G;~We!l ' ·

de;-::

~!W",nb!hrm lil' tanfrnrt hom ~rea n-M

:!;;'n~~ollurnu tea

'J·

Jlk:tb met C)q:s,.

N;~~·~:~:

D\11

Fig . 4. Op 13 november 1676vaardigden de "Heeren ende Wet" van Gent de nevenstaande "Poincten ende Artikelen " uit "op het stuck vanden Zeeuschen Aert " . (Universite itsbibliotheek Gent. Fonds Vliegende Bladen I, "Marchés".) .

148


kon men licht aan " ne pataat , he petater of een petateringe" geraken , wat niet zo best was, want een rammeling was nooit welkom. Had er iemand "vijftig petaaten" moeD'O FF IC E. ten geven voor een nieuwe hoed , ~E~~T ~~r?!ee~z;~!"l6~;tnd~I~-~ l dan was dat vet betaald, want vijftig mer hunne GrJenen e:1de Boequyr c.1er de n ZcculchenAert gcdellinccn om :lld.:ter •oerk.ocht re worden, Je welfrank was vroeger niet weinig en ""' kc buy tcn de o rdirui rc \ierd.r-<hgen bngft de muydepoonc.: bin nen dc(c Sc:1 dt k om en~ in pi:lccfc \',m Je f~lve di rdlely k: wie "ne petaterneuze had", mocht te ~x:·.n.- gcn ende ce huyfcn op hl."t Sluyfckcn in het o rd in:llre Aen:huys . l x:~-.·~nt ~;~,• orden l c by L.n.mnu Ylf&~û, gchuyfr ende o pgefet zich verheuge n over een welgeschaworden too m Ro rr;c rs huyfcn .1ls m de Herberge n oacrenc eoJe o p den weg v:tn het \·oorfcydc !:lluyfck.en lbcode, wJer door den Lepen reukorgaan. pel. Mt:ter, Pbers-geld r, foo wel :1ls Jen ..\cn-huys-houder, ende v.-d tucmc n dy~k. hr:c pubhcq mcrk.dyc!c gcp rejud!ciccrt wort; SOO Waren de aardappelen goed geIS· f tbt Heer ende Wcth vooraocrnr om cUer ia te \'OOrGeo by :\:-npil:me \'Jo den Regel ten Aerde een :IcoGc:l deo. Zeeu!cheolukt , dan had men een goed "petaAcrr, O rdon neren .len i~dc r ee n komende met Gr:~.cnen binnen dele Sut.Jc , ·c t.y te fcht:! pc oftc mee w.1egc:ns ( buyrco d'ordiD..l.Îf"e mcrk.tterjaar". Petaters kocht men bij J .tgcn ) ende geJctl:ince:rt om o p lk fe(ve merk.H.i.J.gen op den Zeeukhe n Acrt ter gcfl:eiJe ure vcrkocht te worden , zullen moeten dieen "petatermarchand" of een "pereddyclt getr:mfporteerc ende gefi:elt worden in het :\en-huys, op ~ne d.lt de gont:! cootr:J.rie doeode voor ieder coo tn..,·eotie incurretaterkoopman ". Men bewaarde ze rcn tullen eeoe boete dry C:nolus Guidens , te verdeden in cooformitcy t v~n de Concci fie C.lrolîce ; ende op da.t nicauot en prein een "petaterbak" . Wou men er rexere C.JU!e •gnor.Joc:e , ul de(e ruer Public.uie ge:Ufixeert wo rde n. .-\dum in Colleg te Jeo. -4-· Oc1obre 116. Oodt. ALBER TüS GOEI-BN. "petaterblomme" van maken , dan z, <'1.-.4 .. .. .._ -*moest men ze raspen en in water p,.,.,.,_ •7'• .;.,,_ ... ..,."i,....Jrp.,j"i.c_....,.. ...e..• u- . J. J. zetten . Daarvan kon men ook "pe;-.. p..,;w_ _. ,.,_,..,_!-4-•. ,fS_ • '• .._ T,...,.... _ tatersiroop" maken of lekkere "pea-. J. taterbeschuut" bakken . Dit was een soort beschuit gemaakt van Fig. 5. Ordonnantie van 4 oktober 1756 die handelaren in "graenen ende boequyt" "petaterblomme" met wit suiker, die voor verkoop op den "Zeeuschen geslagen eieren, op papier of op de Aert" bestemt waren , verplicht hun goe- plaat gebakken. deren buiten de marktdagen op te slaan in Een "petaterbeschuutse" daarentehet "ordinaire Aert-huys" op het "Slusegen was een vriendelijk meisje , ken " bij Livinus Vlegels op straf van " dry soms ook een lief of een minnares Carolus Guldens" boete. (Universiteitsbibliotheek Gent . Fonds en daar beet men daar weer liever niet in. Vliegende Bladen I, "Marchés"). Verder kende men nog een "petater-la frietkerre " waar men " petater-la-friet" kon kopen die gebakken was in "petater-la-frietvet" . Daarvoor moest men eerst de "petaterpelle" er af doen of de "petaters jassen" met " ne petaterschelder". En wie heeft er nooit gehoord van "taatsespap", een mengeling van "gestampte petaters" met karnemelk? Daar kon je van eten tot je een "taatsesmuile" had (bolrond gezicht). Aardappelen waren sinds het midden van de 18e eeuw een vrij democratisch voedsel. Men at "droge petaters, gestampte petaters , petaters mee vierwerk (ajuinsaus), petaters mee petaters (hard gekookte eieren) , petaters mee pellen , kazakken of stijve kleppe (gekookte aardappelen in de pel)" . Ze waren voor een (aard)appel en een ei te koop . Heel wat gezegden

111

\'.lO

\ ':In

V:ln

't

''I~

0

l#.

~~

,,,.., .\LIIEkT L'~ -.,i,. ' ho ..,...

1

~ Fli, HttP< Gt >fWA:-1.

J OJL·• ,_ f..-nP• •- f • wJ,"•

H-rs..&. ...,... Ç"..A. AJ-

.~(ft

H- .

ft

H""C. s,..;;.

- " ~- I·

08..,_

Jtftr~~ _., }<ff ~

~~---_,...·

'-~ 17 14-

Of &OfCK: L

CC' Uoi:AS.

~_. ,.,

r..y,_ _

H rw . - W.V _.

4. ~ , 11 L c-4~TVS

_.."._. ~ ./tfl- 1 - ~•11f.

i> ll O VCXlST.

149


met "petater" slaan op de geringe waarde van deze groente. Zo zei men : "trouwen voor petaters". Wie tegen een te lage prijs een loteling (8) verving, was "opgegaan voor ne zak petaters". Als iemand stierf hoorde men wel eens zeggen : "nog ene die geen petaters niet meer zal eten", of "hij es naar petaterland". Wanneer men van zeer weinig moest leven, at men "petaters met zoekt-devisch". Kinderen of "kleine petaterkes" speelden vroeger soms met een "petaterpistool". Dat was een speeltuig gemaakt van een pennestok waarmee men stukjes rauwe aardappel wegschoot. Als volksspel was "petaterkoers" populair (9). Wie nu denkt dat het al gedaan is, heeft het mis. Hij moet nog een beetje geduld hebben, "de petaters zijn nog niet gebraden". Wanneer men onderweg verscheidene zwangere vrouwen tegen gekomen was, zei men : "De petaters zijn goed gelukt!". Moest men een plasje maken, dan "ging men zijn petaters afgieten". En wat te denken van deze tekst uit 1797 van Vader Gys (2, 125)? : "Omdat ik mij niet meer in perykel wil stellen van de petaters van mijn gat geschoten te worden." Op de vraag: "Wat is er t' eten?", antwoordde men schertsend: "Petaters mee pellen!". Waarop als wederwoord volgde: "Die dat eet, die gaat naar d'helle!". Een Gentse sloeberdierfop de vraag: "Wat is er t' eten?" al eens antwoorden : "Petaters mee scheten!" of "stront mee irreweten!" (erwten). Wie daardoor misnoegd is en mij "petaters mee zure sijsse" of "petaters mee schellekens" wil voorzetten, die mij "ne vieze vuile petater" vindt, daar zeg ik "een petaterhoofd" of domoor tegen, want die kent zijn Gents niet. "Waar dat ons Heere toch allemaal zijn petaters laat voor groeien ... " EddyLEVIS

NOTA'S (1) Uitgegeven door de Vlaemsche Bibliophilen, 2 september 1563 tijdens het schependom van Monseigneur Nicolas Triest. (2) Thans kanaal van Terneuzen. (3) Zie G.T. julinummer 1987, foto's p. 218. (4) Zie "Gids voor oud Gent" door Guydo Deseyn p. 495-496. (5) Hier wordt weer het Memorieboek van 1563 geciteerd. (6) J.J. Steyaert: "Volledige beschrijvingvan Gent ... " 1857, p. 284. (7) pataat : < Sp. meelachtige wortelknol van de Cassave Ipomoea batata; vroeger sprak men niet alleen over "aerdt-appel" maar ook soms over "aerdt-peer, zeugebrood of varkensbrood".

150


(8) Hij die zich bij de militieloting door het trekken van een "slecht" nummer bij het leger had laten inlijven. {Afgeschaft in 1910). (9) Fetaterkoers : loopkoers met een aardappel op een soeplepel? Ook Lievevrouw-Coopman geeft in "Spelen mijner jeugd" geen uitsluitsel over dit loopspeL Wie helpt ons verder? {10) De basisinformatie is ontleend aan "Gent in oude prentkaarten" van A. Verbeke en J. De Cavele, p. 34.

BRONNEN -

Frans De Potter, "Gent van de Oudste tijden tot heden"- 1882-1902. J .J. Steyaert, "Volledige beschrijving van Gent ... " - 1857. Dr. Victor Fris, "Oude straatnamen van Gent" -1925. Ladewijk Lievevrouw-Coopman, "Gents Woordenboek"- Gent 1974. Fonds Vliegende Bladen, "MarchĂŠs" (Rijksuniversiteit Gent). "De Markt"- M.I.A.T. -1988. A. Verbekeen J. Decavele, "Gent in Oude prentkaarten" -1979. Guido Deseyn, "Gids voor oud Gent" - 1984. Alfons Van Werveke, "De aardappel als volksvoedingsmiddel in Vlaanderen" uit: "Gedenkbladen uit het leven onzer voorouders"- Gent 1936.

UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) DE COUPURE

In dit hoofdstuk zullen achtereenvolgens de volgende bruggen behandeld worden: St.-Agnetebrug, Hospitaalbrug, Rozemarijnbrug, Ex-Rasphuisbrug, Contributiebrug, Bargiebrug, Groendreefbrug, Guislainbrug. Bij het graven van de Coupure (1751-1753) werden niet alleen vier bruggen gebouwd doch men brak ook talrijke verouderde, vaste bruggen af welke over de Leie lagen, en verving ze door draaibruggen. Nu konden zeeschepen vanuit de Brugse Vaart, langs Coupure en Leie, de havenplaatsen aan de Predikherenlei en de Graslei bereiken en via de bocht van de Leie het noordelijk gedeelte van de stad aan de Visserij-Coupure (ook wel Rommelwater genoemd) aanleggen. Voor het bedienen van de talrijke nieuwe draaibruggen was er een bijzondere regeling voorzien: de uitbating ervan werd in pacht gegeven. De bruggenhouder was verplicht het "Reglement over de pachters van draaibrug151


GAXO. ~ Ccnrure IV ct rue du

"''"'I

~.llli

Coupure en Verloren BroodstraaL

6and -

Pont de'.l'Entrepรถt.

152


gen binnen Gent", van 11 september 1753, te onderhouden. Zijn taak was het, om de acht dagen de brug te reinigen en het draaimechanisme te smeren. 's Winters zorgde hij, bij valavond, voor de verlichting. Op zondag, heiligendag en op vrij dagvoormiddag bleef de brug voor de scheepvaart gesloten. Het openen en dichtdraaien was een lastig werk : veelal was het logge raderwerk moeilijk te hanteren, zodat de bruggenhouder niet zelden een helper in dienst had. Terzelfdertijd met het verschijnen van de draaibruggen, ontstonden de wacht- of schuilhokjes voor de brugdraaiers. De meeste van die houten huisjes zijn tegenwoordig verdwenen of buiten gebruik. Aan de St.-Agoetebrug en de Contributiebrug staat er nog een stenen huisje. Heden bestaan er nog slechts vier beweegbare bruggen in het Gentse, die nog dagelijks bediend worden : Lousbergbrug, Muide-, Meulestede- en Wondelgembrug. In 1901 verscheen, in dagblad "Het Volk", een artikel over de brugdraaiers, welke ik mijn lezers niet wil onthouden : "De zondagrust onzer brugdraaiers. Zoals men weet, worden thans groote werken uitgevoerd aan het Tolhuis te Gent, wat voor gevolg heeft dat de schepen, die de stad moeten in- en uitvaren, nu voor minstens zes maanden, in plaats van het Verbindingskanaal, langs de Leie moeten komen. Dit brengt aan de bruggendraaiers een werk bij, dat niet uit te houden is. En er is hoegenaamd geen spraak van helpers of van loonsverhoging. Op den hoogdag van Paschen zijn de bruggen der Coupure, tusschen 9 en 12 ure voormiddag, twintig maal moeten gedraaid worden! En zeggen dat het hoogdag was! De brugdraaiers moeten 's Zomers dienst doen van 4 tot 9 ure 's avonds. Wanneer zij zoo onophoudelijk de zware bruggen moeten open- en toedraaien, gedurende 17 uren, mag men het toch wel een ondoenlijk werk noemen. 't Is daarom dringend noodig dat de onmogelijke werkvoorwaarden van die lieden door de bevoegde overheid verbeterd worden. Een tweede kwestie is de zondagrust voor de brugdraaiers. Deze hangt natuurlijk af van de zondagrust der schippers. Welnu, de schippers zijn in groote meerderheid geneigd 's zondags niet te varen, maar zulks zou door eene wet moeten verplicht gemaakt worden, beweren zij, anderszins wordt hun de konkurrentie aangedaan door degenen die geen eerbied hebben voor 's Heeren dag. 't Is bij de schippers evenals in de private nijverheid en in de handelswereld : eenig onwilligen beletten de invoering der zondagrust. Welnu, dan kome maar de wet! 't Mag niet dat in het Katholieke Belgie, eenige onwilligaards de wet opdringen van den zondag door slaaflijk werk te ontheiligen! 153


1/f}f

6and -

La Cooptne,

la Coupure ei 'e Sa oo

De Rozemarijnbrug anno 1905.

154

N•;>ooeon


De wetgeving heeft den plicht degenen te beschermen die het goede willen. Degenen die in deze zaak het goede willen, zijn dezen die 's zondags zouden willen rusten, om terzelfdertijd eens de gelegenheid te hebben aan iets anders te denken dan aan wereldsche zaken." Een maand later vernamen we door dezelfde krant enkele gegevens over de verdiensten van onze bruggen bewakers : "Vrijdag 24 mei 1901. De bruggendraaiers van den Staat winnen van 2,20 tot 2,30 fr.per dag. 's Zomers moeten zij daarvoor 17 uren per dag dienst doen. Zij winnen dus nagenoeg 13 cent per uur. 's Winters moeten zij zelve de kolen kopen om het wachthuisje te verwarmen!" Wie zei ook alweer : "Die goede oude tijd"? N .B. 1e gedeelte uit "Gent op de wateren en naar de Zee" van J. Decavele.

ST.-AGNETEBRUG Voor de verbinding van de Coupure met de Leie, in 1751-1753, werd een sas gebouwd, weldra St.-Agnete-sluis genoemd, net zoals de brug die, op het einde van het sas, aan de kant van de Leie, de verbinding van het wegverkeer verzekerde tussen de Lindenlei en de Coupure. Met deze sluis hoopte men het waterpeil van de Brugse Vaart zo laag mogelijk te houden, ook bij lage waterstand van de Leie, zodat schepen met een zo groot mogelijke tonnemaat tot in Gent zouden geraken. Weldra bleek dat dit opzet mislukt was: het niveau van de Coupure en de Brugse Vaart kon niet noemenswaardiger hoger gehouden worden dan dit van de Leie. Mettertijd werden de sasdeuren dan ook zonder meer opengelaten. Rond 1823 werden ze uit hun hengsels gelicht en definitief verwijderd. Nu nog zijn het metselwerk van de kom en de twee oorspronkelijke sluishoofden, met de twee gleuven, waar de poorten in draaiden, zichtbaar. De brug werd genoemd naar het klooster dat zich op de Lindenlei bevond, en waarvan reeds sprake in 1434. Het klooster werd afgebroken om plaats te maken voor de latere Nijverheidsschool, in 1826. Soms werd de brug "Entrepotbrug" genoemd als zijnde de brug in de nabijheid van het entrepot of stapelhuis dat zich daar bevond van 1779 tot 1855. Door het ontstaan van een nieuw stapelhuis aan het Handelsdok in 1844, verloor het entrepot aan de Coupure zijn belang en werd tenslotte, in 1855, afgebroken om vervangen te worden door het Blindenhuis van J. Van Caneghem (heden nog bestaande doch niet meer in gebruik sinds het einde van de laatste wereldoorlog). In 1880 werd een metalen draaibrug gebouwd ter vervanging van deze van het begin van 1800. 155


De Coupure met op de voorgrond de Sint-Agnetebrug. Tekening van omstreeks 1800 uit het " Atlas Goetghebuer" (SAG).

De in 1950 herbouwde Sint-Agnetebrug (foto 1981).

156


De draaibrug, bouwjaar 1880, werd in 1940 opgeblazen door de aftrekkende legers. Weldra plaatste men een noodbrug op de plaats van de huidige Hospitaalbrug, ze was in gebruik tot 1950. Op 20 october 1950 werd, door het bestuur van Bruggen en Wegen, een aanbesteding gehouden voor het aanleggen van een klapbrug, met een rijweg van slechts 3,5 meter en tWee voetpaden van elk 1 meter. De nieuwe brug werd dus smaller dan de voorgaande, als reden daarvoor vermeldde men : het voorlopig (!) kunstwerk (!)wordt later vervangen door een brug rechtover de Iepenstraat. Dit voornemen is echter nooit uitgevoerd. De klapbrug werd in gebruik genomen op 5 november 1951 en is, anno 1985, nog steeds in gebruik. De brug wordt niet meer opengedraaid sinds de openstelling van de ringvaart in november 1969. Na de invoering van het ÊÊnrichting verkeer op de Lindenlei, op 5 april 1981, is het verkeer over die brug veel verminderd. De bediening van de St.-Agnetebrug was door veel brugwachters fel gegeerd en wel om de volgende reden : De boten, komend van de Ketelvest en die de Coupure wilden opvaren, moesten een zeer scherpe bocht (90°) nemen. Daartoe was het nodig hun schip aan de kaai van de Lindenlei vast te leggen met een kabel, het roer volledig te draaien zodat hun boot 90" zwenkte, de kabellos te maken en dan terug verder te varen. Indien de brugwachter de kabel aannam, vastlei en terug losmaakte, moest de schipper zijn boot niet verlaten en had dus veel minder tijdverlies. Hij bedacht de brugdraaier dan ook met "drinkgeld". Aangezien het beroep van brugdraaier steeds onderbetaald werd (volgens hun eigen getuigenis) was dit "drinkgeld" steeds welkom! (Medegedeeld door een, op rust gesteld, brugwachter).

JAAR

SOORT

1880 Draaibrug metaal 1950 Klapbrug, metaal

Lengte

Breedte van : rij- voet- door vaar weg pad 5

9,7

3,5

2x1,2 2x1

Vrije PROEF hoogte

8

Staatsbrug

M.LABYN ('t vervolgt)

157


Bernard Van Wambeke als gewoon hoogleraar aan de rechtsfaculteit v.d. Gentse universiteit. Lithografie van Lemonnier naar een tekening naar levend model van Hess (Prentenkabinet R.U.G .).

158


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN - DEEL VIII Bemard Van Wambeke

Bernard François Joseph Van Wambeke werd geboren te Aalst op 9 augustus 1764. (Fig. 1). Hij groeide er op en bezocht waarschijnlijk het Theresiaans College, wat aan de grondslag heeft gelegen van zijn antiklerikale denkbeelden (1). Daarna studeerde hij aan de Katholieke universiteit van Leuven. Men kan hem nochtans als een Gents republikeins figuur beschouwen, want hij vestigde zich alhier in 1786, waar hij bij de Franse inval als "homme de loi" (advocaat) bekend stond. Hij komt uit de gegoede burgerij (2) -zijn vader verwierf bekendheid als "Koninklijk Notaris" en procureur -en ondanks het feit dat hij niet voorkwam op de lijst van de inwoners van het Scheldedepartement die genieten van "une fortune remarquable" (een aanzienlijk fortuin), kan men, aan de hand van een verklaring die hij aflegde de 18 Messictor van het Jaar VII (6 juli 1799), opmaken dat het hem zeker niet aan financiële middelen ontbrak. Toch leefde hij sober van de vrucht van zijn arbeid en had slechts "une domestique femelle" (één huishoudster) in dienst (3).

Fig. 1. Geboorteakte van Gerardus Franciscus Josephus Van Wambeke. De Latijnse tekst luidt: "10 (augustus 1764) baptizatus hernardus franciscus josephus filius legitimus joannis franciscus Van Wambeke fi(li)i joannis et isabella judoca Van der gucht fi(li)a joannis baptista conjugum, susceptores franciscus hernardus ... (onleesbaar) et rnaria annajosepha Van Wambeke." Vertaling : "10 (augustus 1764) gedoopt Bernarclus Franciscus Josephus. Wettige zoon van Joannis en Isabella Judoca Van der Gucht, dochter van Joannis Baptista, gehuwd. Doopheffers Franciscus Bernardus ... ? ... en Maria Anna Josepha Van Wambeke (Doopregisters Aalst. Verzameling F. Leleux).

159


Was hij Vonckist tijdens de Brabantse omwenteling? Waarschijnlijk wel, gezien hij, zodra de Fransen hier binnenrukten, zich achter hun revolutionaire ideeën schaarde. Toen Meyer een nieuwe gemeenteraad samenstelde ter vervanging van de gemeentelijke autoriteiten, die volgens de Fransen samengesteld was door "le représentant du tyran autrichien" (de vertegenwoordiger van de Oostenrijkse tyran), benoemde hij Van Wambeke als Schepen van de Keure. Indien hij toen reeds niet om zijn revolutionaire ideeën bekend zou geweest zijn, was hij zeker door Meyer niet verkozen geweest. De functies die hem door de gemeenteraad toegewezen werden, waren impopulair en ondankbaar. Hij diende namelijk in te staan voor de niet aflatende en uitputtende opeisingen. Staande voor steeds weerkerende moeilijkheden, had Van Wambekede moed zijn ontslag aan te bieden, dat echter niet aanvaard werd. De terugkeer van de Oostenrijkers stelde een einde aan deze functies die zijn enthousiasme zeker niet wegdroegen. Tijdens het uitoefenen daarvan kwam hij in contact met Renier Georges Du Bosch (4), die secretaris verkozen werd van "l'Assemblée du peuple de Gand" (volksvergadering), tijdens de manifestatie die doorging in de St.Baafskathedraal en tijdens dewelke deze vergadering de aanhechting van de stad bij Frankrijk vroeg. (Fig. 2). Waren het hun uiteenlopende karakters of hun verschillende zienswijze op de te volgen politieke lijn die hen diametraal tegenover elkaar stelden? Zeker is dat driftkop Du Bosch en de gematigde Van Wambeke een hekel aan mekaar hadden en mekaar dwarsboomden. De ene koesterde voor de andere zo'n haat, dat die zich uitte in wederzijdse beschuldigingen, zelfs arrestaties, tot Van Wambeke uiteindelijk de strijd won en Du Bosch afgezet werd. Bij de Franse terugkeer na Fleurus (1794), zette de militaire plaatscommandant Richard de gemeenteraad af en verving hem door een "commission municipale" bestaande uit veertig leden. Van Wambeke werd er secretaris van benoemd. Zijn opdracht was delicaat want de commissie was belast met alle politionele en bewakingstaken in de stad. Zij had alle macht, net als het vorige magistraat, maar met dat verschil dat het nagenoeg over geen middelen beschikte om deze macht uit te oefenen. Op 30 januari 1796 woont Van Wambekede grote manifestatie bij die op de Kouter gehouden wordt, waarbij men haat aan het koningdom zweert. In zijn hoedanigheid van stadssecretaris stelt hij ook de vraag tot aansluiting van de stad bij Frankrijk, die later door Hopsomere aan het "Comité de Salut Public" zal worden overhandigd (zie fig. 2). Men mag zich hier vooral geen verkeerd beeld vormen: de inleidende tekst bij dit verzoek is een vinnige kritiek op de gevolgde politiek in het Scheldedepartement en gaat zelfs zo ver de terugroeping te vragen van "agents ineptes, infidèles et vexatoires" (onbekwame, ontrouwe, onderdrukkende en plagende vertegenwoordigers). Na de aanhechting van België, dat gepaard ging met een diepgaande verandering van alle administratieve structuren van het landsbeheer, werden de

160


Fig. 2. Prent van P.A.J . Goetsbloets voorstellende: " Een afvaardiging van de Gentse burgers verzoekt de Conventie om aanhechting van hun stad bij Frankrijk. 1795. " (Handschriftenkabinet Koninklijke Bibliotheek Albert I , H S IJ 1492 vol. 3 folio 57 recto. Copyright Koninklijke Bibliotheek Albert I , Brussel).

"Administrations dĂŠpartementales" opgericht onder het gezag van een "Commissaire du Directoire exĂŠcutif", ambt dat , voor wat het Scheldedepartement betreft, toegewezen werd aan Du Bosch. Van Wambeke werd Administrateur van het Departement benoemd, samen met Hopsomere (5), Meyer (6), Graham (7) en Ribbers (8). Het feit dat de bevoegdheden van de een en de andere niet nauwkeurig genoeg bepaald waren en mekaar soms overlapten, leidde eerst tot afwijkende meningen tussen Van Wambekeen Du Bosch, die de burgerzin van zijn medewerker in twijfel trok (9). Wanneer men na de staatsgreep van Fructidor (10) de administratie uitzuiverde, werd een nieuwe lijst met mogelijke administrateurs opgesteld waarschijnlijk door Du Bosch - en naar Parijs gestuurd . Op deze lijst is Van Wambeke op de twaalfde plaats gerangschikt met de volgende venijnige opmerking : "Niet in staat verraad te plegen maar bij gelegenheid onvast 161


AG

Jîll1ECTOIRE

' Aë COUPS· TJt:GlS L \TI F; .-,.,": ~! ~ ~ .. ::. ~dt:3 u't'hitJ:a~~: o<C ;,ltilt.'i~;f'nt U..m.a.l~ -~it\r~d!" :~;ti•~ de ~'&kot. èt ::t;J.;,.tv:'~ ~tm~- -l,; {'~ 1"!1!1lll!~~ 4}è'

• c

~

l.

~

.~-r~

~:--,-~.:

'~~ ,,,. ,\,P,,~

:>

t..:.>'ln,t·

p

~t ~e ~uC\:è·lc~~,_

'cl!

_.in.x_.t~t~i!:a \'!i ~na.fo.phlite etJ:r:;o.y~m·~...

... ,...

;:..,._;.u·~ ,\,·~ü~

• [p_s

d r con_,çt,m:;e$ .m-tlheotttl~e;"Jes

.l.mt

IT~l t.;c;s~

q.1~1~ <m\~lU>.:;<>iU HM l_)l~rti~ de cc (l(;;url>"'tw"tll , : a\'>lÎcut n~'-"e~sité dl!'~ m!.'~~tre~ t't.~!"~i>tut:i; tn:.:lil

-·--------

.

..

~-~~~~ ~; :t~t: ~~~:i:~~~~:y::}.~::t;~~~ ::::~:~ ;!·:V~:~ t

!1,1..> p-'<~ }~u; '!l!z..:bCUleOt po~r (.IHL>'fl unit-»'

!:bf<.!.bta;._:;w.:::~ ~<.'01~:!>30'-ol

· . f!t~

!;I'"lr.,f.mtmbn~

~--,~, t ~ ,... •

f•

• "'·

r;·..>t~àl.C l!) CU! )' .y.

.:.\;-."Ul!i:.. lln bi•: IJ i1i0'11: de citoye:'lsl.ccnn.ua p3:r !~ut p.i:d.

hh;;ité. , leur somni'S~ou qu~ !.nil' , t>t 'l-~~r~ lç~ p3:r-le-ar m_vn:Üi(é , ( {J\li. duit O::!re ~W'!:a\.r. .:he* ."tlllt:t!i \Hl gm:ver-MD)C'Ilt Ji1JTC}. u~ .i~!$j~nt f:U

<.~ I' ~' • '

.

~

~!t0;

~fp11i~n~· ·,"~~J!~i. n~~h!1l· r:-;,

i:-;~l.i,.;afif ~ d

f< U'!; t,;_u ·•

D'~- · Hem•

rf.:fii&·a. Ju.

.

; r::!: ·:~~~~~t;~~. ac~:,i ~~;~~:-~r,;~:'j'_~·. ii~~;:··;· ;:~!_:';;: ·!.

~·~ti"'

• , ~~ r

·l-·e

f'VIU'

h

dt•JJ.f~

.h.. v-tl'h!·'<·~

p:Jl.)q;.:-::: • • d

0 -rim.<~:<· ;

f"

'r

4nt .,~;-1 .t

'

Fig. 4. Van Wambeke schreef op 9 Floréal 1aar VII (28 april1799) bovenstaande brief aan het Corps législatif, waarin hij "de persoonlijke wraak en het hatelijk onverzoenlijk karakter" van enkele functionarissen aanklaagt . Vooral dat van de "boosaardige en wraakzuchtige Dubosch" en zijn trawanten. (Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent) .

Fig. 3. Brief van Van Wambeke van 15 Germinal Jaar VII (4 april1799) van uit Gent geschreven aan de leden van het Directoire om de "erbarmelijke situatie" en het "administratief despotisme" van Du Bosch aan te klagen . (Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent- G. 18782)

en besluiteloos , t.t.z. samen deel uitmakend van de vijanden van de Republiek , waarvan men hem beschuldigt" (11) .. . Het hoeft geen betoog dat de naam Van Wambekeniet weerhouden werd. Hij werd gedegradeerd tot hypotheekbewaarder bij het Bureau der Hypotheken te Gent (12). Hij hield van deze terugzetting in rang een levendige wrok tegen Du Bosch over. Naar aanleiding van de administratieve verkiezingen , liet deze laatste Van Wambeke opsluiten onder het valse voorwendsel van deelname aan een samenzwering. (Fig. 3). Toen het onderzoek niets ten zijnen laste kon inbrengen werd hij na 2 maanden gevangenschap vrijgelaten. Naar aanleiding van de verkiezingen van het Jaar VIII , voor dewelke hij een invloedrijk eersterangskiezer was , liet Du Bosch hem opnieuw aanhouden, nu onder voorwendsel de veiligheid van het departement te waarborgen. Men stelde Van Wambeke voor over zijn vrijlating te onderhandelen met als voorwaarde dat hij zou afzien van zijn verkiesbare plaats in de "assemblée électorale" (kiezerskorps). Hij weigerde, werd naar Parijs overgeplaatst

162


'-"/-

"..v

--::)':!in' 'J'~'·

~-

.~

..

~

t-

r <,'

, ,

CONSEH.. -DE& CINQ-CENTS

s

L J:

.

•:! - ~•;,- '- z!;-L.....~____:_

·~ ••• , )1''!

~.,

l '"'l '·''l\ ~J<'~}i.

t

!,

~

t

!<' < (./u,,

w

{.

r-.l~at rt~;r.

·tUt.-; •

~~/ r~ ! "< ,:_;, -'"~ '"!t ti .lil ' I_ ~''}'./ ;

i~.

S:r .Jt J.tr. .~péra.ficru dt l'antmhl« -é!tctorak i!!!* rf:,ctl.u:t.

?

f " ;

ll

]~tU'

J

it.~l'P,<t

'

• ,f., f*'

I.

t t~ • ·:. \ m \V lf,l kr-) 1wmra\ !~..:~eHr -.,---._- ·;;~J·!<rNÜ'f! d1~ fn;·d. c-t. ~~

i·'-

,

~t

Sr(:t~

;,·\~,

,1,,

(

;-'

~l

-~\)lH,

rt .~.

,,,a

•• ....... . -~1 '

Fig. 5. R apport betreffende de verkiezingen in het Scheldedepartement, naar voren gebracht in de Conseil des CinqCents door burger Duviquet in de zitting van 21 Floréal Jaar VII (10 mei 1799). (A rchives nationales- Parij s. A.D. XVI 34 Escaut).

";

. I

l

:.·:.~ l! r

t]J.;_ -~·:JliJ>

I'

'J

,1J:r.~ ....

•..:. r;,"dtt.·!•_-. '· \

i.,~,~·· .d .I!~

'~{~ttnu

f ri.•vn.

,

\\.J·!-

,..:n ·.

,.,,

''!'"

pt " I Ei ·'l, ,· ... C·, •

lo

t

t.

~

l~ .

Fig. 6. Toelichting van de Gentse burger Beyens jr. bij het " rapport Duviquet" over het onderzoek naar de verkiezingsverrichtingen in het Scheldedepartement (1799) (Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent- B .G. 12000).

en opgesloten in Sainte-Pélagie (13) , waar hij een maand verbleef. Toen hij te Gent terugkeerde , richtte hij op 17 november 1798 een zulkdanige vlammende brief tegen Du Bosch aan het Directoire , daarbij diens snelle verrijking onderstrepend en het feit dat hij aan de basis van de Boerenkrijg (14) zou liggen , dat hij de afzetting van zijn tegenstrever bekwam , wiens plaats hij innam als "Commissaire du Directoire exécutif" (15). Gedurende de korte tijdsspanne dat hij deze functie uitoefende , beijverde hij zich om in een aantal brieven aan het Directoire , die van een zekere moed getuigen , de waarheid te zeggen over de ware geestesgesteldheid die in zijn departement heerste en zette zich- tevergeefs- in voor de teruggave van de kunstwerken die hier bij het begin van de bezetting naar Parijs meegenomen waren. De staatsgreep van Brumaire (16) maakte een einde aan zijn mandaat. Op 18 juni 1800 werd hij benoemd tot lid van de Prefectuur en daarna als lid van het "Corps législatif" (Wetgevend Lichaam) in 1813. Van 1810 tot 1819 nam hij het voorzitterschap waar van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Daarna was hij secretaris van de Tweede Kamer van de Staten 163


Generaal te Den Haag (onder het Nederlands bewind) ter vervanging van Van Hulthem (17). Hij stierf te Gent op 8 januari 1841. Hij was toen professor aan de rechtsfaculteit van de Gentse universiteit (18). Met Van Wambeke bevinden wij ons in gezelschap van een eerlijk burger die, op momenten dat zijn stad zich door een moeilijke historische periode moet worstelen, vrijwillig politieke opties genomen heeft, en belangrijke verantwoordelijkheden waargenomen heeft. Hij was in deze beroerde tijden een gematigd element en men weet uit ervaring hoe moeilijk het is dit te zijn in zo'n onverzoenlijke sfeer. In zijn leven heeft hij minstens vier Fig. 7. Toen Van Wambekeinde Con- keer de eed van trouw afgelegd aan seil des Cinq-Cents benoemd werd, de grondwet en haat aan het koninghield hij er een redevoering waarin hij dom; en toch heeft hij, zoals zovele lezing gaf van de brief die hij tegen Du anderen met hem, keizer Napoleon, Bosch schreef vanuit de gevangenis van Willem I van Oranje en Leopold I de Temple te Parijs op 25 Floréal Jaar VII (14 mei 1799). (Archives nationales van België gediend. Zijn trouw aan de verschillende constituties is onloo-Parijs. A.D. XVI 34- Escaut). chenbaar, maar men kan hem niet van meineed beschuldigen. De Grondwet werd telkens gewijzigd, en dit is geen afbreuk doen aan zijn eed van trouw, maar gehoorzamen aan de nieuwe grondwet, aangezien de oude door inwendige of uitwendige gebeurtenissen afgeschaft werd en een nieuw regime met definitief karakter geïn· stalleerd werd. Zijn landgenoten hebben zich niet vergist toen zij midden de wisselvalligheden van hun dagelijks leven, in hem de vertrouwensman bleven zien die hun achting waard was. Fernand LELEUX "Figures revolutionnaires gantoises" Vertaling, documenten en verklarende nota's Eddy LEVIS NOTA'S

(1) Van Wambeke had niets van een Jacobijn maar zeker ook niets van een klerikaal. Vaak gebruikte hij een Voltairiaanse taal. Zo schreef hij op 12 Fructidor van het

164


(Z)

(3)

(4) (5) (6) (7) (8)

(9)

(10)

Jaar VII (Z9 augustus 1799) naar de Minister van Binnenlandse Zaken : "Les prêtres, à ce nom l'indignation se soulève, lorsque l'imagination se retrace les crimes que ces misérables ont à se reprocher! ... ";vertaald : "De priesters, de naam alleen al wekt verontwaardiging wanneer de verbeelding opnieuw de misdaden oproept die deze ellendelingen zich te verwijten hebben." en de Z1e Vendemaire van het Jaar VIII (13 oktober 1799: "La jeunesse s'accommode assez bien de !'absence de tous cultes et quoi qu'il soit de bon ton, ici comme ailleurs, dans quelques cotteries de ne parler qu'avec mépris des cérémonies d'un culte assermenté, on voit pereer à travers ce persifflage (sic), de la malveillance, je nesais quel esprit de philosophie qui aceouturne à parler très lestement sur Ie compte de certains mystères dont on ne prononçait naguère l'objet qu'avec respect." Vertaling : "De jeugd past zich goed aan aan de afwezigheid van enige godsdienst en, wat de goede manieren betreft, hier zoals elders, praten zij in kliekjes slechts met misprijzen over de ceremoniën van een beëdigde cultus. Doorheen deze spottemij klinkt kwaadwilligheid. Ik weet niet welke filosofische ingesteldbeid hen gewoon maakt zo ongegeneerd te praten over bepaalde mysteries waarover men zich nog niet zo lang geleden met het meeste respect uitsprak." (Zie Nève : "Gand sous la domination française. 179Z-1814" p. 364 boven. Archives nationales Paris, F 1 ciiiEscaut 4). Vader Jean-François Van Wambeke, moeder Isabelle Josine Van der Gucht. Hij was gehuwd met Rosalie Cooman en had twee kinderen. Hij woonde in de Lange Steenstraat te Gent (toen nr. 130) in de "Refuge van Drongen". In deze buurt woonden trouwens heel wat rechtsgeleerden. Denken we maar aan de nabijheid van het Gravensteen, waar in het Ancien Régime de Raad van Vlaanderen zetelde. Hij verklaarde op 18 Messidorvan hetJaarVIl (6 juli 1799) "1°, Etre propriétaire de sa maison, rue des pierres, Section des Droits de I'Homme. zo, Avoir joui pendant l'An VII d'un revenu sujet à la contribution foncière de fr. 1Z63,75. 3°, d'Avoir perçu en salaires, comme conservateur des hypothèques, fr. 315 et 5, et d'avoir à son service "une domestique femelle". Deze verklaring werd vastgespeld op blz. 4Z van het bevolkingsregister van het Jaar VII, 3e sectie. Stadsarchief Gent 1.1.17) Vertaling: "1°, Eigenaar te zijn van zijn huis in de Steenstraat, gelegen in het gedeelte genoemd "Droits de I'Homme" (Mensenrechten). zo, Gedurende het Jaar VII genoten te hebben van een belastbaar inkomen van 1.Z63,75 F. 3°, Als hypotheekbewaarder 315,5 F wedde ontvangen te hebben en slechts één vrouwelijke bediende in dienst te hebben." Zie volgend artikel in het julinummer van G.T. Zie G.T. mei 1988, blz. 160. Zie G.T. juli 1988, blz. ZZ3. Zie G.T. november 1988, blz. Z99. Ribhers :werd kort nadien afgezet en vervangen door Van Heeren, omdat hij zou deelgenomen hebben aan een militaire muiterij te Axel. {zie Nève: "Gand sous la domination française. 179Z-1814" blz. 30). Bij een briefvan Du Bosch van de 1e Germinal van het Jaar VII (ZZ maart 1799) zitten rapporten, opgesteld door de commissarissen van de Burgerlijke en Correctionele Rechtbank, die Van Wambeke als verdacht en anti-patriottisch afschilderen. (Archives nationales, Paris, F 1 C. III, Escaut 1). Staatsgreep van Fructidor: 18 Fructidor van het Jaar V of 4 september 1797.

165


( 11) De originele tekst luidt : "Patriote iocapabie de trahir, maïs vaccilant dans l' occasion, c'est à dire composant avec les ennemies de la République, dontont I' accuse." (12) Daarnaast was hij ook administrateur "des Hospices civils" of de Burgerlijke Godshuizen (de ouderlingengestichten). (13) Sainte-Pélagie: Voormalige beruchte gevangenis in de rue du Puits de l'Ermite ingericht in de gebouwen van een klooster voor "filles repenties" of meisjes van berouw. Het gebouw werd in 1899 afgebroken. {14) Boerenkrijg: Opstand die op 5 september 1798 in Vlaanderen uitbrak tegen de anti-kerkelijke en anti-godsdienstige politiek van het Directoire en ook tegen de conscriptie of verplichte legerdienst. Nederlaag van de "Brigands" of boeren te Hasselt op 4 december 1798. Boerenkrijgmuseum te Overmere. {15) Commissaris van het Uitvoerend Directorium. (16) Van Hulthem: zie G.T. november 1988, blz. 267. (17) Een gedeelte van de inhuldigingstoespraak van zijn installatie als professor in Burgerlijk Recht werd opgenomen in de" Annales Academire Gandavensis" van 1819-1820. (18) Zijn zoon François werd nog onder het Hollands bewind benoemd tot Procureur des Konings te Kortrijk en zijn dochter Julie huwde notaris Eduard Van Damme te Gent. (Nève: "Gand sous la domination française. 1792-1814", blz. 365).

UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Dat men, door de eeuwen heen, dikwijls planten en bloemen verkoos als gevelversiering zal wel niemand verwonderen. Omstreeks de eeuwwisseling plande men de Baudelostraat. De Ottogracht was juist gedempt en de voornoemde nieuwe straat werd de kortste verbinding tussen de hovingen van de vroegere Kruidtuin en de Vrijdagmarkt. In deze straat werden, o.m. door de bouwmeester G. Semeij verscheidene gevels in de zgn. "historische" stijl opgetrokken. Sommige dezer huizen zijn merkwaardig omwille van hun façadeversiering. Men kan er o.m. de gepolychromeerde gevelsteen bewonderen waarop een prachtige zonnebloem staat afgebeeld. Gestileerd en omgeven van een krans van graan en loof steekt de lelie uit op de reliëfsteen in de Meerseniersstraat De "Lelie" stond reeds als brouwerij vermeld in het gildeboek der pijndersin 1494. Oorspronkelijk is de gevelsteen, gemetseld in een oude façade in de Molenaarstraat. Het zandstenen reliëf is erg verweerd maar men ziet er nog duidelijk een boom op afgebeeld. In het Museum voor Volkskunde treft men een schildvormig zandstenen uithangteken "In den Druiftak" aan. Op deze goed bewaarde gevelsteen

166


Baudelostraat 7, Zonnebloem.

Meerseniersstraat 10, De Lelie. (Foto : Stadsarchief, Gent) .

Molenaarstraat 3, Boom.

167


168


Dubbele roos. (Gents Museum voo r Stenen Voorwerpen) . A.C.L. (Copyright Brussel) .

brora•s=::....~

Steendam 49 , De lelie.

zien we de benaming en de naam van de winkelier "bij Cant. De Speke" . De druiftak , met links en rechts een blad werd in reliëf uitgebeeld. De Gentse Wegwijzer van 1870 vermeldt een "Druiftak" op de Korenmarkt en De Potter heeft het over een huis in de Lange Munt "ghenaempt den Druyftack , vry huys ende vry erfve wesende" (Weezenboek , 16991700) (30). Uit de belangrijke verzameling van het Gentse Museum voor Stenen Voorwerpen kennen we een licht gepolychromeerd exemplaar waarop het reliëf sterk is uitgesleten. Een dubbele roos staat erop afgebeeld. De omlijsting bestaat uit voluten . Een leliemotiefje blijkt de hoeken te hebben versierd. Drie (later) ingekapte cijfers zijn merkbaar aan weerszijden van het roosmotief. Zinnebeeld van de stilzwijgendheid , symbool van liefde en schoonheid , kwam de roos als uithangteken reeds vroeg voor. In de 15de eeuw trof men " Inde roose" reeds aan "up meerem bachten tempelhuus" en verder "over de nieubrugghe en buter ketelpoorte" . 169


Vermelden we tenslotte nog twee zeventiende-eeuwse huisbenamingen op het Steendam. "In het Roosken" is reeds gesloopt. Volgens een onduidelijke foto uit het Gentse Stadsarchief stond de tekst op twee gevelstenen ingemetseld in een trapgevel. "De Lelie" werd geplaatst onder het hoogste raam van een gevel met driehoekig fronton en afgezoomd metS-vormige voluten. Aan weerszijden van het gevelsteentje staat de bouwdatum te lezen: anno 1697.

(29) Deruelle, M., Een Gentse Gevelsteen, Oostvlaamse Zanten, 1958. (30) De Potter, F., op.cit., VI, p. 163.

LodeHOSTE ('t Vervolgt)

ZIVIL-ARBEITER BATALJON NR. 4 TE GENT TOELICHTING 1

Naar aanleiding van het artikel: "ZIVIL-ARBEITER-BATAUON 4 TE GENT" kreeg ik een telefoontje van een 84-jarige heer die mij verdere informatie bezorgde over Dr. Freund waarvan sprake in jg. 1988 blz. 345. Dr. Freund was van joodse afkomst en was in Berlijn een bekend psychiater. Toen het in de dertigerjaren de joden moeilijk gemaakt werd, kon Dr. Freund via de steun van een zeer hoog geplaatst Nazi-functionaris wiens familielid hij succesvol behandelde, over de Nederlandse grens komen, zonder enig officieel document daartoe. Hij was vertrokken met een klein valiesje met Duitse Marken die hij hier toch via-via wist om te wisselen. Langs Nederland bereikte hij vóór Pasen 1938 Gent, waar hij nog vele kennissen had van tijdens de 1e W.O. Hij kreeg er onderdak bij Prof. Gunzburg (1) in de Karel Van Hulthemstraat, waar hij een paar weken à één maand verbleef. Omdat hij tijdens de Duitse bezetting van 1914-1918 heel wat discrete diensten bewezen had en tussengekomen was voor heel belangrijke en vooraanstaande Gentenaars, kon hij nu op wederdienst rekenen. Hij zocht te Gent allerlei adressen op, om te pogen naar de Verenigde Staten te emigreren, waar hij zijn beide zonen wou vervoegen, die reeds veel vroeger Duitsland verlaten hadden. Hij overwoog stappen te doen naar het gemeentebestuur 170


Fig. 1. Het Post-Hotel op de Kouter , waar Dr. Freund in mei 1916 de oorzaak van de typhusbesmetting ontdekte . (Uit : " Kriegsalbum vo n Gent- Herausgegeben von der Photographischen Abteilung derKommandantur-Gent 1916". p . 122, foto 264. Verz . Levis).

Fig. 2. Oberstleutn ant (luitenant-kolonel) Ostertag, chef van de Generale Staf van de Etappen-Inspektie van het 4e leger , eerste dodelijk slachtoffer van de typhusepidemie . (Uit : " Kriegsalbum von Gent- Herausgegeben vonder Photographischen Abtei lung derKommandantur-Gent 1916". p . 3, foto 3. Verz . Levis).

171


Fig. 3. Kriegslazarett "FLANDRIA" in het "Flandria-Palace" op het MariaHendrikaplein aan het St.Pietersstation , waar een aantal door typhus besmette officieren in quarantaine verbleven . (Uit : "Kriegsalbum von Gent - Herausgegeben von der Photographischen Abteilung der Kommandantur - Gent 1916" p. 28, foto 52 en 53 . Verz. Levis) .

172


om hem hierin te helpen. Dit werd hem sterk afgeraden, doch men bracht hem in contact met een vertrouwensman op het Ministerie van Financiën, die de migratie kon regelen. Deze persoon is mijn zegsman, maar hij wenst op reden van privacy verder onbekend te blijven. Dr. Freund is hem daar komen voor bedanken. Dr. Freund sprak vloeiend Frans, maar met een Duitse tongval, wat hem dan toèh in staat stelde gemakkelijker met de toen nog hoofdzakelijk Franssprekende bourgeoisie contacten te onderhouden. Tijdens de 2e W.O. heeft mijn zegsman niets meer over Dr. Freund gehoord, doch na de oorlog heeft hij langs diplomatieke weg de bevestiging gekregen dat Dr. Freund zich via Frankrijk in de Verenigde Staten gevestigd had, waar hij een gerenomeerd psychiater werd. Een interessant detail is wel dat Dr. Freund aan de basis lag van de ontdekking van de typhusbesmetting in het Post-Hotel op de Kouter (rechts naast de Beurs, waar zich nu de Openbare Stadsbibliotheek bevindt). Heinrich Wandt schrijft daarover heel uitvoerig in zijn 2e deel van "Etappeleven te Gent- Kanttekeningen bij de Duitsche ineenstorting" Hoofdstuk 7, blz. 4952 : "De Typhus-Besmetting in het Post-Hotel" (zie fig. 1). In het kort komt het hierop neer : In mei 1916 werden enkele stafofficieren van de Etappen-Inspectie, die in het Post-Hotel logeerden, emstig ziek ten gevolge van een typhusbesmetting. De eerste twee slachtoffers waren luitenant-kolonel Ostertag (zie fig. 2), chef van de Generale Staf van de Etappen-Inspectie en kapitein von Humbert, eveneens van de Generale Staf. De eerste werd op de Westerbegraafplaats op de Brugse Poort begraven. Verder werd ook ritmeester graaf Herroersberg emstig ziek, doch deze herstelde na weken in het "Hospitaal Flandria" (zie fig. 3) doorgebracht te hebben. De overige zieke officieren genazen allemaal. Alle gewone soldaten, die daar als knecht of als ordonnans werkten, hadden van de ziekte niets ondervonden, want zij waren preventief ingeënt geworden. Alleen voor officieren was deze inenting niet verplicht... Toch werd iedereen die in het Post-Hotel gelogeerd of gewerkt had, voor drie weken geïnterneerd. De soldaten werden in quarantaine gehouden in het Militair Hospitaal te Ekkergem (2). De bedienden werden verplicht zich te laten inenten en er eveneens in afzondering te gaan. Het Post-Hotel werd gesloten. De officieren en hun ordonnansen werden ondergebracht in het Hotel Royal op de Kouter (3). Eerst mocht het Post-Hotel gedurende het verder verloop van de oorlog door geen militair meer betreden worden. Na allerlei saneringsmaatregelen en veel heen-en-weer-geloop, mocht directeur Clément zijn etablissement na enige tijd toch weer openen. Heinrich Wandt verhaalt letterlijk verder : "De Staf-dokter Dr. Erwin Freund van Berlin-Südende, de bekende en de door de Gentenaars beminde Kommandantuurdokter, die vele kwade be173


Fig. 4. Prof. Dr. Nico Gunzburg van de Gentse Rijksuniversiteit, die aan Dr. Freund gastvrijheid verleende tijdens diens verblijf te Gent in 1938.

smettingen tegengehouden heeft, ontdekte ook de bron van typhus-besmetting in het PosthoteL Het was een jong Gentsch meisje , wonende op de Kraanlei, dat in de keuken van het Posthotel als afwaschmeisje gebruikt werd. Zij had de ziekte opgedaan in het oude onreine huis van hare moeder, aan het water gelegen, en had de besmetting binnengebracht in het PosthoteL" (Einde citaat). Tot daar het relaas over Dr. Freund. Wij houden ons steeds aanbevolen om persoonlijke wedervaren, correcties of inlichtingen van gelijk welke aard te noteren en die eventueellater tot 174


een naschrift te verwerken. Het doet steeds plezier reacties te krijgen op artikels, vooral als zij nog nooit eerder gepubliceerde gegeOezoadbeldsdlevens aan het licht brengen. Een feit dat tot navolging strekt en zeker bewijst dat "Ghendtsche Tydingen" aandachtig gelezen ONDERRICHTINGEN VOOR HET PUBLIEK wordt. EddyLEVIS MINISTERIE VAN BINNENLANOSCHE ZAKEN

TYPHUSKOORTS NOTA'S (1) Nico Gunzburg werd geboren te Riga (Letland, thans U.S.S.R.) op 2 septemDe kiemen van de typhuskoorts zijn besloten ia de uitwerpsels, het water, het speeksel eD het bloed der ber 1882 en kwam op jeugdige leeftijd zieken ; zij worden vooral voortgedragen door aanramet zijn vader naar Antwerpen, waar zij king dier stolTen door de handen der personen welke de zieken verzorgen, door het lijnwaad, de kleederen, de staatsnationalisatie bekwamen. Hij het voedsel en het vuil water; zij kunoen overgestudeerde aan het Kon. Atheneum aldragen worden door vliegen. De ontsmetting moet aangevangen worden zoodra daar en behaalde in 1906 het diploma de ziekte is vastgesteld, voortgezet gedurende den van dr. in de Rechten aan de Vrije Unigansehen loop der ziekte en na de overbrenging van den zieke, zijne genezing of zijn overlijden. versiteit te Brussel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam hij in 1914 dienst als Elk familiehoofd of bestuurder van eene openbare of bijzondere instelling moet zorg dragen dat de ontoorlogsvrijwilliger. Na de val van Antsmetting geschiede. werpen werd hij aangesteld als attaché bij het Belgisch gezantschap te Londen Fig. 5. Te treffen maatregelen in geval en te Den Haag. van typhuskoorts. 1910. Op 20 oktober 1923 werd hij docent aan de Rechtsfaculteit van de Rijksuniversiteit te Gent. In 1934 wordt hij tot de rang van gewoon hoogleraar bevorderd. In 1935-36 is hij secretaris van de Rechtsfaculteit en in 1937-38-39 Deken van dezelfde faculteit. Op 10 mei 1938 richt hij de School voor Criminologie op binnen de R.U.G. Hij nam er het voorzitterschap waar en doceerde er criminologie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in het buitenland. Hij vervulde zendingen in Portugal en Brazilië waar hij o.m. optrad als lesgever aan de Rechtsfaculteit van Rio de Janeiro. Van 1941 tot 1944 vervulde hij een zending te Washington waar hij medewerking verleende aan de 0. W.I. (Office of War Information) en officier werd aan de U.N.R.R.A. (United Relief and Rehabilitation Administration). Hij was eveneens Visiting professor aan de University of Syracuse (NewYork). Na 1945 keerdehij naar België terug en hernamzijnfuncties aan de R.U.G. Op29 sept. 1951 werd hij benoemd tot secretaris van de Academieraad. Op 2 september 1952 werd hij tot emeritaat toegelaten (op rust gesteld). Tijdens zijn lange loopbaan trad Nico Gunzburg op als ruilprofessor aan talrijke buitenlandse universiteiten en was hij lid van het "International Lawyers Committee for the Punishment of War Criminals" {Internationaal comitee van Advocaten voor de bestraffing van Oorlogsmisdadigers). Na zijn emeritaat gaf hij nog colleges aan de Hogeschool voor politiewetenschappen te Djakarta en aan de Universiteiten van Djakarta en Jogjakarta in Indonesië. Het mag ten slotte onderstreept worden dat Nico Gunzberg een belangrijke rol speelde bij de vervlaamsing van de Alpmeene aanbeve11naea.

175


Jus~ic:e Hï~lérienne par NIKO GUNZBURG Professeur à l'Université de Gand

'.\

LLE.\L\ <j N [ officie! Ie ~c Yantc d'e:dcrmin<:r I•Juk unc r:~re ct lc prodame dan~ ks toks. Le goll\·ernemcut dt>ebrt• ltti-mt:·mc qu'i! prdère ('tre rraint plutilt qu'aimé et l;t ;:tien re allemande expo~c à dC's ~ ongrè~ sayan!s ct i1 de~ .1radémies quc ks garanties cnnstitutionnclle!' de Ja !ihert~ ~ont unc crrt'ur. que Jes jn~"CS doin:nt jnger !'lliYant lrl s,,;/1,' opi11iu:1 :•<~t•i:luilf' fl(:tio11ol-so!'i~!is!t' et Bon suh·.mt la fégalib~ et qn'au lit'll de sen ir la justicc aho;traite. iJ fant scrv ir !'Et at sui\'.\llt la \OI(lnté illfail lible dn Chef. Voilà l'cnscigncmcnt nouYCI\1 qni c~t d'mné dan-; lc~ farn!tés de dmit des Univer~!tt(~ a!km;!lalcs. Ce qui nntts fr:tppc cc n'cst pas <;eulemen~ la h·r~·t•ut: el l'at1 ocité de!' ca mr.., dr: ( o nrl'ntr:tt:nn d des t''\é<:ut10ns arhttr;:urc~. 111 ;1i.; h~n p!11~ l'éredin~J de 1:! trrreur en !'_v.;,fèmc et l't;difi' :!\i 111 d'UllC mrlhode d• 111i Je lh !WI1JÏ<;tJ1C d,: truit "CÏ('ntifil\LtCiliCilt lt•utc Jiherfé. l<Jute îé~a l i tr. toutc humanit\-. rommc principe de J'O!ifquc. de dn)it Cl de YÎC . Cettc 1m;!lwde indiqu\e dl'puis longtemp ; dans Ie!> m:111ife~tes du pilrti na1i. el nn1;)mment dan-; " Mein Kamrf ,. est clcvenu. par Ie surri·<: du part i et ck Ja nó·,·olution nanste, celk de la lé~islatinn . I I Jnc i'éric ininlennntp!IC de loi<: et de décrets en a fait Ie droit fH)ll\ e;,u. dr"it puhlic. drnit riYi f et droit pénal. Di:!' Ie .i fénier Jl)T) un d•' rrei permit l'arre<;lation par la policc de {<:ulc pcro;onne sn prctc de haute trahi~ on. Un décret du 28 féuicr 10'J3 ~upprim~ fn11tes Ie-:; ~arantie" ro n~titutionnellrs .. Un a11 plu~ brd p:tr un dérret du 11 111ar~ 1' J 3-.1. Ie<: arrcstatton<; pcun:nt l-ire fa i te:; p;tr la <ieltenne Sta;'!t~rPii7ci, la . OEST A PO. Cdtc fois 1:1 thC·(>ric :1pparait flairemcnt : Ie m::unllen de la déicnlbn ( !'t l'obirl d'un contr(,k jmidirtionn cl. si efle est ha~ée ~m un dtlit de droit ('()HlltHill. M:-ti!' ~i tel n'est pas Ie c:-ts. cl!(' nc relhc qu(' Ju Présidcnt dil <~ (m-:eil. c'<·st-à-ûirc dn pou\·oir poli tiquc < cl:t ~ignific la ,_npprcssinn tk to ut contnilc_. . (;'e!'t Ie ramp de cnnc'l'lllr:dinn aH·r !n h:t~tnn•l:tde, lc s htllm!t ahuns

L

lHH\0

(1.1fJ.'3f>).

105

Fig. 6. Het bovenstaand artikel verscheen in het tijdschrift "HOMO- Revue bimensuelle de culture et d'action sociales". Het themanummer behandelt de "NAZI-KULTUR" . Nico Gunzburg schrijft er als rechtsgeleerde vlammend anti-nazistisch over de Hitler-justitie, belicht er alle onrechtvaardigheden in de rechtspraak en haalt er de GESTAPO, het Volksgericht, Dr. Guertner (Minister van Justitie) , minister Franck , Dr. Freisler, de concentratiekampen (reeds vanaf 1933!), de erfelijkheidswetten , de euthanasie en sterilisatie van geesteszieken en niet in het minst Rijksminister Goebbels en ... de Führer over de hekel. Geen wonder dat Prof. Gunzburg het geraadzamer oordeelde om vóór de komst van de Duitsers ons land te verlaten . Velen lieten voor minder hun leven. (3 oktober 1936. Verzameling E. Levis) .


Gentse Rijksuniversiteit. Hij was o.a. in 1920 secretaris van de "Commissie ter Vervlaamsehing van de Hoogeschool te Gent" samen met A. Van de Perreen August Vermeylen als voorzitter en Fr. Daels, A. Deswarteen J. Vercoullie als ondervoorzitters. Nico Gunzburg was zelf van joodse afkomst, wat de vele migraties van de familie verklaart. Hij overleed op hoge leeftijd (meer dan 90 j. !) in de zeventiger jaren. (2) Zie voor uitgebreide informatie hierover de artikelenreeks van wijlen Roger van Aerde in G.T. van maart 1986, p. 90; vooreen afbeelding van het lazarettin 1916: p. 101. (3) Het Hotel Royal bestond reeds in 1793 en was gelegen op de Kouter nr. 7 tussen de Generale Bank en de Beurs en paalde met de achterzijde aan de Ketelvest. In 1892 was de directeur een zekere A. Vermeire, in 1905 A. Perron. De beruchte kwakzalver Blakeley, alias "Sequah" logeerde er bij zijn bezoek aan de stad. Gepromoot door een reclamecampagne waarbij Barnurn in het niet verzonk, verkocht hij er "prairie-flower-olie", goed tegen reuma en cholera(?!). Zie hierover meer in "Galerij van Gentse Typen" van Emiel Anctelhof p. 77).

Met dank aan Dhr. V.H. voor de inlichtingen i.v.m. Dr. Freund. Met dank aan Prof. Frans Soaeken voor het curriculum vitae van zijn collega Nico Gunzburg.

TOELICHTING 2

René van den Berghe vertelde mij na het verschijnen van het eerste deel van "Z.A.B.4. te Gent" dat de liederen daar ter plaatse geschreven zijn. Hoe komt men daartoe? Zingen brengt mensen nader tot mekaar en het is een rnanier om zijn frustraties te sublimeren of af te reageren. Samen met een vriend zette René zich aan het schrijven. Zijn vriend "componeerde" er de muziek bij. Hij is duidelijk geïnspireerd op de oude Gentse volkswijsjes à la Karel Waeri en een toentertijd populair walsdeuntje. De liederen geven heel precies de dagelijkse zware werkomstandigheden en het ellendig verblijf weer, maar ook de zeldzame momenten van uitbundige vreugde als er bijvoorbeeld al eens "pakskes" toekwamen, wat dan ware vreetpartijen met zich meebracht met de gekende gevolgen zoals misselijkheid en diarree. Ook de solidariteit van de mannen spreekt hier doorheen de tekst. Er werd dan gezamenlijk een "potje gekookt" met een allegaartje van allerlei gekregen voedingswaren. Deze solidariteit bleek ook uit het gezamenlijk ondergaan van straffen. Dit zal blijken uit het volgende voorval. De liederen waarvan sprake zijn in het kamp zelf nog gezongen. Op bepaalde momenten moest het licht uit zijn en moest men stil zijn. Heel dikwijls hield men zich daar niet aan. Op een avond was men aan het zingen toen de bewaker buiten riep : "Maul halten!". Daar werd niet op gereageerd en men viel met een groep bewakers en een officier het gebouw binnen. ledereen moest buiten "antreten". Er 177


werd herhaaldelijk gevraagd "wehr das gemacht hat" doch er kwam geen antwoord. Toen telde men de opgeëisten per drie. Elke derde man werd uit de gelederen gehaald. Als straf werden zo enkele tientallen arbeiders voor een week in een onverwarmde kelder op water en brood opgesloten. Ziedaar het resultaat van een ongeoorloofde zangpartij.

RENÉ VAN DEN BERGHE OVERLEDEN

11 dagen na het verschijnen van het januarinummer van "Ghendtsche Tydinghen" met het tweede deel van "Zivil-Arbeiter Bataljon nr. 4 te Gent", bereikte ons het bericht van het overlijden van de geïnterviewde oud-gedeporteerde 90-jarige heer René Van Den Berghe. Vier dagen voor zijn overlijden ging ik hem nog persoonlijk "zijn" nummer overhandigen. Hij was er erg opgetogen over. Op 26 januari vond men hem thuis. Na overbrenging naar het Gentse Bijlokeziekenhuis overleed hij er enkele uren na hospitalisatie. Hij is door ons ultiem artikel alvast de Gentse Geschiedenis ingegaan. Hij was zeer actiefbinnen de Nationale Federatie der Weggevoerden. Wij willen hierbij aan zijn familie ons medeleven betuigen. EddyLEVIS

DOCUMENTATIECENTRUM- WERKING 1988 BIBLIOTHEEK Uitleningen

1988

1987

Algemeenheden België-Buitenland Economie Gent Geschiedenis Kunst Localia Oostvlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde

9 19 4 541 224 4 66 286 112 15 77

15 15 5 548 262 39 64 224 99 13 33

178


Na tuurwetenschappen Opvoeding-Onderwijs

2 1 Subtotaal

Varia - Prentkaarten -Foto's -Plans -Medailles -Kader -Affiches Bidprentjes

1357

1320

106 13 68 3 1 5 1 Subtotaal

197

83

Subtotaal

2329

1665

Totaal

3883

3068

1988 1893 107 38 983 128

1987 1642 81 42 178 127

Tijdschriften

Administratie Aantal bezoeken Gemiddeld uitleningcijfer per openingsdag (2u) Aankoop boeken Giften Ruildiensten

MOREEL VERSLAG Het is met een verzekerd genoegen en een tikje fierheid, dat ik, de vooruitgang van onze werking wil aankondigen, wat zich niet alleen laat bepalen door het aantal ontleende boeken (1642-1893) maar zich vooral weerspiegelt in het hoog uitleencijfer van de tijdschriften (1665-2829). Deze einduitslag (3883-3068) werd in de laatste tien jaar nooit bereikt. Uitzonderlijk werden januari (260) en februari (228) de drukste maanden en april (78) en mei (144) de zwakste. Werken over Gent, Oostvlaanderen, Geschiedenis werden het meest uitgeleend. De tijdschriften bereikten een hoogtepunt. Waardevolle boeken (38) werden aangekocht, het aantal giften sterk opgedreven (178-983) tot aanmoediging van de werking. 179


Deze resultaten bewijzen de aantrekkingskracht van het Documentatiecentrum. Wekelijks ontvangen wij dankbaar onze trouwe bezoekers, onthalen wij met vreugde de nieuwe leden en trachten wij een maximum aan "service" te verlenen. Wij waarderen de inzet van de ploeg vrijwilligers en idealisten, die onbaatzuchtig ijveren voor het welzijn van het Documentatiecentrum. Ons publiek, dat regelmatig aanwezig is op de openingsuren, verdient eveneens onze dank voor de aanmoediging tot verdere ontluiking van de werking. De goede naam van het D.C. blijft aldus gevrijwaard en dit spoort ons aan, in de toekomst, nog meer hulp te bieden bij "research-work". De bibliothecaresse, mevrouw Van Geluwe-Eggermont A.

VRAAG EN ANTWOORD De Heer Gaston Rigaux zoekt informatie over de exploitatie van het "Spaans Kasteel" (Vieille Citadelle) als "filature de coton" en als "fabriek van geglaceerde watte" van 1802 tot 1880, en over de exploitanten ervan. Wie kan hier helpen? De Heer E. Vandevelde vraagt inlichtingen over de Gebroeders Vandevelde; eventueel verwijzingen naar artikels of boeken over deze gebroeders. In een overlijdensbericht van een groottante van Mevrouw F. ArschodtDepauw staat het volgende gedrukt : "Eugenia X, vereerd met de stedelijke medaille van trouw aan de wet van 1879." Zij had graag vernomen wat die wet van 1879 inhield. Zij voegt er aan toe dat haar groottante waarschijnlijk in het onderwijs stond.

180


LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer David Maes ontvingen wij het volgend schrijven: In het artikel van Eddy Levis onder de titel : "De Groentenmarkt" in de reeks "Van alle markten thuis"· (Gh. T. 1989 nr. 1) wordt op een bepaald moment vermeld dat de groentenmarkt die gehouden werd op de Vrijdagmarkt (de zogenoemde vroegmarkt of nachtmarkt) tijdens de oorlog verhuisde naar de Beestenmarkt. Wat echter niet vermeld wordt is dat diezelfde "vroegmarkt" na de oorlog terug naar de Vrijdagsmarkt werd overgeplaatst (wanneer dat precies gebeurde is me niet bekend) en er bleef tot de oprichting van de huidige Groothandelsmarkt. Aangezien ik in mijn jeugd, tijdens deze naöorlogse periode er regelmatig (noodgedwongen en soms met enige tegenzin) te gast was, kan ik hierover wel het één en ander vertellen. Op de Vrijdagsmarkt zelf waren het de boeren die er hun waren verkochten aan de handelaars, vooral winkeliers. Daarentegen stonden op de Groentenmarkt (aan het Groot Vleeshuis dus) in de naöorlogse periode nooit boeren maar wel handelaars die hun voorraad groenten opsloegen op de "vroegmarkt" en die dan tijdens de dag werden doorverkocht aan de gewon en man in de straat. In de Kammerstraat was er een soort verlengstuk van de vroegmarkt op de Vrijdagmarkt. Daar stonden diegenen die in hun eigen tuintje wat groenten kweekten en het teveel naar de markt brachten om op die manier een centje bij te verdienen. Tot die laatste categorie behoorden o.a. mijn ouders. De boeren op de Vrijdagmarkt hadden een vaste standplaats die meestal voor een jaar werd afgehuurd. Het klein grut in de Kammerstraat betaalde per keer en per strekkende meter die hun waren innamen, een standgeld dat ter plaatse geïnd werd door een geüniformeerd personeelslid van de Dienst der Markten. De toegangswegen tot de markt liepen, zoals trouwens vermeld in het artikel, via de Kammerstraat, de Lange Munt of de Zuivelsteeg. De markt zelf verliep in drie fasen die telkens aangekondigd werden doormiddel van een belsignaaL De bel werd bediend door de politieinspekteur met dienst en was aangebracht op het "Toreken". Het eerste belsignaal gaf aan dat de voertuigen de markt mochten oprijden en uitgeladen worden. Pas bij het tweede belsignaal mocht er verkocht worden en bij het derde mocht men de waren terug van de markt brengen. Door het aanwezige politiepersoneel moest dikwijls streng de hand gehouden en nauwlettend toegezien worden dat er vóór het tweede belsignaal geen waren verkocht werden. Beide partijen, zowel de verkopers als de kopers, waren namelijk geneigd reeds vóór dat fameuse tweede belsignaal waren te verhandelen en dit om uiteenlop~nde redenen : voor de boeren omdat hoe vroeger ze begonnen te verko181


pen hoe meer kans ze hadden dat ze tegen het einde van de markt uitverkocht waren; voor de kopers was dat dan meer om reden dat ze meestal kans hadden de mooiste groenten te kopen. Ik herinner me ook nog uit de tijd dat mijn grootvader een ezel met bijpassende kar bezat om daarmee de groenten van 'den buiten' naar de markt te brengen. Dat hij daarbij wel enig bekijks had hoeft wel geen betoog. Het dier moest waarschijnlijk er de pest in gehad hebben om telkens midden in de nacht op stap te moeten gaan, want het vorderde slechts heel langzaam, ondanks het gedurig luidruchtig aansporen door mijn grootvader waardoor mogelijks menig Gentenaar die langs het trajekt woonde zal gewekt zijn geweest. Op één van die nachtelijke tochten werd mijn grootvader, met ezel en kar, tot staan gebracht door twee politieagenten op nachtpatrouille. Eén van de twee riep hem toe : "We goan eu in contraventie moete pakke". Toen mijn grootvader verwonderd vroeg: "Woar veure meniere?" kreeg hij prompt als antwoord: "Veur overdreve snelheid". Wie het verdwijnen van de vroegmarkt met lede ogen aanzien hebben zijn vooral de herbergiers en de bakkers rond en in de omgeving van de Vrijdagsmarkt. Want van markten krijgt men ook honger en dorst.

Naschrift van de Redactie Typisch voor deze vroegmarkt was ook de geluictssfeer. Veel groenten werden toen nog aangevoerd met hondenkarren die geparkeerd stonden in de aanpalende straten. Al die honden, die waarschijnlijk meenden met concurrenten te doen te hebben, blaften tegen elkaar op op een manier die duidelijk liet verstaan wat ze zouden gedaan hebben hadden ze niet vastgelegen aan hun kar, en iedereen weet dat een hond uren aan een stuk kan blaffen zonder moe te worden. Van zodra die karren toekwamen, tot wanneer ze weer weggingen was er een onafgebroken hondengeblaf met als achtergrondmuziek het geroezemoes van de kopers en verkopers. Bewoners van de Waaistraat, Baudeloostraat, etc. die niet het privilegie bezaten te kunnen slapen als een os, mochten vanaf 4 uur hun nachtrust als beëindigd beschouwen. Een lezer laat ons weten dat hij veel waardering heeft voor de bijdragen die verschijnen in G.T., maarhij vindt datwij in ons tijdschrifteen erbarmelijke taal hanteren. Hij is van oordeel dat het geen Nederlands is, geen Vlaams, zelfs geen taal. Hij vindt dit een ramp voor een cultureel tijdschrift, een ander woord kan hij daarvoor niet bedenken. Meer bepaald is hij (weliswaar met een zeer grote vertraging) gestruikeld over de zinsnede "het waakzaam oog van de corrector", verschenen in Gh. Tyd. 1984 - p. 274. Hij schrijft :"Dit kan natuurlijk niet: er is gewoon geen corrector." Uw corrector, in paniek geslagen door deze aanslag op zijn beroepseer, 182


heeft onmiddellijk een duik genomen in de "dikke Van Dale" en is er opp. 538 het volgende tegengekomen : "Corrector : iemand die de drukproeven verbetert". Er viel een steen van zijn hart. Wij maken graag van deze gelegenheid gebruik om een paar zaken te verduidelijken. "Ghendtsche Tydinghen" is geen taalkundig of letterkundig tijdschrift. Het is een tijdschrift van Gentenaars voor Gentenaars. De Redactie voelt zich niet geroepen om op te treden als taalzuiveraar. Iedere medewerker schrijft in zijn eigen stijl, iedere vogel zingt zoals hij gebekt is en wij vinden dat goed, want dat zorgt voor diversiteit. Wij willen geen tijdschrift worden waarin ĂŠĂŠn man alle teksten zuivert en aanpast aan zijn persoonlijke visie over wat correct Nederlands is. Op die manier bekomt men eentonige "gecastreerde" teksten waar alle pit uit verdwenen is. Als een van onze medewerkers schrijft "gelukkiglijk", dan laten wij dat staan alhoewel wij ook wel weten dat dit woord niet bestaat in het Nederlands en dat het "gelukkig" zou moeten zijn. Maar "gelukkiglijk" is Gents, iedere echte Gentenaar zal dat woord gebruiken en aangezien wij Gentse tijdingen brengen, zullen wij de laatsten zijn om dit woord te vervangen door de correctie Nederlandse term. Gelukkiglijk maar!

De Heer E. Vandevelde schrijft ons het volgende: Telkens ik de "Ghendtsche Tydinghen" inkijk is het voor mij het ogenblik om iets bij te leren over het rijke verleden van onze stad. Het is dan ook met aandacht dat ik elk artikel lees. Bij de beschrijving van de oude bruggen in Gent, is mij toch een onnauwkeurigheid opgevallen. 1952 Marcellisbrug- Tijdens de duur der werken lag er een houten noodbrugje. - Dit is onjuist, er was een noodbrug geconstrueerd in metaal (buizenstel). Daar ik persoonlijk aanwezig was bij de werken, kan ik u verzekeren dat het onderstel van de oude brug- bestaande uit ijzeren liggers (poutrellen)zodanig door roest waren aangetast, dat de ter plaatse zijnde techniekers niet begrepen dat de brug zolang dienst deed en dat de zware tram erover reed zonder dat het geheel in de Schelde terecht kwam. De aannemers van de werken waren de volgende Algemene bouwwerken Ridet en Van Hauwaert uit Gent Slopingswerken Firma Henri uit Brussel Balken in voorgespannen beton Firma Franqui uit Luik Controle werd uitgevoerd door 183


de Stedelijke dienst Bruggen en Waterlopen en de Verzekering SECO. De Heer Vandevelde voegde bij zijn brief een fotocopie van 2 foto's van de bouw van deze brug in 1952. Spijtig genoeg leenden zij zich minder tot reproductie in ons tijdschrift.

VERSCHENEN Van onze medewerker, De Heer AndrĂŠ Despretz, verscheen in het Jaarboek van het "Europees Genootschap voor Munt- en Penningkunde" een artikel over "Gentse hondebelastingen en hondepenningen". Hij liet van dit artikel een beperkt aantal exemplaren in brochurevorm maken. Deze die er vlug bij zijn kunnen zich dit artikel aanschaffen bij de auteur. Het is een off-set van 55 blz. en ongeveer 200 afbeeldingen. Titel : "Omtrent Gentse en andere hondepenningen, een kynosematologische bijdrage". Prijs : 100fr., wanneer afgehaald bij de auteur, Baarleboslaan 44 - 9810 Drongen. 124 fr. voor verzendingen in het binnenland. 157 fr.voor verzendingen in het buitenland. In dit geval is het bedrag over te schrijven of te storten op de PCR van de auteur, Nr. 000-0901164-34.

184


ERRATUM In ons Maart-nummer is er opp. 128 een spijtige vergissing geslopen. Daar werd verteld dat de Heer Daniël Maes ons een gecorrigeerde tekst toegestuurd had nopens het uittreksel van het doopregister van Jean Robert Graham. Het meest verwonderd bij het lezen van die tekst was de Heer Maes die ons onmiddellijk liet weten dat hij daar voor niets tussen zat en zeker niet kon gerekend worden bij de latinisten. Integendeel, voor hem was het "allemaallatijn". De geduchte specialist die een kritisch oog had laten glijden over de niet correcte Latijnse tekst was (en is nog steeds) de Heer Piet Cassiman van Drongen. Aan beide heren bieden wij hier onze welgemeende excuses aan. Laat het hen een troost wezen dat wij hier plechtig beloven ons leven te zullen beteren. DEREDACfiE

G~NSCHE PRÁOT Twee platte Gentenirs, Raon in Bert, zitte te gaore in Brussel in ne restauran. - Potvermiele, zei Raon, we gäon ons hier op ons respekt moeten hêwe; want 't es hier allemäol rijk volk. -Ces messieurs désirent, vräogt de garçon. - Geeft ons ne kier elk e firm buufstuk, zei Raon. - Deux filets, roept de garçon. - Wa roept hij däor? zei Bert; deux fiel... fiel... -'kEn weet ekik nie, zei Raon. Hij pakt ons zekerveur twie filoes. Dat hij verzichteg es of 'k zal dienen dansmiester ne kier en broekske passe. -Toe, toe, zei Bert, dat hij ons mäor al rap te fritten en geeft, aan de reste väog ek mijn botte. De garçon brocht de twie buufstukke; mäor 'tiene was veel grûuter of 't ander. De twie mane zaote malekaore te bezien; da wasemoeilijk affirre. - Allé, Bert, zei Raon, pak mäor vast ... - Nie, nie, zei Bert, pak gij mäor ... -Pardon, zei Raon, d'iere es aan u ... 185


-Allez, allez, zei Bert, gîen komplemente, ge zijt den êwste. -Enfin, zei Raon, in hij smeet 't gruutste buufstuk op zijn talûure. -Foert, zei Bert in zijn eige, 'k ben verneukt. In hij zat opgeveze aost hij zag hoe dat den andere 't îe stukske achter 't ander gesmaokelijk in zijn kraoge sloeg. Hij verloort er zuiver zijnen apetijt van. - Goe vlîesch, hin, zei Raon ... Bert en kost hem nie mier hêwe; 't moest er af. - Jao, zeid hij; mäor 'k moe u toch iets zegge, Raon. -Te wete? zei den andere. - Hêwel, 't geene da ge däor gedäon hêt en es gîen beetse gemanierd ... -Hoe zûu da? zei Raon ... - Ge weet toch wel, zei Bert, aos g'u den îeste bedient, dage toch- volgest de goei maniere-altijd 't kleinste moet pake. - Zûu, zûu, zei Raon. Häode gij den îeste moet kieze, wa zoede gij gedäon hên? -Ik, zei Bert, ik zoe ghîel zeker 't kleinste gepakt hên. - Hêwel, hertefritter, zei Raon, wat hedde tons te reklameere? G'hêt het kleinste, newäor? ...

AANVULLENDE LEDENLIJST 2512. Mw. DEMEYER H., Burggravenlaan 280,9000 GENT 2513. Mw. BASTIN-VAN SEVENANT, Mariakerksesteenweg 195,9810 GENT (Drongen) 2514. DECKERS F., Drongensesteenweg 218, 9000 GENT 2515. Mw. DE BUSSCHER M., Molendreef79, 9920 LOVENDEGEM 2516. VAN LAECKE D., Lourdesstraat 62,9040 GENT (Oostakker) 2517. BLANCKAERT P., Rooigemlaan 435, 9000 GENT 2518. VERROKEN E., Hippoliet Van Peenestraat 8, 9910 GENT (Mariakerke) 2519. Z.E.H. CLAEYS BOUUAERT J.M., Meutesteedsesteenweg 180, 9000GENT 2520. UYTTENDAELE D., Lievestraat 15, 9000 GENT 2521. CARRETTE A., Ottergemsesteenweg 333,9000 GENT 2522. MAES A., Luchterenkouter 15,9810 GENT (Drongen) 2523. JANSSENS R., Van Eycklaan 4, 9720 DE PINTE 2524. STEURBAUT F., Geraardsbergsesteenweg 77, 9231 MELLE (Gontrode) 2525. DE BOOSE J., Heelbroekstraat 50, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 186


2526. VAN DE VELDE W., Spinmolenplein 74, 9000 GENT 2527. BUYSSE J.P., Frans van Rijhovelaan 78,9000 GENT 2528. ROBAEYS C., Europalaan 1, 9000 GENT 2529. CAMBIER J., Burg. Libbrechtstraat 37A, 9120 DESTELBERGEN 2530. MARTENS L.J., Antwerpsesteenweg 360, 9110 GENT (SintAmandsberg) 2531. WAMBACK D., Oude Brusselseweg 145, 9219 GENT (Gentbrugge) 2532. VAN WONTERGHEM A., Noordlaan 6, 9630 ZWALM (Munkzwalm) 2533. VERSTRAETEN P., Spellewerkstraat 34,9910 GENT (Mariakerke) 2534. Mw. VANDENBERGHE M., Harelbekestraat 22, 9000 GENT 2535. Mw. TIJTGAT Gl., Wazenaarstraat 47,9218 GENT (Ledeberg) 2536. KUIPERS M.G., Walstraat 4, NL-4551 ES SASVAN GENT 2537. CLAEYS BOUUAERT 1., Paul Fredericqstraat 13, 9000 GENT 2538. Mej. STEGHERS J., Hulhage 38,9800 DEINZE 2539. BROGET G., Poel9, 9000 GENT 2540. DE SMET A., Broeckstraat 11, 9740 GAVERE 2541. Mw. OPSTAELE C., Duifhuisstraat 119,9000 GENT 2542. Mw. GEEROMS M.L., Pacificatielaan 77,9000 GENT 2543. V ANDEMOORTELE R., Geinsteinde 47, 2778 SINT-PAUWELS 2544. DE MEULENAERE M., Gaveresteenweg 814,9742 MERELBEKB (Melsen) 2545. DOBBELAERE M, B.P. 1594 PORT-AU-PRINCE (Haïti) 2546. Mw. PEETERS-DE DONCKER, Hoornstraat 9, 9000 GENT 2547. VERCRUYSSEN H., Vossenstraat 71, 9210 DESTELBERGEN 2548. Mw. VAN DE PUTTE Ch., Broederlijke-Weversplein 219, 9000 GENT 2549. HEBBELYNCKB., Kasteeldreef27, 9130LOCHRISTI 2550. DEPROOST L., Visitatiestraat 48, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2551. Mw. VAN ASSCHE-DE MAN, Coupure Links 375, 9000 GENT 2552. DIETENS F., Visserij 51,9000 GENT 2553. Mw. DE PAUW-MISTLER, Kollebloemstraat 42, 9000 GENT 2554. VAN HONSEBROUCK R., Brusselsesteenweg 323-B2, 9219 GENT (Gentbrugge) 2555. DE BRUYNE E., Rooigemlaan 50,9000 GENT 2556. OOGHE P., Octaaf Soudanstraat 1, 9820 GENT (Sint-DenijsWestrem). 2557. VAN GELDER H., Meidoomhof 3, 9219 GENT (Gentbrugge) 2558. DE WULF A., Noordlaan 96, 9330 DENDERMONDE 2559. VANDERSTRAETEN, IJskelderstraat 194, 9000GENT 2560. DE WULF J.M., Kapellendries 58,9231 MELLE (Gontrode). 187


VORIGE JAARGANGENVAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN'

Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nr. 9 1973 Nrs. 11-12 197419751976 Nrs. 2-3-4-5-6 + volledige jaargangen 1977 Nrs. 3-4-5-6 +volledige jaargangen 19781979 Nrs. 1-3-4-5 + volledige jaargangen 1980 Nrs. 1-2-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Nrs. 3-4-5-6 + volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 + volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + volledige jaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 60 fr. 300fr. Prijs per volledige jaargang Gentse stadstrams en -bussen (Lode HOSTE) : uitgeput. Niet meer verkrijgbaar. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het 'Documentatiecentrum' (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen).

Portkosten bij betaling op postrekening : Tot 2 nrs. : 25 fr. Tot 4 nrs. : 35 fr. Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang: 45 fr. Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata'. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (1e uitgave door Hondius). Plattegrond Gent 1796 door Goethals. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (identiek aan origineel). De Bibliothecaresse, Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A. 188


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. ·18e jaargang nr. 4 15 juli 1989 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Stichter-Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H . Collumbien. Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester: A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland: 400 fr . per jaar. Steunende leden : 500 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. INHOUD

Begrafenis van Monseigneur M. de Broglie (1766-1821) in de crypte van de Sint-Baafskathedraal te Gent Inventaire archéologique : De Kruisboog met houten boog van de Sint-Jorisgilde Gentse revolutionaire figuren. Deel IX. Renier Gregorius Dubosch Uithangborden te Gent (Vervolg) De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg) Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen . Hospitaalbrug- Rozemarijnbrug Van alle markten thuis. Deel11. De Turf- en Houtmarkt van de Groenen Br_iel, de Houtbriel en de Houtlei Ganda, Gent. .. De Kleine man zegt er het zijne van ! "Ghendtsche Tydinghen" op Computer Lezers schrijven ons Vraag en Antwoord Gênsche Präot

190 197 199 206 210 221 226 233 238 239 242 243

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent.


BEGRAFENIS VAN MONSEIGNEUR M. DE BROGLIE (1766-1821) IN DE CRYPTE VAN DE SINT-HAAFSKATUEDRAAL TE GENT Op 20 juli 1821 overleed Maurice de Broglie, bisschop van Gent, als banneling te Parijs. Tijdens de langdurige ziekte die aan zijn overlijden voorafging, had de bisschop aan zijn familie het verlangen uitgedrukt om begraven te worden in de crypte van de Sint-Baafskathedraal te Gent. De familie de Broglie was evenwel voldoende op de hoogte van de politiek-religieuze spanningen die aan de basis lagen van het conflict tussen de bisschop en Koning Willem I, om in te zien Mgr. Maurice de Broglie, Copyright A.C.L. dat het onmogelijk was die begrafenis in de crypte te laten doorgaan. Zij richtten daarover een verzoek naar de Franse koning, Ladewijk XVIII en bekwamen van hem op 21 juli 1821 de toelating om de bisschop voorlopig te begraven in een grafkelder van de Saint-Sulpicekerk te Parijs, de parochiekerk waar de bisschop bij zijn overlijden woonde. Enkele dagen na de begrafenis richtte prins AmedĂŠ de Broglie op 30 augustus 1821 een brief aan het Gentse kapittel. Hij stelde de kanunniken op de hoogte van het uitdrukkelijk verlangen van Monseigneur de Broglie om te Gent begraven te worden en vroeg hen wat er nu verder moest gebeuren om die beschikkingen uit te voeren. Hij liet aan het kapittel bovendien weten dat het lichaam van de overleden bisschop met de grootste zorg gebalsemd werd en dat het hart in een afzonderlijke urne werd geborgen. Het geheel werd voorlopig begraven in een grafkelder van de Saint-Sulpicekerk. Het Sint-Baafskapittel nam evenwel geen enkel initiatief om het lichaam naar Gent te laten overbrengen. Zij waren er zich ongetwijfeld voldoende van bewust dat zo iets de gespannen verhoudingen met het Hollands Bewind alleen maar kon verscherpen. Monseigneur de Broglie bleef rusten te Parijs ... Het duurde tot 1843 eer deze aangelegenheid opnieuw ter sprake kwam. Op 15 juli van dat jaar schreef advocaat Jouhaud, door de familie de 190


Broglie belast met de opdracht om van de Belgische Staat de rehabilitatie van Mgr. de Broglie te bekomen, een brief naar Monseigneur L.J. Delebecque, bisschop van Gent. Meester Jouhaud had reeds kontakt gehad met de Belgische Overheid en dat had hem goede hoop op slagen gegeven. Hij herinnerde in diezelfde brief de bisschop van Gent aan het onderhoud dat hij met hem had in het bisschoppelijk paleis te Gent in 1841 waarbij hij met hem de rehabilitatie van de Broglie besprak. Nu vroeg hij aan de Gentse bisschop copie van een aantal documenten uit de Mgr. L.J. Delebecque. periode 1817-1821, waaruit moest blijken dat de Gentse vicarissen-generaal (de Meulenaere en Goethals) het bisdom Gent in die periode bestuurden in opdracht van Mgr. de Broglie en hem tot bij zijn dood als wettige bisschop erkenden . L.J. Delebecque stuurde meester Jouhaud op 22 juli 1843 alle gevraagde documenten. Over de afloop van Joubauds opdracht vonden we verder geen spoor. Het was ongetwijfeld naar aanleiding van dit alles dat te Gent de wens van de Broglie om te Gent begraven te worden, opnieuw ter sprake kwam. Mgr. L.J. Delebecque nam in 1846 kontakt op met P .J. Van Haelst, priester van het bisdom Gent die in 1817 Mgr. de Broglie volgde in zijn ballingschap naar Parijs en daar sinds 1821 als parochiepriesterwerkzaam was. Van Haelst, die het verlangen van de Broglie beter dan wie ook kende, was onmiddellijk bereid om mee te werken aan de realisatie van het plan om na meer dan 20 jaar de Broglie een laatste rustplaats te geven in de crypte van de Gentse kathedraal. Op 6 mei 1846 liet Van Haelst aan de Gentse bisschop weten dat ook de familie de Broglie als een man achter het plan stond. Zij wezen nochtans op een paar administratieve moeilijkheden die ons doen vermoeden dat zij er op dat ogenblik nog niet in geslaagd waren om door bemiddeling van Meester Jouhaud de rehabilitatie van de Broglie van de Belgische Staat te bekomen. Zo wees de familie de Broglie er op dat volgens hen de overbrenging van het stoffelijk overschot van Mgr. de 191


Broglie pas kon gebeuren nadat de Belgische Staat de veroordeling tot de ballingschap in 1817 tegen M. de Broglie uitgesproken, introk. Van Haelst drong er bij Delebecque op aan daartoe de nodige stappen te zetten en hem daarvan de documenten te laten geworden die onontbeerlijk waren om van de Franse overheid de toelating te krijgen om het lichaam van de Broglie te ontgraven en naar BelgiĂŤ over te brengen. Monseigneur L.J. Delebecque wilde ook het advies van de Belgische Staat terzake inwinnen. Hij vroeg Pieter De Decker, katholiek parlementair, bij de regering te polsen wat zij dachten over die kwestie. De politieke situatie van ons land was op dat ogenblik nochtans niet van aard om die overbrenging te vergemakkelijken. Het laatste unionistisch-gezinde, maar homogeen-katholieke kabinet, de Theux-Malou, liep op zijn laatste benen, vooral sinds het Liberaal Congres en de oprichting van een Liberale Partij op 14 juni 1846. Dit betekende meteen het einde van het Unionisme in BelgiĂŤ, een einde waarnaar de politieke situatie sinds enkele jaren groeide. Bovendien namen leidingsgevende figuren binnen die Liberale Partij, Rogier en Lebeau, een strakke houding aan tegen de groeiende invloed van de Kerk in het openbaar leven. Dat Pieter De Deckerbinnen die sfeer wat verveeld zat met de vraag van de bisschop, spreekt voor zich, en zijn antwoord van 12 juni 1846 (twee dagen voor Liberaal Congres) was dan ook zeer voorzichtig. De Decker schreef in die brief dat hij de zaak had voorgelegd aan Minister van Justitie, J. d'Anethan, die het voorstel zeer onopportuun vond omwille van de gespannen politieke situatie. d' Anethan vreesde dat de overbrenging van de Broglie, zelfs als ze met de grootste discretie gebeurde, toch door de liberalen misbruikt zou worden tegen de katholieken: " ... un projet sans doute fort louable en soi, mais de nature Ă augmenter les clameurs d'un parti ombrageux... ". De minister van Justitie raadde, zonder te verbieden, de uitvoering van dit plan ten zeerste af en liet alles aan de verantwoordelijkheidszin van Mgr. L.J. Delebecque over. De bisschop liet het plan varen. Toen op 12 augustus 1847 het homogeen Liberaal Kabinet Charles Rogier aan het bewind kwam, scheen elke hoop op medewerking van regeringszijde verloren. En toch ... In 1863 wilde men te Gent de vijftigste verjaardag van de verbanning van de seminaristen naar Wesel met passende luister gedenken. In 1813 werden de Gentse seminaristen door Napoleon bij het Franse leger ingelijfd omdat zij trouw bleven aan de Broglie, door Napoleon gevangen genomen en de nieuwe bisschop van Gent, door Napoleon benoemd, de Ie Brue, niet wilden erkennen. Bij de voorbereiding van dat jubileum kwam natuurlijk de overbrenging van Mgr. de Broglie opnieuw ter sprake. Mgr. L.J. Delebecque was dit keer vast besloten zijn plan door niets of niemand te laten dwarsbomen. Op 20 juni 1863 vroeg hij aan de Kerkfabriek van de Saint-Sulpicekerk te

192


Parijs de toelating om er het lichaam van Mgr. de Broglie te ontgraven en het naar Gent over te brengen. Hij stelde AbbÊ Van Haelst, onderpastoor van Sainte-Clotilde te Parijs aan als tussenpersoon om alles te regelen. De Kerkfabriek, de Prefect van de Parijse politie en de familie de Broglie gaven hun placet ... maar wat met de Belgische regering ? Mgr. L.J. Delebecque wist heel goed dat hij van het homogeen liberaal kabinet Rogier-Frère-Orban (1857-1867) niet veel medewerking moest verwachten. Van bij de aanvang wilde het kabinet de kerkhoven seculariseren en het beheer ervan aan de Kerkfabrieken onttrekken en aan de Gemeentebesturen toevertrouwen, zodat het begrafenisrecht voor de bisschoppen in de crypte van Sint-Baafs ook in het gedrang kwam. Mgr. Delebecque trok zijn stoute schoenen aan en op 12 juli 1863 schreef hij een korte en zakelijke brief naar Minister van Justitie Tesch. Hij liet de minister weten dat op 24 juli het lichaam van de Broglie te Gent zou aankomen om er in de crypte van Sint-Baafs begraven te worden. Hij vroeg de minister om hem, indien nodig, voor die datum de toelating te geven om dit te doen. De secretaris-generaal van het ministerie antwoordde dat de minister voor enkele dagen afwezig was en dat hij als secretaris-generaal niet bevoegd was om de toelating te geven. Van de minister zelf kwam er evenwel nooit enig antwoord. Op ?9 juli 1863, omstreeks 21.00u., kwam Van Haelst te Gent aan met de stoffelijke resten van Mgr. M. de Broglie: de kist met het gebalsemde lichaam en de urne met het hart. Alles werd voorlopig "in loco secreto in aula episcopali'', in een geheim lokaal van het bisschoppelijk paleis, geplaatst. Diezelfde avond nog werd Van Haelst door de bisschop van Gent tot erekanunnik van Sint-Baafs benoemd. Twee dagen later, op 31 juli 1863, werd het jubileum van de verbanning van de seminaristen gevierd. De katholieke pers van die tijd gaf uitvoerig verslag van de plechtigheden, tijdens dewelke de urne met het hart van Mgr. de Broglie aan het Grootseminarie van Gent werd geschonken om er bewaard te worden in een nis in de kapel. Over de kist met het lichaam van de bisschop werd niet meer gesproken, hoewel de Bien Public, het katholiek dagblad van Gent, kort meldde dat het lichaam naar Gent werd overgebracht om voortaan te rusten in de kapel van het bisdom, in de schaduw van de kathedraal waar de Broglie wenste begraven te zijn. Op 2 oktober 1864 stierf Mgr. L.J. Delebecque een plotse dood. In zijn testament van 2 mei 1862 had hij de wens neergeschreven om in de crypte van de kathedraal begraven te worden en wel in de middenste kranskapel, toegewijd aan O.L.-Vrouw. Indien dit om een of andere reden niet kon, dan wilde de bisschop een laatste rustplaats op het kerkhofvan Beerlegem. Hij stelde kanunnik De Meul aan tot zijn testamentuitvoerder. 193


Kan. De Meul kreeg van de Gentse burgemeester de toelating om de begrafenis in de crypte te laten doorgaan. Na de uitvaartliturgie op 7 oktober 1864 bleef de kist met het gebalsemde lichaam van Mgr. Delebecque opgebaard in het koor van de kathedraal. 'Avonds om 18.00 u. werd de kist naar de crypte overgebracht en daar begraven. Alleen het Sint-Haafskapittel was hierbij aanwezig. Enkele dagen later schreef De Meul een brief naar de Minister van Justitie, de liberaal V. Tesch, om hem te melden dat hij Mgr. L.J. Delebecque, met de toelating van de Gentse burgemeester, de liberaal Charles de Kerchove de Denterghem en zich steunend op het decreet van 23 Prairial Jaar XII, in de crypte van Sint-Baafs had laten begraven. Er werd geen grafsteen geplaatst. Het verhaal als zou men na de uitvaartliturgie een ledige kist naar het kerkhof van Mariakerke hebben overgebracht om daar begraven te worden in de galerij van de bisschoppen wordt hierdoor volledig weerlegd. Enerzijds stond in alle kranten te lezen dat Delebecque in de crypte van de kathedraal begraven werd, anderzijds werd het kerkhof van Mariakerke pas in 1873 in gebruik genomen. Maar er gebeurde die avond van 7 oktober 1864 meer in de crypte, en ook daarvan waren enkel de aanwezige kanunniken de getuigen ... In 1913 werd te Gent de honderdste verjaardag van de Weseltragedie, de verbanning van de seminaristen, herdacht. Bij de voorbereiding hiervan kwam ook het begrafenisverhaal van Mgr. de Broglie ter sprake en in het kapittel wist-men-van-horen-zeggen dat op 7 oktober 1864 niet alleen Mgr. L.J. Delebecque, maar ook Mgr. de Broglie, wiens lichaam tot dan nog steeds in het bisschoppelijk paleis bewaard werd, in de crypte begraven werd. Precies om die reden werd er "voorlopig" geen grafsteen geplaatst, maar daardoor wist men nu in 1913 niet juist meer waar de twee bisschoppen begraven lagen. Vicaris-generaal M. De Baets en Professor F. Claeys-BouĂźaert stelden een onderzoek in naar het graf van beide bisschoppen. Na heel wat zoeken vonden ze in de crypte, in de middenste kranskapel, toegewijd aan Q.L.Vrouw, een grafkelder die volledig was toegemetseld en binnenin tot boven toe met aarde was gevuld. De kelder bevatte twee boven elkaar geplaatste kisten, de bovenste was die van Mgr. de Broglie, de onderste die van Mgr. Delebecque, zoals de koperen platen, die erbij lagen, getuigden. Op 10 juli 1951liet men, zonder het graf opnieuw te openen, op aanduiding van F. Claeys-BouĂźaert, eindelijk een grafsteen in de kapel aanbrengen ... maar men legde de steen 1 meter te ver. Dit bleek toen men op 28 april1952 het graf opnieuw wilde openen. Bij die gelegenheid werd de steen op de juiste plaats gelegd. Op die steen staat te lezen :

194


Koperen plaat uit het graf van Mgr. de Broglie in de crypte van Sint-Baafs (Foto Chr. Vuylsteke).

Grafsteen geplaatst in 1951 op het gemeenschappelijk graf van Mgr. de Broglie en Mgr. Delebecque

195


Sub hoc lapide iacent exuviae mortales duorum Episcoporum Dioecesis Gandavensis Excmi.Di.Maur .de Broglie Episcopi ab A 1807 ad 1821 neenon Excmi.Di.Ludov.Delebecque Episcopi ab A 1838 ad 1864 Dit alles leert ons dat men op 7 oktober 1864 van de begrafenis van Mgr. L.J. Delebecque gebruik maakte om ook Mgr. de Broglie in de crypte van Sint-Baafs een laatste rustplaats te geven, zonder zich problemen te maken over toelatingen van overheidswege. Daarom ook werden beide kisten in dezelfde kelder neergelaten, werd de kelder tot boven toe met aarde gevuld, volledig dichtgemetseld en werd er geen grafsteen geplaatst. Om alles zo geheim mogelijk te laten verlopen waren enkel de kanunniken aanwezig en wellicht een betrouwbaar vakman. Noch in de acta capituli noch in de acta episcopatus werd het relaas hiervan neergeschreven; men rekende er op dat de kanunniken dit geheim zouden doorgeven aan hun opvolgers tot men geen maatregelen van de overheid meer te vrezen had en alles openbaar kon worden gemaakt. Mogen beide bisschoppen er nu rusten in vrede ! LudoCOLLIN

Bibliografie

- Bisschoppelijk archief Gent : Fonds de Broglie: nr. 3.4.14. Begrafenis, testament en rehabilitatieproces van Mgr. M. de Broglie. 1821-1843. Fonds Delebecque :Testament, overlijden en begrafenis van L.J. Delebecque. 1864. Fonds seminarie : Viering 50 jaar Wesel. 1863. - ActaEpiscopatus, dln.13-14-15. - Le Bien Public: 1863-1864.

196


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 272 Op 24 september 1902 stelde Alfons Van Werveke in het Nederlands, in de rubriek "Wapens- Oudheidkundig Museum- XVIe eeuw", een fiche op over

DE KRUISBOOG MET HOUTEN BOOG VAN DE SINT-JORISGILDE {Wij laten hier de tekst volgen in de originele spelling). Den 12 Februari 1886 zond de heer Eugène Lippens, handerende uit naam zijner medeleden van het ontbonden Sint-Jorisgilde, dezen kruisboog naar het Museum van Oudheden om voortaan aldaar bewaard te worden. 't Is een voet- en windasboog: een voetboog, omdat.de voet wordt gestoken in een beugel, op het einde van de lade aangebracht, om den boog des te gemakkelijker te spannen,- een windasboog, omdat dit spannen geschiedt bij middel van een windas, dat aan den kolf bij middel van een ijzeren bus wordt vastgehecht. De boog bestaat uit drie houten latten : die naar den beugel is de langste {1,37 m.), die naar het slot de kleinste {0,85 m.); de middelste meet 1,23 m. De boog is geheel omwonden met een laag gepekte koorden van 3 mm. dikte. Het slot bestaat uit een groef, dwars in de lade gekapt en bekleed met een latoenen belegsel; daar is een gat door de lade, waarin een pin op en neer kan gestoken worden bij middel van den houten haan (0,27 m.) onder de lade, welke werkt als een hefboom van de tweede soort. Wordt de pin omhoog geduwd, dan doet hij de gespannen koord uit de groef springen en het schot afgaan. De boog zonder windas weegt 10,8 Kg.; het windas 2,67 Kg. De oudste vermelding van een windasboog in de Rekeningen van de stad Gent is te vinden in het jaar 1452-1453, fO 328 en 413; in het Register Voorgeboden 1402-1436, fO 62, is er spraak van "rolleboghen" op het jaar 1417, maar wij denken niet, dat zulks een dergelijk wapen aanduidt. Alhoewel reeds in de Rekeningen van de stad over 1481-82, fO 367 V spraak is van stalen bogen, bleef men voor de papegaaischieting van het Sint-Jorisgilde langen tijd nadien nog houten bogen gebruiken, zoals blijkt uit de Rekeningen der stad over 1608-1609, fO 324 {1). De kruisboog van het Sint-Jorisgilde dagteekent stellig van de XVIe eeuw. Een miniatuur van het handschrift nr. 2644 der "Bibliothèque nationale" te Parijs geeft een krijgsman te zien met een houten kruisboog op den linker schouder; hij draagt het windas met den zwengel vastgehecht aan den gordel; de koorden met de haken hangen naar den grond (2). 0

,

(1) Dezelfde post komt nog in 1618 en later voor, maar door een vermeerdering van toelage werd de tekst veranderd en bleef de vermelding van de soort van boog weg. (2) Afgebeeld in Zeiler, Charles VI, n° 25 de I' Histoire de France racontée par les contemporains (Paris, Hachette, 1886, p. 53).

197


Kruisboog van de Sint-Jorisgilde. Foto Stadsarchief.

198


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN Renier Gregorius Dubosch "Boosaardig en wraakzuchtig ... haatdragend, onverdraagzaam en kwelgeest ... ambitieus ... verscheurd door machtshonger, verblind door wraaklust ... van arme drommel die hij was, werd hij in twee-drie jaar steenrijk ... bracht de stad Gent onder verdrukking die zijns gelijke niet had in de hele republiek ... " (1). Ziehier enkele termen en epiteta ontleend aan een brief van 9 Floreal Jaar VII (28 april1799) die een vijftal Gentenaars naar het Corps Législatif zonden om afzetting te vragen van de commissaris van het Uitvoerend Directoire van de Centrale Administratie van het Scheldedepartement Renier Gregorius Dubosch. Wat is daar eigenlijk van aan ? Dubosch is geen geboren en getogen Gentenaar. Hij werd geboren te Watervliet op 19 april 1765 uit een welstellende burgerfamilie die gewonnen was voor de hervormingsideeën. Waarschijnlijk heeft hij te Leuven gestudeerd en is hij houder van universitaire diploma's gezien hij in 1796 postuleert voor het ambt van notaris te Gent. Hij is Vonckist geweest. Bij de intocht van de Fransen loopt hij niet onmiddellijk in de kijker. In de "Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité" ziet men hem niet op het voorplan treden. Hij wordt door Meyer niet op de lijst geplaatst van de "Sestig Borgers als Provisioneele Representanten van het Gendsch Volk", (bij acclamatie ofte toejuycchinge gekozen door het Vergaederd Volk in de Kerke van den H. Bavo den 28 November 1792") (2) voor de Belgische Nationale conventie (3). Maar hij moet zeker opgemerkt geweest zijn, want op 22 februari 1793 toen, dank zij allerlei slinkse maneuvers en een groot opgezet spel, beslist werd door "het Vergaederd Volk vanGend" de aanhechting van de stad bij Frankrijk te vragen (4) werd hij secretaris van deze vergadering benoemd. Bij de terugkeervan de OostenrijkersoaNeerwinden (1793), zoekthij zijn onderkomen in Frankrijk en wordt er voorzitter van de "Assemblée générale des Belges réfugiés" (5), groepering die onder zijn invloed snel de radicale toer opgaat. Bij de terugkeer van de Fransen vinden we hem weer als adjunct-secretaris van het arrondissement Oost-Vlaanderen. Deze administratie moest de "Staten van Vlaanderen" (6) vervangen. Nadien wordt hij op4 Thermidor Jaar IV (2juli 1795) benoemdinhet ambtvan "agentnational" (7) bij la "nouvelle municipalité de Gand et Conseil général de la Commune" (8). Een nieuwe bevordering volgt op 17 november 1795 als hij commissaris benoemd wordt van het Directoire van de administratie van het Scheldedepartement. (Fig. 1) Vanaf dat ogenblik beschikte hij over immense bevoegdheden. Hij heeft toezicht op alle gemeentelijke administraties van de provincie. Om het even welke functionaris wordt door hem benoemd en, gezien hij een wer199


,-:--~->-·•

~ : •4r"" '""· ·:·.·:; ·

·~~- ~ T"" .··

l

,;z~,~~~!;~.:-:-~:-

';z;; .••~t ':_ · "(-:;··/:'" ' · .~-:-:---~· ...~..Burgers~<"'~ is boYeZ> ..H ...,.

,........

.... ~ ·~ dt· ·~-~· . - - .. ·• -· al heè -VeiUii~nn.. ···;;U{ ~~~~

..

~lyk~~a. . ,:r:::;.:;:::~:;;~~~iu~::::

.

· ':=WCII"voortdneteu;

~

,."_:,._~.-;A~·.:~-~:

._ ._:· _: ._;L,"'-:'~:;:· .· · ~ .. 7

.. ,_• ..,,.,.

het uiye U .

vC

d.

-Îldergtootfle

. c ll<xxl~aekelykheyd zoo voor d011 goedeu uytn1 'VIII · onze , ~ -~~lyk~r werkingen als wel voor uwe eygen· belangeo.

:{i}i~;' ADMiNISTRA TEU:RS 1·· ~~èf, 0us i.r te llaen -mcc uwen wyu:a.!W, ... 0us te ~1·.;·_

I

'•Xi · . ·

~-·;

'vAN HET DEP ARTEMENT

·. DER SCHELDE ' .

bocldea Oas .van de ~eh·e teverwyderen, endè,gelyi: Wy ; . , .. durven v~pen. uwe vezwtg!ing e11 zal niet t.eeaemtel verydelt we:ren. OnVetlllderlyk befiotcl1 bebbçnde 'VIII de

~Aen ·de Inwoonders 'van het ielv~

... . .

;: ·iJ UR.GERS! •

re,chtmaerige·.Weuen der

venettelyk:fte rechtveirdigbeyd

{ .....;.

·

moetregel

Y1lll

tlle

!!tpel van gelui: die mogelyk zal eyn te bezorgen. l.s bet

:.:~ :ae'i:en ~--''fy

dit zoo geweafc:hte oogmeri: niet reeo.. ~' _....IIW>I koo.nen bcreykeu, boud U-Lieden Burgers 'fti!IIU û , • !'_;;overmygt dti ·dîr enkel za1 eyn.door dien dat O!LlCII"""'

; ment, zyn :wy dier VIII in lier. _bezit . gefrel" De ontcl• ~-,baeié moeyelykbéden wetentlyk verknogt oen de DÎeuWé '! ba'é.i-:di~ ·:Wy 'moeten dootloo~n , en de. gerlngbeyci van

~.~

voo~

!!tppODtehebben;tlle •.onzc po<liingeo.mllen!!tad. nlliglyi: voor oo~ hebben om U·Liedel1 deo. gtoOt{leu.

:ç.~·'door uweo. wit tot de verheven, dog t1loeT-

·~ ,

~:.den .wil ~ ·.on:e ' . ·::iî,~~i."

Á'ckiniftn<ive beguliheden %OUden Ons de:ten en-

~:;~~elykei .do hebben ~ f<huuwen·; maer dea go<>' ;~;·:~e~t ·ffi.-.U•Lieded .n~ bezielt; de g~e hop.;

.te . d.oea uyn:ootca,

=

-":, !j

lyke Bedieniogen van Admini!liateurs van dit ~

.

~ubliek

·.·.:.U uwe Régie" 'voor te !beu e11 van' 011oph0ailclyk d'o""

Depanernent.

~:~~;,_ .. !~:.·~

·Oilderrigt= _over uwe aoodweudighedcll, ja ulfs Oos tot Ons pligtea te hmoepen, is 'i uéke.i''iVy bcc oogelu'-.

,.••

poogiogea Jaa&teloas <Uileo. geweeft

:z.::-~·~ :~%.ftting Vlll den17 F1oreol, :vyf~j- der

·

"f,Wcbe ~bli.ek, prefent.de _Burgers DE R?NGHE," ~~:fi'lll~ ~Leden~~~~~ uwe Municipaele Admlniftnltien ~~Prefi.dent;:~Orn:ER, DE BRUYNE, HAESEBEYT, ~:-:. · ~ . ~ - :-.. .. . .

,;.teviaden .vroome-.Milinen;·o!n verlichte medè-wttl<t!n 1 ils

/ ;;;;k_;dè~meu

,

t~~gev";,,

· ;W"f

.·.

vlll

door aû;.;,d .... g..:...elyi: v~eld

hebben Oas

de= ·-re~ ,~ ov~li<h.

h~~ gedagt dat, door Ón= moed, door een on•

.

'_ Adminülmeun,;-DU BOSCH, Commilliris der uyrwer·

.. ;~~}~~ Mair·~<_;. ·vAN TOERS ; Secrotaris en èl!<t: ·• ·

~ ..

~ev~ en vrypoftig' ged~, door eene !!tndvaliige ~.. . ~ neiifrlging1 door ecru: wtlgeptfie é~gc:intheyd, en doót . :_. · llrenge

gro~~drcg<t.

v:m rcgtmutigheyd, Wy.deze hinder•

t>aclcti .t!Jiîden kbnili!tl t~ ·boven komen.

·.;.. : ·: . •..f~.~.i

.· · Yoor•t:rptdili. CMfatme;

· ., .::;r:G.uá<N, .... ~ · VAN

DE RONGHE ; Pretiden<; ~ TOERS, Secret.ri. en chef.

:-,_ _ _.,;....._ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ lmp(im_eiiT", va-l·vis Ie vieux Confeil.

f, ,'

Fig. 1. Manifest van 6 mei 1797, medeondertekend door Dubosch . {Archives Nationales , Parijs, FIBn Escaut (?)Verzameling E. Levis)

ker is, mag men stellen dat hij alles ziet , weet en onder controle houdt. (Fig. 2) Gezien het om een fanaticus gaat met een onbuigzaam karakter, interpreteert hij altijd de bevelen van uit Parijs letterlijk en past ze op de meest strikte en strengst mogelijke manier toe. Hij heeft twee vijanden: de gematigdheid en het gedraai, die hij aanklaagt waar hij ze ook maar aantreft, zelfs in regeringskringen. Hij wil regeren door schrik in te boezemen, om redenen die we verder zullen uiteenzetten, en gezien hij in de priesters de grootste vijanden van de republiek ziet, zal hij hen met de meeste strengheid bestrijden. Hij neemt zijn toevlucht tot leugen, zet op de meest verscheidene manieren personen onder druk, schrikt niet terug voor geweld en arrestaties en neemt zelfs zijn toevlucht tot chantage om het resultaat van

200


ÉGáLIT É.

LIBERTÉ. C1acuum.e.=======

N·.o/·u (i' GA~D,

.r:1

u 17 flortd, .:n Sr.:.: tk 14 R.tpr;.

bli'/11~ franf4Î.J~,

:me <~ in47.risiJk.

LE COM!VIISSAIR.E da Gou>•ern<m<nt pres k Département de L'Esc.mT, {~,J,} Al.',_ AD"tt~I~TRATJo~s

1\'Iu:-aclPALE..S du Dép:rrtemem.

Ligr.c ie ddnarcóiiÎon enlre !c' CorumWairu J E suis imtrui.t-, Citoyms, r;ueduAJ. du Directoî:e e t Iu Adminlstr-t.iosu. R el- r.tinistral.iol'L1 ck Cantonnouve/lwrr/ll iltu~ pt>ct <).\lÎ !ter est Oû. par Ie Pt!upk ~se p<rm~lkn.rtk muonnai-

t.rc la dignid da Commûsairc du. Directoire cricatif pris ri'dlu, et ljlte d'an aulrc c6lé áu Commiuairu Ju Pouvoir aicutif sont de~·cnus ks AgetU des dJminUcran'on.s , en. cxiattant eu:r -mlmu du muurcs lJUC les Agens i'du11ici'pauz doiPent. seuû lfl.Clt:TC à: e:xit:11eitm 1 d es& tk mon alPoir, Citoyuu ; de rap~llu a~ ddmi.r.Utralio~ k resput 9:le.Oes doi"ult au Guuverrumer.t a'ans la personne Ju Cm-

mUsairc qu'il a plad prês d'e!l~4, ~~ j~ · clois aJU.si foire scuJicnir acu: Comnu4.4a.ires 911~ t:OIUfÎlués Agens rlu Gouf<lur.~me.l'd, ifs• 1u:. duit7e.n.t ni ;u. pe.uPe.nt dt:t7~t:ir Ie.; dge.ns tks .4dmint'sJrations-, la C4tutilUtion Iu cAai(Vt: tft survtille.r e l tk a.9utrir r~:::icution Jes Loir. Cctte. mesure CDfUU-

tif ut l'rzil du Gouve.nreme.nt.. Lu regcrch doif/t:ltt liane /tre con :lt:m~Mrrt dirigü sur les opêrations de.l'Admini.Jtratitm, a ricn d~ cc fpli en fait partie ne. peut lui lire. de.robé. La Lei fonda."~ntale. Je. /11. Rt-

I

pubii9ue cxige. 9u•it voie. toqtctqu!iircndc

compu de /.out. IJ est donc t!'aru ûnportante. majeure 9ue les fonctiOtU des Commi.ssairu du PouPoir e.Ucvtif 4oym.t tz~rcüs siJ/ls r~stric­ tion , et sans e.ntraf:C4, ct POlU. n~ 'pouve::, Ci.Joyen.r, z.:zns e..rponr 110Ue ruponsabiliti ni. limiter :zi rutre.o"ndre Iu pcuvoir4 IJUC la. Ctm.slibt.Ï4n leur a dom:é.s e.I. que Ie Grnw~rm:mer.t nuz.intie.lltlra J e loul son pouvoir. Je. r.e pui.: ®nc que. Paus tnga..ger à rupeeter rAgene t:lu Directoire. placé prb de votu , et à ne prendre. au.cune di1//Jira.t:iaruans sqr. i.nt.t:rvetllÎon. Quant aux Couun.issai.r~s,

va'eriu n.c peut llre., Circyvu • ru' affoi!J/ü

®.

ni ilutll~ , et Iu l.u.miiru , Ie. die. mimi Ie plus consU:r.c du AtlministratioJU :u sauraÎcnt la foire. "cart:kr comme. sllfahor.dcntc.

Lc Ctun~ni.szaire. Ju Pouvoir ~:dCl.:·

'

je kur interdit de foire do-

rinavant 4li.Cil!U e:ricuûcnpar e~:r-m6n.u: toutû ce.!lu tp.Û u r Mt ordon~.Üs dans la IUiU pGW" ptrrtlc.nir à rc:ricuti.on Ju LoiiSUO/U jllius sur kur rit;uUition par vous • je JIOlU' privÎLns a.usÛ, ÛU'St/Ue ~OUI' jttge.r~;; à propos tk rije..kr que../que1 riquisifoire.s dit Comm.imzire. , 9~ vous tkve::. k i clonnu anL áicisîon de "otre part, tpti rioi& ltre.. ituirie au procès-t:e.r6al ct tloM k Sccritairc ácit lui diliPrl!l' une. copie à sa premiae demc.ntk. Ceue. marcAc ctt conforme aux Lo,~. je vous n9uie..n tk vor.u y t::Ofl,fornur. 1/ouz f.'()Udre:: bien :n·accuser la rlccption Je la. priscnte.

SALUT ET FRATER:-I!TE,

~,.,V:,.B'~u:fe.Á.-

ALU-&r-<4- &4//r-"-L.J

U

Se.ut./.:ife cbz ÛJ111misu:ire,

_&~~

Fig. 2 . Met deze circulaire herinnert Dubosch zijn medewerkers uit de administratie aan het respect en de gehoorzaamheid die hem verschuldigd zijn. Hij is het oog van de regering dat alles ziet en die over alles rekenschap moet afleggen . Het afschrift is ondertekend door zijn secretaris Amoreau. 6 mei 1797. (Archives Nationales , Parij s, FIB Escaut (?) Verzameling E. Levis)

de verkiezingen te vervalsen als hij denkt dat ze ongunstig zouden kunnen uitvallen voor de door hem gesteunde kandidaten. Hij liet denkbeeldige complotten vrezen. Fabriceerde valse documenten die hij wijd en zijd liet verspreiden en zond vooral tijdens de Boerenkrijg (1789) onjuiste inlichtingen door naar het Directoire. De verbittering van de Gentenaars tegenover Du Bosch was zodanig dat zij niet aarzelden om zich rechtstreeks bij het "Directoire Exécutif" en het "Corps Législatif" te beklagen en de afzetting van de commissaris te vragen in weerwil van de rechtvaardiging die hij nog trachtte te geven van zijn houding op het gebied van zijn administratief beleid . Hij werd op 5 augustus 1799 afgezet en vervangen door zijn aartsvijand Bernard van Wambeke (9). (Fig . 3, 4 en 5) 201


Fig. 3. Uittreksel uit een briefvan Van Wambeke, hypotheekbewaarder te Gent, aan de minister vari Binnenlandse Zaken, waarin hij het boekje van Dubosch openlegt. 27 Brumaire Jaar VII, 6oktober 1798. (Archives Nationales, Parijs. plB 11 Escaut 8. Verzameling E. Levis)

202


/~~;{2,7~~ ~~~

~llU _))<A---?~~c/(; <U<...-~ ~?u,- - ~~ ~

0)~~~~ ~0._, -

y

" /

û~~/Q./~ _- t~

~ /

D'tu- · ...__

- - / _:

ro-io.D~ ~~~~ .·

~

t-<L

(/'

~ 7~~~ ~ ~-~~ ~~~"-<;-

/...

~- /·

// /'Î/~ • ' '-/U

L

/

- '/ · -- --

·- --~.,. u·~....._v~/ /."':"'

--..,_A-. .. ,.,. _ {.._..

/'

d~

C/'-'

.

/IJ "

7

Ut..J..../

~ ~u;:;:éo-<<-<-'.u"'-"-'-/

- - -

~J<4-I.- /ud ="-/~ ')/~CJ _<-?'ui:/ ~

/_

/

J'~j"(J_.~ ~ /~~ ~. 9 · ·· /

v

-(J~ /....,_ 0"~ ~ ~~ --t.td,.., o CL.I!tcr /~~ t:UI..v:..-

J_

/~ . ~~

'

Fig. 4. In een lange brief van 8 blz. verantwoordt Dubosch zich over zijn daden tegenover de Minister van Binnenlandse Zaken naar aanleiding van de brief van Van Wambeke waarin deze hem beschuldigt "un factieux" , een oproerkraaier te zijn . Hij voert zijn verdediging en vraagt de minister of hij nog zijn vertrouwen geniet;" ... si au contraire vous ne croyez pas devoir me donner cette marque de satisfaction, je serai forcé d'abandonner une place à laquelle je ne tiens que pour la prospérité de la République. " Zoniet vraagt hij ontslag. (Archives Nationales, Parijs. FlB II Escaut 8. Verzameling E . Levis)

·~ In zijn "Histoire de Napoleon et de la Grande Armée en 1812" schreef generaal Ségur: "Men kan slechts de grote historische gebeurtenissen begrijpen door goed de karakters van hun hoofdrolspelers te doorgronden". Dit is vanzelfsprekend, maar we denken toch dat het evenzeer nodig is het karakter en de zeden van de massa van hun onderdanen te kennen die zonder twijfel de gekregen bevelen uitvoerden , maar die ook zonder raad te geven, of juist door er wel te geven, hun zienswijze afstemden op de algemene geestesgesteldheid van het land en op de reacties van de ene of de andere tegenover de beslissingen door henzelf of door de hogere overheid genomen en dit is het geval voor Dubosch.

203


BgalitÓ.

204


Te Gent noemt men hem een dwingeland en het is ook juist dat hij onder alle omstandigheden blijk geeft van een blinde heerszucht, onbuigzaamheid en onverzoenlijkheid. Dat dit zo is, is in hoofdzaak te wijten aan een zekere enggeestigheid samen met een onwankelbaar geloof in de juistheid van zijn principes, die hij uitstekend waant. Hij kan niet begrijpen dat anderen anders denken dan hij en hij zou hen wel onder dwang op andere ideeën brengen. Hij zal altijd koppig en stijfhoofdig zijn en zijn reacties zijn steeds direct en gewelddadig. Het is eigenlijk een bekommernis van iedereen die met weinig middelen een bliksemcarrière heeft gemaakt. Naarmate de ideeën te Parijs wijzigen, beseft hij de onzekerheid van zijn situatie en acht het raadzaam zijn positie veilig te stellen door alle bevelen strikt uit te voeren, zodanig dat hem geen enkel verwijt van slordigheid kan gemaakt worden. Hij heeft zeer zeker een groot gevoel voor politiek, want hij wantrouwt zijn vrienden evenzeer als zijn vijanden. Hij leeft voortdurend met het spookbeeld verdrongen te worden. Vaak haalt hij schurkenstreken uit om zijn vijand een voetje te lichten en deinst er geen ogenblik voor terug zijn toevlucht te nemen tot leugens. Het is eigenlijk ook iemand met slechts een geringe ambitie, voldaan met de positie en de macht die hij bekleed, want hij is nooit kandidaat geweest voor de Centrale Hoge Administratie van België, noch voor de Conseil des Cinq-Cents, waarvoor hij zonder moeite verkozen zou kunnen geweest zijn. Het is een man met een complexe persoonlijkheid die voorwendt "de vriend en de beschermer van het volk" te zijn, maar niets gedaan heeft om de miserie te lenigen, niets om de lonen te verhogen, niets tegen de verpletterende arbeidsduur. We moeten echter één belangrijk pluspunt op zijn actief schrijven: en dat is de complete afwezigheid van vleierij ten opzichte van de groten. Als we het geheel van zijn omvangrijke briefwisseling doornemen, vinden we ten opziChte van het gezag meer wrange post dan brieven met lofbetuigingen. Dubosch is te Gent een van die harde en onbuigzame mannen geweest die met een gerust geweten meer kwaad dan goed aangericht hebben. Maar hij heeft ook ontegensprekelijk, zonder het te weten, een klimaat geschapen dat gunstig was voor het aanvaarden van de Nieuwe Orde die het gevolg was van de komst van Bonaparte, want de minder willekeurige wijze waarop de administratieve en andere maatregelen toegepast werden door het consulair regime, scheen in de ogen van de grote meerderheid van de bevolking een lotsverbetering te zijn en een gunstige factor om de hoop te doen heropleven die door de onverzoenlijkheid van de Commissaris van het Uitvoerend Directoire bij de Centrale administratie van het Scheldedepartement Renier Gregorius Dubosch de grond ingeboord was. Fernand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten : Eddy LEVIS 205


ERRATUM

G.T. 1989 nr. 2 van 15 maart blz. 85 regel21, lees "het jaar VI" i.p.v. "IV".

VOETNOTEN (1) De originele tekst luidt : "Etre malfaisant et vindictif. .. haineux, intolérant et persécuteur. .. ambitieux ... dévoré de la soif de pouvoir, aveuglé par I'esprit de vengeance ... de pauvre qu'il était, devient très riche en deux ou trois ans ... faisant règner sur la ville de Gand une oppression qui n'a pas d'exemple dans la République entière ... " (2) G.T. 1988 blz. 224 Fig. 1. (3) Was oorspronkelijk bedoeld om de nieuw veroverde gebieden te besturen, maar is uiteindelijk nooit opgericht door de aanhechting van ons land bij Frankrijk. (4) Zie deel VIII Fig. 2. (5) vertaling : "Algemene vergadering van de Belgen in ballingschap". (6) Het landsbestuur uit het Ancien Régime. (7) Nationaal vertegenwoordiger, gevolmachtigd beambte. (8) Gemeenteraad. (9) Zie deel VIII.

UllliANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Evenals de planten waren ook de DIEREN een geliefd onderwerp bij uithangtekens. Bij het "vry huys, vry erve" "Dit es den Ram", gelegen op de Hoogpoort, bespraken we reeds de gevelstenen in verband met de eigenaars en hun beroep. De huisbenaming staat op het belangrijkste reliëf, een ram, afgebeeld met een fladderende banderol waarop de voornoemde benaming. Het huis dat van 1732 dateert, werd in 1892 hersteld. De benedenverdieping werd ondertussen smakeloos tot winkelruimte omgebouwd. Op de gevelkant langs de Burgstraat, van het hoekhuis in de Jan Breydelstraat bevinden zich twee gevelstenen waarop lopende honden zijn gebeiteld. Het huis werd in het begin van de 18de eeuw gebouwd in renaissancestijl. Balusters en vruchtenslingers versieren beide gevels. In de Schepenhuisstraat (hoek Onderstraat) staat een ondertussen gerestaureerd huis "de Rave". Tot voor een paar jaar hing er, aan de hoek zelf, een gehavende gevelsteen die nu waarschijnlijk in het Museum voor Stenen Voorwerpen berust. Deze steen werd ondertussen door twee gepolychromeerde exemplaren vervangen. Het huis is waarschijnlijk 17de206


Hoogpoort 10. Dit es den ram (1732).

Burgstraat Jan Breydelstraat. Lopende honden.

Schepenhuisstraat 2. De raaf.

207


Schepenhuisstraat 2. De raaf.

Serpentstraat. Varken .

Veldstraat. De hazewind (Foto : Stadsarchief, Gent).

208


Gents Museum voor Stenen Voorwerpen , Int lammeken (1619) (Copyright A.C.L. Brussel) .

eeuws. Het werd gebouwd op de plaats van de "Grooten Steen". (31) In de Serpentstraat kon men aan een "vry huys vry erve" een gevelsteen zien waarop een varken stond afgebeeld. De steen was rechthoekig met uitgeholde hoeken. Bovenaan waren er een paar eenvoudige krulversieringen. Blijkbaar verdween de prachtige 17de-eeuwse gevelsteen "De Hazewind" die een huis in de Veldstraat heeft gesierd . (32) We bezitten daarvan enkel een foto in het Gents stadsarchief. Het afgebeelde dier loopt tussen weelderige voluten en plantmotieven. "De Haesewindt" was tot in de 18de eeuw een brouwerij op een der hoeken van het Molenstraatje , waar zich ook de brouwerij "Int Meulekin" bevond. Nadien veranderde de benaming in "de Valcke" en "de Spieghel". De brouwerij "den Haesewindt" had een achterpoort bij de Recollettenbrug (33). Het huis werd in 1920 gesloopt. In het Museum voor Stenen Voorwerpen bevinden zich de reliĂŤfstenen " Int Lammeken" van 1619 en een "Zwaan " van 1714. Beide uithangtekens zijn gedateerd en de benaming van de eerst genoemde gevelsteen werd onderaan gebeiteld. "De Zwaan" bespraken we reeds in de rubriek der verhalen.

(31) Heins , A. , Inventaire ArchĂŠologique de Gand , 22-4-1909. (32) De "Cleenen bouck" uit de 16de eeuw (S.A .G.) vermeldt: "Een huus , ten voorhoofde in de Veltstraete, neffens de Bracke (speur- of jachthond) ... ". Gaat het over 't zelfde huis waar men , bij gebeurlijke gevelvernieuwing tijdens de 17de eeuw , voornoemde gevelsteen heeft ingemetseld ? (33) De Potter, F. , op.cit., 1901 , IV, p. 63-64.

209


DE BENDEVAN HOE EN VERSTUYFI' (Vervolg) DE BENDE TE DRONGEN-BAARLE Op een bepaalde dag gaf Triphon Van De Putte aan De Clercq een brief en zegde hem daarbij naar Drongen-Baarle te gaan bij Karel Lambrecht. Daar moest hij zich voordoen als accijnsbediende en van Lambrecht 2000 fr. eisen. De Clercq deed wat hem gezegd was en trok op een avond naar het opgegeven adres in gezelschap van twee andere mannen. Terwijl die twee voor het hof wachtten ging De Clercq het erf op en klopte aan de deur. De vrouw van Lambrecht, Pelagie Verdonck vroeg, zonder echter de deur te openen, wie er was en wat hij moest hebben. De Clercq antwoordde : "Ik ben accijnsbediende en ik kom voor een onderzoek.". De vrouw betrouwde het zaakje blijkbaar niet en weigerde de deur te openen. De Clercq trachtte haar nog te overtuigen door te zeggen : "Er is hier politie". Het antwoord was kort en bondig : "Het is gelijk, ik doe niet open. Ge moet maar komen als het klaar is". De Clercq bleef nog wat staan tot plots van achter het huis Karel Lambrecht verscheen met in de hand een geweer. In looppas vervoegde De Clercq zijn makkers voor het hof en toen deze hem vroegen of hij bang was repliceerde hij : "Wel neen, maar mij laten doodschieten, dat niet !".Het opzet van Van De Putte om op een bedriegelijke wijze Karel Lambrecht's beurs wat lichter te maken was mislukt, mede door de onhandigheid van De Clercq. Niet lang getreurd echter. Maar nu zou hij zich wenden tot de "groten" der bende. In de nacht van 3 op 4 januari 1919 omstreeks 11 u komen RenĂŠ en Edmond Verstuyft, Raymond Van Hoe, Karel Lepierreen Oscar De Groote, aan te Drongen-Baarle. Terug is het doelwit de woning van Karel Lambrecht, op dat ogenblik rentenier. Toen deze nog brouwer was te Sint-Martens-Leerne leverde hij het bier in het cafĂŠ van Van De Putte. Via een stalling trachtten de inbrekers de woning binnen te dringen, wat ondanks hevige pogingen niet lukt. Dan maar het dak op. Daar worden een aantal dakpannen gelicht en kunnen ze door de opening de zolder bereiken. Door het lawaai wordt de vrouw des huizes in de slaapkamer gewekt. Daar ze denkt dat er katten op de zolder zitten gaat ze een kijkje nemen maar bemerkt al vlug het ongewenst bezoek. Nadat ze eerst alle binnendeuren op slot heeft gedaan waant Pelagie Verdonck zich nog het veiligst op de slaapkamer waarvan ook de deur op slot gaat. Daar de bendeleden het vermoeden hebben dat de bewoners toch gewekt zijn wordt alle voorzichtigheid achterwege gelaten. De slotvaste deuren worden opengebroken en ook de deur van de slaapkamer wordt onder handen genomen. Dit lukt echter niet zo gemakkelijk maar uiteindelijk slaagt Edmond Verstuyft er in het onderste paneel te verbrijzelen. Daarop steekt hij zijn boevenkop door de opening maar krijgt prompt een slag van een stuk hout dat de moedige 210


vrouw ter hand heeft genomen. Dit belet hem echter niet dat hij de slaapkamer kan binnenkomen en de vrouw een slag toedient zodanig dat ze op de grond valt. Van Hoe en Lepierre kruipen nu ook op hun beurt door de opening en grijpen de man vast. De eerstgenoemde geeft Lambrecht een slag met de kolf vanzijn revolver, zo hevig zelfs dat het houten belegsel ervan in stukken breekt. In de kleerkast wordt een som van ongeveer 400 fr in geld en 12.000 fr in waarden gevonden. Ook de aanwezige juwelen en enkele manskosturnen worden meegenomen. Omstreeks 1 u verlaat de bende het huis en langs de Steenweg Gent-Deinze gaat het in de richting van Gent, na nog eerst over de afsluiting van de spoorweg te zijn geklauterd. Onderweg worden ze omstreeks half vier nog opgemerkt door de Drongenaar Alfons Vlerick, die ziet dat ze pakken bij zich hebben. De toenmalige politiecommissaris van Drongen, Edouard Van Kets, wordt vroeg in de ochtend van zijn bed gehaald maar deze kan slechts de gebruikelijke vaststellingen doen. Evenwel slaagt hij erin de reisweg van de bende te volgen tot aan de spoorweg Brussel-Oostende alwaar hij het spoor bijster wordt. Nog veertien dagen na het gebeurde moet Karel Lambrecht het bed houden om van de opgelopen verwondingen te herstellen.

DE BENDE TE EVERGEM EN TE WONDELGEM Op aanraden van Maurits Bauweos wagen René en Edmond Verstuyft, Van Hoe en Lepierre een kans in de melkerij van Lieven Van de Voorde te Evergem. Met verenigde krachten wordt in de nacht van 6 op 7 januari 1919 omstreeks middernacht, door de vier genoemden een ijzeren staafvan voor het keldervenster weggetrokken waarna ze via de kelder toegang krijgen tot de woning. Wanneer Van de Voorde plots wakker schiet ziet hij twee man aan zijn bed staan met een zaklamp in de hand. Hij poogt zich nog te verzetten tegen de indringers en roept om hulp. De schurken grijpen hem echter bij de keel om hem het roepen te beletten, terwijl een derde (Van Hoe) een waterpot op het hoofd van de aangevallene stuk slaat. Daardoor breekt de weerstand van Van de Voorde en vergezelt gewillig de mannen naar een andere kamer waar zich de brandkast bevindt. Onder doodsbedreigingen opent hij deze en hieruit wordt een aantal waarden en geld gestolen voor een bedrag van ongeveer 45.000 fr. Ondertussen wordt de vrouw geslagen en bedreigd met een bajonet door de twee andere bandieten. Ook de kinderen worden naar beneden gehaald en een zoontje, 13 jaar oud, dat zijn moeder tracht ter hulp te komen, krijgt een slag van een geweerkolf. Na de aanslag wordt het geld in het huis van Edmond Verstuyft verdeeld. Het is ook deze laatste die later in café "Het Lantaarnke" in de Maïsstraat, de 300 fr beloning voor de tip zal overhandigen aan Maurits Bauwens. Juist de gestolen waardepapieren van deze diefstal afkomstig zullen de bende in moeilijke papieren brengen. Maar later daarover meer. 211


Reeds lang lagen de mannen van de bende erop geslepen een bezoek te brengen aan een of andere rijke villa. Hun keus viel daarbij op het buitengoed van Van Pottelsberghe te Wondelgem. Edmond en René Verstuyft, Raymond Van Hoe, Karel Lepierre, Pieter Criel en Karel Smidt hadden de inbraak gepland in de nacht van 8 op 9 januari 1919. Op die bewuste avond is iedereen op de aangeduide plaats aanwezig behalve Karel Smidt die wegens een ons onbekende reden niet komt opdagen. Ook René Verstuyft is niet op het appel. In de loop van de dag had hij zich dermate bedronken dat hij het wijsetijker vond om in bed te kruipen. Met zijn vieren gaat het dan over de Wondelgemse meersen naar de villa van Van Pottelsberghe. Als Van Hoe over de omheining van het goed wil klimmen raakt hij een electrische draad die een bel in werking stelt. De stilte wordt doorbroken door het schel geluid van de steeds maar verder beierende bel. De nachtelijke toeristen stuiven uiteen als een klad opgeschrikte duiven en wanneer ze zich later terug hergroeperen blijkt dat een van hen, met namePieter Criel, er van onder is getrokken, naar huis. De drie overgeblevene vinden echter dat ze niet met lege handen naar huis kunnen. In het zelfde Wondelgem maakt Van Hoe door middel van een bajonet een opening in de kelder van de herberg van het echtpaar Van den BroeckeDhaeninck. De drie dringen door het gat naar binnen en nemen al wat niet te heet of te zwaar is, en in zo verre ze het kunnen dragen, metzich mee. Wanneer later door de politiecommissaris van Wondelgem, Petrus Eyckelberg, de inbraak wordt vastgesteld blijken volgende zaken te ontbreken: 60 flessen wijn, 6 flessen champagne, 1 fles elexir, 15 fr. in geld, twee paar "damesbottienen" en een zilveren damesuurwerk. DE BURGEMEESTER VAN ST.-MARTENS-LATEM KRUGT ONGEWENST BEZOEK Het was niet altijd de drang naar geld die de eerste beweegreden was om een of ander feit te plegen voor de bende. Soms was het hoofdmotief weerwraak. Dit was zeker het geval met de inbraakbij de burgemeester van St.-Martens-Latem. Eens had deze laatste een deurwaarder naar Van De Putte gezonden omdat deze weigerde een som geld te betalen die hij nog aan hem verschuldigd was. Van De Putte, die van Drongen afkomstig was en de streek ten westen van Gent zeer goed kende, stelde aan de bende voor een inbraak te plegen in de hofstede van Richard De Brabander. In de nacht van 15 op 16 januari 1919 slaan Edmond en René Verstuyft, Van Hoe, De Clercq, De Groote, Lepierreen Van Damme hun slag. Edmond samen met Van Hoe, De Clercq en De Groote klauteren het dak van de hofstede op en verschaffen zich toegang tot de woning via het zolderraam. Eens binnen loopt Edmond snel naar beneden om de deur voor zijn broer en de anderen te openen. De Grooteverlaat onmiddellijk de woning om buiten samen met Lepierreen Van Damme de wacht op te trekken. De 212


De Clercq AloĂŻs; geb. Zwijnaarde , 14 maart 1887 , metser , won . te Diksmuide.

burgemeester en zijn vrouw worden in hun bed door de indringers overvallen en erg geslagen. De echtgenote die nog het meest van al wordt mishandeld door Edmond en Van Hoe , verliest er zelfs het bewustzijn bij. De Brabander zelf wordt gedwongen zijn brandkast te openen waaruit door RenĂŠ voor een bedrag van ongeveer 8000 fr wordt geroofd. Daarna wordt de woning grondig doorzocht waarbij de dieven nog een partij juwelen en kledingstukken , die waardevol genoeg worden bevonden, meenemen. Plots wordt door de wacht buiten op het erf een noodsignaal gegeven waarop de bandieten hals over kop de woning verlaten zonder nochtans hun buit te vergeten. In zijn haast haalt Lepierrede haan van zijn revolver over waardoor in het huis een schot weerklinkt zonder evenwel iemand te verwonden. De muldersgast Maurice Van Wassenhave komt onderweg de bende tegen en ziet dat aan de fietsen van twee van hen geweren zijn vastgemaakt. Een van hen bleef zelfs achter omdat er iets aan zijn fiets haperde . Buiten de burgemeester en zijn echtgenote waren er ook nog een meid en twee knechten in het huis aanwezig . De dienstmeid Alida Onderbeke zallater niet veel van dit avontuur kunnen voortvertellen want bij het horen wat er zich in het huis aan het afspelen was , was ze van schrik diep onder de dekens gekropen. De twee knechten, de gebroeders Aerssens, hadden ondertussen ook het hazepad gekozen langsheen het zoldervenster. Waarschijnlijk was dit laatste er de oorzaak van dat de wacht op het erf enig onraad meende te bespeuren , waarna ze hun medeplichtigen verwittigden door het 213


geven van het afgesproken signaal. Gewoonlijk werd de buit verdeeld ten huize van Edmond en soms ook wel eens in dat van Maria Van Zele, de vriendin van RenĂŠ Verstuyft. Het opvallendste bij deze inbraak is wel dat niet iedereen eenzelfde deel van de buit krijgt. Zo krijgt De Clercq, die reeds op een slecht blaadje staat bij Van Hoe, slechts 200 fr. Daarentegen bekomt De Groote 600 fr en Lepierre 500 fr. Maurice De Wulf, geneesheer te St.-Denijs-Westrem, die nog diezelfde nacht naar de boerderij van De Brabander wordt geroepen, stelt vast dat de verwondingen die het echtpaar heeft opgelopen, al bij al, nog meevallen. IN NAUWE PAPIEREN

De waardepapieren die tijdens de inbraak van 6 op 7 januari bij Lieven Van De Voorde te Evergem waren buit gemaakt zijn nog steeds in het bezit van de bende. Maar hoe ze te gelde maken? Zeker niet te Gent of in de onmiddellijke buurt ervan, want daar bestond de kans dat men zich de inbraak te Evergem nog zou herinneren en de aangeboden waarden daarmee in verband brengen. Er wordt besloten enkele tussenpersonen onder de arm te nemen om de waarden van de hand te doen. Op 21 januari 1919 rijden Julien Van Den Bulcke, Atberic Vander Haeghen enEmest Van de Kerckhove per auto samen met vijf leden van de bende naar Kortrijk. Die vijf zijn : de gebroeders Verstuyft, De Clercq (alhoewel hij geen deel had aan de inbraak), Lepierreen Van Hoe. Terwijl de anderen in de buurt achterblijven, begeven Van Den Bulcke en Vander Haeghen zich naar het wisselkantoor van Prosper De Bruyne. Bij zich hebben ze een valies waarin al de waarden steken die bij Van De Voorde werden gestolen. De wisselagent heeft echter lont geroken want een deel van de waarden, nl. de Belgische titels, worden door hem ingehouden en zegt dat men het geld later mag komen ophalen. Nadat hij de politie heeft verwittigd wordt Van Den Bulcke aangehouden. Men verzuimt echter ook zijn medeplichtigen in te rekenen. Bij het verhoor bekent hij dat hij samen met Vander Haeghen en Van De Kerckhove per auto naar Kortrijk is gekomen in gezelschap van vijf onbekenden. Het enige dat het onderzoek nog kan uitwijzen is dat Van De Kerckhove de auto bestuurde. Daarentegen kon Vander Haeghen niet worden gevonden en het duurde nog tot 12 oktober 1922 (!)vooraleer men ontdekte dat deze te Roeselare woonachtig was. De drie werden door de boetstraffelijke rechtbank wegens heling veroordeeld. Was op dat moment het gerechtelijk onderzoek beter doorgedreven geworden, bestond er een redelijke kans dat de aktiviteiten van de bende Van Hoe en Verstuyft toen reeds tot het verleden hadden behoord. De bende voelde zich echter meer dan ooit veilig en zou nog tal van onschuldige slachtoffers maken.

214


DE AANSLAG TE ERTVELDE-RIEME Tot nu toe had de bende hun nachtelijke tochten te voet of per fiets ondernomen. Door de kennismaking met Emest Van De Kerckhove beschikten ze nu over een sneller vervoermiddel, een auto. Dit zou hen toelaten heel wat mobieler te zijn dan voorheen. Ook zouden ze zich na het plegen van hun misdrijven vlugger kunnen verwijderen van de plaats van de misdaad en het vervoer van de gestolen goederen zou hen heel wat minder problemen opleveren. In de late namiddag van 25 januari 1919 wordt er verzameling geblazen in de herberg van Triphon Van De Putte aan de Coupure. De slag die nu op het dagorder staat werd aangeduid door Maurice Bauwens. Deze kende het huis van Eugeen Bollen te Ertvelde-Rieme tamelijk goed, daar hij nog met deze had gesmokkeld tijdens de oorlog en er toen regelmatig over de vloer kwam. Karel Smidts had voor alle zekerheid vooraf nog eens de plaats verkend, verkleed als leurder. Hierbij denken we terug aan Bakelandt's bende wiens beste tipgevers en aanduiders de leurders uit de streek waren. De bekendste onder hen was zeker Miel de leurder. Door zijn bedrijf kwam hij regelmatig op de boerderijen in de streek en verstond hij de kunst overal waar hij kwam het vertrouwen van de bevolking te winnen. Een van de taken van de leurders was ook van psychologische aard. Door hun verhalen over de bende die ze aan de gastheren vertelden, zorgden ze ervoor dat de bevolking schrik en vrees had voor de bende zodanig dat bij een eventuele inval de bewoners zich liever niet tegen die wreedaards te weer stelden. Reeds rond 10 januari warenBauwensen Van Hoe even op verkenning geweest en een paar dagen later de ganse bende onder leiding van Van Hoe, waarbij ze echter de aangeduide plaats niet konden terugvinden. Daar de groep te groot is om met zijn allen naar Ertvelde-Rieme te rijden wordt er beslist dat Edmond Verstuyft en Aloïs De Clercq samen per fiets zouden vooruit rijden. In de auto van Van De Kerckhove nemen plaats: René Verstuyft, Oscar De Groote, Raymond Van Hoe, Karel Smidts, Alberic Van Der Haeghen alsook een onbekende Waalse deserteur. Het huis van Eugeen Bollen is eenzaam gelegen, met veraf van het kanaal Gent-Terneuzen. In werkelijkheid wordt het huis door twee gezinnen bewoond, nl. de familie's Bollen en Blanckaert. De auto wordt door de bende aan het kanaal achtergelaten onder bewaking van zijn eigenaar, nadat ze er Edmond en De Clercq hebben aangetroffen. Vander Haeghen wordt als schildwacht voor het hof opgesteld. Het is dan 18.40 u. Edmond, De Clercq en De Groote gaan naar de achterzijde van het huis en proberen er de deur te openen. René en de anderen nemen de voordeur voor hun rekening. Daar Edmond er niet in slaagt de deur open te krijgen wisselt hij van plaats met zijn broer René. Op dat ogenblik opent Eugeen Bollen zijn achterdeur met de bedoeling naar de paardestal te gaan. De deur is nog maar pas open als René Verstuyft te voorschijn 215


De Groote Oscar; geb . te Dikkelvenne , 21 maart 1893 , metser , won . te Gent.

springt en een schot afvuurt dat de rechterhand van Bollen doorboort. In het huis beseft men maar al te best waar men aan toe is. Vrouw Bollen en haar vijf kinderen , waarvan de jongste slechts vijf en een half jaar oud is , vluchten samen met Marie Claeys (echtg. Blanckaert) naar de voutekamer waar ze trachten langs een klein raam uit de woning te geraken. Een van de bendeleden houdt echter de wacht aan dat venster en van zodra hij de beweging ziet, schiet hij in de richting van het raam zonder evenwel iemand te treffen. Wanneer dan vrouw Bollen in de keuken het noodgeschreeuw van haar man hoort , keert ze op haar stappen terug . Daar ziet ze een gewapende kerel terwijl twee anderen reeds naarstig de slaapkamer aan het doorsnuffelen zijn op zoek naar buit. Onder doodsbedreigingen overhandigt de vrouw aan de bandieten 1100 fr. Daar ze toch over een modern voertuig beschikken waarin ze heel wat kwijt kunnen , nemen de dieven ook nog een aantal kledingstukken , beddegoed , twee uurwerken , twee fietsen en 100 boekjes sigarettepapier mee. Ook het woongedeelte van de familie Blanckaert wordt niet vergeten. Terwijl een van de indringers daar naar binnen gaat wordt de wacht aan de deur gehouden door twee kerels met een karabijn in de hand. Alle kasten en laden worden doorzocht en als buit wordt 600 fr in geld , enkele juwelen , vlees en spek meegenomen . Later op de avond stopt de goed beladen geelkleurige auto voor de herberg 216


van Van De Putte aan de Coupure. In de keuken achter de gelagzaal wordt de buit verdeeld en de waard koopt zelfs het deel aan vlees van een bendelid op. De wonde aan de rechterhand van Eugeen Bollen wordt later aangetast door wondklem. In een laatste poging het leven van de man te redden wordt zijn onderarm geamputeerd wat echter niet mag baten. Op 9 maart 1919 overlijdtEugeen Bollen in een Gents ziekenhuis in de verschrikkelijkste pijnen. DE MOORD OP DE OTTERGEMSESTEENWEG TE GENT In de vooravond van 28 januari 1919 is het de beurt aan de pachthoeve De Moerioase op de Ottergemsesteenweg te Gent om bezoek te krijgen van de bende. Die avond is het voltallige· gezin De Moerioose, Alfons, August, Edmond, Emma en de meid Marie De Weerdt, rond de haard gezeten. Opeens, even voor 19 u, wordt de stilte doorbroken door hevig geblaf van de honden op het erf. Edmond en Alfons De Moerioase besluiten een kijkje te gaan nemen. Pas is de achterdeur geopend of vanop het erf weerklinkt een salvo. Edmond stort dodelijk neer, Alfons kan nog net bijtijds de dans ontspringen. Wanneer August en Emma hun broer ter hulp willen komen worden ze ook door kogels getroffen, August in de linker-schouder en Emma in de rechtervoorarm. Alfons en de meid lopen samen de trap op naar de zolder en doorheen het geopend raam roepen ze luidkeels om hulp. Zelfs dan wordt er nog naar hen geschoten vanop het erf. Door het hulpgeroep is de omgeving gealarmeerd en komt er hulp opdagen bij monde van enkele buren waar onder vader Van Neder en zijn beide zonen. Die zien op de hofstede van De Moerioase een groep mannen rondlopen en pas bij het naderen realiseren ze zich dat het dieven zijn. De bende die zich in hun opzet mislukt weten, blaast de aftocht na nog eerst de ter hulp gesnelde buren onder vuur te hebben genomen. Pas later bij het opdoeken van de bende zal kunnen uitgemaakt worden wie aan de aanslag heeft deelgenomen en wat voor rol ze er in speelden. Het dodelijke schot werd door ~ené Verstuyft afgevuurd terwijl Oscar De Groote en Aloïs De Clercq, die de wacht hielden op het erf, naar het zolderraam hadden geschoten. Van wie ook bekend werd dat ze bij deze aanslag aanwezig waren zijn :Van Hoe, Van De Kerckhove (als bestuurder van de auto), Vander Haeghen, Willemijns en ook de reeds vermelde Waalse deserteur, waarvan later niemand nog zijn naam zou herinneren. Toen de eerste schoten vielen waren Vander Haeghen en Willemijns op de vlucht geslagen. Opmerkelijk is wel de afwezigheid van Edmond Verstuyft, wat evenwel gemakkelijk is uit te leggen daar deze op dat ogenblik in de gevangenis opgesloten is.

217


DE MOORD TE BRUGGE Was het actieterrein van de bende tot nu toe slechts tot Gent en omstreken beperkt gebleven, dan zal daar nu verandering in komen. Zelfs in een tijd waarin de persoonlijke vervoermiddelen beperkt bleven en ook het openbaar vervoer nog niet zo ver gevorderd was, schrikten ze er niefvoor terug hun daden te plegen in andere delen van het land en zoals we later zullen zien ook grensoverschrijdend te opereren. Daar een aantalleden van de bende uit het Brugse afkomstig was lag het voor de hand dat de bende ook in die buurt haar kans zou wagen. Het doel was de woning van mulder Cyriel Gaillaert op de Dudzeelse Steenweg te Brugge. Deze woonde er samen met zijn vrouw; Emma Braet en zijn bejaarde vader Ivo alsook de knecht Kamiel De Soete. Deze laatste sliep in de stal naast de woning. Ook deze keer was de bende er niet in geslaagd van bij de eerste poging haar doel te bereiken. Een eerste poging was spaak gelopen toen een deel van de bende onder leiding van RenĂŠ Verstuyft onderweg op een patrouille gendarmen liep die hun papieren controleerden. (De identiteitskaart is in dat jaar- 1919- ingevoerd) Een tweede maal ontmoetten ze op hun weg naar de Dudzeelse Steenweg een onderofficier van het leger, welk voorval ook hun plan in duigen liet vallen. Telkens logeerde de bende in het huis van Kamiel Dhondt welke te Brugge woonachtig was. De eerste maal was Dhondt zelfs meegegaan maar na de mislukking had hij tegen zijn vrouw gezegd: "Die krijgen me nooit meer mee." De derde keer moest dan de goede keer worden. Op 18 februari 1919 vertrokken met de tram uit Gent: Raymond Van Hoe, Jules De Paepe, AloĂŻs De Clercq, Oscar De Grooteen Emest Van De Kerckhove. Bij hun aankomst te Brugge worden ze opgewacht door de twee Bruggelingen Dhondt en Van Ougstraete. De rest van de dag brengen ze door in het huis van Dhondt in afwachting dat het juiste moment aanbreekt. Onder bescherming van de duisternis begeven de zes zich op pad, zonder Dhondt die er de voorkeur aan geeft zijn aandeel te beperken tot het verschaffen van onderdak. Omstreeks 2 u in de nacht komt de bende bij de woning van Gaillaert aan. In de tramstatie in de buurt stelen ze eerst nog een ladder en dringen hiermee binnen via het venster. Cyriel Gaillaert wordt door een gerucht wakker en denktdathet zijn bejaarde vader is want hij vraagt: "Vader, zijt gij opgestaan ?''. Op dat zelfde ogenblik dringt een bandiet zijn slaapkamer binnen en schiet de vrouw van Gaillaert, die reeds opgestaan was, neer. Dodelijk gewond valt ze ten gronde. Haar man die aan de indringers was kunnen ontsnappen begint luidkeels te roepen. In zijn slaapkamer wordt de 72-jarige Ivo Gaillaert door twee andere bandieten (Van Hoe en De Clercq) zwaar mishandeld. Maar de ouderling laat zich zo maar niet doen en ziet nog de kans om de revolver van De Clercq af te nemen. Van Hoe bemoeit zich echter met de zaak en kan het wapen teruggrijpen. Ook de knecht wordt beschoten en wordt geraakt in zijn rechterzij. Uit schrik dat 218


Willemeyns Emiel ; geb. te Vinderhoute , 15 november 1877, elektriekbewerker, won . te Mariakerke.

de buurt door het lawaai zou gealarmeerd zijn , slaat de bende op de vlucht zonder ook maar iets als buit mee te nemen. Aan de hand van de ter plaatse gevonden kogelhulzen zal bij het onderzoek kunnen uitgemaakt worden dat de inbrekers gewapend waren met minstens twee Duitse revolvers en een Duits geweer. Waarom RenĂŠ Verstuyft bij deze daad niet aanwezig was , is niet geweten , anderzijds is van zijn broer Edmond bekend dat hij op dat moment nog steeds in de gevangenis verblijft . DE MISLUKTE DIEFSTAL TE MASSEMEN In de nacht van 22 op 23 februari 1919 rijden RenĂŠ Verstuyft , Van Hoe , De Clercq en De Paepe per fiets naar Massemen nabij Wetteren. Hun reisdoel is de woning van de 73-jarige Victor Van DenBerghein de Molenstraat. Deze woont er samen met zijn vrouw Marie De Backer, 63 jaar oud. Van Den Berghe is schoenmaker en zijn vrouw baat er een winkel uit. De woning is in een dichtbevolkte buurt gelegen alhoewel toch een 25-tal meter afgelegen van het dichtst bijzijnde huis. In de loop van de avond hoort de bewoner tot tweemaal toe een verdacht geluid. Telkens staat hij op om te gaan kijken en niets bemerkend gaat hij terug naar bed. Omstreeks 1 u hoort hij terug een raar geluid maar deze keer is het duidelijk dat een van de ramen wordt opengebroken. Onmiddellijk loopt Van Den Berghenaar de zolder en slaat alarm door enkele deksels van kookpannen als cimbalen

219


te gebruiken. Ook zijn vrouw is hem gevolgd en roept om hulp. Plots wordt de man doorheen het gevelvenstertje vastgegrepen door een bandiet die op een ladder staat en hem toeroept : "Zwijg of ik schiet". Van Den Berghe laat zich echter niet bevelen en gaat door met zijn blikconcert. De indringer die zijn bevel niet opgevolgd ziet, lost een schot maar niemand wordt hierdoor geraakt. Inmiddels is de vrouw terug naar beneden gevlucht en wordt de man onder bedreiging van een revolver gedwongen naar beneden te gaan. Toch ziet Van Den Berghe nog de kans een riek te grijpen om zich te verdedigen maar wordt onmiddellijk ontwapend en bekomt hiermee zelfs een steek in het hoofd. In de winkel gebracht wordt hij uiteindelijk bewusteloos geslagen. Ook de vrouw wordt hardhandig aangepakt. Inmiddels breken andere rovers een kast in de winkel open en nemen een houten kistje met zichtkaarten mee alsook een paar hoge schoenen. Op hun eis naar geld, ze beweren te weten dat het echtpaar minstens 40.000 fr in huis moest hebben, klaagt de vrouw dat al het geld was uitgegeven om leder te kopen voor het bedrijf van haar man. Uit vrees betrapt te worden maken de dieven aanstalten om te vertrekken maar omdat de vrouw terug om hulp begint te roepen, werpen ze haar eerst op de grond en grijpen haar bij de keel. Gelukkig is er op dat moment hulp op komst bij monde van buurman Alfons De Mulder en zijn twee zonen. Hierdoor wordt het leven van de vrouw gered. Tijdens hun vlucht schieten de bendeleden nog vier maal in de richting van de ter hulp gesnelde redders waardoor de zoon Oscar een kogel in de arm krijgt. Na de mislukte aanslag gaan de vier inbrekers hun fietsen bij Hortense Walraeve te Massemen afhalen alwaar ze deze vooraf hadden verstopt. DavidMAES ('t Vervolgt)

220


UIT DE GESCHIEDENISVAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg)

HOSPITAALBRUG Genoemd naar de straat schuin over de brug , werd deze recente constructie gebouwd op stadskosten. De St.-Agnetebrug immers die slechts over één rijvak beschikt , zorgde tijdens de spitsuren voor bestendige opstoppingen. Aangezien de St.-Agnetebrug een staatsbrug is en de Staat niet van plan was aan de bestaande toestand, in de onmiddellijke toekomst verandering te brengen , besloot de stad een bijkomende wegbrug te bouwen ter hoogte van de St.-Agnete-noodvoetbrug. In die tijd (1970) waren er plannen voor een semi-metro in Gent en daarvoor zou men eventueel de Coupure dempen. Omdat men volledig in de onzekerheid verkeerde over de toekomst van de waterloop koos men voor de uitvoering van de brug toch maar voor de zekerheid herbruikbare en opbreekbare materialen : een bruggeraamte in staal en het dek in Azobé-hout (dit is een buitenlandse harde houtsoort welke tegenwoordig veel gebruikt wordt voor brugdekken). Als fundering maakte men gebruik van het versterkte massieve sluishoofd van de vroegere sluis aldaar (zie St.-Agnetebrug). De werken vingen aan op 1 december 1971 en werden beëindigd op 23 maart 1972. De brug overspant 13 meter, met een rijwegbreedte van

~

De Hospitaalbrug in 1981, Stadsbrug.

221


7 m, en is volkomen vlak met de aansluitende wegen dank zij het feit dat de waterloop voor alle scheepvaart gesloten is sinds 30 november 1969, na het in gebruik nemen van de Ringvaart rond Gent. Prijs: 1.509.000 fr.

ROZEMARIJNBRUG De eerste brug dateert van 1753 , het was een draaibrug omdat men met ophaalbruggen onvoldoende doorvaarbreedte haalde . Ze lag in het verlengde van de Twaalf Kamerenstraat , net in de bocht die de Coupure op die plaats maakte. De naam "Rozemarijn" wordt toegeschreven aan de naam van een nabijgelegen herberg : de Rozemarijn is een heester uit het Middellandse zeegebied. De eerste brug deed dienst tot 1808, toen werd ze vernieuwd voor de prijs van 13.071 fr.Het is deze brug die door soldaat Wynants werd getekend in 1823. Deze tekening wordt nu bewaard in de Atlas Goetghebuer, in het Stadsarchief van Gent. De afmetingen van de eerste en de tweede brug waren dezelfde. (zie tabel) Toen het stadsbestuur in 1910 voorstelde een nieuwe verbinding tot stand te brengen tussen Ekkergem en het centrum, werd er een nieuwe brug over de Coupure gepland. Door allerlei omstandigheden, o.a. de oorlog 19141918 duurde het nog tot 1925 vooraleer een nieuwe, verhoogde en vaste brug tot stand kwam. Tram twee, die tot dan zijn terminus aan het Justitiepaleis had, kon nu tot aan het St. -Pietersstation rijden. De brug werd 25 m meer stroomopwaarts gebouwd, zodat de schepen nu veel gemakkelijker onder de brug door konden daar ze over het rechte eind lag.

T·RAYAUX .. ~

Le ~IAitl.E

:;>

*''"•

-..

-

DEN

i{&.rn~: ·

i>E u VILLe DE Officier, Je la Léfi- tl~, f

M..t.;RE DER ST..tD GE.ND, Officier van het Légion d'honoeur ,

/i'oorlromt !zet Puhli.el dat uyt lrragt v nn de aulorisatie van Mrn!=r Jen Prefoet van dil Deparkment , voor Jlem zal voorl geprocedeert w orden , l)yssetuio;; den :> t April toelomende , ten elf uren 1 t n~, in Je Zaele van het Trihullal van P<>lice ten Sfl:d.fiu)·ze, met de definitive Aenhestedint;t: van Je Werken lot l!t!l ennaelen van de Draeyende" B"'{!,gt', {!':teyd Rosmaryn , f!!Uf!'n óp Je ~ binrien deze Stad. De Pt!r<oonen die ~ 'lzehhen om aenncmers worden van Je geuyde Werfren, zullen kermis .toMen nemen. van de Coru1itien en Begrootó.j;e, in Jéj.,. Bureau der puhlieke Werken van Je Mairie , iilk dtzt:en van ten ne~ lot twaelf uren voomll'ddag, en '!"'f dry- lot VJf uren Jes llaenn•'Jàagt. , ,

Prév.ient Ie P.ililic, qu'en· vertu de l'a;itörisation de 1\tonsicm: Ie Préfet de ce Département, il sera p.l'<>Céllé pardevant Llli ,!il.t..U 0.1 ~vril prqchain, à u beurcs du matin, en la Salie de Séa:Jtce du Tribunal de Police a I'Rótel-de- Ville~ à · l'Adjudication défmitivc ct au rahai• des 'fravaUI · à fatre pour lo réconstruc-tion du Pont Tonmant, dit du Romann , si.s sur la nouvelle Coupure en cette Ville.

Les Persounes qlli dés.irent se rendra Adju~ cataireo des dita Tnvaux, pourroot prendre con; noissaoce des Conditions e~ du Dévio estimatif aa Bureau dea Travaux publi';:. de la 1\tairie, lO"lea jours depuie neur bew-es du inatin juRfU'• ;m.idi, et depuî.. tro,_is jusqu.'à cinq heurea de relevéeo>

*'

Gedaen ten St.ad-buyze, den 7 April 1607.

Fuil à Tflrkl:l·Je-Yilk, le 7 .dvril. 1607·

,

PUBLICS~

Si&.;6 J. DELLAFAITLE.

Geteeknt J. DEI;LAFAILLE.

222


'

,

>

'(#

~~~<f<

De Coupure met op de voorgrond de Rozemarijnbrug en op de achtergrond de Rasphuisbrug. Tekening van omstreeks 1823 uit het " Atlas Goetghebuer" .

De Rozemarijnbrug anno 1920. Op de achtergrond de Rasphuisbrug .

223


Mei 1940 : de vernielde Rozemarijnbrug .

De huidige Rozemarijnbrug (foto winter 1981).

224


De werken, uitgevoerd door aannemer Diegerick, vingen aan op 1 April 1925 en waren voltooid in februari 1926. De voetgangers konden reeds begin november 1925 gebruik maken van de brug. De scheepvaart werd hersteld in november. Door de brug te verleggen was het nodig twee nieuwe straten aan te leggen : verlenging van de Papegaaistraat en de Rozemarijnstraat. Toen de Duitsers ons land binnenvielen in mei 1940, bliezen de Belgen voor hun vertrek, alle bruggen op in de binnenstad. Het middenstuk van de Rozemarijnbrug werd vernield en achteraf door de bezetter tijdelijk hersteld. Deze tijdelijke herstelling hield stand tot in 1980. Toen was het mogelijk een vaste, niet verhoogde brug te bouwen, aangezien er toch geen scheepvaart meer onderdoor moest. Eerst raakte de dienst Openbare Werken het met de stad niet eens over de vraag of er ook kokers in de brug moesten komen ten behoeve van het verkeer op de Coupure links en rechts, de dienst O.W. wilde die voor fietsers en de stad drong aan op autokokers. Resultaat : geen van beide! Voor de aanleg van deze laatste brug, in beton, werd de Coupure tijdelijk en plaatselijk drooggelegd. Zo ontdekte men de oude landhoofden van de eerste brug (ter hoogte van "Salon Napoleon") Tussen deze stukken vond men de volledige bevloering terug : een 30 cm dikke gemetselde laag op een stortbed van grote eikenhouten balken, welke horizontaal lagen. De firma die de nieuwe brug zou maken bracht van af 17 oktober 1977 alles in gereedheid om de werken te beginnen doch ging enkele tijd later falliet. Op dinsdag 28 februari 1978 verscheen in dagblad "Het Volk": "Bruggen miserie constante in Gent Heraanbesteding nodig voor nieuwe Rozemarijnbrug De vertraging aan de brug (te wijten aan de ondernemer diefalliet is) heeft invloed op de werken aan de Contributiebrug, die straks (?) ook moet vernieuwd worden. Intussen is men nog altijd bezig aan de De Smetstraatbrug en krijgt ook de Terplatenbrug een beurt. Het is echter nog niet alles: de beruchte Muidebrug kan elke dag figuurlijk door de knieÍn gaan en dient ¡ ook zo rap mogelijk vernieuwd te worden." Na de faling van de vorige aannemer werden de werken toegewezen aan P.V.B.A. Openbare Werken, C. Dhondt uit Brugge, voor een bedrag van 16.717.704 fr. De werken werden aangevat op 6 augustus 1979. Er was een uitvoeringstermijn voorzien van 220 werkdagen. Tegelijkertijd met deze brugwerken, werden door dezelfde aannemer, in opdracht van het stadsbestuur, twee collector doorsteken voor afvalwater, onder de Rozemarijnbrug, uitgevoerd. De brug was voltooid op 5 december 1980. Het verkeer werd onderbroken van 29 april1980 tot 26 september 1980. De rest van de tijd werd er onder de oude brug gewerkt. 225


JAAR

1808 1925 1979

SOORT

Lengte

Draaibrug, 18,2 hout Vaste in steen 30 Vaste in 30 beton

Breedte van : Vrije PROEF rijweg voetpad doorvaar hoogte

4,1 9 14

2x 1,8 2x2,6

10 8,15

4,1 2,9

Staatsbrug Dossier 6572 Jaarverslagen 1977-78-79-80 Dagbladen : De Gentenaar 1925-26 en Het Volk 1978.

M. LABYN ('t vervolgt)

VAN ALLE MARKTEN THUIS. Deelll Stoofhijt, nen eemer veur ne kluit, Baas uwen eemer die luupt uit. En ha 'k het k 'ik U niet gezijd, Ge waart al Uw stoofhijt kwijt ! (Volksliedje) De Turf- en Houtmarkten van de Groenen Briel, de Houtbriel en de Houtlei.

DE TURFMARKT OP DE GROENEN BRIEL In de onmiddellijke omgeving van het Sluizeken lag de Groenen Briel. De naam is afkomstig van het Latijn "Broglium", wat een met bomen en struiken begroeide weide betekent. Het was de naam die men eertijds gaf aan een waterrijk gebied , een uitgebreid stadjegelegen tussen de Lieve, de Plotersgracht, de Schipgracht en de Vogelenzang of Nieuwe Lieve (Blaisantvest). De inwoners noemde men "Brielenaars". De Brieleneers waren de beste vrienden van de "Vogelzangers" (inwoners van de Vogelzangkaai) en hielpen ze in hun "steuvelingen" of vechtpartijen tegen de "Herodianen".

226


Galld

Le Qoal des Tuilleries.

Fig. 1. De Schipgracht en de Tichelrei aan de Groenen Briel. Dit kanaaltje eindigde aan het Sluizeken. Zicht genomen van op de Sleutelkensbrug (vroegere Schaapbrug) (Postkaart nr . 215 (?) Heliotypie De Graeve - Gand . Verzameling E. Levis).

Dit waren de inwoners van de Heroduszak en het St. -Gillisstraatje. De Herodianen waren nogal dikwijls handgemeen met de inwoners van andere buurten (1). Reeds in 1270 verkocht Margaretha van Constantinopel de "Turfbriel" aan de stad Gent. D e plaats werd zo genoemd naar de schepen die er de turf aanbrachten uit de moerasgebieden ten noorden van onze provincie, de streek van Assenede , Axel en Hulst. De vaartuigen die van het Land van Waas kwamen, voeren niet tot in de Lievekom. Ze legden aan tussen het Sluizeken en de Schaapbrug (2) . Sinds 16 februari 1630 werden ze gelost door de arbeiders van het Sluizeken. Vooral op donderdag en vrijdag kwamen veel schepen uit Hulst , Sint-Niklaas en Lokeren toe. Zij brachten ook koopwaar aan die bestemd was om op de Vrijdagmarkt verhandeld te worden . De scheepjes werden gelost door een afzonderlijk korps van speciale lossers . Het belang van de korporatie der turfdragers wordt duidelijk als men voor ogen houdt dat eertijds bijna iedereen turf brandde . Slechts weinigen konden het zich veroorloven voor de verwarming van hun woning hout , houtskool of steenkool te gebruiken. Het was veel goedkoper dan hout , dat schaars geworden was , toch zeker om het te verbranden . Aardenburg en Gent waren toentertijd de grootste turfmarkten. In de vroege middeleeuwen gebeurde de aanvoer langs de weg . Me.t turfkarren voerde men de plaggen aan , wat voor heel wat moeilijkheden zorgde. Toen men later begon Gent op allerlei manieren met de Noordzee en de Schelde te ver227


Fig . 2 . Situatieschets van de buurt van de Houtbriel naar het stadsplan van 1534. Het hout ligt gewoon op straat opgestapeld langs de Veemerct (thans Vlasmarkt en Sint-Jacobsnieuwstraat) , de Schaepmerct, de St. -Jansdreve en de Hautbriel. Ter plaatse veroorzaakte dit zoveel ongemak , dat er in 1371 een reglement kwam dat verbood "omtrent Sente Jans huus, noch omtrent den Houtbriel , enich hout ... over de greppe" te leggen , " nemaer dat men de plaetse ende straten over de greppe ruum houde" .

binden, ontstond een uitgebreid net van grachten en kanaaltjes waarlangs men de aanvoer met platte turfscheepjes kon verzekeren. Te Gent was de Schipgracht daarvoor de aangewezen plaats. (Fig . 1) De corporatie van de turfdragers bestond reeds in de vijftiende eeuw . De turfdragers - in 1636 waren er een zeventigtal - kwamen samen om het werk te verdelen bij de Schaapbrug aan de Tichelrei . Naarmate de steenkool meer en meer voor de verwarming ingang vond , slonk ook het aantal turfdragers zienderogen tot ca. dertig. Reeds in het begin van de achttiende

eeuw verdween elk spoor van het turfdragerskorps. DE HOUTMARKTEN, DE HOUTBRIEL, DE STRO- EN HOUTMARKT VOOR DE SINT-NIKLAASKERK EN DE HOUTLEI De Houtbriel lag tegen de Leie aan de Kalvermarkt en was zo genoemd omdat men er het houtlostteen verkocht dat men via de Nederschelde en de Sint-lansgracht aanvoerde (fig . 2). Verder hadden we nog de stro- en de 228


Fig. 3. De Houtlei naar een aquarel van Jan-Jozef Wynants ca. 1821 (Stadsarchief Gent) Kaaimuren , ruime watertrappen en een groot aantal meerpalen vergemakkelijkten het laden en lossen van de schepen. Links de kapel van het klooster der Alexianen . Op de achtergrond de posteernepoortbrug en de nok van de gelijknamige poort. De schets werd gemaakt van op de Torenbrug die de verbinding vormde tussen de Poel en de HoogstraaL

houtmarkt voor de Sint-Michielskerk. Wij gaan hier niet dieper op in omdat over beide markten in vorige artikels reeds gepubliceerd werd (3). Zoals reeds gezegd raakten de meeste streken van Vlaanderen weldra ontbost, zodat men in de XIVe eeuw hout uit de Baltische landen diende in te voeren. Dit werd langs de Lieve op "bijlanders" naar Gent doorgevoerd. Een van de losplaatsen daarvoor was de HOUTLEL Dit is de straat of beter gezegd de kaai langs de gracht met de gelijkaardige naam (Fig. 3), tussen de voormalige Zottepoort en de Torenbrug. Deze gracht of vaart strekte zich echter veel verder uit. De Houtlei begon aan de Oordeelbrug. Haar wateren liepen onder de Zottepoort brug, de Posterne- en de Torenbrug en draaiden aan de Ramen terug naar de Leie om er zich, na eerst onder de Appelbrug (midden de huidige Jan Breydelstraat) gevloeid te zijn, met de wateren van de Lieve en de Leie te verenigen. Het kanaaltje werd gedempt in 1899 (Fig. 4). De naam Houtlei heeft zij te danken aan het hout dat men er vroeger te koop legde. In 1574 was de oever "ter Turre poorte, reeds de plaets daertoe van oude tyden ghecostumeerd" . Vroeger zei men : "up de gracht tusschen der turre-poorten ende der posternen". Men sprak van "rechtmatig hijt", hout dat met de draad doorgesneden of 229


Fig. 4. En zo zag de Houtlei er uit kort na de demping van de modderpoel die ze geworden was, in 1899 (De postkaart werd ve,rzonden in 1901). Dit deel werd omgedoopt tot Violettenlei en er werd op de plaats van de gedempte gracht een parkje aangelegd. Niet voor lang echter want ook hier sloeg de bouwwoede toe. Links zien we nog wat overblijft van de oorspronkelijke huizen, kaai en bomenrij. Rechts de muur van het "zothuis". (Prentkaart Albert Sugg, 1 N - 129. Verzameling E. Levis)

gezaagd is, "verstorven hijt", rottig hout dat gemakkelijk breekt, en "vierig hijt", het hout van de stam tussen het spint of "spek" en het kernhout (Fig. 5). Brandhout was "stoofhijt", fijn hout waar men de stoof mee aanmaakte. Men kocht het bij de "stoofhijtmarchand" en bewaarde het in een "hijtmande". 'T GAAT HIER WERE OVER ZIJN HIJT ! '"t Es gelijk een stoofhijt. Zo mager of een stuk hijt . Hij is hijtmager. Zo mager of een hout" of: '"t Es ne hijtene" doelen allemaal op magere personen. Was iets of iemand zeer lomp , dan was men "zo lomp of een hijt" . "Stokstijf" en "zo stijf of een hijt" zijn synoniemen. Zo de ouders, zo de kinderen wordt hier: "gelijk het hout is, is de spaander" . Als iets over zijn hout ging" ging het alle perken te buiten. Uitdrukkingen met hout ontmoet men vaak in oude teksten : 1780 : "Zoo het hout is, zoo de byl " (Zing. Zwaen , 64) 1713: "Sulcke hout geeft sulcke pijlen." (Sterre-Kycker, dec.) 1679 : "Men vindt by experientie I dat het droog hout licht brant" (Sterre-Kycker, jan.) 1704 : "Alle hout I en is geen timmerhout." (Sterre-K ycker, act.) 230


~.,;:~JIJ! '"I'· ·E ~ttc

Van het :P !.AJST·GE~I} ~~,~-"Y:II.I)ide Sfaàt]emli besta~~ den Raed }l~(!lin de ~~ Y4P, ~<ilU~'lotéal jaçt lL . . . ;V •

"'- •

••

~-

••

-

0"•

Fig. 5. "Tarieven van plaets-geld op de markten te Gent van 18 Floreal jaer IX (8 mei 1801). Timmerhout par 100 voeten cubiek 2 1/3 centimes of 3 deniers. Brandhout, ... aenkomende met Rytuygen par wagen of karre 4 2/3 centimes of 6 deniers." (Universiteitsbibliotheek Gent. Fonds Vliegende Bladen, Marchés)

1568 : "Alle hout en is geen pijlhout." (Les proverbes anciens flamengs et françois par François Goedthais) 1669 : "Daer men hout capt I daer vallen spaenderen." (Sterre-Kycker, sept.) 1568: "Oud hout I oud gaud." (Les proverbes anciens ... 67) 1568 : "Van goeden hou te rnaeet men 't heetste vier." (Les proverbes anciens ... 71) 1568 : "So wel herrent een erom haut, als een rechte." (Les proverbes anciens ... 71) Een toemaatje: werd men bij het uitdelen van lekkers overgeslagen dan vroeg men: "En ik hê een hijtemuite zeker?" Turf is eigenlijk gedroogde veengrond. Het kan een zeer grote hoeveelheid vocht opslorpen. Vandaar dat men van iemand die ze goed "naar achter kon kippen", van iemand die een "tsenuivermuile" was zei : "Hij mag genen turf (tirf) !". 231


Deze gezegden vonden we bij de "Briefwisseling tusschen Vader Gys en verscheydene andere geleerde Persoonen van zynen tyd", beter bekend als "Vader Gys": "den pastoor spreekt tegenwoor~ig van de Passie, van de Gulzigheyd, van overspel en van Dronkenschap, en 't ergste van al hy en mag geenen turf, 't is gelyk om te lagchen." In 1848 vinden we in het feuilleton van 12 december in de "Gent. Telegraaf' : " ... ze mag den tirf niet." Zo zie je maar weer dat Gentenaars uit goed taalkundig hout gesneden zijn. EddyLEVIS VOETNOTEN

(1) Herodianen: Volksnaam waarmee de inwoners van de Heroduszak en het SintGillisstraatje aangeduid werden. De Herodianen waren nog al eens handgemeen met de inwoners van andere buurten. Het gebied hoorde vroeger toe aan de markies de Rh odes, vandaar de naam. ("Gents Woordenboek", L.L. Coopman, p. 524) (2) Schaapbrug : Oude naam van de Sleutelkensbrug. De stadsrekeningen van 1328, p. 636, maken er al gewag van. Daar stond over de Schipgracht de "poort ter Schaepbrugge". Ze werd afgebroken omstreeks 1500, zodat de vinders, die daar sinds het midden van de 14e eeuw zetelden, moesten verhuizen naar de "Waeterpoort" aan 't Sluizeken. Dr. Victor Fris weet niet waarom de brug zo heette. (De oude Straatnamen van Gent, Dr. V. Fris, p. 179) (3) Houtmarkt: zie G.T. 1988, meinummerp. 134. Houtbriel: zie G.T. 1988, julinummer p. 210.

BIBLIOGRAFIE : zie vorige artikels van dezelfde reeks.

232


GANDA. GENT ... DE KLEINE MAN ZEGT ER HET ZIJNE VAN! De emancipatie is reeds zo ver gevorderd, dat er hier een vrouw aan het woord is! Het is niet omdat "Ganda" en "Gent" toevallig beiden met een "G" beginnen, dat deze twee benamingen een zelfde oorsprong hebben. Zij kunnen best geheel afzonderlijk ontstaan zijn ... Iedereen is het er over eens, dat de plaats, waar Leie en Schelde samenvloeiden reeds de naam "Ganda" bezat, op het ogenblik dat aldaar de SintBaafsabdij werd opgericht. Men denkt, dat het woord "Ganda" samenvloeiing zou betekenen. In zijn "Populaire beschrijving van de grond waarop de Stad Gent is gebouwd" uit 1950 vertelt L. Michel Thiery ons, dat de Blandinusberg eens tot de zeebodem heeft behoord ! "Blandinus" zou dus wel de blonde zandheuvel geweest zijn, die op een bepaald moment zijn hoofd boven water (de zeespiegel) heeft gestoken en daardoor schril afstak tegenover zijn omgeving. Op de zuiderftank van de Blandijnberg vinden we Sint-Pieters-Aalst. Aalst betekent "wit" volgens Maurits Gysseling. Dit zou dus hetzelfde kunnen betekenen als "blandinus", doch misschien uit een andere periode ! De tegenhanger "Maalte" of "het zwarte" zou dan de betekenis van donker woud kunnen hebben ! Noordwaarts is het zeewater wellicht langer blijven stagneren en heeft zich vermengd met het zoete water van Lieve, Moere (Kale en Durme), Leieen Schelde, zodat een grote waterplas moet ontstaan zijn die men de "Kuip" heeft genoemd. De tijd is niet zo lang voorbij, dat het noordelijk deel van Gent doorspekt was met waterloopjes. Nog verscheidene straatnamen herinneren ons aan laaggelegen vochtige gronden : de Baaisteeg, de Korte Meer, het Meerhem, de Minnemeers, de Nederpolder, Onderbergen, de Onderstraat en de Poel. Ten westen van het oude Gent vallen ons van noord naar zuid de volgende oude plaatsnamen op : Evergem, Wondelgem, Westergem, Kolegem, Rooigem, Ekkergem, Sint-Pieters-Aaigem, Duddegem en Zevergem. Nog meer westwaarts zien wij : Zomergem, Lovendegem, Oostergem en Landegem. Ten noord-oosten van het oude Gent vinden wij : Puigem, Ledergem en Zingem- (kouter) en ten zuid-oosten vinden wij: Geizegemen Hukkelgem. In de oude Gentse stadskuip bespeuren wij echter geen enkele plaatsnaam eindigend op -gem. Er werden te Gent ook nooit Romeinse bouwwerken opgegraven. De Franse benaming "Gant" betekent handschoen en het woord is van Germaanse oorsprong. Waarschijnlijk zijn de woorden "gant", "want" (handschoen zonder vingers, met enkel een duim) en "hand" verwante woorden. Hand komt voor in de benaming van de Westvlaamse gemeente Handzame. Dit zou vroeger een landtong geweest zijn met een kleine haven. De betekenis van (h}Antwerpen wordt enkel 233


/ ¡:~ -~

i

LI..J

iI

.

r--

cQ

( .<-~

\

oC:::l

i

1

I

2"

""'C

-J¡

<t:)

verklaard door de legende van Brabo. De benaming "werp" zou van Frankische oorsprong zijn. Drie maal komt er dus zeewater en misschien reeds een haven bij te pas ! Moesten wij, ten tijde dat de zee zich terugtrok, ons op de top van de Galgenberg, de Geuzenberg, de Sint-Alllandsberg of de Ledeberg kunnen begeven, dan zouden wij zonder twijfel een machtig schouwspel zien, waarbij de aarde als een reusachtige hand uit het water opduikt. Geprojecteerd op ons huidig stratenpatroon zouden wij deze reuzenhand als volgt situeren: de voorarm= de Blandijnberg; de handpalm= de Kalandeberg en omgeving; de duim= de Hoogpoort; de wijsvinger= de Zandberg; de middenvinger= Kwaadham; de ringvinger= de Reep; de pink= de Kapucijnenham. Wij zouden het woord "want(da)" of het woord "gant(da)" uitschreeuwen!!! ... Volgens de "van Dale" betekent "gent" een mannetjesgans. Het woord "gans" vinden we te Gent terug in de oude straatbenaming "Ganzendries". Men weet, dat in onze streken, ten tijde van de Romeinen, ganzen werden gekweekt waarmee men te voet naar Rome trok, alwaar men verlekkerd was op de ganzelever, van deze uit onze streken afkomstige ganzen ! De 234


Links de toren van de kerk die toegewijd was aan de heilige Farahilde , aan het SintVeerleplein, uit de Flandria illustrata van Antonius Sanderus .

levensreis , die deze ganzen moesten maken (de weg van de wieg tot het graf) is verzinnebeeld op het Ganzenbord uit het oude Ganzenspel, dat de meeste onder ons nog wel zullen kennen. Een dries was vroeger een braakliggend stuk grond in de vorm van een driehoek, ontstaan door het getrappel van mens en dier op een plaats waar drie wegen samenkwamen. In veel gevallen groeide deze dries uit tot het dorpsplein . De Ganzendries was waarschijnlijk een plaats waar ganzen werden gekweekt of het driehoekig stukje niemandsland, waar de kudde ganzen kwam grazen . Deze Ganzendries moet waarschijnlijk veel noordelijker gezocht worden dan de huidige GanzendriesstraaL Momenteel bestaat nog een herberg mèt als uithangbord "Ganzendries" aan de hoek Patijntjesstraat/Aaigemstraat. Vóór de bouw van het Sint-Pietersstation begon aldaar de Ganzendriesstraat en moest men doorheen de spoorboom om het huidig nog bestaande deel van de straat te bereiken . De patroonheilige van de nu niet meer bestaande kerk van de Graven van Vlaanderen wordt met een gans afgebeeld ! Sinte Veerle of Sinte Farahilde was geboren en leefde in het latere Lotharingen . Zij overleed rond het jaar 750, toen ze bijna 90 jaar oud was. Zij werd door haar vader , een machtig prins uit Lotharingen , tegen haar wil in uitgehuwelijkt, doch wist maagd te blijven. Als mirakel wordt ons een verhaal opgedist , waarbij zij de stoffelijke resten van een gans terug tot leven wist te wekken ! Sommigen spreken van een wilde gans , anderen spreken van een trapgans. De trapgans zou één van de grootste vogels ter wereld geweest zijn , waarvan het model van de poten zeer veel gelijkenis vertoonde met dat , van de poten van de wilde ganzen en de boerenganzen. Sommigen verklaren haar naam als volgt : Farahilde = Hilde + vaar = heilige vaart. Zij werd aangeroepen tegen kinderziekten; veeplagen ; reisperikelen; peri235


De H. Farahilde wordt samen met de H. Gregorius gevierd op 4 januari.

kelen bij onze laatste reis; huiselijke twisten. Zeer opvallend liet Boydin van der Luere of Boudewijn van der Lore(n) zich op het einde van de 14de eeuw door het levensverhaal van Sinte Veerle inspireren, toen hij het verhaal dichtte van de "Maagd van Gent" : het woud = het Eekhout; de open plek= de Ganzendries; de tuin met omheining= de tuin waarin de wilde ganzen werden opgesloten; het zwarte kleed = het rouwkleed van de maagd-weduwe; de aanwezigheid van verschillende heiligen = haar titel' van Sin te-Veerle; de vlag en grafelijke kroon van de leeuw = haar verwantschap met de eerste Graven van Vlaanderen, die eveneens uit Lotharingen afkomstig zouden geweest zijn; enz. Als modesnufje uit die tijd, werd enkel de verouderde witte gans, die wel als een uitstekend waker gekend is, door een witte leeuw vervangen! De herder, die in de oudheid met zijn kudde ganzen (gent's) op weg naar Rome, zal men eveneens "gent" hebben genoemd en ook de plaats, van waar de man kwam, zal men naar analogie "Gent" hebben genoemd !... Nadat verschiliende afzonderlijke woonkernen tot ĂŠĂŠn geheel waren vergroeid, heeft de naam "Gent" het op de andere namen gewonnen, heeft alle rechten gekregen en deze tot op heden behouden !...

BffiLIOGRAFIE - "De Geschiedenis der Schelde" door Floris Prims, in: "Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap van Antwerpen", Bdl. LVII, 2e Afl., 1937.

236


CafĂŠ " Ganzendries" op de hoek van de Patijntjestraat en Aaigemstraat. - "De Maagd van Gent", door Maurits Van Wesemael , in: "Ghendtsche Tydinghen", nov . 1975. - "De Maghet van Ghent zeshonderd jaar jong 1381-1981 ", door W. Vlerick, in : " G.O .V. Heraut", 1.9.1981. - "De Voorgeschiedenis van Gent " , door Prof. Dr. S.J. De Laet , samenvatting van voordracht van 30.1.1949 in de Stadsboekerij gehouden. - "De vroegste geschiedenis en het ontstaan van de Stad Gent" , door A. Verhuist , in: "Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent", Gent, 1972. - "Generale legende der heylighen", door P. Petrus Ribadineira en Rosweydus, Antwerpen, 1629 (tweede druk). - "Gent in de Literatuur en de Folklore", door Prof. Dr. De Keyser. - "Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten", door Eug. De Seyn , Brussel, z.d. - "Het Ganzenbord", door Frans Van Bost , onuitgegeven. "Het Stekene Vaardeken, het vergeten vaardeken !" door Suzanne Janssens, in "Ghendtsche Tydinghen", 15.5 .1987. - "Over Boerenganzen en Grauwe Ganzen" , door drs . B. Bergsma , in : "Hamster", juli-augustus 1974. - "Populaire beschrijving van de grond waarop de stad Gent is gebouwd", door L. Michel Thiery, Gent, 1950. - "Speurtocht in het vroege verleden van Gent en omgeving", door Maurits Gysseling, in : "De Oost-Oudburg" , 1980. - " Uit de vroege geschiedenis van Gent en de Oost-Oudburg" door Maurits Gysseling, in : "De Oost-Oudburg", 1986.

237


- "Volkskundige kalender voor het Vlaamsche land", door Gab. Celis, pr., Gent, 1923.

Suzanne JANSSENS 6.11.1988

"GHENDTSCHE TYDINGHEN" OP COMPUTER Ons lid de Heer Mark Rommens heeft met zijn personal computer alle jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen" in een bestand opgeslagen. Hij gebruikte als programma dB aselilplus en werkte met 5.25 inch diskettes. Leden die geïnteresseerd zijn kunnen gratis een copie nemen. Telefonisch contact met de Heer Rummens kan op het nummer 21.10.98 (na 19 uur) vanaf 8 augustus a.s. Voor de geïnteresseerden laten wij hier enkele details volgen. Bestand opgemaakt met programma dBaselllplus op 5.25 diskette. Opgenomen werden alle artikels vanaf de eerste jaargang (1972) tot het laatst verschenen nummer, behalve : - mededelingen - aankondigingen - bibliografie -puzzels De naam van het bestand is GHENDTTY .dbf. De records hebben zes velden : 1. ID FCOD E (identificatiecode) = een codegetal bestaande uit twee getallen van elk twee cijfers waardoor het artikel inhoudelijk geclasseerd wordt. Er wordt een dubbele code gehanteerd omdat een bijdrage vaak in meer dan één deelgebied thuishoort (bv. een bijdrage over de gebroeders VAN EYCK hoort zowel bij 08 biografieën als bij 63 plastische kunst). 2. AUTEUR= naam en voornaam van de auteur. Deze wordt zoveel mogelijk voluit vermeld, ook als in de publicatie enkel initialen gebruikt werden. Ingeval van schuilnaam wordt de echte naam vermeld, gevolgd door de schuilnaam. Bij opname van vroegere artikels wordt de naam van de .oorspronkelijke auteur vermeld als de bijdrage letterlijk werd overgenomen (bv. de artikels van Pierre KLUYSKENS), maar de naam van de actuele auteur als de bijdrage herwerkt of aangevuld werd (bv. Hugo Collumbien bij de Inventaire Archéologique). 238


3. AUTLIJST ( auteurslij st) = vermeldt het aantal auteurs. Als er meer dan één is (bij G.T. eerder zeldzaam) wordt immers van het zelfde artikel telkens een record per auteur gemaakt. 4. TITEL = titel van het artikel. 5. JAAR= kalenderjaar van de publicatie. 6. PLAATS = vindplaats, zijnde de aflevering in de jaargang, gevolgd door de bladzijde. Door de doornummering van de bladzijden per jaargang is het vermelden van de aflevering weliswaar niet noodzakelijk, maar kan wel nuttig zijn voor bezitters van losse nummers. Tevens zijn er twee indexbestanden : GTAUT.ndx =klassement per auteur (alfabetisch) en vervolgens chronologisch GTIDF.ndx =volgens IDFCODE en vervolgens per auteur.

LEZERS SCHRUVEN ONS De Heer Theo De Smet schrijft ons het volgende : "Precies 16 jaar geleden verscheen in onze "Gh. T." (1973- Nr. 7-8- p. 157) de tekst van "De Stirkste Man van Gent". Dit enig Gents lied, voorwaar het lijfstuk van onze vaders, heeft toen vele harten deugd gedaan. Zelf heb ik dat smakelijk lied meermaals voorgedragen-gezongen, steeds op verzoek in een select gezelschap van niet-Gentenaars. Succes was verzekerd! Persoonlijk zou ik het spijtig vinden moest dit zo gemoedelijk lied- het product van twee onbekende Gentenaars - verloren gaan of totaal in de vergeethoek geraken ! Daarom meen ik er goed aan te doen u hierbij de woorden, maar vóóral de MUZIEK, zeer belangrijk, toe te sturen. Ik hoop het nog te kunnen beleven dat "De Stirkste Man van Gent" in onze Gh. T. zal verschijnen." De tekst die de Heer De Smet ons opstuurt is een van de ontelbare varianten die niet zodanig veel afwijkt van de vroeger gepubliceerde tekst. Wij maken evenwel graag gebruik van zijn brief om hier de muziek te publiceren van dit liedje over de voorganger van John Massis.

239


-Persoonlijke aanpassing tussen de ''woorden en de muziek'' is soms vereist! ·-

Met overtuiging

J

~l ,L~;.b@l-:;21 } ~~~ ., ,. ,. ~TiRK

·>re

MN

V<L11

G-tNï

Nic

mo.rld

.lt< mart... M~

~I? mu ,

!Îw.....J. ~<.-'t..i.C'll

""3 -"'' lt.".;.,, &."

orn

"'r·· f•t.·«-

en

't cl~'" tn~\11• I I' )

.$LLJg--;g'j J

l cnO ·

m o.oi -

•h{, q ·

ditn<n - lc no - '1 0

- Twe e ec h t e Gen t e naa rs -

Mu z ie k : Onb ek end

_ ,.

0

om

Te ks t

!

11

O nbe ~~ n d

Van de Heer Eric Vergeylen ontvingen wij de volgende brief: " Ik dank de Heer Rudy Van Elslande hartelijk om zijn antwoord in Gh. T. 1989 - Nr . 2 p. 126. Inderdaad , in 1649 werd er geen enkele kaart van Gent uitgegeven , wel verscheen er toen: Het Stedeboek door Johan Blaeu. In dit boek werd het plan van Gent, hetzelfde plan waar eens de auteursnaam werd overplakt en getekend Henricus Hondius heruitgegeven. Nogmaals hernomen door A. De Visscher te Brussel enkele jaren geleden . Wat de reden was van de vraag die ik stelde in het tijdschrift 1988 - Nr. 6 - p . 359 kan inderdaad nogal vreemd overkomen , deze kaart kon zeer lang aangekocht worden in het Documentatiecentrum , maar niet in kleur. Ondertussen ben ik in het bezit gekomen van dit plan . Mocht er nog iemand van de Kring geïnteresseerd zijn in dit plan, men kan het nog steeds bestellen bij het Gemeentekrediet. "

240


De Heer Arthur De Decker herinnert er ons aan dat het boek "Van Wei tot Wijk" nog steeds beschikbaar is. Moeten wij er nog bij vertellen dat dit boek over "Honderd Jaar Heirnis" een absolute "must" is voor de inwoners van deze wijk ? Wij denken niet dat veel Gentenaars van "daarbuiten" niet geboeid zouden zijn door dit zeer leerrijk boek van meer dan 250 blz. dat uitpuilt van nooit gepubliceerde foto's van de "Heirnis van toen". Er even aan herinneren dat het boek kan bekomen worden door 450 fr. over te schrijven op Rekening Nr. 001-1777529-80 van "100 Jaar Heirnis". Luxe-uitgave aan 850 fr. Oppassen ! Wij hebben gezegd "het boek is nog steeds beschikbaar", maar dat blijft het natuurlijk niet. Dus, niet te lang wachten indien gij wilt vermijden later op zoek te moeten gaan in de antiquariaten en er de prijs betalen die in deze instellingen gebruikelijk zijn. Pro memorie : ook nog te bekomen in het Doe. Centr. aan 400 fr. In verband met "De Oester van den Arme" ontvingen wij van de Heer A.K. Evrard de volgende toelichting : "In het rijkelijk gedocumenteerd artikel "De Vismarkt" ( Gh. T. 1989- Nr. 2- p. 106) lezen we : "Vroeger werden mosselen praktisch uitsluitend door de kustvolkeren gegeten. Naar alle waarschijnlijkheid is men in onze streken met mosselen beginnen venten in het begin van de 18e eeuw." Wanneer men nu ziet dat bij opgravingen of grondwerken in onze steden ganse lagen schelpenkalk worden aangetroffen, kan men zich dan niet afvragen of mosselen al niet sinds lang een belangrijke eiwitbron in de voeding van onze bevolking hebben uitgemaakt? (Voor Gent bvb. zal de aanvoer o.a. uit Boechoute in de Vier Ambachten, geen groot probleem geweest zijn.)

241


VRAAG EN ANTWOORD In Gh. T. 1988- Nr. 4 verscheen opp. 237 de foto van een gedempte waterloop. De Heer Frank 0 Ă–dberg (St-Maria-Horebeke) vroeg welke lezer dit zicht kon identificeren. Het antwoord heeft een tijdje op zich laten wachten maar is dan eindelijk toch gekomen van de Heer Jacques Lataer. Simpel, zegt hij : Hoek Lange Steenstraat/Lange Schipgracht. Rechtover Bruggeman. Nota van de Redactie Wij zijn helemaal niet overtuigd. Deze foto is afkomstig van de grootvader van de Heer Ă–dberg die gestorven is in 1917 en ze dateert waarschijnlijk van rond de eeuwwisseling. De Schipgracht werd gedempt in 1948. Er werd ons reeds gesuggereerd (en wij denken zeer terecht) dat er moet gezocht worden in de richting van de in 1899 gedempte Houtleie. De Heer Jacques Lataer heeft op zijn beurt een vraag : "Voor mijn opzoekingen aangaande Winterhulp zou ik iets meer willen vernemen aangaande het plaatselijk werk (verlofgangers, solidariteitsbijdrage, Kerst- en Sinterklaasfeesten, ... ) in de regio Groot-Gent. Misschien zijn er nog personen die hierover enige souvenirs bezitten. Ook zou ik graag ervaringen vernemen (positieve of negatieve) over de werken (bedelingen) van Winterhulp. De Heer Leon Crommelinck (Schelderode) schijnt een aandachtige lezer van ons blad te zijn, waarin hij- terecht- over het volgende gestruikeld is. Hij citeert: Gh. T. 1979- Nr. 6- p. 337: De Luikse ingenieur Charles Marcellis. Gh. T. 1989- Nr. 1- p. 34: Karel Hendrik Marcellis, advocaat geboren te Antwerpen. Wie lost voor hem het probleem op van die Antwerpse-Luikse IngenieurAdvocaat Karel Charles ? Oproep van de Heemkundige Kring Oost-Oudburg. Ter gelegenheid van de heropening van de toneelzaal Kring H. Hart, H. Hartplein 2 te St-Amandsberg, wenst de OOST-OUBURG een gelegenheidstentoonstelling in te richten omtrent verdwenen toneelverenigingen te St-Amandsberg. Deze zou doorgaan het tweede weekend van september 1989. Enkele verenigingen zijn gekend, maar misschien zijn er nog andere. De gekende zijn : "De Roelandszonen", actief op het H. Hart, volgens het gemeentearchief heropgericht in 1948 en gestopt in 1958. "Kunst kent geen Grenzen" vermeld in het gemeentearchief in 1923. "Kunst Ontwaakt", vermeld in het gemeentearchief in 1945. Wie inlichtingen mocht hebben of 242


over documentatiè beschikken wordt vriendelijk verzocht dringend contact op te nemen met de Heer Roger Poelman, Zavelput 14,9110 St-Amandsberg (Tel : 28.64.55) of met de Heer Hubert De Vos, Johannes Hartrnaonlaan 19,9110 St-Amandsberg (Tel: 28.48.50).

G:tNSCHE PRÁOT Ze waoren op 't slagveld, in 't wierd stillekes aovend. De serzant Potirde wierd afgezonde mee e g'hîel piket om de dûuë te gäon begraove. 't Waore bijnäor al Gentenirs. - Zie, zei de Potirde tege zij mane, ge keunt hier mee e stuk of tiene beginne mee g'hîel dienen hûup wig te kuische, 'k zal straks ne kîer kome zien; in hij trok mee d'andere verder. En half uurke laoter kwamt er i enen afgelûupe. - Serzant ! riept hij, 't es däor îene die me nie en keune begraove. - Wäorveure da? zei de serzant ezûu. - Hij wilt abseluut hên dat hij nie dûud en es ... - Niemendale, riep de serzant kwao gaowig, ze zoen dat allemäol keune zegge!.:.

243


VORIGE JAARGANGEN VAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN'

Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nr. 9 1973 Nrs. 11-12 197419751976 Nrs. 2-3-4-5-6 + volledige jaargangen 1977 Nrs. 3-4-5-6 +volledige jaargangen 19781979 Nrs. 1-3-4-5 +volledige jaargangen 1980 Nrs. 1-2-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Nrs. 3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 + volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 60 fr. 300fr. Prijs per volledige jaargang Gentse stadstrams en -bussen (Lode HOSTE) :uitgeput. Niet meer verkrijgbaar. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het 'Documentatiecentrum' (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen).

Portkosten bij betaling op postrekening : Tot 2 nrs. : 25 fr.Tot 4 nrs. : 35 fr.Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang : 45 fr. Plattegrond Gent 1641 uit 'Handria illustrata'. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (1e uitgave door Hondius). Plattegrond Gent 1796 door Goethals. Uitgeput. Niet meer beschikbaar. (identiek aan origineel). De Bibliothecaresse, Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A. 244


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 18e jaargang nr. S 15 september 1989

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Stichter-Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien. Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester: A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD

Het Proces en de Onschuld van Lieven Pyn lnventaire archéologique : Het Praalgraf van Bisschop Triest Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Ekkergem Voetbrug. Contributiebrug De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg) Van alle Markten thuis. Deel XII. Het Groot Vleeshuis en de Pensemarkt Uithangborden te Gent (Vervolg) Gentse Revolutionaire Figuren. Deel X. Slot. De Basismilitanten Vraag en Antwoord Documentatiecentrum : Aanwinsten 1989 Lezers schrijven ons Bibliografie Gênsche Präot Kunstmap met gedichten in het Gents

246 253 256 261 266 278 283 291 296 299 300 301 302

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum. voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


HET PROCES EN DE ONSCHULD VAN LIEVEN PYN Op 28 augustus jl. was het precies 450 jaar geleden dat Lieven Pyn terechtgesteld werd. Dit feit situeert zich in de periode dat de Gentenaars in opstand gekomen waren tegen Keizer Karel. Zeer vaak, wanneer men het heeft over die opstand van 1539, wordt daar een zwart-wit beeld van opgehangen, met langs de ene kant die goede, doorbrave Gentenaars en langs de andere zijde de onverbiddelijke tiran Keizer Karel. Zoals meestal het geval is, is het ook hier noch zwart, noch wit, maar grijs. Om de onschuld van die fiere Gentenaars wat te nuanceren laten wij hier een artikel volgen dat goed de sfeer beschrijft die hier 450 jaar geleden heerste. En bij wie komen wij weer terecht ? Jawel, bij Pierre Kluyskens natuurlijk. Zou er één historisch Gents onderwerp bestaan waar hij niet over geschreven heeft ? Dit artikel dat dateert van meer dan een kwart eeuw geleden wordt hier zoals gewoonlijk- gepubliceerd met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Wij hadden het verleden week over de moord op Jacob van Artevelde en de tegenstrijdigheden welke gedurende eeuwen bij de geschiedschrijvers bleven bestaan nopens de schuld of de onschuld van de grote Gentse voorman. Terloops citeerden wij de naam van Lieven Pyn in verband met de politieke processen waarin de waarheid niet mocht zegevieren. Het proces en de veroordeling van de gewezen schepen van der Keure en hoofddeken, blijven een van de meest tragische bladzijden uit het nochtans op zichzelf reeds zo tragisch dagboek van de Opstand van Gent tegen Keizer Karel. Zelden heeft het volk met zoveel fanatisme, haat en bijgeloof de dood geëist van een onschuldig man, zelden ook heeft het Gerecht, dat zovele dwalingen op zijn geweten heeft, met zovele lichtzinnigheid en gewetenloosheid aan de druk van politieke frakties toegegeven en een man naar de afschuwelijkste dood gestuurd. Men haalt te dikwijls de zaak van de koerier van Lyon aan : Lesurques werd onthoofd en kort nadien werd zijn onschuld bewezen, doch Lieven Pyn stierf op het schavot na de verschrikkelijkste folteringen. In 1537 zat Keizer Karel voor de zoveelste maal in nesten en in de schulden : Frans I van Frankrijk was Artesië binnengevallen en bedreigde rechtstreeks de Nederlanden; om oorlog te voeren is geld nodig en Karel wist waarlijk niet meer uit welke belasting hij het zou kunnen tappen, vooral in die Nederlanden die reeds zo dikwijls hun natuurlijke Prins financieel ter hulp waren gesneld, maar waar de ekonomische toestand niet bijster rooskleurig was. 246


Nood dwingt en Karel kon niet anders dan aan de regentes Maria van Hongarije vragen over te gaan tot de zoveelste impopulaire maatregel, nl. het innen van een speciale belasting of bede; de nadruk zou gelegd worden op het feit dat het ditmaal ging om de verdediging zelve van het nationaal grondgebied en ons land door die nieuwe last te dragen, zijn eigen veiligheid verzekerde. Die argumenten bleken wel doorslaggevend te zijn, want alle gewesten legden er zich bij neer, zelfs de vier Leden van Vlaanderen, op uitzondering na van Gent, dat weigerde het voorbeeld te volgen van Brugge, Ieper en het Vrije. Gent immers beweerde dat naar aloud gebruik de stad niet kon verplicht worden financiĂŤle hulp te verlenen, wel militaire hulp. De regentes antwoordde terecht dat in 1537 de oorlog niet meer kon gevoerd worden met slecht uitgeruste en gedrilde gemeentelijke milities, en dat in een tijd van huurlingen en artillerie, de militaire hulp van Gent van weinig of geen nut kon zijn. De Gentenaren lieten zich echter van de wijs niet brengen en steunden op hun recht en gebruiken om elke geldelijke tussenkomst te weigeren. Later zouden zij zelfs de zg. "Koop van Vlaanderen" inroepen, een vermeend middeleeuws privilegie welke men ten andere nooit kon voorbrengen, en waaruit zou gebleken zijn dat het graafschap Vlaanderen voor alle tijden, tot in de eeuwigheid, vrijgesteld werd van belasting! Het geschil duurde lange maanden, met onderhandelingen, bedreigingen, diplomatieke zetten, tot wanneer de regentes opdracht kreeg van haar broeder de keizer, zonder verder dralen, over te gaan tot de gedwongen inning van de belasting. Die openlijke en politieke opstand van Gent tegen Karel was weliswaar gedeeltelijk te verklaren door het feit dat de keizer in het verre Spanje verbleef en dat men alhier ervan overtuigd was dat zijn rivaal Frans I, hem nooit doortocht zou verlenen om de Gentenaren te komen bestraffen, maar naast dit politiek en machiavellistisch aspekt van de zaak, was er ook een diepere ondergrond, een sociaal aspekt dat geleidelijk de bovenhand kreeg. Gent kende in die jaren een geweldige. ekonomische krisis : Antwerpen had op kommerdeel gebied het leadership in Vlaanderen overgenomen; daarbij kwam nog de erbarmelijke sociale toestand van de stad waar het patriciaat dat weinig betaalde de plak zwaaide en het roer in handen had : de burgerij kreeg moeilijk toegang tot de schepenbanken (drie op zesentwintig) terwijl het volk weinig of niets te zeggen had. Ook de politieke organisatie van de stad was totaal verouderd en nog grotendeels ingegeven door middeleeuwse principes. Het stadsmagistraat was in voortdurend konflikt gewikkeld met de Collatie waarin de poorterij, de wevers en de kleine neringen zetelden; die Collatie had echter weinig medezeggingschap en hare 247


samenstelling was bovendien een anakronisme daar de wevers in 1537 niet meer als een representatieve fraktie van de bevolking worden beschouwd. Het stadsmagistraat stond aanvankelijk aan de zijde van de keizer, de burgerij toonde zich inschikkelijk maar werd weldra volledig op het achterplan gedreven door de neringen, die zelve uiteindelijk verdreven werden door een handvol politieke avonturiers en kresers die in het stadsleven weinig of niets vertegenwoordigden. De strijd die aanvankelijk op strikt juridisch plan werd gevoerd, ontaarde dan ook fataal in een sociale strijd van de Gentenaren onderling. Het toeval wou dat Maria, de landvoogdes, tot de gedwongen inning van de belasting besloot ongeveer op het ogenblik dat in Gent tot de hernieuwing van de Collatie, moest worden overgegaan. Het onvermijdelijke gebeurde dan ook: de openlijke opstand tegen de keizer. De ambachten eisten dat de stad niet meer door het magistraat maar door de Collatie zou worden bestuurd en dat de dekens voortaan rechtstreeks door de korparaties zouden worden verkozen. Zij liepen te wapen en al wie zich op dat ogenblik bedreigd voelde, koos ijlings het hazepad. Men had het vooral gemunt op de schepenen en dekens van 1536-1537 die de onderhandelingen namens de stad hadden gevoerd met de regentes en die, zo beweerden nu de opstandelingen, de instrukties van de Collatie niet stipt en plichtgetrouw hadden uitgevoerd. Wie een weinig met politiek vertrouwd was, wist hoe laat het was. Harway, voorzitter van het Parlement van Parijs ten tijde van de Liga, verklaarde eens : "Indien het volk mij moest beschuldigen de toren van Notre-Dame te hebben gestolen, ik zou ijlings de vlucht nemen" ! Lieven Pyn, oud-schepen en hoofddeken in 1537 had zich die woorden moeten herinneren, doch hij stond recht in zijn schoenen, had zijn plicht gedaan en dacht dat men op 75-jarige ouderdom de vlucht niet meer neemt om zich te verdedigen. Hij bleef dan ook moedig te Gent, alswanneer de meeste mensen die een leidende rol gespeeld hadden in de onderhandelingen, de vlucht hadden genomen. Geen enkel verwijt kon ze treffen, want nadien werd uitgemaakt dat zij tot het uiterste de belangen van de stad hadden verdedigd, doch zij wisten hoe de massa in tijden van opstand en oproer reageert en welk het lot is van hen die tot zondebok moeten dienen. Lieven Pyn bleef rustig in zijn woning aan de Gouden Leeuwplaats en ... werd aangehouden, beschuldigd en veroordeeld. Men had er dan toch een bij de lurven kunnen vatten, zij het dan nog een grijzaard, maar in beroerde tijden maakt men geen onderscheid tussen jong en oud, tussen schuld en onschuld : het eerste het beste slachtoffer moet boeten voor de anderen, omdat haat noch wet noch recht noch medelijden kent.

248


Het zicht alleen reeds van de woedende massa welke hem op 19 augustus 1539 kwam aanhouden, heeft hem alle illuzies moeten ontnemen. Hij wist dat geen enkele steekhoudende beschuldiging tegen hem kon worden uitgebracht, doch op dat ogenblik heeft hij moeten aanvoelen dat zijn veroordeling deel uitmaakte van een zorgvuldig voorbereid plan en dat zijn bloed het volk nog meer zou moeten ophitsen tegen het gezag van de regentes. Ofschoon zijn tegenstrevers het onmogelijke hadden gedaan om Lieven Pyn van het ergste te beschuldigen, konden zij uiteindelijk slechts drie zeer vage en niet te kontroleren vergrijpen inroepen : hij zou zich, als lid van de Gentse deputatie in 1537 naar Maria van Hongarije gezonden, niet gehouden hebben aan de strenge en formele opdracht van de Collatie die elke subsidie weigerde te betalen; voorts zou hij de stedelijke voorschriften niet geĂŤerbiedigd hebben die voorzagen dat het Sekreet van het Belfort slechts in uitzonderlijke gevallen en volgens een wel bepaalde proeeduur mocht worden geopend; eindelijk zou de grijzaard zich materialen van de stad hebben toegeĂŤigend. In normale omstandigheden had Pyn die drie aanklachten zonder veel moeite kunnen weerleggen en zelfs moest hij schuldig bevonden geweest zijn aan een of meerdere van die vergrijpen nog ware de straf niet al te zwaar geweest. Dat wisten zijn aanklagers en zij waren dan ook vast besloten korte metten te maken met de instruktie van het geding en met het proces zelve. Het volk opruien in tijden van opstand is niet zo moeilijk, een kinderspel voor politieke avonturiers. Hoofdzaak is druk te kunnen uitoefenen op de overheden en op het Gerecht. Een "spontane" manifestatie werd dan ook op touw gezet op 23 augustus. Een huilende en dreigende massa kwam voor het huis van de baljuw in de Onderstraat manifesteren en eiste dat onmiddellijk recht zou worden gesproken. De baljuw, die later zelf de vlucht zou moeten nemen, was een zwak mens die ogenblikkelijk toegaf en bevel gaf Lieven Pyn naar het Gravensteen over te brengen. Het volk juichte, want het wist, en ook de baljuw en Pyn wisten het, wat die overbrenging betekende : de folterkamer, de afschuwelijke marteling zolang de beklaagde niet zou bekennen .. Een ouderling van 75 jaar zou het niet lang volhouden, zo dachten zij allen, maar tegenover de laffe rechter zou de edele figuur van de eerlijke Gentenaar, de man die geen enkel verwijt trof en die met de moed van de martelaar de verschrikkelijkste pijnen zou doorstaan. Frans vander Gracht, groot-baljuw van Gent en tweede Pilatus, had zijn slachtoffer, Lieven Pyn, aan de woede van de huilende massa overgeleverd en zonder een gebaar of een protestwoord toegezien wanneer de opstandelingen de arme grijzaard naar het beruchte en geduchte Gravensteen meesleurden. Wel had hij kunnen bekomen dat Pyn voor zijn rechters zou 249


verschijnen en derhalve, althans theoretisch, de kans zou krijgen zijn verdediging voor te dragen, doch beter dan wie ook moest de baljuw weten dat er geen politieke processen bestaan, hoogstens af en toe, wanneer men de tegenstrever niet onmiddellijk afmaakt, een parodie van Gerecht waarbij · de beslissing op voorhand reeds gevallen is. Lieven Pyn, door 400 gewapende en bloeddorstige Gentenaren naar het Gravensteen overgebracht, kort vóór de middag, werd er afschuwelijk gefolterd. In de "Mémoires sur Ie Révolte des Gantois", door Hoynck van Papendrecht in 1743 uitgegeven, en door hem aan Jan d'Hollander toegeschreven, lezen wij : "environ les unze heures devant midi se trouva audit chateau, ou fut amené ledit Liévin Pijn et examiné et interrogé jusques a six heures du soir, et par deux fois mis a torture, et si inhumainement traité et torturé, qu'il ne peut soustenir sur ses pieds, et fut porté en une chayère {kar) en la prison; durant tout ce temps, tous les Mestiers de la ville, et les Tysserans se tiendrent en leurs chambres armezet embastonnez". De dekens van de neringen, de schepenen, de heren van de wet en een massa volk, de beulluid aanmoedigend, woonde die vreselijke folterscène van de onschuldige ouderling bij. In zijn "Relation des Troubles de Gand" vertelt de anonieme schrijver : "leskuelz bourgois et aussy ladicte loy furent constraincts dudit peuple à y venir et ainsy Ie faire torturer, ou aultrement, s'ilz n'y fussent venus et ainsy Ie fait, ils estoient meismes tous en bien grant dangier de leurs vies: ce qui fut faict en la grant salle du Sgravenstien. Et crioient ladicte commune, y estant présent, à I' officier criminel qui faisoit ladicte torture : "Toumez encoires ung tour, et estricquiés bien ce meschant qui nous a ainsy desrobé et mengié les biens de la ville, et aussy faict et allé à l'encontrede nos privilèges" et de tellesortese maintenoient, que ledit officier ne scavoit ce qu'il devoit fairene dire, tant estoit estonnet dudit peuple, et fut ledit Liévin sy trèsfort gehienné, qu'il fut affolé de tous membres; ainsy l'avoient-ils fait tirer et rallongier de telle sorte, qu'il ne se eust sceu soustenir sur aulcuns d'iceulx, ne soy en aydier, et en fut mort à la longue, tant l'avoient-ils fait débiliter par ladicte torture". Men huivert bij het lezen van dergelijke beschrijvingen en meteen geeft men er zich rekenschap van dat de politieke tegenstrevers van Pyn geen enkel formeel bewijs tegen hem konden inbrengen. Moest hij werkelijk plichtig geweest zijn aan al hetgeen men hem ten laste legde, dan was het totaal overbodig geweest hem te folteren om bekentenissen af te dwingen. Men bezit weinig of geen gegevens over het zogezegd proces dat nadien plaats greep. De erfgenamen en vrienden van Pyn hebben, na 1540 gevraagd dat elk spoor van het onderzoek en proces uit de registers zou worden verwijderd, hetgeen de taak van de latere geschiedschrijvers zekerniet heeft vergemakkelijkt en aanleiding gaf tot tegenstrijdige opvattingen wat de schuld of onschuld van Lieven Pyn betreft. 250


Een feit staat echter vast : Pyn heeft de drie beschuldigingen welke tegen hem werden uitgebracht, ontkend en de vreselijkste pijnen konden hem nooit enige belangrijke bekentenis afdwingen. De Gentse muiters die in hem een gemakkelijke prooi dachten gevonden te hebben, waren in woede ontstoken en zoals het meestal in dergelijke omstandigheden gebeurde, beweerden zij dat Lieven Pyn enkel aan de folteringen kon weerstaan, omdat hij op de hulp van geheimzinnige toverkrachten mocht rekenen. Terwijl hij dan ook op de pijnbank gebonden, door de beul werd gefolterd en afgemarteld, werd hem al het haar van het lichaam afgeschoren : men hoopte aldus op het lichaam de ongelukkige grijzaard een of ander teken te ontdekken dat zou wijzen op de tussenkomst van mysterieuze krachten ! Wij kunnen moeilijk begrijpen dat in de XVIe eeuw, op het ogenblik dat in de meeste landen de Renaissance bloeide, men te Gent nog zijn toevlucht nam tot dergelijke primitieve middelen en dat men niet wou aannemen dat een onschuldig man in zijn onschuld zelve de moed putte om aan de afschuwelijkste folteringen te weerstaan. Ofschoon er geen enkel formeel bewijs kon worden voorgelegd en Pyn tot op het allerlaatste ogenblik bleef loochenen, werd hij ter dood veroordeeld. Het vonnis werd uitgevoerd op het Veerleplein, op 28 augustus de dag zelve van de veroordeling. Lieven Pyn was een wrak, totaal gebroken door de slagen, uiteengereten door de onmenselijke mishandelingen; men moest hem op een draagstoel naar het schavot brengen waar hij zou onthoofd worden. Hij was nochtans volledig bij zinnen en stierf na het volk te hebben toegesproken en zijn vijanden vergiffenis te hebben geschonken: "Enfans, je scay bien que aussy tost que vous aurez veu mon sang et en dedens brief temps après, que serez dollens de ce que vous faices présentement et me regretterés, mais il sera trop tart". Hij bad een laatste maal God opdat zijn dood het einde zou mogen betekenen van al het onrecht dat in de stad werd gepleegd en van de broedermoord; toen hief de beul het zwaard en het hoofd van de grijzaard plofte op het schavot neer. Gent was een martelaar rijker. Twee jaar later, volgde het eerherstel : de stad werd veroordeeld tot het uitbetalen van een zware boete aàn de kinderen van Pyn. Op de laatste dinsdag van augustus werd een plechtige lijkdienst in de Sint-Niklaaskerk gecelebreerd en al de dekens die in 1539 in funktie waren op het ogenblik van de terechtstelling van Lieven Pyn werden verplicht de dienst bij te wonen en ter offerande te gaan. Ook het nageslacht heeft de onschuld van Lieven Pyn kunnen bewijzen. De eerste beschuldiging, nl. dat hij de stad zou verraden hebben tijdens de 251


onderhandelingen met de regentes, is door geen enkele geschiedschrijver weerhouden geworden : hetgeen al de afgevaardigden van de andere Vlaamse steden over de onderhandelingen bekend maakten, volstaat om Pyn van die zware beschuldiging wit te wassen. Sommige auteurs zijn echter minder kategoriek· geweest voor wat de tweede beschuldiging betreft, nl. dat hij de strenge voorschriften niet zou geëerbiedigd hebben in verband met het openen van het Sekreet van het Belfort. · Pyn bezat immers in 1536 in zijn hoedanigheid van hoofddeken twee van de zes sleutels van het slot van de "voordeure" van de overwelfde zaal die leidde tot het Sekreet waar de waardevolle dokurnenten en privilegiën van de stad bewaard werden. In de vorige eeuw werden dokurnenten teruggevonden waaruit blijkt dat in 1536 het Sekreet inderdaad werd geopend op bevel van de schepenen en wel omdat twee sleutels verloren gegaan waren, nl. de sleutels die in het bezit moesten zijn van de deken van de wevers, Reynier van Huffelghem; men had de sleutels immers niet gevonden in het sterfhuis van zijn voorganger, zodat het beruchte slot door de stadsslotenmaker de Vooebt moest weggenomen worden om twee nieuwe sleutels te maken. Het was bij die gelegenheid dat Lieven Pyn persoonlijk zijn twee sleutels kwam afgeven in handen van de schepenen. De derde beschuldiging had weinig om het lijf: Lieven Pyn zou misbruik gemaakt hebben van zijn officiële funktie om zich materialen van de stad toe te eigenen. In werkelijkheid bezat Lieven Pyn een schuldvordering tegenover de stad; normaal had hij die som moeten terugvragen of terugeisen; hij achtte 't gemakkelijker een aantal stenen voor de bouw van zijn woning in ontvangst te nemen van werkopzieners van de stad : heel korrekt en regelmatig was zulks wellicht niet, maar hoogstens mocht het een pekelzonde geheten worden. Aldus vallen een na een de beschuldigingen tegen Pyn uitgebracht, te laat nochtans want wanneer de waarheid aan de dag kwam, was het hoofd van dit zoveelste slachtoffer van het politiek fanatisme sedert lang gevallen. Pierre KLUYSKENS

252


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr. 214 Op 15 juni 1901 stelde de beeldhouwer LouisVan Biesbroeck, in de rubriek "Beeldhouwwerken- Koor van de St-Baafskathedraal- XVIIe eeuw (16421645)", in het Frans een fiche op over HET PRAALGRAFVAN BISSCHOP TRIEST

Het praalgraf van bisschop Triest is een van de mooiste werken van de Belgische beeldhouwkunst. Het is terecht beroemd als het meesterwerk van Jéröme Duquesnoy, broer van de grote François Duquesnoy. Het is zelfs aan deze laatste dat bisschop Triest vroeg zijn grafmonument te maken. Deze prelaat, gekenmerkt door zijn vrijgevigheid en zijn liefdadigheid, stond in betrekking met de grootste kunstenaars van zijn tijd. Hij wilde zijn grafmonument laten maken gedurende zijn leven en stuurde zijn portret naar Rome waar de meester verbleef. Deze schijnt het hoofd van het beeld van de prelaat ontworpen te hebben en de twee kinderfiguren, in het jaar zelf van zijn dood, in 1642. Het werk, beëindigd in 1645, werd in alle geval toevertrouwd aan Jéröme. Het is waarschijnlijk dat de conceptie van het ensemble van François komt en ik ben geneigd te geloven dat het hoofd van het beeld van de bisschop, dat wij hier reproduceren, van zijn hand is. Het schijnt mij nog altijd superieur te zijn aan de rest. De ruimheid van de uitvoering en de krachtige echtheid van zijn trekken zijn deze van een grote meester. Wat er ook van zij, het ensemble is zeer harmonisch en rijk. De prelaat in bisschoppelijke kledij is afgebeeld, half neerliggend, steunend op kussens, op een sarcofaag van zwarte marmer. Op de voorzijde van de sarcofaag is er een groot basreliëf in witte marmer, het stelt een kartel voor gehouden door twee engeltjes, met het volgende grafschrift : ANTONNS VII. EPS GAND. DESIDERAVIT QVOD MORTALE HABVIT HIC DEPONI SACERDOS, DV AB ARA DESCENDIS, VT QVOD DEFVNCTO DEBES, EXSOLVAS HOC AQVA SACRÁ ASPERGE, ET IMMORTALI, IE TERNAM PACE APPRECARE, ET VALE.

Aan de kleine zijden van de sarcofaag: de twee zo gekende kinderfiguurtjes, waarvan een een wateruurwerk houdt, het ander een omgekeerde 253


Fragment van het grafmonument van Bisschop Triest. Foto Stadsarchief.

toorts, symbool van de voorbij vliedende tijd en het leven dat uitdooft. Achter het praalgraf, tussen de pijlers van de arcade die het koor van de zij beuk scheidt, verheft zich een rijke afsluiting in zwarte en witte marmer, verdeeld door twee pilasters die zijdelings open nissen vormen in dewelke mooie marmeren beelden staan van de smekende Maagd en van de Verlosser die het kruis houdt : De inscriptie : Recordare fiti misericordia tua geeft goed de uitdrukking van deze figuren weer. De bekroning van het dekstuk stelt het wapen van Triest voor, gehouden door twee zwevende geleigeesten. Het ensemble wordt aan weerszijde begrensd door twee uitstekende gedraaide kolommen in witte marmer . Deze mooie compositie is in perfecte staat van bewaring. Zij draagt wel de sporen van de invloed van de school van Rubens met dewelke de gebroe254


ders Duquesnoy nauwe relaties onderhielden, evenals met de Italiaanse school. Jéröme studeerde in Rome evenals zijn broer François die er zijn beste jaren sleet en die stierf in Livomo. De invloed van Italië komt vooral tot uiting in de beelden van de Maagd en van Christus. Dit laatste is zichtbaar geïnspireerd door de Christus van Michel Angelo in de Sint Maria Sopra Minerva in Rome. Men kent het lamentabel einde van de kunstenaar die gewurgd werd en verbrand op de Koommarkt, in het jaar zelf dat hij zijn meesterwerk beëindigde, de 29e september 1654. Volgens een nog levende traditie zou de kunstenaar, uit wanhoop, op het ogenblik van zijn aanhouding, de hand van het beeld van de Maagd gebroken hebben. Wat vaststaat is dat Karel Van Poucke belast werd met het maken van een nieuwe hand voor dit beeld in 1781. De rekeningen van de donatie Triest tonen het aan. Dezelfde rekeningen vermelden ook de ijzeren traliewerken, vervaardigd door de slotenmaker Jan Arens, om de beelden van Christus en van de Maagd, langs de zijbeuk te beschermen, in 1741. Cf. Kervyn de Volkaersbeke, Jes Eglises de Gand, t.I, p. 108-113.- Edm. Marchal, la Sculpture et les chefs-d'oeuvre de l'orfèvrerie beige. - Pr. Claeys, Pages d'histoire locale. Naschrift van de Redactie Wij willen hier de aandacht vestigen op enkele onnauwkeurigheden in deze tekst van Louis Van Biesbroeck. Hij laat François Duquesnoy sterven in 1642. Het is in 1642 dat bisschop Triest hem vraagt zijn grafmonument te maken. Aangezien hij begint met het ontwerpen, o.m. van de twee kinderfiguren, schijnt hij op dit ogenblik de bedoeling gehad te hebben deze opdracht te aanvaarden. Maar in 1643 wordt hij door de Franse koning Loctewijk XIII naar Parijs ontboden om er de leiding te nemen van de pas opgerichte Kunstacademie. Dit is een kans die hij niet kan laten voorbijgaan en hij is bijgevolg verplicht af te zien van dit werk. Hij zal trouwens Parijs nooit bereiken, want op weg daarheen sterft hij te Livomo op 12 juli 1643. Van Biesbroeck schrijft: "Het werk beëindigd in 1645 ... " en iets verder dat hij geëxecuteerd werd "in het jaar zelf dat hij zijn meesterwerk beëindigde, nl. 1654." Het schijnt dus duidelijk te zijn dat hier- en ook in de titel- een inversie gebeurd is tussen de laatste twee cijfers 4 en 5, aldus werd 54 omgezet in het foutieve 45. 1645 is trouwens volledig onmogelijk aangezien het pas in 1651 is dat Jéröme het contract tekende met bisschop Triest om dit werk uit te voeren "volgens het bestaande model". Van Biesbroeck zegt ook nog dat een van de twee kinderfiguurtjes een wateruurwerk ( clepsydre) houdt, daar waar het in feite een zandloper is. Bij het andere figuurtje spreekt hij van een omgekeerde toorts. Dat klopt,

255


maar voor de duidelijkheid had hij er nog kunnen aan toevoegen dat de omgekeerde toorts tegen de grond gedrukt wordt waardoor ze uitdooft = symbool van het einde van het leven. Lezers die dit- inderdaad prachtig- grafmonument van dichtbij zouden willen bekijken, moeten wij teleurstellen. Het is opgesteld in het koor van de kathedraal en dit deel is niet toegankelijk voor het publiek. Wij willen er tot slot aan herinneren dat een artikel over Jéróme Duquesnoy en het grafmonument van bisschop Triest, van de hand van Alfons De Buck, verschenen is in "Gh. Tyd." 1985- Nr. 2- pp. 95-103.

UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) EKKERGEM VOETBRUG Op 12 november 1950 verscheen in de krant het volgend bericht : "Sinds geruime tijd en reeds meerdere malen is er door de bewoners van de Coupure een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een voetgangersbrug ter hoogte van het gewezen gevang. Het voorstel werd telkenmale verworpen of uitgesteld, tot op het ogenblik dat de directie van de hogeschool eveneens een aanvraag indiende." Op 16 augustus 1955 werd met de bouw van een boogvormige brug, in gewapend beton, aangevangen. De werken werden uitgevoerd door de firma A. Moens uit Meise, aan wie de aanbesteding was toegewezen op 28 april 1955, voor de prijs van 1.725.755 fr. (in april1950 waren de kosten op ± 750.000 fr geschat !) De brug was voltooid op 20 april1956, het werk was één maand onderbroken geweest door een vorstperiode. Enkele maten: lengte 33,55 meter; breedte 3,2 meter; vrije hoogte boven het normale peil : 4,2 meter en 10 meter doorvaarbreedte. Deze voetbrug ligt op bijna dezelfde plaats als de gewezen Rasphuisbrug doch kreeg nu de naam van "Ekkergem voetbrug". CONTRIBUTIEBRUG De naam van deze brug veranderde in de loop van tachtig jaar drie maal: Akkerbrug in 1796, brug van de Nieuwe W ancteling in 1831 en Contributiebrug vanaf 1880. De laatste (en huidige) benaming dankt zij aan een bijzondere belasting die in de 17de eeuw betaald werd aan het begin van de Brugse Vaart, alwaar de Contributiepoort stond. Deze laatste werd afgebroken in 1782. 256


Ekkergem voetbrug.

Ekkergem voetbrug .

257


De " noodbruggen" van 1947 anno 1982.

258


~

6and -

La Coupure - Le Pont des Ccntribulions.

De Contributiebrug vóór 1940.

De Contributiebrug tijdens de oorlog 1940-1945. Foto: Ministerie van Openbare Werken.

259


De eerste, houten, draaibrug, ontworpen door Malfaison, werd gelegd bij het graven van de Coupure in 1751-1753. Ze werd herbouwd in 1877, dit is de periode waarin bijna alle draaibruggen van hout, een metalen constructie kregen. De draaibrug werd vernield in mei 1940 (zie Bargiebrug). Men plaatste twee noodbruggen op binnenschepen, welke bij doorvaart van andere schepen telkenmale moesten verplaatst worden. Dit was niet alleen een moeilijke opdracht doch zorgde tevens voor langdurig oponthoud van het wegverkeer. Deze toestand bleef bestaan tot februari 1948. Toen werden de nood-wipbruggen, welke tijdens de duur van de laatste oorlog dienst hadden gedaan aan de Visserij, herplaatst aan de Nieuwe Wandeling. De aanbesteding had plaats op 28 november 1947 en werd toegewezen aan de firma Neyt en D'huyvetter, voor de prijs van 1.300.000 fr. De werken vingen aan in februari 1948 en waren zes maand later voltooid. Op 13 januari 1948 schreef dagblad "Vooruit": "De bovengenoemde oplossing is slechts voorlopig. Later komt aldaar een vaste brug waarvan de doorvaarhoogte zal bepaald worden bij het graven van de Ringvaart." Die "noodbruggen" bleven in dienst tot februari 1985. Toen begon de firma N.V. Persijn uit Zwevegem, met de voorbereidende werken voor de vervanging van de wipbrugjes door een brede betonnen kokerbrug zoals de Rozemarijnbrug. De werken, aanbesteed op 17 maart 1983, toegewezen op 13 juni 1984 (voor een bedrag vanÂą 20 miljoen fr) moesten aanvangen op 15 october 1984 doch door de barre winter uitgesteld tot 25 februari 1985, zouden een 250 werkdagen omvatten wel te verstaan zonder onvoorziene moeilijkheden. De nieuwe brug werd voor het verkeer opengesteld op 6 mei 1986, zonder commentaar noch uitleg vanwege de kranten ! Contributiebrug

Datum van aanbesteding: 17 maart 1983 Datum van toewijs : 13 juni 1984 Firma : N. V. Persijn, Zwevegem Aanbestedingsbedrag: 19.973.191 fr (BTW inbegrepen) Voorziene werktijd: 250 werkdagen Voorziene begintijd: 15 october 1984 Werken werkelijk aangevangen op: 25 februari 1985 Einde der werken voorzien op : 9 october 1985 Het plan voorziet een kokerbrug in gewapend beton Brugmaten : Totale breedte Âą 22 m, waarvan 16,9 m voor de rijweg Doorvaarbreedte : 10 m Hoogte van de koker (vanaf bodemplaat tot onderkant brug) 5,6m 260


Wanddikte van de koker (rijweg) 0,65 m De nieuwe brug komt, in tegenstelling met de vorige, schuin over de Coupure te liggen dus in het verlengde van de Nieuwe Wandeling. Inlichtingen bekomen bij de dienst van Bruggen en Wegen op woensdag juni 1985 M.LABYN ('t vervolgt)

DE BENDE VAN HOE EN VERSTUYFr (vervolg) DE MOORD TE LOVENDEGEM Vooraleer een ander hoofdstuk aan te snijden moeten we hier eerst nog even enkele andere feiten vermelden. Op 26 februari 1919 wordt Edmond Verstuyft uit de gevangenis ontslagen na er een maand "gehospitaliseerd" te zijn geweest. Zijn eerste bezoek, zoals u wellicht zal vermoeden, is de herberg van Van De Putte op de hoek van de Coupure en de Rasphuisstraat. In de loop van de maand februari 1919 worden de namen van Lepierre en De Luycker vernoemd in verband met de dubbele moord op de gezusters Lybaert te Evergem-Doornzele op 23 december 1918. Bij gebrek aan bewijzen worden zelfs beide verdachten niet eens aangehouden. Te Lovendegem, op het gehucht Meyenbroeck woont in een hofstede de landbouwer Cyriel Versichel samen met de meid, Irma De Smedt, de knecht Henri De Vreese (26 jaar) en de koewachter Meiresonne (14 jaar). De dichtstbijzijnde woonst ligt op zowat 500 meter afstand. Reeds op de 28ste februari 1919 was de bende bestaande uit de gebroeders Verstuyft (Let wel Edmond is pas uit de gevangenis ontslagen), Van Hoe, De Clercq en Pieter Criel, per fiets op pad gegaan om in deze hofstede in te breken. Om de aandacht niet te trekken van de bewoners hadden ze zich in twee groepen gesplitst doch één van de groepen had zich hopeloos verloren gereden waardoor het zaakje niet door kon gaan. Op 1 maart, omstreeks 18.30 u zijn de knecht, de meid en de koewachter alleen thuis. Versichel zelf was ·naar zijn oom gegaan die op hetzelfde gehucht woonachtig is. De meid, 19 jaar oud, aan tafel gezeten, is bezig de aardappelen te schillen. Plots begint buiten de hond hevig te blaffen. Wanneer de meid buiten gaat kijken bemerkt ze achter de gevel van het huis twee mannen. Ze vlucht de woning binnen maar wordt op de voet gevolgd door vier man met een revolver gewapend. Daarop begint de knecht om hulp te roepen en poogt zich te verschansen onder de Leuvense stoof.

261


DE LUYCKER OSCAR EUGEEN ; geb. te Gent , 18 april1899 , voermansgast, won. te Gent.

Ondanks dat er hem geboden wordt te zwijgen blijft hij verder om hulp roepen. AloĂŻs De Clercq schiet de knecht daarop koelbloedig een kogel door het hoofd die hem op slag doodt. De jonge koewachter is volledig uit zijn lood geslagen en zakt verslagen naast het lijk neer. Irma De Smedt is ondertussen de kelder ingevlucht doch wordt prompt door twee bandieten terug naar boven gehaald . Aan haar wordt gevraagd waar haar baas is en waar zich het geld bevindt, alsof de boer zomaar aan zijn dienstboden zou verklapt hebben waar hij zijn geld verborgen houdt. Het nutteloze van hun vraag inziende beginnen de bandieten de kasten open te breken en ontdekken 16.000 fr aan geld en waarden. Op de kamer van de meid rooft Van Hoe nog 170 fr doch op het smeken van het meisje en in een zeldzame vlaag van menselijkheid geeft hij haar een briefje van 100 fr terug. Vooraleer de woning te verlaten dwingen de bendeleden nog de meid en de koewachter in de kelder te blijven tot wanneer ze weg zijn. Ook worden er nog vijf bollen breiwol , drie paar schoenen en drie gedroogde hespen op de aftocht meegenomen. Het is dan 19.30 u . Pas twee uur later komt Versichel thuis en ontdekt het levenloze lichaam van zijn knecht in de huiskamer. Dan pas durven de beide dienstboden de kelder verlaten. Op de terugweg naar Gent geeft Edmond Verstuyft lucht aan zijn ongenoegen , want hij verwijt zijn medeplichtigen dat ze nodeloos bloed hebben vergoten. De buit wordt verdeeld ten huize van de vriendin van RenĂŠ Ver-

262


stuyft, Maria Van Zele. Daar krijgt Criel de 200 fr mee voor de tipgever Gustaaf Haeck. Enkele dagen na het voorval verschijnen de nummers van de gestolen waarden in de plaatselijke pers met uitzondering van twee. Daarop worden door de bende alle stukken verbrand, ook de twee stukken waarvan de nummers niet verschenen waren. Hierin zagen ze immers een list van de politie. Op 4 maart 1919 verhuist de herberg van Van De Putte van de Coupure naar de Pollepelstraat. De bende volgt hem trouw op de voet. DE MOORD TE ST.-DENUS-WESTREM AloĂŻs De Clercq had van een zekere Hendrik Kemmels van St.-DenijsWestrem vernomen dat er bij een landbouwer uit zijn gemeente, met name Isidoor Rogge, veel geld te vinden was. Kemmels had nog als koewachter bij de familie Rogge gewerkt doch was er weggezonden omdat hij te lui was om te werken. In de avond van 26 maart 1919 begeeft AloĂŻs De Clercq, samen met de gebroeders Verstuyft, Raymond Van Hoe en Jules De Paepe, zich naar de hofstede van Rogge. Om daar te geraken en waarschijnlijk om onderweg minder op te vallen, gebruiken ze een deel van de spoorweg Gent- De Pinte tot aan de reeds genoemde gemeente. Het is omstreeks 20.30 u als ze bij de hoeve in de Rosdamstraat aankomen. De dichtstbijzijnde woning, de hofstede van wed. Dedeken, is een zestigtal meter verder gelegen. Isidoor Rogge is 64 jaar oud en bewoont de hoeve samen met zijn vrouw Pauline Lievens, eveneens 64 jaar oud, haar zuster Clemence, 59 jaar, en zijn zoon Maurits, 24 jaar oud. Daar de hond hevig aan het blaffen is gegaan wil vader Rogge buiten gaan kijken wat er gaande is. Het veelvuldig roven en moorden door de bende had ertoe bijgedragen dat velen in het Vlaamse land op de een of andere manier preventieve maatregelen hadden genomen. De ene had voor de vensters van zijn woning zware tralies ingemetst, anderen hadden extra sloten en grendels op hun deuren geplaatst en weer anderen hadden zich een wapen aangeschaft. Dit laatste was ook het geval met vader Rogge. Gewapend met zijn revolver die hij in zijn zak verborgen houdt gaat hij de deur openen. Pas is ze open of hij wordt vastgegrepen en opzij geduwd terwijl drie mannen naar binnen springen. Het zijn de gebroeders Verstuyft samen met Van Hoe. Rogge trekt zijn wapen uit zijn zak en vuurt enkele schoten in de richting van de indringers, doch geen van het wordt geraakt. Edmond Verstuyft en Van Hoe beantwoorden met een salvo. Door vier kogels getroffen valt Rogge dood ten gronde. Door een verdwaalde kogel wordt ook vrouw Rogge geraakt aan haar hoofd. Van zodra de eerste schoten weerklinken valt de zoon des huizes bewusteloos neer. Clemence Lievens,

263


de schoonzuster, wordt op haar slaapkamer in bedwang gehouden terwijl al de kasten doorsnuffeld worden. Benevens 900 fr worden ook nog vier zakuurwerken, waarvan één in goud, twee paar schoenen en een armzalige 35 fr in spaarcenten van de zoon, door de bende meegenomen. Uit voorzorgsmaatregel nemen ze ook nog de revolver en het jachtgeweer van de boer mee. Het jachtgeweer zallater door veldwachter Hongerloot teruggevonden worden op een vers geploegd veld in de buurt naast vijf verschillende voetsporen. Het andere wapen wordt gedeponeerd bij cafébaas Van De Putte die het later zal verkopen aan een ander bendelid, Bruteyn. Na hun laffe daad, het ganse voorval duurde amper 15 minuten, begeven de mannen van de bende zich naar het huis van Marie Van Zele om er de buit te verdelen. Elk krijgt 100 fr, Edmond krijgt bovendien de gouden horloge. Wellicht zal u opgemerkt hebben dat er nog 400 frontbreekt van de 900 die bij Rogge gestolen werden. Ook onder elkaar deinsden de bandieten er niet voor terug om elkander te bestelen. Van Hoe had van een ogenblik onoplettendheid van de anderen gebruik gemaakt om die bewust 400 fr te verdonkeremanen. Maar De Clercq had nattigheid gewaar geworden en omdat hij het de anderen niet zou gaan vertellen, kreeg hij van Van Hoe nog eens 100 fr bovenop als zwijggeld. Wekenlang na de aanslag moest vrouw Rogge behandeld worden voor de opgelopen hoofdwonde tot ze gelukkig volledig herstelde. DE MOORD TE BACHTE-MARIA-LEERNE De hoeve bewoond door Theofiel Robyt, te Bachte-Maria-Leerne, is zowat 500 meter afgelegen van enige andere woning. Op 27 maart 1919, amper 24 uur na de moord te St.-Denijs-Westrem, rond 20.30 u is de boer (55 jaar), gezeten in zijn keuken samen met zijn vrouw Marie Verteyen (51 jaar), de knecht Aimé Coryn en de koewachter Maurice De Weerdt (65 jaar). Zoals het in vele gevallen gebeurde is het ook deze keer de hond die de aanwezigheid van de bende op de hofstede verraadt. De vrouw samen met de koewachter gaan buiten kijken maar van zodra ze de deur openen weerklinken vier schoten in de avondlijke stilte. De vrouw en de koewachter slaan op de vlucht, terug het huis binnen doch ook vanuit het achterhuis worden vier schoten gelost. De boerin wordt door de eerste kogel in de buik getroffen en door de tweede in de rug. De linkerarm van de koewachter wordt doorschoten. Intussen heeft Robyt een Duits geweer te voorschijn gehaald en lost twee schoten doorheen het venster van de slaapkamer. Daar hen de aarde te heet onder de voeten wordt, kiezen de gebroeders Verstuyft, Van Hoe, De Paepe, De Clercq en Bruteyn het hazenpad zonder evenwel de kans gezien te hebben iets mee te nemen. De inval was nochtans tamelijk goed voorbereid daar Bruteyn, die de aanduider was van de zaak, samen met Van Hoe daags te voren poolshoogte waren gaan nemen in de omgeving van de hofstede. 264


De dag na de inval, op 28 maart, overlijdt Marie Verleyen, in de kliniek Toevlucht van Maria te Gent, ten gevolge van de opgelopen verwondingen. DE BENDE TE OOSTKERKE BU BRUGGE Tijdens de maand april1919 waren Kamiel Dhondt en Jules De Paepe te Oostkerke een hofstede gaan verkennen waarvan ze vermoedden dat er een goede slag te slaan was. Het doel was de boerderij van Jules Callant gelegen op ongeveer 10 minuten gaans van het dorp. Na afloop stuurde De Paepe een telegram aan het adres van Van De Putte, nu woonachtig in de Pollepelstraat, ten einde de bende te verwittigen. Op 12 april vertrekken de gebroeders Verstuyft, Raymond Van Hoe en Maurits Van der Ougstraete per tram naar Brugge, hun fietsen met zich meenemend. Ter bestemming worden ze er afgewacht door De Paepe die samen met hen naar het huis van Dhondt gaat in de Molenstraat te St.Kruis. Eerst hadden ze hun slag gepland rond het middaguur doch bij nader inzien blijkt hen dit toch al te gewaagd. De rest van de dag brengen ze door in het huis van Eufrasie Houf, de vriendin van Van der Ougstraete. Rond 21.15 u horen de bewoners van de hoeve enig gerucht op het erf. Vrouw Callant is reeds te bed. De man zelf en zijn dochter, twee kleine kinderen en de meid zijn nog in de keuken aanwezig. De dochter en de meid lopen naar boven, trekken het dakvenster open en roepen : "Wie is daar?". Op hun vraag krijgen ze echter geen antwoord maar zien in het halfduister drie mannen op het erf rondlopen. Reeds het vermoeden hebbende wie de ongewenste bezoekers zijn, roepen ze: "Moord, moord !".De bende, zonder Dhondt die thuis gebleven was, begint aanstonds te schieten terwijl Edmond ondertussen een ruit van de voorkamer inslaat. Hijzelf gevolgd door zijn broer, Van Hoe en Van der Ougstraete klimmen langs de gemaakte opening naar binnen. Inmiddels waren de bewoners naar de voutekamer gevlucht en hadden de deur vergrendeld. Nadat ze reeds alles in het werk hadden gesteld om de deur te openen maar deze stevig genoeg bleek om aan de braakpogingen te weerstaan, schieten de bandieten met z'n allen op de deur. Vijftig, zestig schoten worden er op de deur afgevuurd, zonder resultaat evenwel. Ondanks het uitzicht van een zeef blijft de deur overeind. Een kogel had evenwel het linkerbeen van Callant getroffen, zonder veel erg. RenĂŠ Verstuyft en Van der Ougstraete wagen daarop een nieuwe kans en gaan terug naar buiten om een ruit van de voutekamer in te slaan. Doorheen de opening lichten ze met een zaklantaarn en roepen dreigend : "Uw geld of uw leven !",waarop Callant zijn portefeuille met meer dan 400 fr in aan de dieven reikt. Op dat moment wordt er ook op de rovers geschoten en Van der Ougstraete kan met moeite een pijnkreet onderdrukken. Het was de knecht van de familie Callant die bij het naar huis komen het schieten op de boerderij had gehoord. Daarop was hij naar een nabijgelegen 265


boerderij gelopen om er een geweer te halen. Vanopeen afstand van 50 meter had hij dan op de indringers gevuurd die voor de voutekamer over en weer aan het lopen waren. Buiten een fles olie die werd meegenomen, werd de rest in het huis ongemoeid gelaten. De meid had ondertussen het zekere voor het onzekere genomen en had op zolder een ¡veilig onderkomen gevonden in een grote koffer. Na de aanslag gaat de bende het huis van Kamiel Dhondt opzoeken om er de nacht door te brengen. Daar wordt de kogelwonde verzorgd die Van der Ougstraete heeft opgelopen. Van Hoe had het toch maar veilig gevonden om voor een alibi te zorgen en had die dag door zijn vader te Wetteren een postkaart op de brievenbus laten doen waarvan hij de afzender was. Later zou hij dan ook beweren dat hij die dag te Wetteren verbleef. Wanneer enkele dagen later Weewouters, een ander bendelid, verneemt dat de gewonde Van der Ougstraete ten huize van Van De Putte verzorgd wordt, is hij het die de politiecommissaris van de wijk op de hoogte brengt. Daarop wordt Van der Ougstraete aangehouden. Hij is de eerste van de bende Van Hoe en Verstuyft wiens liedje is uitgezongen. Maar anderen zullen nog een tijdlang verder zingen en de streek onveilig houden. DavidMAES ('t vervolgt)

VAN ALLE MARKTEN THUIS. Deel12 HET GROOT VLEESHUIS EN DE PENSENMARKT De Kleine Vleeshuizen In deel 11 van onze reeks hadden we het reeds uitgebreid over het Klein Vleeshuis, dat zich beurtelings bevond op de hoek van de Brabantdam en de Sint-Jansvest, de hoek van de Vogelmarkt en de Kortedagsteeg en in de voormalige Wolleweverskapel, eveneens in de Kortedagsteeg. (Fig. 1, 2 en 3 geven een situatieschets van deze verkoophallen.) Het Groot Vleeshuis Alhoewel reeds heel wat over het Groot Vleeshuis geschreven is, zou de reeks toch onvolledig zijn, indien hier ook niet deze overdekte markt aan bod zou komen en dit in het bijzonder voor onze nieuwere lezers. Het Groot Vleeshuis was niet zoals zovele gilde- en ambachtshuizen een

266


<

llJ

::J Cl.

(1)

w

<

0 0

à

~ ~

llJ

g:

~ f. ~ f' ~ i a~

(1)

èS

N

(1)

0\

5'

-..J

(1)

s

(1) (1)

~

~ ~h

iJ~f~t'

~

~

....;.

)

~

f-1.O.sp/ ("~ 41'1 ~. d. tc- n c,., I. C".:r

rwo/1. t!

IJrfo .

7;·

q''1c .

.1.rt!ra"qs

"Yrvr,.J J

/,j.)~

.

:::r "' c

r::; · (1)

::J

8.1.

IZJ • ll/


Fig. 2. Het eerste Klein Vleeshuis van voor 1593 op de hoek van de St.-lansvest en de Brabantdam . (1) Het nieuwe Klein Vleeshuis van 1593 op de hoek van de Vogelmarkt en de Kortedagsteeg (2). Het Klein Vleeshuis uit 1821 in de voormalige Wolleweverskapel in de Kortedagsteeg (3) (Plan Hondius, Panoramisch zicht op Gent 1641).

t;J'.....;_ ..-~__ .._ / I : ! :: ' --¡ - .. - 'j.._ _ _.._. f;,_t-tr-t..... 1 1 ..... _., : .. ,.: '- _...c,_

Fig. 3. Het Nieuw Klein Vleeshuis uit 1593. A : Gevellangs de Vogelmarkt. De trapgevel is naar de Kouter gericht. B :Trapgevel in de Kortedagsteeg met gevelsteen " 1593" (Tekening August Van Lokeren uit 1822 kort voor de afbraak)

268


vergaderplaats, maar een overdekte markt, waar de verkoop van vlees gecentraliseerd werd, om deze beter te kunnen controleren. Verkoop thuis was verboden. Elke stad van aanzien had dan ook zijn vleeshuis. Ieper, Brugge en Gent hadden er zelfs meerdere. Het Groot Vleeshuis te Gent werd in 1332-1333 voor het eerst in de stadsrekeningen vermeld. Het moet toen echter reeds lang bestaan hebben, want de eerste vermelding dateert van 1251, nl. uit de tijd van het graven van de Lieve (1251-1269). Er was toen discussie over het feit waar men het Lievekanaal te Gent in de Leie zou laten uitmonden. In 1251 besloot men dit te doen "contra rnacellom gandense", "tegenover het Gentse Vleeshuis". Toen was het echter nog in hout opgetrokken. Het "hauthuis" was volgens een toenmalige kroniekschrijver "leelic" dat het "groote scade" was. De "vleeschhouwers" konden er een zgn. "stal" pachten, t.t.z. een slacht- en toonbank huren. Het houten vleeshuis was weldra vervallen : waar daktichels weggewaaid waren, had men reparaties uitgevoerd met riet en stro, maar dit hielp maar tijdelijk. In 1407 begon men aan de bouw van het nieuw vleeshuis. De opperbouwmeester van de stad, Gillis de Sutter, had er op verzoek van de vleeschhouwers voor gezorgd dat de vleesverkoop verder kon doorgaan door een systeem van gedeeltelijke afbraak en heropbouw. Het is ook op dat ogenblik dat de vier gaten onder de halle geconstrueerd zijn om de vistoevoer op de daarvoor gelegen markt toe te laten. (zie : "De Vismarkt"). Het werd in vier fasen gebouwd over een periode van elf jaar. Het buitenmetselwerk bestond uit Balegemse steen, het binnenwerk uit baksteen. Men veronderstelt dat het dakgebinte op vlotten in geprefabriceerde delen werd aangevoerd van in de tuin van het "freremineuren-" of minderbroedersklooster (plaats waar zich nu het Justitiepaleis bevindt). De eikehouten dakstoelen werden dan tot een gebinte samengevoegd. Binnenin legde men kasseien en op het dak kwamen nieuwe leien. Over het 0 .L. V .-beeldje in de zijgevel en de kapel uit 1446-48 werd reeds uitvoerig in andere bijdragen geschreven. (Fig. 4) Het was in 1543 dat tegen de gevel van het Groot Vleeshuis 16 penshuisjes werden aangebouwd. Deze bevatten ĂŠĂŠn kleine winkelruimte met twee op en neer klappende luifels : de ene diende als afdak, de andere kon als toonbank gebruikt worden. Daar werden de afvalproducten verkocht die binnen niet aan de man mochten worden gebracht. Het betrof hier ingewanden, darmvet en andere resten van slachtvee. In 1664 kwam daar ook nog pluimvee bij zoals kalkoenen, poeljen, ganzen, enz ... en wild. Op de pensenmarkten aan de Brabantdam, de Kortedagsteeg en de Hooiaard vond men het "gherief van alle vriendelicke peynsen van curieuse calvers, van hamels (gesneden rammen) van lammers, van ossen, ende van runders elk tot synder keure ende apetyt". In 1785 maakte men plannen om de penshuisjes af te breken en de hele vleesbalie te voorzien van een barok-gevel. Dit ontwerp werd nooit uitgevoerd. 269


N

-...)

0

::~~- ?:?~~~/'f'l ". ,.. ~,.

~<r

Fig. 4. Pentekening van Armand Heins van het Groot Vleeshuis zoals het was in 1883.


Aangezien sinds 1854 vlees ook thuis mocht verkocht worden, slonk het aantal stallen van 124 in 1860 tot 63 in 1883. Toen de vleeshalle al te bouwvallig werd, verhuisde men naar de vismijn op het Sint-Veerleplein, waar de visreuk dan toch het vlees niet bedierf, zoals sommige behoudsgezinde "vleeschhouwers" beweerden ! In 1882 werden daar 88 nieuwe vleeswinkels ingericht, met tafels die in 1884 van graniet waren, met een marmeren blad. Ondertussen stond het Groot Vleeshuis leeg en waren de penshuisjes afgebroken. Het werd verhuurd aan het Ministerie van Spoorwegen, Post en Telegraaf (zie deel VIII : "De Groentenmarkt" p. 39, Fig. 4). Met de Wereldtentoonstelling van 1913 in het vooruitzicht, kreeg de oude halle een face-lift en werd ze in haar oorspronkelijke staat herbouwd, penshuisjes incluis naar de plannen van Emest Van Hamme. Omstreeks 1920 werd het een markt van groenten en in de Fig. 4 bis. zestigerjaren werd het gedeeltelijk autoparking en vishandel. Thans grijpen er kulturele manifestaties plaats, maar een definitieve bestemming heeft het nog niet gekregen. De Gentse Vleeshouwers Enkele gilden zijn er in geslaagd vanaf het einde van de 14de eeuw het beroep binnen hun familie te houden. Zo ook de vleeshouwers. (Fig. 5) Enkel hun zonen en dochters trouwden onder mekaar. Naargelang de politieke omstandigheden in het woelige Gent moesten de vleeshouwers meer dan eens voor hun privilegies vechten. Als straf voor de opstandige Gentenaren liet keizer Karel V in de Carolijnse Concessie het ambacht voor iedereen 271


open stellen. Deze keizerlijke strafbepaling sneed diep in het vlees van de vleeshouwers. Enkele maanden later smeekten zij hem deze maatregel ongedaan te maken. Karel V gaf toe op voorwaarde dat zij zich steeds als onvoorwaardelijke aanhangers van de Habsburgse kr:oon zouden blijven gedragen. Zij kregen zelfs het voorrecht bij optochten of "Blijde lntredes" van vorsten mee op te stappen als verdedigers van de kroon. Ook de visverkopers bezaten dit voorrecht. Steyaert schrijft : "In zulke plechtigheden waren deze beide vrye neeringen zeer schoon uitgedoscht : de Vischverkoopers in blauwe kleederen met zilveren galonnen, en de Vleeschhouwers in groene kleederen met gouden brandebourgs". Omwille van dit voorrecht werden zij voortaan "Prinsenkinderen" genoemd. Zij demonstreerden dit voor het laatst in de historische "Ommeganck" die ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1913 gehouden werd. H. Van Werveke stelt in zijn studie over deze gilde vast dat er na de 17de eeuw slechts vier families overblijven, door dat er geen nieuw bloed in de vleeshouwersfamilies werd opgenomen : de families Deynoo(d)t, Van Loo, Van Melle en Minne. Zij waren burgers van groot aanzien en verdedigden hun privileges met hand en tand tot aan de Franse Revolutie, waarna deze afgeschaft werden. De grote stadsuitbreiding gedurende de Eerste IndustriĂŤle Revolutie bracht met zich mee dat de bevoorrading van de bevolking verspreider moest kunnen gebeuren. Na 1854, toen het vlees buiten de vleeshuizen in private winkels kon worden verkocht, lieten deze vier vleeshouwersfamilies nog van zich horen. Zij betrokken voorname winkels in de stad en publiceerden enkele werken over het vleesbedrijf. Saucietsespraat

Wie flauwe, domme praat vertelt is een zeveraar en vertelt "saucietsespraat" of prietpraat. Wie die niet wil horen leest vanaf hier best niet verder. Die gaat hier niet te pas komen, "die gaat hier welkom zijn gelijk nen hond in 't vleeshuis". Wie last heeft van winderigheid "zet zijn vleeshuis open. 't Komt recht uit 't vleeshuis" zei men. "Nen vleeswinkel" was een beenhouwerij, maar de Gentenaars pasten dit ook nog op de mens toe : liep een vrouw erg "gedecolleteerd" dan "zaagt ge heel heure vleeswinkel". Stond iemand zijn broek open dan riep men : "Uwe vleeswinkel staat open !",waarop gewoonlijk als repliek volgde : '"t Es nog goed dat de storse gevallen es !". "Nen bloendekapper" was een politieagent. Dit "kappen" sloeg op zijn sabel, wat dan in het Gents zijn "bloendekappersmes" genoemd werd, verwijzend naar de Franse "saucisson de Boulogne" (Fig. 6). Wanneer een snel kind overdadig versierd was met linten, strikken en bloemen, zei men dat ze "gekroond was gelijk een pirdebloende", een worst van paardevlees. 272


Fig. 5. Beenhouwer uit de 14e eeuw . (Uit : "De eeuw der Artevelden" - Prof. L. Vanderkinderen)

273


Fig. 6. Een Gentse "Bloendekapper" met zijn "bloendekappersmes" voert een identiteitscontrole uit omstreeks 1900. (Postkaart uitgegeven door het Sociaal Fonds Politie Gent in 1982. Gedrukt op 3.000 ex.- Verzameling E. Levis)

Paardevlees zelf was "een buufstuk van tussen de tremen". "Gekap, gekapt , gekapsel, kiepkap, gekiepkap of saucietsesvlees" is gehakt vlees of "hachĂŠ" zoals onze noorderburen zo chique zeggen. Een klein vleeswinkeltje noemde men soms wel eens minachtend "nen peinsewinkel" en de beenhouwer "nen vleespiep". 'k Late mij kiepkappen als 't niet waar is ! 274


Die 't spek verdient en krijgt het niet Paul De Witte schreef in zijn Geschiedenis van Vooruit en de Gentse socialistische werkersbeweging sinds 1870 : "De werklieden aten gedurende het grootste gedeelte van het jaar 'smiddags niets anders dan aardappelen met saus, soms ook met mosselen of vis en in de herfst en in het begin van de winter gestampt met groenten. Alleen 's zondags kwam er bij de meest welstellenden een beetje vlees op tafel... dit laatste opgestoofd na gebruikt te zijn in de soep. Roastbeef en beefsteak waren in de arbeidersgezinnen zelfs van naam onbekend. Bij tegenslagen ... verving men het zondagvlees door pensen, lever, reutjes of vette darm, waarvan men zich kon voorzien in de penshuizekens aan het Groot Vleeshuis of in winkeltjes waar niets anders dan afval van vee verkocht werd, en waarvan er in alle werkersbuurten te vinden waren ... " (Fig. 7) "Peinse, fricandon van den arme of weversfricandon" bestond uit gehakte en gekookte maag, hart en longen, meestal van varkens. "Peinserije" kocht men op de "peinsemort" aan '"t peinsekraam", de "peinshuizekens" of de "peinsewinkel" van de "peinsenier" of '"t peinsewijf'. Dat vlees vaak op het arbeidersmenu ontbrak blijkt uit het liedje van Em.iel Moyson, populair gemaakt door Karel Waeri en later door Walter De Buck : "Koevoet es beter dan boelie".

't Werkvolk moet niet meer klage Da't hier in Gent nie kan bestaan Als het maar naar 't sermoen wil gaan Door een madam gedaan. Hoort die madam vertellen 't Vlees es veur de werkman te goed Triepen en vellen dat hij fretten moet Of wel ne koevoet ref.

Mee koevoet es beter dan boetie Maar madam de predikant Hee(ft) liever oen end saucie.

Triepen is dieremaag, buik, lever, long of afval (vellen) van rundsvlees. Het lied ontstond toen in 1857 de katoencrisis heerstte. De fabrieksarbeiders leden zwarte armoede. Men deed al het mogelijke om de nood te lenigen. Een dame van een der fabrikanten raadde het werkvolk aan "koevoet" te eten. Zij waren goedkoop en volgens haar even voedzaam als "boelie" (soepvlees). Het werkvolk nam haar dit zeer kwalijk. Gezien het een publiek geheim was dat zij er buitenechtelijke betrekkingen op nahield ontstond het dubbelzinnige schimpliedje met een refrein dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. 275


Fig. 7. Alleen 's zondags kwam er bij de meest welstellenden een beetje vlees op tafel. .. dit laatste opgestoofd na gebruikt te zijn in de soep ... Bij tegenslag verving men het zondagsvlees door pensen , lever of vette darmen. (Illustratie uit "Germinal" door E . Zola gravure door Désiré Durnoot & P. Férat verz. E. Levis)

276


Het gebeurde vaker dat er geen vlees op tafel kwam, dan wel. "Ge zult uwen vleestand moeten laten uittrekken" zei men, doelend op het feit dat men niet veel vlees meer te eten zal krijgen. Vlees was meestal "geen spek voor werkmans bek". Soms kwam er al eens "hoofdflakke" of hoofdvlees op tafel. Dit was hoofdkaas ("flakke" komt van dunne snee). Daar moest men dan "zijnen triep mee vullen". Wanneer er al eens een varken geslacht werd, was 't "saucietseskirmesse". Dit werd ook heel ondeugend gezegd van een jong getrouwd koppel. Was 'tal eens echt kermis, dan was 't "saucietsesommegang". Dan werd er gesmuld. Maar elke kermis is een geseling waard. Daarom moest daarna de broeksriem aangehaald worden, want '"t en is alle dagen genen saucietsesommegang". (In 1837 vonden we "Sosysen" en "sossissen", in 1816 "Saveuen met sisitzens", in 1795 "Sesietjens" en in de 18de eeuw "Soussisen".) Een snee peinse was "een buufstuk dad'aan den haak niet kunt hangen". Dat de peinsewijven en de peinseniers een grote onbeschofte bek konden opzetten blijkt uit het gezegde : "Broelte, troebels of rumoer in de peinshuizekens", wanneer er weer eens gekeven of ruzie gemaakt werd. Van een kleine volksoploop zonder verdere gevolgen, een mislukte manifestatie en dergelijke, zei men gewoonlijk: "Al de reutjes lopen t'hoope" of ook: '"t Zijn toeren (of 't zijn wel dingen) in de peinshuizekens, de reutjes en de triepen zijn geen geld meer weerd". Deze uitdrukkingen werden ook gebruikt om over een vermeend onheil een gespeeld medelijden te tonen. Met "reutjes" bedoelt men de darmen, de ingewanden, die het verteerde voedsel vervoeren. Men vindt het ook nog in de uitdrukking : "Dat zal goed doen aan mijn reutje", aan mijn maag, als men iets lekkers at. Wanneer iemand van lage stand grote sier maakte zei men : '"t Is luxe in de peinshuizekens". Een "peinse, nen peinsenbalg of nen dikke peinszak" was een dikbuikig en vuil mens. Hij die al zijn geld spaarde om het op te eten of om zich mooi te kunnen kleden "hing alles aan zijn peinse". Dergelijke uitdrukkingen waren natuurlijk gemeen, ze waren "peinseniersachtig". Hopelijk was deze "saucietsespraat" een beetje "spek naar uwen bek", heb ik je kunnen boeien want "mee spek vangt men de muizen". Ik heb nergens overdreven, "nieverst mee spek geschoten". Vind je 't goed dan "is dat spek aan mijn herte". Vind je er niks aan, ja, "tons hedde 't spek aan Uw been !" EddyLEVIS

BIBLIOGRAFIE - "De bouwgeschiedenis van het Groot Vleeshuis"- V.I.A.T., 1983. - "Vleesch in de kuyp, curiosa rond het vleesbedrijf door de eeuwen heen"- Kredietbank Gent, 1988. - "De Markt"- M.I.A.T.- Stad Gent- Kritak, 1988.

277


- "Geschiedenis van de kleine man"- B.R.T. -Open School; 1979. - "Mijnheer Emiel. De lotgevallen van een intellectueel in de arbeidersbeweging. Leven en werk van Emiel Moyson (1838-1868) Vrijdenker, flamingant en socialist"1988. - "Gent van de Oudste Tijden tot Heden"- De Potter, 1882-1902. - "Gids voor Oud Gent" - Guido Deseyn, 1984. - "Gents Woordenboek" - Lorlewijk Lievevrouw-Coopman, 1974. - "Volledige beschrijving van Gent"- J.J. Steyaert, 1857. - "Une vue de Gand peinte par Hubert Van Eyck- Essai d'identification de la vue de ville représentée sur Ie revers de deux volets du polyptique de l' Agneau mystique. Etude iconographique et topographique"- Armand Heins, 1907. (Fig. 1, 2 en 3) - "De geschiedenis van Vooruit en de Gentse socialistische werkersbeweging sedert 1870" - Paul de Witte, 1898. - "De Gentse vleeshouwers onder het Oud Regime"- H. Van Werveke, 1948. - "Germinal" - E. Zola, naar het Fransch vertaald door E. Anseele, 1898.

UITHANGBORDEN TE GENT (vervolg) Zoals we reeds opmerkten, werden sommige gevelstenen van TEKSTEN voorzien. Bij bepaalde reliëfs waren het zelfs uitsluitend teksten of bouwdata, omraamd met een of ander siermotief of helemaal zonder versiering. Sommige teksten vertolkten de huisbenaming. Dat was o.m. het geval met "De Maecht van Ghent" op de Korenmarkt, met de uithangtekens op de gevels van de Kleine Vismarkt "Tgauden Hant" en "Tgroen Cruys" en "De Stadt Doomick", gevelsteen boven de deur van een huis op de Korenlei. (34) Een Latijnse tekst op een der drie gevelstenen van het gerestaureerde convent in de Sofie van Akenstraat, is omkranst met loof en bloemen. Deze tekst kan als volgt gelezen worden : D.O.M. ET BEATAE MARIAE ET OIBUS SANCTIS HIC CONVENTUS TER VOLDERSTRATE ESTDDLIV ("Aan God mijn Almachtige Vader en aan de Heilige Maria en aan alle Heiligen dit convent Ter Volderstrate is toegewijd 54" .) Volgens de heer dr. Joh. Decavele, stadsarchivaris, die de tekst ontcijferde en vertaalde, was de familie Ter Volderstrate een middeleeuwse, Gentse patriciërsfamilie. Waarschijnlijk waren zij de stichters van dat convent en verwijst "54" naar 1654. De belendende huizen zijn immers ook 17deeeuws.

278


Sofie van Ackenstraat 3. Tekstgevelsteen.

Korenlei 10. De stadt Doornick.

279


Burgstraat. Ster. (Foto : Stadsarchief. Gent)

Gents Museum voor Stenen Voorwerpen. De Zon. (Copyright A. C.L. Brussel )


Zilverhof 1. Halve maan.

Korenmarkt 21. Het Damberd.

281


Er werden ook gevelstenen gemaakt waarop HEMELLICHAMEN waren afgebeeld. Waren ze talrijk? Waarschijnlijk niet. Voor beroepen waren ze feitelijk niet bestemd. Wel voor herbergen en hoogstwaarschijnlijk ook . voor de benaming van bepaalde winkels. Aan een huis in de Burgstraat was tot voor de Eerste Wereldoorlog een gevelsteen met een achtpuntige ster te zien. Toen de foto werd genomen, waren twee stenen reeds volledig weggesleten maar drie andere waren duidelijk weelderig met allerlei omamenten versierd. Boven de benedenverdieping hingen gesculpteerde engelenkopjes en tussenin bevond zich de voornoemde "sterre"-steen. De naam van dergelijke huizen kon verschillen. Het ging b.v. over de "Morgen-" of de "Avondster". Ook de kleurspeelde een rol evenals het aantal sterren. In Nederland was de "Zevenster" wel eens het symbool aan de woning van een vrijmetselaar. (35) Een exemplaar waarop een zon staat afgebeeld, vindt men terug in het Museum voor Stenen Voorwe1pen. Het is een 18de-eeuws uithangteken, oorspronkelijk verguld en misschien afkomstig van de gevel van het hoekhuis in de Wijngaardstraat. (36) Over "De Verkeerde Wereld" voortkomende van een 17de-eeuwse façade op de Nederkouter hadden we het reeds in de rubriek van de symbolisch uitgebeelde verhalen. Aan de gevel van een huis in het Zilverhofwerd een steen waarop een "Halve Maan" is afgebeeld, (opnieuw?) ingemetseld na de herstelling van 1937. Deze versiering zit onder het zoldervenster met de stenen middenkolonet. Volgens sommige auteurs gaat de halve maan tot de heraldiek terug. (37) Het zgn. "Mannetje in de Maan" is bekend in onze gewesten. De geschiedenis ervan berust op een verhaal van bijbelse herkomst. Nog een woordje over een gevelsteen waarbij het motief naar ONTSPANNING verwijst. Boven de twee ramen van de eerste verdieping van het café "Het Damberd" op de Korenmarkt bemerkt men een mozaïek die duidelijk de uitbeelding is van een dam- of schaakbord. Soortgelijke gevelstenen hebben we nergens elders aangetroffen. Tot de 18de eeuw heette het huis "Het Scaec". Omstreeks 1750 werd het herdoopt in "Het Damberd" en dat bleef zo tot op heden. (38) NOTEN (34) Idem, op.cit., 1901, VII, p. 335. "ende boven de deureis in blauwen arduin uytghehauwen de Stadt Doomick, ter eausen van welcke tvoors huys nu Doornick ghenomt wort ... " (Landboek v. Willem van Vaemewyck, 1658). (35) Van Lennep J. en Ter Gouw, J., op.cit., 1974,11, p. 319. (36) De Potter, F., op.cit., 1901, VIII, p. 11. "Op de hoek van de Wijngaard- en de Wilderoosstraat was in 1750 reeds "de Sonne" op de gevel afgebeeld.

282


(37) Van Lennep J. en Ter Gouw, J., op.cit., 1974,11, p. 318. (38) De Potter, F., op.cit. 1901, 11, p. 156-157.

LodeHOSTE ('t vervolgt)

GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN. Deel X (Slot) DE BASISMILITANTEN In de artikelenreeks die wij aan de voornaamste Gentse revolutionaire figuren gewijd hebben, besteedden wij aandacht aan Meyer, De Gràeve, Graham, Hopsomere, Van Hulthem en nog vele anderen. Hun vernieuwingsideeën hadden niet veel zoden aan de dijk gezet, ware het niet dat hun acties ondersteund werden door een grote schare aanhangers, die wij basismilitanten noemen. Dezen behoorden tot de meest verschillende milieus en oefenden de meest verscheidene beroepen uit. Onder hen vinden we advocaten, renteniers, edellieden, handelaars, brouwers schrijnwerkers, wijnhandelaren, tonnenmakers, een chirurgijn, een bakker, een schoenmaker, een vishandelaar, schippers, politieagenten, bodes, de stadsbeiaardier en de stadstrompetter, enz ... (zie fig. 1). Zij hebben dit gemeen: zij zijn bezeten van een onwrikbaar geloof, dat over het algemeen op geen enkele zinnige redenering steunt, dat vaak nog gevoed wordt door primaire gevoelens en zij menen bovenal dat wat zij denken en vooral wat zij willen, juist is. Dit rotsvaste geloof in het geluk en het algemeen welzijn van het volk- een nogal wazig begrip volgens de meesten - zouden zij via gesprekken in hun onmiddellijke omgeving verspreiden. Tussen deze gesprekken vervlochten zij discrete bedreigingen of dwingende invitaties om aan samenkomsten of manifestaties deel te nemen. Vooral de agressieve teneur van deze bijeenkomsten deed de laatste vreesachtigen of twijfelaars bijdraaien. Hen restte uiteindelijk maar twee keuzes : of zich achter de revolutionaire ideeën scharen, of zich in stilzwijgendheid hullen en zich gedeisd houden. De basismilitanten gehoorzaamden aan alle consignes van hogerhand, schreeuwden, tierden in de straten, leenden zich tot handtastelijkheden en herhaalden de mondeling ontvangen ordewoorden, want velen onder hen kenden geen Frans of waren ongeletterd. Het merendeel van deze simpele zielen was bijvoorbeeld gefascineerd door het voorbeeld dat hen door hoge plaatselijke functionarissen of rijke burgers gegeven werd, zoals Hopsomere en Van Hulthem, die voor de Nieuwe

283


'·

(!). 284


Fig. 1. Lijst van personen die na de lOe Pluviose van het jaar IV (30 januari 1796) naar Parijs opgestuurd werd. Alle hierop vermelde personen konden om allerlei redenen de plechtigheid van het afleggen van de eed van haat aan het koningdom op de Vrijdagmarkt niet bijwonen en gingen achteraf (uit voorzichtigheidsoverweging ?) de registers tekenen. Het betreft hier inderdaad bijna allemaal "salariés de la République" J.B. Bodsaert, ... (?)van Boskolen L. Sieron, bode van ... (?) P. Casier, Dtr (Directeur) van de Strafwercken (Gevangenis) M.R.V.R., capitaine du Génie B. Minne reekeneir à la Porte d'anvers (Octrooidienst) J .B. Teirlynck, bode tresorie PieterSmul (?), officier de police Arnoldus Bertrand, portier aan de dampoort Wagheneire, garcon de Bau (Bureau) De Ruelle, off. (officier) Carolus van Raiewe, sergant (sic) van trsorije (sic) P.F. Pirard, officier à la perception des Droits D'l'octroi à Gand Maurue (handtekening) W. Praet, gd (grand) magasin à Gand (Stapelhuis op de Coupure) Tomas, gd magasin ... (?), ... (?) aux douane. Jacobus Lareveire, trompetter van de stadt Judocus Anboer, trompetter dezer stad gend Hueveld, garde Servais, bode Lijon, garde Bougniet, garde Swart, garde Franciscus Haek, trompetter dezer stad Jaques van Truijen, controlleur J.A.F. Goemaere clerc (?)à l'Ecole normale Petrus Romaer klockluyder deser stadt gendt Cornelis Springael clockenijders (sic) deser stadt Geeraert de man klokluyder deser todt gend Jacobus Livinus Sloedens, kloek luyder der stadt gendt Josephus Springael, kloek Cliijdens (sic) dese stadt J.B. Vandenberghe soo over de Borgeressen Marie Thérèse als marie Catherine Loobuyk officianten van het clockluyderschap Dezer stadt. Joseph E. de Landtsheer beyaert speelder der stadt Fratin, directeurdujury de L'arrondissement de gand (sic) Le sousigné ayant été asent à la célébration de la fête pr (pour) des affaires dont ces commerces lui contraignèrent deelare haderer au sermant prêté pr les fonctionnaires public ciclessus (get) J.B. Sibille Antonius Heijman, trompetter der stadt Arnold philippe de la riviere ici déclare ne pouvoir écrire. ici la marque x LucasVan hecke potier de la porte d'Eau déclare ne point savoir écrire x ici sa marque Welaert, Employé de l'admin (istration) Du département Volgt dan nog uiterst rechts de gekende aantekening van J.G. Meyer, die wij uitgebreid bespraken in G.T. 1988 blz. 230. Verschillende namen, beroepen en handtekeningen zijn uit slordigheid of met opzet (?) onleesbaar.

285


Orde gewonnen waren. Zij werden beurtelings gevleid door de groten en de machtigen van het ogenblik, die hen zonder enige moeite deden aanvaarden wat zij gisteren nog verwierpen en die hen, al naar gelang de politieke noodwendigheden, schaamteloos in de steek ~ullen laten. In het tragediespel dat zich voor hun ogen voltrekt zien zij zichzelf niet als figuranten en nog minder in een bijrol. Zij spelen kleine belangrijke rolletjes, verschijnen heel vlug ten tonele gedurende een of andere act om dan vaak voor altijd van het politiek toneel te verdwijnen. Hoe groot was hun aantal? Het valt moeilijk dit ook maar bij benadering in te schatten. Wij beschikken te dien einde slechts over drie belangrijke bronnen. Een ervan is de lijst van de "Sestig provisionele representanten bij de Belgische Nationale Conventie", die op eigen houtje door Meyer opgesteld werd op 28 november 1792 (1). Deze lijst moet met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd worden, want veel vertegenwoordigers die er op voorkomen, werden gekozen zonder ook maar geraadpleegd te zijn. Sommigen weigerden te zetelen of deden dit slechts onder militaire dwang (2). Een tweede bron is het proces-verbaal van een bijeenkomst van "tous les salariés de la République" (alle loontrekkenden in openbare dienst), gehouden op de Kouter op bevel van de administratie van het departement, op 21 januari 1796 (3), om haat aan het koningdom en trouw aan de republiek te zweren (Fig. 2). Deze eed werd met de glimlach gezworen door een bevolking die nooit onder de plak van een koning geleefd heeft, en zelf nog maar pas in opstand gekomen was tegen keizer Jozef 11. De handtekeningen van de driehonderd aanwezigen zijn vaak onleesbaar en het is niet altijd mogelijk om een vergelijking te maken met de derde bron: de administratieve documenten, die daarenboven onvolledig zijn. Als men rekening houdt met de cijfergegevens van deze bijeenkomst, het aantalleden van de "Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité", mag men stellen dat er te Gent op een bevolking van 55.000 inwoners een goede duizend revolutionairen waren, de enen lauw, de anderen fanatiek. Het is een feit dat naar aanleiding van de gemeenteverkiezingen, of nog de "assemblées primaires", die bedoeld waren om de afgevaardigden voor de "Conseil des Anciens" of de "Cinq-Cents" te kiezen, het de gematigde vertegenwoordigers waren die het haalden. Dit alles deed bij de meerderheid van de bevolking eerder een open vijandige houding ontstaan tegenover het nieuwe regime en in het bijzonder tegen de door haar gebruikte methodes. Uit deze troep tweederangselementen zullen enkele mannen de kop opsteken die een meer gedetailleerde biografie verdienen, zoals Jean François De Brabandere (4), gemeentebeambte die men manu militari moest dwingen om in het stadhuis te zetelen (2). Hij was ook lid van de "Cinq-Cents". Hij haalde zich door zijn gematigde houding de woede van Du Bosch op de hals, die hem bij het Directoire aan de kaak stelde als royalist, wat hij niet was; Van de Velde (5), een populaire Gentse bakker, democraat, die aan 286


~J){ Z\veet·t:> }Ja.e t a{'ll hetKoningJon1

nen de re<J.:.eerhlo·sJoosh.PvdJ 0 l.. A. t·nsl'ld e eCi h ~vJ ende C~ett·(lttwi shecYd e11

i'l<'tl

1....-

d,, Ht'fH' ~~I it"k cn,4,, Ht'll dt' l'\m~iiüdie

------1) . V:tll

ht·L~IH('J' DD'

Fig. 2. Dit papier bevat aan de ene kant de Nederlandse en aan de andere kant de Franse tekst van de Eed van haat aan het Koningdom . De eed diende door zowel priesters als ambtenaren te worden afgelegd. Met een mogelijke restauratie van het Oostenrijks vorstenhuis in het achterhoofd kan men zich makkelijk indenken , dat men heel wat moeilijkheden ondervond bij het recruteren van administratief personeel. Het document werd door de gemeentefunctionaris die de eed afnam , voorgelegd aan de kandidaat , waarna zijn naam geacteerd werd. (Stadsarchief Mechelen)

de Collatie zijn oud prestige wou terugschenken en die door Meyer benoemd werd als een van de "Provisionele representanten van de stad bij de Belgische Nationale Conventie"; Mulle , (6) schepen vanghedeele, secretaris van de "Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité" te Gent; Goethals, die Meyer begeleidde naar het hoofdkwartier van generaal Dumouriez, om te vragen dat de zetel van de Belgische Nationale Conventie zich te Gent zou mogen vestigen; Van Rossem (of Rossum) (7) , directeur van de gevangenis , die diensten liet verlenen aan Van Wambeke en zijn vrienden naar aanleiding van hun aanhouding (door Dubosch); Buyck, rechter bij de burgerlijke rechtbank, beschuldigd van afpersing en knoeierij, die zijn collega 's zover bracht om aan Bouteville (commissaris van het Directoire) zijn afzetting te vragen "omdat het vreselijk zou zijn, zijn daden publiekelijk te moeten verantwoorden door het schandaal van een gerechterlijke procedure" (8) ; Antheunis (9) , secretaris van het "Vergaederde Gendsche Volk" in de Sint-Baafskathedraal , in de loop van dewelke de aanhechting van de stad bij Frankrijk werd gevraagd; het zeer curieuse figuur van de Brugse priester Erasmus Vandesteene, tijdelijk te Gent gevestigd , de wens van de stad om aangehecht te worden bij Frankrijk mede naar Parijs bracht, maar ook in het meest absolute extremisme verviel door zich te manifesteren als

287


VRYHEYU GELYKHEYU ,.e~~~ Lzoo'er hoogelyks aepgelegen is, dat in ~ .l'OOOOoc.. ((; eene Volks-Regeringe al waer Reprefen-

~ ~A~~ tanten worden verkozen ende aengefielt, · ~ om te beraedflaegen over de Belangen , •~=ooaCK•I(, van het Volk, de zelve R~prefentanten ~~~~ de vryheyd_ hebben, om geruftelyk ende ~- ., ~ zonder eemge ftooreniffe hunne Motiën ende Opiniën te declareren, dat gevolgendlyk als Stoorders van de gemeene Rufte, ende Vyanden van de V R YHEYD ende ·GELYKHEYD moeten aenzien worden de gone daer aen contrarie bevonden worden te doen , ende aat de Municipaliteyt geinformeert is, dat zommige Perfeenen, de gon~ frequenteren de Tri?unen van de openbaere V ergaêermgen zoo van de provifionele Reprefentanten dezer Stad , als de gone van de provifionele Commiffie van Vlaenderen, zoo vermeten zyn van de zelve niet alleen te ftooren., nemaer in hunne Deliberatiën t'eenemael te hinderen; ZOO IS 'T, dat de Municipaliteyt by ordre ende laft van de provifionele Reprefentanten van het Volk dezer Stad, interdieeert aen (!en ider, wie het zoude mogen wezen, met Stokken, Wapenen ofte eenig~erhande Geweir in de Tribunen van de V ergadering-Plaetfen , zoo van de provifionele Reprefentanten .dezer Stad , als de gone van de Gedeputeerde tot de generaele V ergaderinge van Vlaenderen te bevinden , nemaer zullen de gone danof voorzien .zynde , de zelve moeten aflegge_n op verzoek van de Schild wacht , 't en waere zy liever hadden de Vergadering-Plaetfe te verlaeten.

Zoo_ ook verboden word van in de voorzeyde TribuFig. 3. Dat de zittingen en vergaderingen van de "Provisionele Representanten" van Gent door heethoofden van zowel voor- als tegenstanders soms duchtig op hun kop werden gezet, blijkt uit een ordonnantie van 14 januari 1793, waarin uitdrukkelijk verboden wordt zich "met Stokken, Wapenen ofte eenigderhande Geweir in de Tribunen ... te bevinden" eveneens "eenige stoornisse 't zy ... door schreeuwen, spreken, op de handen te slaan, ... te insulteren, ... de Baere (afsluiting) te passeren, ... te bedreygen, ... de hand te slaan, ... te quetsen met opene Wonde, ... te insulteren, miszeggen ofte te misdoen .... Gepubliceerd by consent van de Municipaliteyt der Stad Gent met den Trompette als na Costume." Ondertekend: J.l. van derBekeen F. Telliers. Gedrukt "Tot Gend by Judocus Begyn, Stadsdrukker, op d'Appel-Brugge (Jan Breydelstr.) in den Engel. (Orig. docum. Verzameling E. Levis)


"enragé" (wat zoveel betekent als "dolleman"). Deze benaming werd gegeven aan de Hébertisten (aanhangers van Hébert}, waarvoor hij in het Jaar 11 (1793) dan ook aangehouden werd; Ribhers (10), administrateur van het Scheldedepartement, die afgezet werd omdat hij deelnam aan een muiterij te Axel; De Deurwaerder, rijk Brugs advocaat die te Gent gevestigd was en die een grote rol gespeeld had gedurende de Brabantse revolutie, later aanhanger werd van de Nieuwe ideeën en zich liet inschrijven in de "Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité". Er is ook nog de advocaat Speelman; de brouwer Tack, de schipper Neyt; Myttenaere (11), Van Cauwenberghe de stoelenvlechter en nog zovele anderen. Hun trouw aan het regime werd in vraag gesteld naarmate de ideeën en het politiek klimaat evolueerden. De enen sloegen om naar een onvoorwaardelijk en tot het uiterste gaande radicalisme, de grote meerderheid echter oordeelde dat het tijd werd om de opgelopen wonden van de revolutie en het Directoire te helen en sloegen resoluut de gematigde weg op. Bijna allen, waren vermoeid door de blinde strengheid van het Directoire en begroetten de staatsgreep van Brumaire (9 nov. 1799) en de aanstelling van Bonaparte als een verademing. Een beetje vergeetachtig over de priestervervolgingen en de vele malen dat zij de eed van haat aan het koningdom gezworen hebben, ontvingen zij de eerste consul met groot enthousiasme en prezen het concordaat (13}. Men vond hen wat later terug in de prefecturen, de Raden en de gemeentelijke administraties, waar zij nauwgezet en met dezelfde toewijding het nieuwe staatsbestuur dienden. Niets is onveranderlijk, alles gaat teniet. De tijd maalt voort. Waarom dan ook de mens niet ? Femand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten Eddy LEVIS Wij hopen U met deze reeks toch enigszins een beeld gegeven te hebben van de zo turbulente periode die de Franse Revolutie geweest is en dit meer in het bijzonder ter gelegenheid van haar tweehonderdste verjaardag. De vertaling van "Figures revolutionnaires gantoises" van Dr. Femand Leleux was bedoeld om deze nog niet zo vaak besproken periode uit onze stadsgeschiedenis wat meer te belichten. E.L. VERKLARENDE NOTA'S (1) Zie G.T. 1988 blz. 224. (2) De werkwijze was meestal de volgende: men dwong de betrokkene militairen te logeren. Er bestond namelijk een wet op het verplicht huisvesten van militairen.

289


(3) (4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11) (12)

(13)

Daarbij moest de eigenaar instaan voor kost en inwoon, wat natuurlijk naast behoorlijk wat overlast en een beperking van zijn privacy, ook een aanslag op zijn geldbeurs was. Bij een blijvende weigering logeerde men nog enkele manschappen meer bij hem. Zo ging men door tot wanneer er aan de Franse eisen voldaan werd. Zo verging het o.a. François De Brabandere. zie G.T. 1987 blz. 294 en 301. Jean François De Brabandere : advocaat. Was van het Jaar V tot VIII (17961799) lid van de "Conseil des Cinq-Cents". Hij werd daarna bevorderd tot lid van het Beroepsbofte Brussel en in 1811 tot Raadsheer bij het Keizerlijk Hofte Brussel. Hij overleed er op 7 juni 1822. Van de Velde: Zijn naam komt voor op de lijst van "de oaemen en woonplaetsen van de sestig borgers als provisioneele representanten van het gendsche volk, by acclamatie ofte toejuichinge gekozen door het vergaederde volk, in de kerke van de H. Bavo den 28 november 1792". Mulle :woonde "bij den berg". Bedoeld wordt hier de Abrahamstraat waar zich de Berg van Barmhartigheid, pandjeshuis of leenbank bevond. Later ook woonachtig "bij de cellebroeders", Alexianen of schokkebroers genoemd, op de SintMichielswijk. Van Rossum was een oud militair met 7 kinderen, allen "employés dans les armées de la République". (Uit: "Opinion de Ludot sur Ie projet de résolution aux opérations électorales du département de l'Escaut"; bib. R.U.G.; G17.736, blz. 10. Buyck was makelaar en rechter. Hij woonde "rue des peignes" ofKammerstraat. Aangezien de op 15 en 17 april1797 verkozen rechters weigerden te zetelen, stelde Bouteville burgers aan om deze functie uit te oefenen en om de rechtspraak niet te onderbreken. De reputatie van de meeste onder hen was om zo te laten. Zo was er onder meer een pruikenmaker bij. Buyck was makelaar. Zij hadden van wetgeving niet veel kaas gegeten en het moet ons dan ook niet verwonderen dat de zaak uit de hand liep. Een aantal rechters schreef weldra naar Bouteville de 1e Pluviose van het Jaar V (20 januari 1797) dat al hun collega's beslist hadden "ne point sièger avec Ie citoyen Buyck, qui bien q'absous des délits dontil était prévenu, se trouve convaincu dans ce moment-ei par les preuves les plus convaincantes, de concussions multipliées q'il serait pénible au tribunal de dévoiler au public par l'éclat d'une procedure criminelle" en ze dringen er bij het Directoire op aan hem te schorsen (Rijksarchief Brussel. Doos Bouteville 34). Antheunis protesteerde heftig tegen de daden van despotisme van Ou Bosch in het tijdschrift "Het eerste boek der Protocole Jacobs die de vrijheid der Gaulen ende de goede uitvoering hunner wetten lief heeft", in het bijzonder tegen het registreren der jonge "conscrits" of dienstplichtigen en de maatregelen tegen de dienstweigeraars. Ribhers had op zijn beurt al Hennequin opgevolgd en hij zou zelfvervangen worden door Van Heeren. Later zou Ribhers nog verscheidene malen overgeplaatst worden. Myttenaere was advocaat en woonde op "St.-Pieters". Van Cauwenberghe werd de 13e Pluviose van het Jaar 111 (1 februari 1795) belast met het herstellen van de gebroken ankers van het belfort waarvan de klokketoren toen in Blauw-wit-rood geschilderd was. Verdrag tussen de paus en een staatshoofd over religieuse aangelegenheden.

290


Hier wordt het concordaat tussen paus Pius VII en de eerste consul Bonaparte bedoeld. Het werd op 15 juli 1801 ondertekend en wettelijk goedgekeurd op 8 april1802 (18 Gerrninal Jaar X). Deze wet zou tot 1905 de relaties tussen de Franse staat, de Heilige Stoel en de katholieke clerus regelen. Het concordaat behelsde 17 artikelen. Het erkende "la réligion catholique, apostolique et romaine" als "la réligion de la grande majorité des Français", verzekerde de vrije uitoefening en prediking, met inachtneming van de "règlements de police" om de rust te bewaren. Het concordaat verleende aan het staatshoofd het recht bisschoppen te benoemen. Het canoniek recht bleef in handen van de paus. Bisschoppen en lagere geestelijkheid dienden een eed van trouw aan het landsbestuur af te leggen. De bisschoppen kregen het recht zelf hun parochie af te bakenen, hun priesters en kanunniken van hun kapittels te benoemen mits goedkeuring van de regering. In elk diocees mocht een seminarie opgericht worden. Men verzekerde een salaris aan bisschoppen en priesters als vergoeding voor de genationaliseerde kerkelijke bezittingen. Op 18 Germinal jaar X (8 april1802) werden nog artikelen aan het concordaat toegevoegd doch deze werden door Rome niet erkend.

VRAAG EN ANTWOORD Op de vraag van Mevrouw F. Arschodt-Depauw (Gh.T. 1989- Nr. 3- p. 180) ontvingen wij een antwoord van Mevrouw Steels die ons een fotocopie stuurde van een hoofdstuk uit het boek van haar echtgenoot, onze betreurde medewerker Michel Steels. Het gaat over de onderwijswetten van 1879 tot 1914. De wet van 1879 kwam tot stand kort na de overwinning van de liberalen bij de verkiezingen van 1878 en de vorming van het ministerie Frère-OrbanVan Heembeeck. Deze wet betrof het lager onderwijs. ArtikelS bepaalde dat om benoemd te kunnen worden aan een gemeenteschool men houder moest zijn van een diploma afgeleverd door een rijksnormaalschool. Dat werd vanzelfsprekend niet in dank aanvaard door de katholieken. Ingevolge een herderlijke brief dienden 23 gemeentelijke onderwijzeressen op 200 hun ontslag in. Geen enkele gemeentelijke onderwijzer volgde dit voorbeeld. Op initiatief van Schepen Heremans besloot de gemeenteraad een gedenkpenning te slaan ter ere van de Gentse onderwijzers en onderwijzeressen die trouw gebleven waren aan hun plicht bij de invoering van de wet van 1879. Deze gedenkpenning van een diameter van 40 mm. droeg op de keerzijde de volgende tekst : De StadGent dankt 291


de onderwijzers en onderwijzeressen harer scholen voor hunne trouw aan de wet 1879 Voor meer details verwijzen wij onze lezers naar "Geschiedenis van het Stedelijk Onderwijs te Gent" van Michel Steels , dat kan geraadpleegd worden in ons Documentatiecentrum en misschien ook nog wel te bekomen is op de Dienst van het Stedelijk Onderwijs. Op de vraag van de Heer Frank Ă–dberg (Gh.T. 1988- Nr. 4- p . 237) meende , in ons vorig nummer, de Heer Lataer dit zicht te kunnen identificeren met de hoek Lange Steenstraat/Lange Schipgracht. Wij hebben daar onze twijfels over uitgedrukt en terecht , want de foto die wij hierbij publiceren laat er geen twijfel over bestaan dat deze foto een zicht is van de zo pas gedempte Houtleie . De loggia rechts op de foto van de Heer Ă–dberg staat er net niet op , maar de bomen , de huizen rechts en de schouw van het huis links zijn gemakkelijk te herkennen. De hier gepubliceerde foto dateert van 1899 en werd genomen met de rug naar de Recollettenlei . De straat links in het beeld is de Pekelharing.

De gedempte Houtleie in 1899. Copyright A. C.L. Foto Nr. 25969 .

292


Vraag van de Heer E. Vandevelde over de gebroeders Vandevelde (Gh.T. 1989- Nr. 3- p. 180). Mevrouw Suzanne Janssens laat ons weten dat inlichtingen over de gebroeders Vandevelde te vinden zijn in haar boek "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", pp. 216-219. Een borstbeeld van de gebroeders Vandevelde heeft zij gezien in het Museum van Tervuren. De Heer André Despretz stuurt ons de volgende bibliografie op van de gebroeders Vandevelde die, zegt hij, verre van de pretentie heeft volledig te zijn. - Jéröme BECKER "Manifestation à la mémoire des Frères Liévin & Joseph Van de Velde- Bruxelles, 10 Juin 1888", 11 blz. +foto van Liévin. - L. GUÉBELS "VANDEVELDE (Joseph)" in "Belgische Koloniale Biografie", Brussel, 1948, deell, blz. 927-929, met bibliografieopgave. Een paar artikels gaan over Van de Velde en het negertje Sakala: - "Le capitaine Vandevelde et Sakala" in "La Flandre Libérale" 12.08.1887 - "Congo for ever" in "Joumal de Gand" 12.08.1887 Verschillende uitgebreide artikels gaan over de inhuldiging van het monument: - "Inauguration du Mémorial élevé aux Frères Vandevelde" in "l'Impartial" 23.07.1888 - "Betooging Van de Velde" in "Gazette van Gent" 23-24.07.1888 - "lnauguration du Mémorial J. et L. Vandevelde" in "Joumal de Gand" 23.07.1888 - "Le monument des frères Van de Velde" in "La Flandre Libérale" 24.07.1888 - "Le monument Van de Velde" in "Joumal de Gand" 22.07.1888 - "Onthulling van het gedenkteeken Vande Velde" in "Volksbelang" 28.07.1888 - "1888 Monument vande Velde" in "La Flandre Libérale" 01.03.1909 Mevrouw Steels vestigt er onze aandacht op dat er over de gebroeders Vandevelde een artikel verscheen van M. Van Gent (pseudoniem van Michel Steels) in "Gh. Tyd." 1978- Nr. 4- pp. 189-192. Zij voegt er aan toe dat het bronzen beeld van het "moorke" gegoten werd te Gent in de kopergieterij van Albers. Deze Albers verhuisde later naar Antwerpen. Vraag van de Heer Jean Hertrand (Kortrijk : Zou een van uwe lezers mij iets kunnen vertellen omtrent de in Gent gevestigde Brouwerij VEESAERT EN BERTRAND, waarschijnlijk tijdens W .0. 1 verdwenen ? Waar was die gevestigd, wanneer ontstaan, belangrijkheid, vennoten, enz. Die brouwerij is niet te verwarren met "DE EENHOORN - LA LICORNE" welke waarschijnlijk aan de familie Veesaert, later Saverys, toebehoorde. 293


Welke orangist(?) leest hier "De Gazette van Gent " ?

De Heer Georges Rogge stuurt ons een kleurenfoto van een schilderij die wij hier wit-zwart publiceren. Een onbekende persoon leest "De Gazette van Gent" . De gele en oranje kleur van de kraag van het gilet zou er kunnen op wijzen dat het een orangist betreft. Kan iemand deze persoon identificeren ? Mevrouw Suzanne Janssens vraagt of iemand een afbeelding bezit van het voorlaatste model van de Gentse openbare uurwerken : een grote glazen kast met bovenaan het uurwerk in verschillende richtingen en onderaan de reclame. De Heer Corneel De Ceuninck ontving graag wat meer inlichtingen over het vergeten historisch gebouw Kalandenberg 1. Het is een feit dat we over dit gebouw niet zo veel vernemen in de "Inventaris van het cultuurbezit in BelgiĂŤ. Gent. Deel 4na". Wanneer werd het gebouwd , door wie , welke bestemmingen kreeg het , aan wie behoort het toe? De Heer De Ceuninck vraagt zich af wie de oorspronkelijke familie was wiens wapenschild heden nog op de schoorstenen in hout en marmer prijkt. Hij vraagt : "Heeft het gebouw nog andere functies gehad dan Offiziers-

294


Kal andenberg 1. Interieur.

295


haus 1914-1918, Werbestelle OF K 570 Arbeitseinsatz 1940-1945, Stad Gent-Dienst aanwervingen, Bank? In "Etappenleven te Gent" van Heinrich Wandt heeft hij gelezen : "De schoonste meubelen werden vanuit het Paleis op de Kalanderberg, het zoogenaamde officierenhuis, naar de gevangenis ¡(aan de Coupure) gebracht, opdat de heeren (de moordenaars van Graaf d'Udekem d'Acoz) zich toch niet zouden te beklagen hebben over de behandeling." De Heer De Ceuninck betreurt dat "buiten de monumentale voorgevel, enkel gerestaureerde kabinetten, enkele marmeren schouwen, een smeedijzeren trapleuning en de zaal met de houten lambrisering, er ongelukkiglijk van al het prachtige niet veel meer overgebleven is in ons hedendaags plasiektijdperk."

DOCUMENTATIECENTRUM AANWINSTEN 1989 (Selectie Gentse onderwerpen) Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek alfabetisch op naam gerangschikt.

Over.dchtderrubrieken G H

=Gent = Geschiedenis 0 = Oost-Vlaanderen SA = St.-Amandsberg = Localia G Anoniem - Patershol Gent. Façades Anoniem - Vanwei tot wijk. Terherdenkingvan hethonderdjarigbestaan van de Gentse wijk Heimis. Catalogus - De Markt. Tentoonstelling Van de Wiele (Johan) e.a. Catalogus - De Markt. Tentoonstelling. Van Schoors (Lieve) 296

G 3 B 20

G 2K 1 G21 Q20

G 21 Q 21


Catalogus - Gent in weelde herboren (Tentoonstelling) Capiteyn (André) Catalogus - Tentoonstelling StafBruggen en het Vlaams Volkstoneel, 1893-1964. VanMechelen(Johan) Catalogus - Tentoonstelling "Vleesch in de kuyp". (Curiosa rond het vleesbedrijf door de eeuwen heen). De Herdt (R.) en Vande Vijvere (M.) - Charles Doudelet. De Herdt (R.) - Het Museum Arnold vander Haeghen De Meester (E.) en D'Hondt (G.) - Postgeschiedenis en postmerken van Sint-Denijs-Westrem. De Maeyer (Jan) - DeSint-LucasscholenendeNeogotiek.1862-1914. De Smet (Gaston) - Gent. (Wandeling door de Kuip van Gent en Oudburg). Despretz (André) - Omtrent Gentse en andere hondepenningen, een kynosematologische bijdrage. Laleman (Marie Christine) en Raveschot (P.) - Steen voor steen. Nalbandian (J.) - Het volledig leven van den Heiligen Macharius. Simon-VanderMeersch(A.M.)e.a. - 20jaarRUG-studenteninactie.1968-1988. Standaert (M.) - Lucien Fruru. Een halve eeuw strijd voor textiel. Van de Voorde - De tafelronde geïllustreerd door Victor Stuyvaert. Vannieuwenhuyse (Johan) - Kabinet Maurice Maeterlinck. Vanschoenbeek (G.) en Deweirt (M.) - Mijnheer Emiel. Leven en werk van Emiel Moyson. (1838-1868). V enema (Adriaan) -De ballingen. Frits van den Berghe, Gustave De Smet en Rik Wouters in Nederland, 1914-1921. 297

G 21 B 20

G17H16

G 17 H 17 G 21 M 13 G 21 M 14 G 31 B 3-16 G9G10/5 G 3 A 29

G 2H 6 G 3 B 21 G7 R 2 G8C8

G 2 G 23 G21M12 G21Mll

G2MOY1

G10V.BE1


Walschot (L.) - Het geologisch instituut van de Rijksuniversiteit Gent ten dienste van archeologie en heemkunde. Werbrouck-Cools (M.), e.a. - VanMarissaltotVlerick.1751-1988.

G8Q1 G9F1-8

H

Catalogus - De Herdt (R.) en Vannieuwenhuyse (J.) Historie op perkament. (Tentoonstelling). Van de Vijver (Herman), e.a. - BelgiĂŤ in de Tweede Wereldoorlog 6. HetVerzet,deel2.

0 Anoniem - Aan zijne doorluchtige hoogwaardigheid Monseigneur Seghers, bisschop van Gent en aan de 26 achtbare jubilarissen. De Potter (Frans) en Broeckaert (Jan) - Geschiedenis van de gemeenten Provincie OostVlaanderen. Kerckhaert (NoĂŤl) - Oude Oostvlaamse Hoeven. II. Maes (David) - Archiefrepertorium Drongen. 2 delen.

H30S 14

H12/20

06A10

03/13 012A17 02B6-4

SA Anoniem - St.-Amandsberg. Info-gids- adresboek- plan. Editie 88-89. SA 3/8 Localia Anoniem - Gentbrugge. (Info-gids- adresboek- plan). De Vogelaere (G.) en De Smet (V.) - Ledeberg door de jaren heen. Serras (Hilde) - Kasteel Ooidonk. Van Damme (Mieke) e.a. - Merlebeke (Geschiedenis en Heemkunde 1).

298

9219/3-2 9218/2-1 9853/2-4

922/2-2


LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer Roger Buyle ontvingen wij de volgende brief: "Betreft: Gh.T. 1989- Nr. 3- p.145- Fig. 1. Meerhemvaardeken"Citeetje zonder naam". Hij zet daar een vraagteken achter en vervolgt : "Naar mijn bescheiden oordeel betreft het hier het beluik "De Abdij", genoemd naar de Abdij van Doornzele in de Doornzelestraat. Het café rechts op de foto draagt dezelfde naam. Op het Meerhem bevinden zich, volgens mij althans, drie beluiken met typische namen : 1° Het Heilig Hoveken (Nrs. 5 tot 29): voorbeeld van een geslaagde restauratie. zo De Abdij (Nrs. 91 tot 113). 3° De 12 Apostels (oude nummers 125 tot 147): (verkeren momenteel in een lamentabele toestand) Van de Heer Jacques De Vriendtontvingen wij de volgende interessante correctie en aanvulling : Betreft de nota nr 1) onder het artikel "Zivil-Arbeiter Bataljon nr. 4 te Gent", verschenen in het nummer van 15 mei 1989. In fine schrijft de Heer Eddy Levis : "Hij (Professor Nico Gunzburg) overleed op hoge leeftijd (meer dan 90 jaar) in de zeventiger jaren". Ik acht het interessant aan de lezers te laten weten dat Professor Nico Gunzburg te Antwerpen op 5 maart 1984 overleed. Vermits hij op 2 september 1882 geboren was, hadhij dus de leeftijd van 101 jaar overschreden. Hij is wellicht van al de Gentse Universiteitsprofessoren de enige die meer dan 100 jaar oud geworden is. In 1980 heeft hij de plechtigheden bijgewoond die te Gent plaats hadden ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de volledige vervlaamsing van de Universiteit. Hij trok er de aandacht van iedereen omdat hij van ver de oudste was van al de aanwezigen (98 jaar!) en omdat hij zich in een rolstoel verplaatste.

299


BIBLIOGRAFIE Wij ontvingen het boek "Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde" dat uitgegeven werd door de Sectie Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde van de Rijksuniversiteit Gent. Laat ons onmiddellijk zeggen- om alle misverstanden te vermijden- dat dit boek niet gaat over Gent en dat niet zo veel bijdragen direct de interesse zullen opwekken van heemkundigen. De meeste bijdragen zijn in het Nederlands, maar er is er ook een in het Duits, het Frans en het Engels. Om onze lezers een idee te geven van de inhoud citeren wij enkele titels: Het Herakteion van Thasos, Villard de Bonnecourt en de Kabbala, François-Joseph Navez et les peintres primitifs, Het Exotisme van Gauguin, IJzer gieten in Afrika : een misverstand ? , Massive parallel computer methods in music research. Twee artikels liggen meer in de interessesfeer van onze lezers, namelijk de bijdrage van Frieda Van Tyghem en Jean Van Cleven over "Het Kasteel van Moregem bij Oudenaarde (1792-1798). Eenmerkwaardigensemble uit de Directoire Tijd" en de bijdrage van Anthony Demey over "Henri Geirnaert en de Kerk van Eksaarde". Beide artikels zijn rijkelijk geïllustreerd. Achteraan volgt een lijst van "Abstracts van Doctoraats- licenciaatsverhandelingen". Het boek is verzorgd gedrukt, telt 226 bladzijden en kost 1.500 fr. Geïnteresseerden kunnen zich wenden tot Peeters Press, Bondgenotenlaan 153 te 3000 Leuven. H.C. "DE PROGRESSIEVEN". Een nieuw boek van Jos Murez

Na zes romans en drie verhalenbundels publiceerde onlangs Jos Murez C01927) zijn tiende en lijvig prozaboek "De Progressieven" bij de uitgeverij Boek & Vorm te Winksele-Herent. Het boek handelt over Murez' journalistieke loopbaan bij Vooruit (1.10.1954 tot 30.11.1978) en bij De Morgen-Vooruit (1.12.1978 tot 28.2.1981). "De Progressieven" is een literair werk in kroniekvorm en bestaat uit twee delen, enerzijds "VOORBIJ DE PIONIERS", anderzijds "NA DE DIENAARS DE DURVERS". De teneur van het nieuw werk van Jos Murez varieert van nuchtere feiten tot sterk bewogen, pamfletachtige passages. Is het aandeel persoonlijke memoires van de auteur zeker niet te veronachtzamen, dan zijn de geschiedkundige flash-backs op Gent als bakermat van het socialisme geregeld ingeschakeld. Ook persoonlijke en niet eerder gepubliceerde herinneringen over Gentse literaire figuren als Johan Daisne, 300


René Ide, Pliet Van Lishout, Richard Minne, Achilles Mussche, PaulGustave Van Hecke, Louis Paul Boon en andere komen aan bod, evenals die over Gentse politieke voormannen als Edward Anseele jr, Gaston Crommen en August De Block. Wij zijn ervan overtuigd dat de aard en de feiten uit "De Progressieven" de belangstelling van de lezers van Ghendtsche Tydinghen zal gaande houden. Voor hen heeft de auteur een speciale gunstregeling van de uitgever kunnen verkrijgen. "De Progressieven", 224 bladzijden, kan door de abonnees van Ghendtsche Tydinghen tegen 595 fr. (portkosten inkluis) bij de auteur Jos Murez, Nieuwbrugkaai 38, 9000 Gent, besteld worden: prk. 000-0281098-89. De boekhandelprijs bedraagt 695 fr. K.N.

GÊNSCHE PRÁOT Stientse de pompîer stond alle daoge te kijke náor de nieuwe gordijne, die Max stond te schilderen in de komede. Max hao da sebiet in de mot; want Max en es niet allîenlijk ne grûuten artiest, máor hij es ûuk ne slimme kjrrel! - Diene pompîer, zeid hij in zijn eige, es ne veint mee gevoele. 't Er zijn ezûu soms van die simpele meinsche wáor da de keunsten effenaf ingeboren es; máor die hulder vokaose mankeere. - Stientse, zei Max, op ne morgend, kende gij iets van schildere ? - Ikke ? nie vele, menhîere Max, 'ken hê nie anders geweest aos klakpoter; máor 'k wete toch wat dat er es van die dijnge, van koeleuren in vernis inzûvûurt, in 'k hê wel gezien wa dater dáor inzit. Dáormee gieng Stientse wig in Max wirktege vûurt. Aos nu de gordijnen af was, wier ze g'expozeerd veur 't publiek. 't Was e mîesterstuk ! Max kreeg veel kompiementen in hij was in zijne zevesten hemel. -Kom, Stientse, zeid hij tege de pompîer, me gáon der en goeie pinten opzette. -Dat es 't affire, zei Stientse, in ze trokke te gaore náor d'hirbirge. - Hêwel, zei Max tege de pompîer, gij die nu en beetse kender zijt, g'het er nu van 't begin tot 't einde bijgestáon, wa peisd'er gij nu af? -Ikke? zei Stientse, hêwel, menhîere Max, 'k hêd er dikkels op gepeinsd, in 'k zei ezûu in mijn eige: dat die storse van zeiven moest brande, 't zoe wrîe stijnken in de komede !. .. - Mercie, zei Max, en hij liet de pompier zitte. 301


HET A. VERMEYLENFONDS GENT GEEFf EEN KUNSTMAP UIT MET GEDICHTEN IN HET GENTSE DIALEKT Hoewel er jaarlijks in het Vlaams taalgebied tientallen dichtbundels worden uitgegeven, mag een uitgave in het Gentse dialekt eerder als een unicum beschouwd worden. Zijn belangstelling voor het Vlaamse Kultuurpatrimonium getrouw, nam het Vermeylenfonds Gent het initiatief om een dichtbundel met typisch "Gentsche" gedichten te laten verschijnen. De Gentse beeldhouwer-schilder en ook dichter, Germain J ANSSENS (die onlangs nog werd gelauwerd voor zijn 50-jarig kunstenaarsschap) 'vertaalde' a.h.w. enkele van zijn gekendste gedichten in het dialekt en schreef een aantal nieuwe, speciaal voor deze uitgave. Volledig in de lijn van zijn sociaal-geëngageerde persoonlijkheid, behandelen de gedichten van Germain JANSSENS enerzijds typisch Gentse situaties (zoals o.m. "Ruuje Freek", "Den held", 't Meiske van plezier", enz.) en anderzijds sociale onderwerpen ("De kruisduud van nen wirkmeins", "De koperen madaolde", "Mijne vriend Johannes"). Tien prachtige gedichten werden geselekteerd en voor de juiste Gentse schrijfwijze deed het Vermeylenfonds Gent een beroep op Michel CASTEELS (beter gekend als 'Piet Korrel'). Deze gedichten werden afgedrukt op kalkpapier van groot formaat (42 x 30 cm) en worden stuk voor stuk begeleid door een originele ets van de Gentse kunstenaarGilbertVAN GEERT (o.m. illustrator van het 'Gents Woordenboek'). Het geheel vormt een prachtige kunstmap, bestaande uit 10 gedichten en 10 etsen (formaat van de map: 42 x 30 cm- gesloten I 42 x 65 cmopen). De inleiding bij deze map werd verzorgd door Freek NEIRYNCK. De kunstmap werd gedrukt op 250 exemplaren, genummerd en gesigneerd door de kunstenaars en wordt te koop aangeboden aan de zeer lage prijs van 500 F. (600 F. nà de publieke voorstelling). De map wordt voorgesteld op vrijdag 22 september 1989 om 20.00 u., in de 'Tenierszolder' van de Gentse Sint-Pietersabdij, Sint-Pietersplein te Gent. De heer Gilbert TEMMERMAN, Burgemeester van de Stad Gent, zal de voorstelling van deze kunstmap verzorgen, waarna Germain JANSSENS enkele van zijn gedichten zal voorlezen. Daarna wordt aan de aanwezigen een receptie aangeboden. Tijdens deze manifestatie worden de originele tekeningen van Gilbert VAN GEERT tentoongesteld. Alle èchte Gentenaars zijn van harte welkom op deze avond, waarvan de toegang vrij en gratis is !

302


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 november 1989 18e jaargang nr. 6

Ere-voorzitter : J . Tytgat , ere-notaris. Stichter-Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien . Secretaris : R . Van Geluwe , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Penningmeester : A . Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235 , 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60 , Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Buitenland : 500 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden :1000 fr. per jaar. INHOUD

- Joseph-Pierre Braemt 305 - Inventaire Archéologique: Miniaturen van Cornelis Horenbaut 310 - Uithangborden te Gent (Vervolg en Slot) 312 -Van alle Markten thuis . Deel XIII . De oude en de nieuwe Lakenhalle 318 -Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg). De Bargiebrug 332 338 - De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg) - Uit "Ghendtsche Tydinghen " . Waar vind ik de beschrijving en foto 's van : 345 - Puzzel 1989 354 -De wonderbare Genezing van Jacob Clou te Gent 358 360 - Lezers schrijven ons -Vraag en Antwoord 361 361 - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds - Gênsche Präot 364 -Inhoud 1989 365 Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus , Groot Begijnhof, huis nr. 46 , Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) . Gesloten in juli en augustus . Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever 9110 Sint-Amandsberg-Gent.

Hugo Collumbien , Lijnmolenstraat 149 ,


AAN ONZE LEDEN Kunt gij het geloven ? Dit nummer is al weer het laatste van de 18e jaargang. Ingebonden vormt deze jaargang een rijkelijk gei1lustreerd boek van meer dan 360 bladzijden. Kunt gij u een Gentse bibliotheek voorstellen waarin "Ghendtsche Tydinghen" zou ontbreken? De laatste 4 jaren hebben wij, dank zij halsbrekende toeren en de milde steun van onze talrijke vrienden, het lidgeld kunnen handhaven op de belachelijke som van 300 fr. Maar deze keer gaat het ècht niet meer. Al verschillende jaren ligt de kostprijs van ons tijdschrift een heel stuk boven het lidgeld. Dit verschil gaat ieder jaar in stijgende lijn en er zijn ergens limieten. In 1989 is dit tekort opnieuw gestegen met 60.000 fr. Wij hebben niets tegen filantropie, integendeel, maar ze moet zó georganiseerd worden dat ze kan blijven duren en dat dreigde niet meer het geval te zijn. Een gezond beheer is een absolute noodzaak wil de toekomst van G.T. verzekerd blijven. Dus, vanaf 1990 wordt het jaarlijks lidgeld: 400 Ir. Voor het buitenland: 500 Ir. Steunende leden : 600 Ir. Beschermleden : 1.000 Ir. Andere oplossingen zoals een aanzienlijke beperking van het aantal bladzijden of de omzetting in een driemaandelijks tijdschrift werden niet weerhouden omdat dit schijnoplossingen zijn die de overgrote meerderheid van onze leden zouden misnoegd hebben. Welke redelijke mens zou er trouwens durven beweren dat 400 fr. voor een volledige jaargang G.T. een onredelijke prijs is ? Wij willen er toch nog de speciale aandacht op vestigen dat deze prijs nog altijd niet realistisch is en slechts kan toegepast worden wegens de steun van talrijke leden. Wilt u, zoals ieder jaar, met een gevoel van dankbaarheid pp. 361-364 bekijken waarop de namen vermeld staan van 150 (!)weldoeners? Een dergelijke lijst te mogen aanschouwen is voor al onze medewerkers de beste beloning die zij zich konden indenken. Aan al deze mensen zouden wij willen vragen : als het u mogelijk is, blijf ons steunen, wij hebben uw hulp nodig om ons tijdschrift te kunnen publiceren aan een voor iedereen aanvaardbare prijs. Toch nog even herhalen : vanaf 1990, lidgeld = 400 Ir. Wij zeggen dat maar, omdat sommige leden (gelukkig niet al te talrijk) nog TE veel in het verleden leven en ons in 1989 royaal250 fr. overschreven als lidgeld. Belangrijk ! Zoals altijd: betaal NU, ONMIDDELLIJK uw lidgeld. U bewijst ons, en ook uzelf, daarmee een grote dienst. Nutteloze kosten gaan ten koste van het aantal bladzijden van uw tijdschrift. En, a.u.b., zet onze Penningmeester niet te veel onder stress : schrijf duidelijk uw naam en adres, zo mogelijk uw lidnummer. Betaalt u voor rekening van een andere persoon, vermeld dit duidelijk. Dames, u weet het, verander niets aan het door u gebruikte systeem : betaalde u in het verleden onder uw meisjesnaam, doe zo verder, betaalde u onder de naam van uw echtgenoot: idem. Dank u, in naam van de hele ploeg ! 304


Bij het ter perse gaan bereikt ons het ontstellend bericht van het schielijk overlijden op 27 oktober 1989 van onze Stichter-Voorzitter Gaston Hebbelynck. Een "In Memoriam" volgt in ons Januari-nummer.

JOSEPH-PIERRE BRAEMT Op 2 december a.s. zal het precies 125 jaar geleden zijn dat de Gentenaar Joseph-Pierre Braemt te Brussel overleed. Wij denken er goed aan te doen de figuur van deze verdienstelijke en te weinig gekende stadsgenoot opnieuw te belichten. Wij doen dit aan de hand van een artikel dat Pierre Kluyskens 25 jaar geleden schreef. Zoals altijd met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. 6 december 1864, op het kerkhof van Laken :leden van de Koninklijke Akademie dragen een van hun verdienstelijkste vrienden, Joseph-Pierre Braemt, ten grave. Senatoren, burgemeesters, kunstenaars, afgevaardigden van wetenschappelijke en kultuurverenigingen, ateliergezellen, luisteren naar Alvin, ondervoorzitter van de Koninklijke Akademie die voor het open graf de klassieke woorden uitspreekt die alle aanwezigen niettemin tot in het diepste van het hart ontroeren : "Gij zijt niet volledig dood, waarde vriend, want Gij laat, om uw aandenken op aarde te vereeuwigen, uw werk en uw heerlijke daden na". Het graf wordt gesloten, de menigte gaat uiteen, in de vaste overtuiging dat het aandenken van de beroemde Braemt die gedurende zovele jaren een toonaangevende rol in de Belgische graveerkunst heeft gespeeld, nooit geheel zal uitsterven. Zij trekken huiswaarts, zien in de eetkamer hun kinderen spelend met al het mooie dat Sinterklaas hen die morgen heeft gebracht, en zij vergeten de droeve plechtigheid op het kille kerkhof : het is geen dag om aan doden te denken wanneer de kinderen zo vrolijk zijn; zij zullen het morgen doen, maar morgen is een andere dag met nieuwe problemen en zij vergeten aan Braemt te denken. Enkele weken nadien, schrijft Edmond De Busscher een korte biografie van de afgestorvene in de Annales van de Koninklijke Maatschappij van Schone Kunsten en Letteren te Gent, waarvan Braemt in 1858, ere-ondervoorzitter was geworden. Het artikel is vlot geschreven, in de gebruikelijke stijl van iemand die gewoon is om de maand een necrologie te schrijven, en versierd met een 305


Joseph-Pierre Braemt. Foto Stadsarchief.

mooie litho van Braemt in zijn laatste levensjaren , wit haar , een witte ringbaard en pittige, jeugdig en levendig gebleven ogen , het portret van een simpatiek man. Weken, maanden, jaren gingen voorbij. Niemand sprak nog over Braemt , en de studie over de kunstenaar die zou blijven voortleven in het oeuvre dat ¡hij had achtergelaten, werd nooit geschreven ! 306


Om vandaag, bij de honderdste verjaardag van zijn afsterven, zijn figuur en zijn werk nog even op te wekken en in het geheugen van zijn stadsgenoten te brengen, moesten wij links en rechts, in korte aanhalingen, katalogen van tentoonstellingen, in eigen dokumentatie gaan snuffelen om man en werk uit de vergetelheid te kunnen halen. Joseph-Pierre Braemt werd te Gent geboren op 15 juni 1796: het zijn bange tijden voor de stad die door de Franse Republikeinen is bezet, die zopas op 9 juni, de vier hoofdgilden hebben afgeschaft. De kleine Braemt groeit op in dit eigenaardig klimaat van politieke onrust en koortsachtige artistieke bedrijvigheid. Gent heeft in 1792 zijn eerste nationaal Kunstsalon gekend, geheel in het spoor van akademisme, mytologie en terugkeer tot de klassieke Oudheid. Braemt volgt zoals vele jonge knapen in die jaren, de lessen aan de stedelijke Akademie, waar hij zich aanvankelijk toelegt op het tekenen, dat hij best zou kunnen gebruiken in het edel en moeilijk vak van goudsmid. Te Gent had men toen slechts ĂŠĂŠn naam van goudsmid-graveerder op de lippen : Pieter-Jozef Tiberghien, aan wie alle belangrijke opdrachten werden toevertrouwd. Tiberghien overleed in 1810 en zijn leerling en medewerker Lieven De Bast volgde hem op in de gunst van publiek en overheden. De Bast stierf echter in 1832, op 45-jarige ouderdom, in enkele uren weggemaaid door een verschrikkelijke aanval van cholera. Doch reeds bij de dood van De Bast, had de jonge Braemt de aandacht van de kunstkenners en van de openbare besturen afgedwongen en mocht hij met de beste graveerders van het land wedijveren. Braemt had immers vrij vlug het ouderlijk plan, van die zoon een bekwame goud- en zilversmid te maken, opgegeven. De graveerkunst, op enkele uitzonderingen na, in diep verval geraakt, trok hem onweerstaanbaar aan. Hij kreeg gelegenheid om naar Brussel te gaan, waar hij aan de Koninklijke Akademie de tekenlessen volgde van de toen alom geprezen leraar en schilder Verhuist, die hem ten andere in zijn eigen woning had opgenomen om hem te bekwamen in zijn nieuw vak. Kleine bestellingen van partikulieren wijzen onmiddellijk op een rasecht talent bij de jonge Braemt die op 22-jarige leeftijd in 1818 zijn eerste groot en officieel sukses kent met een medaille voor de Koninklijke Maatschappij van Land- en Tuinbouw te Gent. Karel Van Hulthem, de bekende Gentse kunstkenner en all-round man gaf eens te meer blijk van zijn uitzonderlijke flair, toen hij in de jonge Braemt een kunstenaar ontdekte die verdiende aangemoedigd en geholpen te worden. Hij belastte hem met het graveren van de zitpenningen van de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen en Letteren te Brussel, zeer vererende opdracht voor de piepjonge artiest die hierdoor vaste voet kreeg in de offi307


ciële middens, meer bepaaldelijk in de Gentse kunstkringen. Toen in 1819, de eerste steen van de Aula van de Universiteit in de Volderstraat werd gelegd, en een medaille aan die heuglijke gebeurtenis moest herinneren, viel de keus van de overheden bijna automatisch op de jonge Braemt, die tevens de grote zegel van de Akademische Senaat van de pasgestichte Universiteit mocht graveren. Falck, minister van Openbaar Onderwijs was op de plechtigheid aanwezig. Een buitenkansje voor Braemt : klassiek scenario : voorstelling van de artiest aan de minister, gelukwensen, een glas champagne en ... de belofte van een reis- of studiebeurs. Falck redigeerde een gunstig verslag en de Nederlandse regering stuurde de jonge kunstenaar voor een paar maanden- die jaren werden- naar Parijs om er zijn talent tot volle ontplooiing te laten komen. Hij ging er in de leer bij de bekende graveur Galle en bij de beeldhouwer Bosio. In 1823 was hij nog steeds in de Franse hoofdstad, want zijn inzendingen op het Vierjaarlijkse Salon van Gent, vertrokken uit Parijs. Het was een officiële bekroning van zijn loopbaan als graveerder, een niet onaardig baantje in die jaren, want geen maatschappij- en zij waren legiokon toen een gelegenheid laten voorbijgaan zonder banket en herinneringsmedaille. Braemt kon voortaan nog moeilijk het tempo van bestellingen en opdrachten bijhouden: medailles, herinneringspenningen, naar een ontwerp van David voor een nijverheidstentoonstelling, de slag van Palmbang, het monument van Waterloo, het Koninklijk Instituut der Nederlanden, de Maatschappij Flora, de Société de Médecine, de inhuldiging van een nieuwe spoorlijn, het "Vlaamsch-Duitsch Zangverbond", de Melomanen, de kruisboogschutters, voor de huldiging van Quetelet, de Stassart, de Brouckere, Gallait, Prins Frederik der Nederlanden, de bouw van een museum, een jubilaris, het graven van de vaart van Terneuzen : steeds en altijd is het Jospeh-Pierre Braemt die het feest, de huldiging of de herdenking in brons moest vereeuwigen. Hij krijgt steun, bescherming, aanmoediging en bestellingen van het Hollands Bewind, van 1815 tot 1830. Na de Belgische Omwenteling blijft hij in de gunst van de overheden. In 1828 had de Nederlandse regering besloten medailles te slaan ter herinnering aan alle belangrijke gebeurtenissen vanaf 1815; Braemt kreeg de opdracht toegewezen. Drie jaar later maakte hij de volledige reeks munten met de beeltenis van Leopold I. Braemt was zijn artistieke loopbaan begonnen in de strikte Davidiaanse traditie, een stijl die wellicht beter paste voor een medailleur dan voor 308


een schilder. Hij evolueerde langzaam met de smaak van de tijd en van het publiek, want een medailleur schept niet, hij voert opdrachten uit voor de klant, een opdracht die gewoonlijk stipt omlijnd wordt. Hij is gehouden aan, gebonden door die opdracht, door een embleem, een gebeurtenis, een tekst, een leus. In die jaren wou men alles vereeuwigen met goden en godinnen, met Pallas, Venus, Amor en al wat de Olympos kweken kan, met lauwerkronen en geleerde Iatijnse teksten. Braemt had zich onmogelijk kunnen onttrekken aan dergelijke opdrachten en richtlijnen. Zijn talent, zijn rake techniek, zijn verbluffende vaardigheid, zijn goede smaak en zijn kunstzin hebben zijn werk gered en hebben gemaakt dat heden nog een medaille van zijn hand een juweeltje is voor de kenners en verzamelaars. 1 december 1845 was wellicht de mooiste dag in zijn nochtans van geen eerbewijzen berooide loopbaan; die dag werd hij door de koning ridder benoemd in de Leopoldsorde en tevens lid van de Koninklijke Akademie. Het was een openbare hulde aan het talent van een kunstenaar die sedert meer dan een kwart eeuw de voornaamste gebeurtenissen uit het leven van zijn stad en zijn land onwisbaar had vastgelegd. Andere wetenschappelijke en kultuurverenigingen zouden zijn verdiensten·belonen door hem het lidmaatschap aan te bieden. Braemt werd bovendien benoemd tot hoofdgraveur van de Koninklijke Munt te Brussel : al de graveerplaten van de bankbrieven van 1831 tot 1860 zijn door hem ontworpen en uitgevoerd, o.m. de plaat van het toenmaals als meesterwerk van de techniek beschouwde briefje van 1.000 F. Aan zijn artistiek talent paarde Braemt diepmenselijke gaven. Hij was één van die mensen van wie bij het graf gezegd wordt : "onder een ruwe schors verborg hij een gouden hart." In de klas voor Schone Kunsten van de Koninklijke Akademie was een steun- of hulpfonds ingericht geworden. Braemt werd schatbewaarder en vanaf dat ogenblik wisten de kunstenaars dat zij op het fonds konden rekenen. Enkele uren vóór zijn overlijden, dikteerde Braemt, op zijn sterfbed, zijn uiterste wilsbeschikkingen; hij vermaakte aan het Hulpfonds zijn prachtige verzameling medailles opdat zij openbaar zou worden verkocht en de opbrengst ten goede zou komen aan de noodlijdende artiesten. Met dit edel gebaar gaf Joseph-Pierre Braemt de geest op 2 december 1864, bene meritus van de kunst en de kunstenaars. PIERRE KLUYSKENS

309


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 210 Op 8 maart 1901 stelde Paul Bergmans, in het Frans, in de rubriek "Miniaturen- Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, Ms. 526- XVIIe eeuw (1618)" een fiche op over

MINIATUREN VAN CORNELIS HORENBAUT De Aartshertog Albrecht had aan de kanunniken van St.-Baafs gevraagd welke heiligenrelikwieën in hun kerk bewaard werden. Daarom stelde de Deken van het Kapittel Georges Chamberlaine, sindsdien bisschop van Ieper, in het Latijn een lijst op die hij met zorg liet kalligraferen en verluchten. Dit document wordt heden bewaard in onze openbare bibliotheek, 't zij dat het niet overgemaakt werd aan de aartshertog, 't zij dat deze laatste na er kennis van genomen te hebben het teruggestuurd heeft. Het bezit nog zijn oorspronkelijke versheid (1). Het is een klein handschrift bestaande uit tien vellen velijn (238 x 172), ingebonden in witte perkament met de wapens van de aartshertog. Op de ommezijde van het eerste blad staat het verlucht wapenschild. Op het tweede blad wordt in een adres van de bisschop en het kapittel van Sint-Baafs aan de aartshertog, de details gegeven die wij komen te vermelden. Op de voorzijde van de zes volgende bladen staan notities geschreven over de heiligen waarvan de kathedraal het lichaam bezit : St.-Macharius, St.-Landoaldus, St.-Bricius en de Heilige Vinciane, Pharaïlde en Landrade. Boven iedere notitie staat een miniatuur die het personage voorstelt. Het negende blad bevat een reeks relikwieën van minder belang, het tiende is blanco. De miniaturen zijn interessant als laatste specimens van een kunst die in de XVe en XVIe eeuw zo bloeiend geweest was in Vlaanderen. De tekening is knap en het koloriet, opgeluisterd met goud, is harmonisch. Bij de compositie van de taferelen heeft de miniaturist, wat betreft de illustratie van de legenden die hij moest voorstellen, een gelukkig gebruik gemaakt van de middelen die hem geboden werden. Men kan er zich rekenschap van geven door de marteldood van St.-Bricius die wij hier reproduceren. Wij kennen de auteur van deze miniaturen dank zij de opzoekingen van Mr. A. Van Werveke die in de rekeningen van Sint-Baafs het spoor teruggevonden heeft van de betaling van drie ponden groot en tien schellingen aan de schilder Comelis Horenbaut voor de uitvoering van ons manuscript; de kosten voor het perkament beliepen elf schellingen en deze van de copie 18 schellingen (2). 310


Miniatuur van Cornelis Horenbaut. Foto Stadsarchief.

Ingeschreven in de Gentse schildersnering werd hij er in 1637 de gezworene van. Cf. P.F. DE GOES IN-VERHAEGHE. Description historique et pittoresque de St-Bavon (Gent , 1819), p. 45, nota 2.- J. DE SAINT-GENOIS. Catalogue méthodique et raisonné des manuscrits de Ja bibliothèque de la ville et de l'université de Gand, (Gent, 1849-1852) , pp. 76-77, no 57.

NOTEN (1) De tekst werd gepubliceerd door A . SANDERUS in zijn Flandria illustrata , t.I (Keulen , 1641), pp. 125-126. (2) Item betae/t Mr Comelis Horenbaut over het schilderen van zeker boecske ghepresenteert aen zijn hoocheijt, (aartshertog Albrecht), daerjnne gheschreven ende geschildertstonde het leven vande Heijlighen deser kercke bij quictantie. liJ LB. XS . GR . Item betaelt over vier vellen parquemijn tot het voorseijde boecke elf schellijnghen grooten , ende over het beschriuen van het selve boecske achtthien schellijn ghen vier grooten , maecken t'saemen XXIX S.IIIJ GR. Rekeningen van de St.Baafskerk (Archief van het bisdom) , 1 februari 1618-31 Januari 1619, F 22 en 22 V (Nota van Mr. A . VAN WERVEKE) . 0

311


UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg en Slot) BOUWDATA OP GENTSE GEVELS

Bepaalde bouwdata op huisgevels, voornamelijk dan deze uit de 17de eeuw, kunnen bij de gevelstenen gerangschikt worden. In reliëf, op sierlijke cartouches gebeiteld en al dan niet voorafgegaan van het woordje "Anno", staan ze bovenaan de voorgevels ingemetseld. Andere bouwdata herkent men aan de gevelankers, in afzonderlijk vastgezette stenen of metalen cijfers. Een paar keren is de datum leesbaar boven een (uitgesleten ?) cartouche geschilderd. Bij het nakijken van wat er aan Gentse geveldata overbleef, maakten we de vergelijking met de door Prosper Claeys samengebundelde datumlijsten in zijn brochure : "Maisons particulières ... portant une date dans leurs façades ... " (uitgegeven in 1907). Afgezien van de huisnummers (39) is er natuurlijk nogal wat veranderd of verdwenen sinds het begin van deze eeuw. P. Claeys vermeldde honderd en tien bouwdata. Vierendertig daarvan vonden we niet meer terug, hetzij omdat het huis werd gesloopt, of de gevel onherkenbaar veranderd of de gevelsteen uitgesleten was. In onze lijsten zijn ze met een minteken (-)aangeduid. De met een kruisje ( +) aangegeven jaartallen waren in 1975 nog leesbaar. We vermelden ook achtentwintig gevels die niet voorkomen op de lijsten van P. Claeys. Deze façades werden waarschijnlijk later gerestaureerd (40). Ook blijken enkele jaartallen niet te kloppen, wat misschien aan zetfouten is te wijten. Gedateerde gevels van openbare monumenten worden in deze tabellen niet aangehaald. Vergelijkende tabellen: 1907-1975 Begijnengracht nr. 69 Begijnenstraat nr. 4 (nu Zwartekatstr. ?) Begijnhofdries nr. 9

Brabantdam

1627 + 1660 1665 1681 1664 1752 1752 1647 1721 1739

nr. 15 nrs.20-22

nr.34 nr.46 Brandstraat Brugsepoortstraat

nr.63 nr. 11 312

+

(!)

+ +

+ + (!) -

(nrs. 60-62)


Burgstraat

Cataloniëstraat Donkersteeg Drabstraat Garensteeg Geldmunt

Gewad Godshuishammeke Gouden Leeuwplein Graslei

Gravin Johannastraat Groentenmarkt Hip. Lammensstraat Holstraat Hoogpoort Hoogstraat Hooiaard Houtbriel Jan Breydelstraat

nr. 10 nr.16 nr.40 nr.2 nr.9 nr. 12 nr.22 nr.4 nr.3 nr.5 nr.14 nr.19 nr.41

1743 1671 1731 1673 1669 1577 1730 1705 1772 1756 1714 1754 1756

+ (niet: 1775) + (!) + + + (niet: 1581) +

-

(nr. 41 ?)

nr.5 nr.26 nrs. 79-81-83 nr.3 nr. 7 nr.3 nr.5 nr.5 nr.10 nrs. 12-13 nr.3 nrs.18-19 nr.20 nr.22 nr.2 nr.10 nr.83 nr.48 nr.153 nr.4 nr.6 nr.13 nr.30 nr.36 nr.42 nrs. 7-9

1725 1714 1726 1755 1539 1690 1726 1765 1682 1698 1655 1667 1651 1661 1721 1732 1714 1644 1663 1676 1725 1729 1653 1645 1706 1755

+ +

geschilderd) (nr.3) (nr. 30)

nrs. 14-16 nr.26

1715 1635

-

+ +

(niet: 1778)

+ (!) + (!) + (!)(bovendecartouche

-

+ + + (!) + -

(zie : Korenlei nr. 5)

+ (!) + + -

(nrs. 16-17)

+ + +

-

+ -

+ (!) + (nr.23) + (!) + + + (nu: Mus. v. Sierkunsten)

Kalandeberg Kammerstraat

313

+

-


Jan Breydelstraat 36- Bouwdatum 1645

Ketelvest nr. 16 Ketelvestplein nr. 4 (nu: Ketelpoort) Klein Begijnhof nr. 129 (Lange Violettenstr.)

nr. 185 nr. 203 nr. 215

Klein Turkije Kleine Vismarkt Koningstraat Korenlei

nr. 225 nr. 229 nr. 12 nr. 1 nr.2 nr. 19 nr. 5

nr. 23 nr.4 nrs. 26-27 nr . 1

nr.33 Korte Munt

+ +

1698

+

(boven de cartouche geschilderd)

1634 1664 1662 1662 + 1738 + 1650 + (!) 1764 + 1755 + (!) 1668 + (!) 1765 + (!)(aangestipt bij Graslei) 1740 1731 + 1662 + 1672 + 1652 + 1715 + (!) 1702 1728 +

nr. 7 nr. 16 Korenmarkt

1666 1754

nr.9 314


Lange Steenstraat 4- Bouwdatum 1707 (Huis Goetghebuer).

Kraanlei Kwaadham LangeMunt

1363 1669 1746 1759 1717 1698 1754 1753

nr. 63 nr. 79 nr. 23 nrs.3-5 nr.8 nr.12 nr.17 nrs. 31-33

+ + (!) + + + + + + (Hoefslagstraat nr. 4 Bouwdatum op achtergevel, kant Kraanlei)

Lange Schipgracht Lange Steenstraat Lange Violettenstraat

1776 + 1728 + 1456 1733 1707 +

nr. 53 nr.58 nr. 67 nr. 33 nr. 4 nr. 34

1738 + (!)

315


Mageleinstraat

1749 1743 1681 1734 1730 1693 1721 1671 1632 1657 1547 1738 1670 1760 1771 1706 1627 1693 1671 1670 1607 1753 1775 1750 1701

nr. 74 nrs. 76-78 nr. 156 nr. 10 nr . 34 nr.21

Math. Gesweinstraat

nr.3 nr. 11

Meerseniersstraat Nederpolder

nr. 3 nr.8

nr. 1 Oude Beestenmarkt Oude Houtlei Plotersgracht

Poel Proveniersterstraat

Savaanstraat Serpentstraat Sint-Katelijnestraat

nr.4 nr. 12 nr.ll nr. 12 nr.23 nr. 20 nr.4b

nr.31 nr.35 nrs. 30-32 nr.34 nr.12 nr.ll

Serpentstraat 12- Bouwdatum 1750.

316

+ + + + + +

(niet: 1657) (niet: 1720)

-

-

+ + + +

(!) (!)

-

+ + + + + -

-

+ +

(!) (!) (!)


Sint-Michielshelling

nr.6

Sint-Pietersnieuwstraat Sint-Salvatorstraat Sint-Veerleplein Sleepstraat Sofie van Ackenstraat Stadhuissteeg Steendam

nr. 82 nr. 77

1696 + (!) 1912 + (!) 1758 1757 1737 + 1729 + 1661 + (!) 1672 1771 + (!) 1657 1675 + 1697 + (!) 1747 + (nr. 68) 1713 + 1717 + 1714 + 1721 1717 + 1714 + (!) 1675 + (!) 1674 + 1675 + 1518 + (niet: 1761) 1767 + (nr. 34) 1768 + 1687 + (niet: 1656) 1655 +

nr.2 nr.125 nr.5

nr.3 nr.57

nr.59 nr.66 nr.67 nr.82 Veldstraat

nr.44 nr.47

nr.53 Vlasmarkt Vrijdagmarkt

nr.8 nr.4 nr.15 nr.42 nr.45

Waaistraat

nrs.l-3

Walpoortstraat Zeugsteeg Zwarte Zustersstraat

nr.24

nr.8 nr.7 nr. 17

NOTEN (39) De opgetekende huisnummers dateren van 1975. De schuin gezettenummerszijn deze van 1907. (40) Voornoemde faรงades staan met een uitroepteken(!) aangeduid.

LodeHOSTE

317


VAN ALLE MARKTEN THUIS. DEEL XDI DE OUDE EN DE NIEUWE LAKENHALLE "De wever is altijd de stoutste en de taaiste van al onze werklieden geweest : zuurdesem, hij, van 't proletariaat. Zelf in lompen en flarden gekleed, heeft hij van eeuw tot eeuw de mantel van de koningen geweven en de ruisende sleep der geschiedenis; zijn handen hebben het altijd geweten, dat er sóórten van mensen op aarde bestaan. Maar meer dan eens ook hebben die handen het weefsel, dat rijk was van al hun ellende, vertwijfelend vaneengescheurd- in Vlaanderen meer dan waar elders. Want de schepen voerden in Brugge weliswaar de schatten uit dertig hoeken van de wereld aan en stortten de stapelhuizen vol met pelzen uit Rusland en vijgen uit Spanje, metaal uit Bohemen en wijnen uit Frankrijk; zij vulden de hemel boven het Zwin met de geuren van Zweden en Bagdad, en de kaden waren zangerig van zoete Italiaanse muziek; ja zeker, woekeraars en bankiers lieten de stroom van het goud op- en neergaan naar de harteklop van Brugge, maar boven alles uit is Vlaanderen in de middeleeuwen een land van nijverheid geweest, en wel het vaderland van het laken. Iedere stad van de wijde vlakten in de armen van IJzer en Maas, was een stad vol laken, altijd meer. Hier vonden de handen nooit wol genoeg, hier graasden geen kudden talrijk genoeg in de zeezouten weiden langs de kust, en Londen moest altijd opgepropt staan met fijne Engelse schapevachten, gereed om de wateren over te steken. Tot waar hen de laatste golfslag kon dragen, tot op de kusten van Finland en de kusten van Syrië, brachten de schepen de lakensoorten van Vlaanderen; zo kwam het, dat over de grote wereld de beide woorden Vlaming en wever één zelfde beeld vóór het oog opriepen". Zo schreef onze illustere stadsgenoot Achilles Mussche het op in een van zijn meesterwerken: "Aan de voet van het Belfort". En inderdaad, de textielnijverheid was tot voor een paar decennia nog de meest vermaarde Gentse industrietak. Nu vinden we er nog een mager afkooksel van in de paar textielfabrieken die nog produceren. Wol- en lakennijverheid zijn echter reeds lang voltooid verleden tijd te Gent. Maar eens was het anders. De wol- en lakenhandel zouden in de middeleeuwen in enkele eeuwen van Gent de belangrijkste handelsstad van Vlaanderen maken. De stad en haar bevolking groeide gestaag aan, om omstreeks 1275 haar hoogtepunt te bereiken. Engeland was de grootste wolleverancier, doch in tijden van politieke spanning tussen Frankrijk en Engeland bvb. stelde men zich tevreden met Schotse, Ierse of Spaanse wol. Men sloot er politieke akkoorden voor af of voerde er oorlog voor. Zolang de getouwen draaiden waren spinners, wevers, volders, ververs en lakenhandelaren tevreden. 318


'~· ;11{

..· rt

~Fig. 1. In vergelijking met het ontzaglijk groot gebouw dat men in de 13de eeuw te Ieper oprichtte, valt de Gentse Lakenhalle maar betrekkelijk klein uit. Als men daarbij weet dat de Gentse lakenproduktie in haar bloeiperiode die van Ieper nog overtrof, zal men beseffen tot welk economisch dieptepunt de lakennijverheid toen gezonken was. (Uit Sanderus Flandria Illustrata , uitgave van 1735).

Reeds vroeg was de stad in nijverheidsopzicht verdeeld in 3leden, waarvan 2 iets met de wolnijverheid te maken hadden : de "weverij" of "Groote Nering" bestaande uit 27 wijken (4.300 wevers) en de "volderij" samengesteld uit 24 wijken (1.200volders) . De "kleine ambachten", ongeveer 50, later 60 in getal, stelden elk appart op economisch gebied en stedelijke macht weinig voor. Want om macht was het te doen. In de 14de eeuw bemoeide Gent zich zowat op alle gebieden met de administratie en het beleid van de hem omringende Vlaamse gemeenten . Vooral Brugge en Ieper en de vele kleine gemeenten begonnen genoeg te krijgen van de Gentse interventies. Gent verving hun schepenen, stelde er kapiteins aan en legerde er garnizoenen en dit alles slechts met één doel : het monopolie van het Vlaamse laken behouden. In 1340 brak een grote opstand tegen Gent uit te Oudenaarde. Andere opstanden stelden in 1341 Dendermonde en Ieper op hun kop. Weldra zouden de Gentse wevers gewapenderhand alle weefgetouwen vernielen binnen de kastelnij en de hun omringende gebieden. De Ieperlingen zouden hetzelfde doen met het hen beconcurrerende Poperinge. Dit alles maar eventjes om het uitzonderlijk belang van de wolweverij te Gent te onderstrepen.

319


Lakenhalle van Leuven.

Het Lakenhuis te Brugge.

320


Een houten loods Aangezien laken moeilijk in open lucht kon verkocht worden, was er nood aan een overdekte verkoopplaats. De eerste Gentse Lakenhalle zou een houten loods worden welke volgens Sanderus gebouwd werd in 1228. Het kon ook zijn dat ze ouder was en toen reeds her-bouwd werd. Zij besloeg een ruime plaats tussen de Hoogpoort en het Belfort, achter de huizen van de Paradeplaats of Grote Botermarkt (thans Botermarkt). Het gebouw had twee ruime zalen : één boven en één op het gelijkvloers. De bovenverdieping, die men via "den steeger upte Hoge port ande dende vander allen" een brede trap -bereikte, diende om de "goede liedede coepmanne vanden scoenen ghewande", de handelaars der fijne en beste stoffen, toegang tot de bovenverdieping te verschaffen. Er waren op deze verdieping verscheidene kamers voor de Halheeren {zie verder), de zegelaars, de ontvangers, enz ... Beneden verkocht men ruwe wol, wollegarens en gemengde lakens. Deze onderste verdieping die iets lager lag dan het straatniveau, een soort kelder en daarom "inden pit" genoemd, was voorzien van "grees" of kasseien (Stadsrekening 1332). Men verkocht er alleen Gents laken of laken uit de onmiddellijke omgeving van Gent. "Vreemde lakens" mochten daar niet verkocht worden. Zij werden door de lakensnijders op de Vrijdagmarkt aan de man gebracht. Een grafelijke oorkonde uit de 14de eeuw gebiedt dat alle lakens die binnen een mijl buiten de stadspoorten vervaardigd werden toch in de lakenhalle dienden verkocht te worden. Van dit gebouw bestaat geen afbeelding. We weten alleen dat er op de hoek langs de kant van het stadhuis een Q.L.-Vrouwbeeld stond tussen twee engelfiguren want in de stadsrekeningen over 1346-1347 heeft men het over "2 ingle van onser Vrouwen an dalle". Op stadskosten werden er 's avonds "witter kersen" ontstoken. In 1360-1361 vinden we de kosten van deze kaarsen "die binnen dezen jare verbomen sijn up scepenen huus ende voer onser Vrouwen an de halle". In 1322-23 en van 1367 tot 1369 werden er belangrijke werken aan het gebouw uitgevoerd, evenals in de eerste jaren van de 15de eeuw : de stadsrekening over 1408-1409 vermeldt een som voor "de halheeren camere te stakene, te plaesteme ende te verhemelne". Mogelijks werd toen een deel of gans de lakenhalle vernieuwd, want men werkte er maanden aan. Twee jaar nadien verkocht de stad "VI yserinen traeigen (ijzeren tralies) die uter hallen ghedaen waren". Ze hadden een gewicht van 780 pond en werden verkocht aan 32 schellingen en 6 deniers groote. Zelfs nog een jaar voor dat men de nieuwehallenaast het belfort in de Sint-Jansstraat bouwde, vernieuwde men nog het dak : "De coste van den deckene van der hallen ant scepenhuus vander keure" zegt de stadsrekening over 1424-25. Nu en dan maakte ook het magistraat gebruik van de lakenhalle om er vergaderingen te houden, vermoedelijk omdat er meer plaats was dan op het toenmalige schepenhuis. We vinden inderdaad kosten om "de hallen te

321


_;-; ~-. Fig. 2. De restauratiewerken aan de Lakenhalle vóór het bijbouwen van de ontbrekende traveeën omstreeks de eeuwwisseling. (Foto S.C.M.S. , Gent).

vaghene ende banke up ende af te doene" (1355). Een schuttersfeest in 1330 door de kruisboogschutters van de Sint-Jorisgilde ingericht werd in de benedenlakenhalle afgesloten met een banket waar o.a. ook de graaf van Vlaanderen, de stadsbaljuws, de schepenen en de raadsleden deelnamen. In de rekeningen is sprake van verscheidene hallen. Men heeft het over die "van den strijpte ende ghemengden metten reepe" en "de halle vanden pleinen lakene". Waarschijnlijk bedoelde men hier geen afzonderlijke hallen , doch compartimenten ervan. Enkele jaren na de bouw van de stenen Lakenhalle naast het Belfort verhuurt de stad de oude of "'t hof der oude halle" aan Simoen Bette , Jan van Caudenhove en Jan de Conijnc in cijns tegen betaling van 12 grootende roede , op voorwaarde dat de stad er weer gebruik van mocht maken "tallen tijden alst scepenen ghelieven zal". Het eigenlijke gebouw bestond echter niet meer want in 1431 had men betaald aan "den coninc ende zijnen ghesellen vanden taswerke vander hallen af te brekene, VI lib. gr.". Later vestigden de schutters van de Sint-Jorisgilde, die voorheen nog aan de Vijfwindgaten huisden, zich op deze gronden. Het Sint-Jorishof staat er vandaag in al zijn pracht nog steeds.

De halheeren In het begin van de 13de eeuw bestonden reeds verscheidene markthallen, 322


. :"'

,;.

·--~-

Fig. 3. Wie ooit één nacht "onder de wekkeringe" van 't belfort geslapen had bij de dieven en de landlopers , kreeg de volkse eretitel " vrije burger van Gent" opgekleefd. De tekening toont wat er van deze oude stadsgevangenis overbleef toen men op 26 februari 1902 de tussenmuren sloopte. Armand Heins , immer op zoek naar bedreigde pittoreske hoekjes , maakte er nog vlug deze schets van.

waar leden van de neringen hun waren tentoonstelden. Daar zag een soort marktpolitie , een soort handelsrechters , toe op het goede verloop van de verkoping, en als er geschillen waren deden zij daarover uitspraak. Het waren de "Halheeren". Zij zetelden in de respectievelijke verkoophallen en bij de verschillende neringen. In de hallewaren er twee "smelle wetten" die "van boven" en die "van beneden, gezeid int putgen". Deze Halheeren oordeelden over schulden betreffende de aankoop of de levering van wollen lakens, gesloten "ter hallezelve of binnen de palen van het schependom". Wij vinden reeds sporen van hun bestaan in de 13de eeuw en zeer waarschijnlijk is hun functie zo oud als de nering zelf. Volgens de keure van 1396 werden deze rechters voor wat de lakennijverheid betrof, ieder jaar met drieën gekozen onder de aanzienlijkste poorters en daarom "Hal-HEEREN" genoemd. Wie tot de XXXIX (schepenen) behoorde, kon tot deze bediening niet geroepen worden. Ten minste twee van deze handelsrechters moesten aanwezig zijn om een geldige beslissing te kunnen nemen. Zij hadden een bijzonder zegel en beschikten over een beëdigde klerk. De kopers en verkopers die binnen de drie dagen na levering daar geen aangifte van gedaan hadden in de Lakenhalle werden beboet in verhouding tot de belangrijkheid van de levering. Bij elke transactie leverden de Halheeren een verkoopakte af voorzien 323


van hun zegel met vermelding van de hun verschuldigde som. In geval de koper achteraf niet wou betalen, lieten zij op vertoon van de akte aan de verkoper afgeleverd, hun boden de weigeraars aanmanen tot betaling en bij gebrek hen daartoe dwingen door de hulp in te roepen van de amnian (gerechtsdienaar) en de eiser. Wanneer de schuldenaar zich in de hallevertoonde kon de schuldeiser lijfsdwang {laten) toepassen. Eventueel kon hij, net als voor gewone zaken, zijn recht doen gelden voor de schepenen. In dat geval moesten de Halheeren "record doen" van de door hen afgesloten wettelijke akten. Zoals je merkt was alles streng gereglementeerd en de Halheeren hielden er - ook niet in het minst in hun eigen financieel belang - behoorlijk de hand aan, opdat alles volgens het boekje zou verlopen. In de lakenhalle was ook een weegschaal aanwezig om fraude tegen te gaan. Zeer bekend waren de scharlakens {hoogrood, bloedrood, violet), de purperen lakens (violet of paars), de bruine en donkerbruine lakens, de gestreepte lakens, zoals het helderblauw gestreept, en de bijzonder gegeerde groene lakens, allen zeer verscheiden naar prijs en hoedanigheid. Nieuwbouw met bindernissen De huidige Lakenhalle naast het Belfort werd in 1444 gebouwd naar een ontwerp dat dateert uit 1425 van bouwmeester Van Assche. Toen men er met de lakenverkoop startte waren enkel de eerste zeven traveeĂŤn uitgevoerd in Brabantse Gotiek. Van de laatste vier vakken waren enkel nog maar de funderingen gelegd. Hier speelde nu eens niet in hoofdzaak geldgebrek een rol, maar er bestond eenvoudigweg geen behoefte meer om het oorspronkelijk "beweerp" te laten uitvoeren wegens het verval van de lakennijverheid. Daarom sloot men het zevende vak tijdelijk af met een houten gevel, nog steeds met de idee in het achterhoofd om het in betere tijden toch af te werken. Die zouden echter niet meer komen. In 1635 "betaelt (men aan) Mr. Thobias Oosterlinck, metsere, de somme van XXXIX lib. gr. (39 pond groote), over tieveren ende maecken van eenen ghemetsten ghevel up de Schermschole boven de Waghe {Lakenhalle) eenen Gentschen steen dieke, groot formaet". Deze "Schermschole" was er reeds sinds 1613 toen de Sint-Miebielsgilde er zich vestigde. Men kan hier de betrekkelijk kleine Gentsehalle vergelijken met het ontzaglijk groot gebouw dat men in de 13de eeuw te leper oprichtte (Fig. 1). Als men daarbij weet dat de Gentse lakenproductie in haar bloeiperiode die van Ieper nog overtrof, zal men beseffen tot welk economisch dieptepunt de Gentse lakennijverheid gezonken was. Oorspronkelijk bevonden de oefenzalen van de schermgilde zich op de eerste verdieping, later verhuisden ze naar de zolder. In 1741 werd het onder- en benedengelijkvloers omgebouwd tot stadsgevangenis. Aan de zijde van de Botermarkt werd daartoe de z.g. "Mamme-

324


Oand -

façadedentree

a•t•n~u. ".. Fig. 4. DE GERESTAUREERDE VOET VAN HET BELFORT TE GENT.

au• [)rap< 11~.;.(~2'). Si<!l~o VJn A<>C""

c::.

,j_y

""~

U.,t,.t., .kJ

l)~V\.Q &4;·~

..

!{e,v.~~•

.,........_,. -,.

·

?M·~ <;-

,

.".

•••.

• <>t.v •• 1 •

.

Fig. 5.

325

De vernieuwde zijgevel met dubbele trap en hoofdingang . (Postkaart N° 119 = Heliotypie De Graeve Gand . Verzonden op 5 oktober 1905. - Verzameling E. Levis) Onder : De ontblootte en gerestaureerde zijgevel met rechts de 4 controversiële bijgebouwde traveeen. (Bijgekleurde postkaart verzonden op 1 september 1908. Uitgever niet vermeld . - Verzameling E. Levis.)


lokker" bijgebouwd. Tot in 1902 bleef zij haar functie van stadsgevangenis behouden (fig. 3). Langzamerhand raakte de Lakenhalle door de omliggende huizen ingesloten. In 1889 werd voor het eerst de zuidgevel gerestaureerd (Fig. 4). De dubbele trap die in 1716 verwijderd was, werd in 1892 teruggeplaatst. Die trap is afgesloten met een smeedijzeren gotische borstwering die deels oorspronkelijk 15de eeuws is. In 1899 werd de oostgevel ontmanteld door sloping van de huizen in de Sint-Jan- en Regnessestraat (Fig. 2). Een viertal jaar later werd de oude cipierswoning naast de stadsgevangenis of Mammelokker afgebroken waardoor het Belfort en de Lakenhalle volledig vrij kwamen te staan en de eigenlijke restauratie kon aangevat worden. De Lakenhalle werd in 1903 "voltooid" met de toevoeging van de vier traveeĂŤn volgens de oorspronkelijke 15de-eeuwse plannen, geĂŻnterpreteerd door A. Van Assche en Ch. Van Rijsselberghe (Fig. 5). Het ongewone besluit om de Lakenhalle tijdens de restauratie met 15 meter te vergroten, leverde vooraf heel wat discussiestof. De adviserende commissieleden waren verdeeld over de zaak ( 1). Men moet de hele aanpak zien in het kader van het prestigeproject van de wereldtentoonstelling van 1913 waar men met nog al meer restauraties ietwat de fantaisistische toer is opgegaan. Denken we maar aan het Gravensteen, het Geeraard de Duivelsteen, het Belfort en verscheidene gevels op de GrasleL Behalve aan de schermgilde, werd de Lakenhalle in de vorig eeuw ook nog voor andere doeleinden verhuurd. Zo werd er in 1838 de eerste turnzaal door het stadsbestuur opgericht. De eerste turnleraar was een zekere Geeraert, die er "zemenastiek" gaf aan de handwerklieden en de leerlingen van de stadsscholen. Deze Geeraert baatte al voor eigen rekening een Gymnastisch Instituut uit in de lokalen van de schermschool van de Lakenhalle. Voor de vrouwen was daar ook een afdeling die toen "Orthopedisch Instituut" heette. In het begin van de tachtiger jaren is onder het huidige straatpeil een cirkelvormige waterput blootgelegd. Naar alle waarschijnlijkheid moet deze deel uitgemaakt hebben van de uitrusting van de eerste Lakenhalle. De Lakenhalle heeft na haar 75 jaar oude opsmuk voor de wereldtentoonstelling nog een aantal bestemmingen gekend. In de "Verslagen van het dienstjaar 1917 over de Museums van Oudheden en Historische monumenten van de Stad Gent" lezen we het volgende :

HALLE Personeel.- Portier: Dezelfde van het Belfort, Th. van der Beken, gelast

met de kleine herstellingen van timmer- en schrijnwerk en met den schoonmaak, met behulp van een werkster. 326


~

~·,..

M... ·.

r~

'

Fig. 6. De toegang tot de Lakenhalle in 1941 . Wie toen de trap beklom kwam in de "Stadtkommandantur" terecht. Het bord met die vermelding hangt ietwat onleesbaar aan de reling boven de trap. Links op de hoek verwijst een bord naar "Brüssel". (Foto Emiel Barbaix , S.E.B. , Gent) .

327


Toestand van het gebouw.- In de benedenverdieping den Ratskeller, was geheel het jaar nog het Soldatenheim IV gevestigd. De groote zaal op de eerste verdieping is, bij middel van houten schotten met glasramen, tijdelijk in een groot getal vakken verdeeld, waartusschen, in het midden, een gang loopt met een zijtak naar de trapzaal. ln den zuidoostelijken hoek is het Stedelijk Inlichtingskantoor gevestigd, in den zuidwestelijken de portiersloge; al de overige vakken zijn bezet met kantoren van het Provinciaal Hulp- en Voedingscomiteit, dat ook geheel de tweede verdieping inneemt met kantoren en vergaderzalen. Alleen houdt de Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde maandelijks een zitting in hare zaal, die dan door de aldaar werkende bedienden van het Comiteit wordt ontruimd. In de eerste en in de tweede verdieping, is een verwarmingstoestel geplaatst, dat gespijsd wordt door de ketels van den Nederlandsehen Schouwburg. Het werkte voor het eerst in December 1916 en werd bekostigd de ĂŠĂŠne helft door het Provinciaal Hulp- en Voedingscomiteit en de andere helft door het Gemeentebestuur der Stad Gent. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er de "Stadtkommandantur" gevestigd (Fig. 6). In de zestigerjaren kon men er het audio-visueel spel "Gent en Keizer Karel bekijken" dat nu naar een intiem zaaltje van het Schoolmuseum L. M. Thierry verhuisd is. Vandaag is in de Lakenhalle "Gent in Multivisie" aan zijn tweede leven begonnen nadat het uit het Gravensteen verhuisde. Zo blijft de halle na 500 jaar toch nog het laken naar zich toetrekken. Lachemorterije

Dat er op de markt gelukkig ook nog kon gelachen worden blijkt uit het gezegde "Dat es allachemorterije" (Sysse-Pannen, 6, 1831) of "Guygelspel en lachmerterije" (Vesperij-Praet, 28, 1791) of "Hu ik zou die zaek op het tribunaal voor eene lachmarkt genomen hebben" (Vl. Leeuw, nr. 47, 1869) een "lollekestribunaal", een dikke grap, geen serieuze bedoening. "Laat ze maar lachemorterije" : laat ze maar lollen, schertsen, jokken werd er gezegd. Van iets dat helemaal niet te pas kwam zei men: "Soo veel te pas commende als een beetjen root Laecken in eenen swarten Mantel" (Kraey- Naene, 29, 1683). '"t Is als 't laken oud is, dat men het kent" werd gezegd over deugdelijke zaken die lang meegingen. Wou men iemand duidelijk maken dat hij niet aan zelfoverschatting mocht doen, dat hij zijn eigen grenzen diende te kennen, dan hoorde men wel eens de zegswijze : "Wil naar Uw laken Uw kleren maken". In Sterre-Kycker vinden we in 1714 het gezegde : "Van kort en weynich Laecken en is gheen langhen Rock te maecken", wat ongeveer hetzelfde betekent. Wanneer men niet zuinig was in de uitgaven voor rekening van een ander, dan was men "bezig in andermans laken te 328


snijden". Werden slechte hoedanigheden verdoezeld of wou men iets mooier voorstellen dan het eigenlijk was, dan zei men : "Voor een slecht laken stelt men dikwijls een schoon monster" (1852). Zag iemand er zeer bleek uit door ziekte, angst of het verschieten, dan "zag hij zo bleek als een beddelaken". Had men tegenslag, of zat men in moeilijkheden, dan "zat men in slechte beddelakens" of- ironisch dan- "in schone lakens". "Die de lakens uitdelen" zijn diegenen die 't meest te zeggen hebben. Was men het met mekaar eens, dan "lag men onder 't zelfde (bedde )laken". "Onder ĂŠĂŠn laken liggen" werd gezegd van mensen van hetzelfde soort. Voor slapen kende men "onder zijn (bedde )lakens kruipen, hem onder de lakens draaien, tussen twee (bedde)lakens gaan liggen" of "onder zijn (bedde)lakens liggen". Ook te Gent "waste men zijn vuile beddelakens liever zelf en tegen iemand die heel onhandelbaar deed tijdens een ziekte zei men "dat hij met geen (bedde)lakens te keren was". Van een lepe die overal het meeste voordeel haalt zei men "dat hij were bezig was het beddelaken naar hem (zich) te trekken". Groot getier en weinig woUe Dat een Gentenaar in zijn dialect van katoen kan geven, zelfs al gaat het over wol(le), moet blijken uit de hiernavolgende oude gezegden. Iets mals of molligs was "zo zacht of wolle". Was er veel geschreeuw en weinig wolle" dan was er veel drukte om niets. In 17fJJ lezen we in Reyzenden Pauwel (p. 43) " ... maer 'k laete al die saecken daer 'k heb ander wolle op mijn schaar." waarmee bedoeld wordt dat men ook nog over andere zaken te spreken had. Van een uitgekookte kerel die dacht zich profijt te doen, maar van een kale reis terugkeerde werd gezegd : "Hij ging op wolle uit, maar kwam geschoren thuis". Al wat daarentegen "met de wolle valt", valt goed uit. Uit Snoecks Almanak van 1858 halen we uit het stukje "De wereld binnen 1000 jaar" :"Als (de haren) grijs wierden, ze lieten zich in de wolle verwen, en ne man van vijftig kon passeren voor eenen van dertig". "Hem in de wolle laten verven" betekent dus zijn haar kleuren. Hielp iets niet of had men er geen vat op, dan zei men : "zwarte wolle en vat geen verve". Iemand die zijn voordeel ging zoeken waar het te vinden was, "ging gaan scheren waar dat er wolle was". Was men gezond, dan "zat men goed in de wolle. En zoals Proverbes uit 1568, kun je over deze oudbollige wollige spreuken zeggen dat het opgesmukte antiquiteiten zijn : "'t Is al oud vuil in de wulle geverwt !" In het volgend nummer sluiten we de reeks af met. het slotartikel : "De markt als terechtstellingsplaats" 329


BIBLIOGRAFIE

- "Gent, schets van een sociale geschiedenis", H. Van Werveke, 1947. -"De markt", M.I.A.T., 1988. - "Gids voor oud Gent", Guido Deseyn, 1984. - "De eeuw der Artevelden", L. Vanderkinderen, 1893. - "Gent, in weelde herboren. Wereldtentoonstelling 1913", A. Capiteyn, 1988. - "Beschrijving van Gent ... ", J .J. Steyaert, 1857. -"Stad Gent. Museums van Oudheden en Historische Monumenten. Verslag van het dienstjaar 1917", A. Van Werveke, 1920. - "Histoire de Gand, depuis les origines jusqu'en 1913", V. Fris, 1913.

NOOT

(1) Het grootste verzet kwam ook daar van de tegenstemmer uit de commissie, de heer Martiny, nochtans een partijgenoot van burgemeester Braun: "Mijne heren. Het college onderwerpt aan onze goedkeuring de plans en het lastenboek voor het vergroten, geschikt maken en herstellen van de Lakenhalle, waarvan het bestek tot 236.225 fr. beloopt, hetgeen door de bevoegde commissies is aangenomen met 6 stemmen tegen 1 en 4 onthoudingen. Ik ben het lid dat er tegen heeft gestemd en wil er in korte bewoordingen de reden van doen kennen. Voor wat de herstelling betreft van hetgeen bestaat, daar heb ik volstrekt niets tegen, integendeel; ik denk dat die herstelling zich opdringt en niet mag uitgesteld worden. Geheel anders denk ik er over voor wat het vergroten der Lakenhalle aangaat. Vergroten! Dit wil zeggen aan hetgeen er bestaat uit 1425 nu een nieuw deel aanbouwen van 15 meter lengte. Onder oudheidkundig oogpunt, vind ik dat weinig logisch. Vergroten ! Waarom ? Daar wordt geen enkele goede reden voor opgegeven. Men zegt dat de grondvesten bestaan, waar ik sterk aan twijfel, die bestaan zeker maar in de verbeelding van een of andere oudheidkundige; en zelfs indien zij bestonden, onze voorvaderen zijn verstandig genoeg geweest het gebouw niet groter te maken en nu zou de raad zo onverstandig zijn dit wel te doen. Men zegt ook dat dit deel zal kunnen gebruikt worden als overdekte markt. Een overdekte markt, dat wil zeggen een kelder, verlicht met electrische lampen ! Een echte broeikas voor microben. Die verlenging, wanneer zij er komt, zou aan het prachtig gebouw geenszins ten goede komen, integendeel, het zou volgens mij zijn gratie verliezen en er onder esthetisch opzicht niets bij winnen. Indien men enkel zou herstellen wat er staat, zou het maar een zestigtal duizend frank kosten of omtrent 175.000 fr.minder dan wat men u voorstelt. Wanneer het Belfort met zijn vensters, de Marurnelokker en de Lakenhalle zoals ze nu is, zullen hersteld zijn, zal dit een uitzonderlijke groep vormen. Ik dring dus aan bij de raad om het voorstel voor de vergroting van de Lakenhalle te verwerpen. Honderdvijfenzeventigduizend frank is geen kleinigheid, temeer daar er middelen moeten gevonden worden om veel dringender en nuttiger werken uit te voeren,

330


zoals bijvoorbeeld het verbreden der Korte Munt en het begin van de Brabantdam. Heel de wijk Akkergem beklaagt zich bitter over de slechte toestand der kasseiding der straten en kan niets bekomen om reden van geldkwestie. Het Stadhuis vraagt dringende herstelling; het is zeker het meest verwaarloosde van gans het land en intussen wil men honderdduizenden franken verspillen voor iets dat noch nut noch verbetering zou opleveren." In zijn repliek bestrijdt burgemeester Braun dat het om "une dĂŠpense exclusivement de luxe" zou gaan. Volgens hem zal dit bijgebouwde deel gebruikt worden om er stadhuisdiensten in onder te brengen in plaats van het Stadhuis zelf uit te breiden, een onderneming die heel wat kostelijker zou uitvallen. En hij besluit : "In archeologisch opzicht staat het buiten kijf dat de Lakenhalle eertijds werd ontworpen met de afmetingen die wij er thans willen aan geven, want de fundamenten zijn blootgelegd." De heer Martiny : "Hebt gij die gezien ?" De burgemeester : "Maar natuurlijk !" De heer Casier : "De burgemeester is trouwens niet de enige die ze heeft gezien." De heer Martiny: "Velen hebben ze niet gezien." De burgemeester : "De opgravingen zijn uitgevoerd door de technische dienst; ze laten perfect toe vast te stellen dat er fundamenten aanwezig zijn die tot 15 meter voorbij de huidige baksteengevel reiken. Aangezien het om een nuttig werk gaat dat onze beschikbare middelen niet te boven gaat - het nodige krediet werd reeds lang geleden goedgekeurd - en aangezien het tegemoet komt aan de wensen van al wie belang stelt in onze oude monumenten, ben ik er van overtuigd dat de meerderheid van de raad zich bij de conclusies van het rapport van de heer Casier zal aansluiten." In de daaropvolgende stemming werd het "princiep der vergroting van de Lakenhalle" aangenomen met 18 stemmen voor en 15 tegen.

EddyLEVIS

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

331


UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) BARGlEBRUG Ze werd genoemd naar de boten die op die plaats hun eindpunt hadden voor de aanleg van de Coupure (zie verder de beschrijving "Bargien") {1). De hedendaagse Gentenaars noemen ze de "Phenixbrug", naar het gewezen nabijgelegen metaalbedrijf "De Phenix" (1826-1946) welke gebouwen nadien werden ingenomen door het garagebedrijf V. W. De eerste, beweegbare, brug ontstond na het graven der Coupure, toen al de vaste bruggen door draaiende werden vervangen, in de loop van 1753. Bij de Brugse poort was er sprake van verschillende bruggen : nl. de twee bestaande ophaalbruggen en een andere bij de Vesten {Aardewegbrug). De langste van alle lag "rechtover den App~l", buiten de Brugse poort (2). Het bruggegat was er vier voet breder dan bij al de andere nl. 32 voet. Alles wijst erop dat die langste brug op de plaats van de huidige Bargiebrug zal gelegen hebben. De waterloop is daar immers het breedst, een overblijfsel van de vroegere eindkom van de Brugse Vaart. De eerste vernieuwing dateert van 31 juli 1800 en werd uitgevoerd door een zekere "Enghels" luitenant van het leger. Een tweede vernieuwing der houten draaibrug, werd in 1824, uitgevoerd door aannemer S. Willems uit Maldegem. De werken waren ten einde op maandag 30 augustus 1824. Gedurende de werken werden de voertuigen . omgeleid langs de "Secours poort" (de huidige weg over de Twee Gaten brug). Het was meteen de laatste vernieuwing als houten brug. In 1835 werd er nog een grote herstelling uitgevoerd. In 1877, den 5de mei, had de aanbesteding plaats van de eerste metalen draaibrug. Ze werd gebouwd door de firma Nicaisse en Co voor de prijs van 154.900 fr. Op 2-8-1877 verscheen in de Gazette van Gent het volgende: "Uit reden der heropbouwingswerken der Bargiebrug op het kanaal van Gent naar Oostende, zal de overtocht aldaar onderbroken zijn, gedurende een tijdruimte van 110 dagen, te rekenen van woensdag 1-8-1877. De overtocht zal behouden worden bij middel van een voorlopige houten brug, in staat zijnde vrachten te dragen, welke de 10.000 kg niet overtreffen. De doortocht voor schepen onder gezegde brug, zal slechts mogelijk zijn voor diegenen waarvan de hoogte, de lading erin begrepen, de 3m04 niet zal overtreffen, gemeten naar de zomer vlotlijn van den kom van Gent." De rest van hetjaar was er niets meer terug te vinden over de bouw van de Bargiebrug. 23-2-1878 (Gazette v. Vlaanderen) De scheepvaart aan de Bargiebrug is vrij voor vaartuigen van allen aard. Vanaf 1912 werd de metalen draaibrug, als eerste brug te Gent, electrisch

332


De Bargiebrug, bouwjaar 1877, omstreeks 1910. Foto : Dienst Openbare Werken.

De Bargiebrug tijdens de opbouw in 1934. Foto: Dienst Openbare Werken.

333


De Bargiebrug welke ingehuldigd werd met grote feestelijkheden op 18, 19 en 20 mei 1935 , in aanwezigheid van minister M.M . De Schrijver en burgemeester Van der Stegen. Foto A. C.L. 39335C

De Bargiebrug bouwjaar 1950, foto 1982.

334


bewogen. De Bargiebrug draaide in het midden der stroom (zoals de Wondelgembrug) en niet langs één zijde zoals gebruikelijk. In 1932 was er terug sprake van vernieuwing der Bargiebrug, doch de plannen voorzagen een vaste, verhoogde, metalen brug uit één stuk die, t.o.v. de stroom schuin lag, dit in tegenstelling met de vorige bruggen. Daarvoor was de onteigening en afbraak nodig van een ganse rij huizen op het einde van de NoordkaaL Door de moeilijkheden met de onteigeningen en allerlei administratieve rompslomp (zoals we gewoon zijn hier in België) duurde het nog tot 10 augustus 1933 vooraleer de werken aan de brug werden aangevangen door de N.M. Entreprise de Travaux Publies aan wie het werk was toegewezen voor de som van 3.778.289 fr. De huizen waren afgebroken in mei. Volgens de Gazette van Gent moesten de werken op 24 september 1934 voltooid zijn doch op die bewuste dag lazen we in diezelfde krant: " ... in de laatste tijden gingen er talrijke klachten op vanwege de handelaars die, naar beweerd wordt, reeds heel wat verlies hebben geleden. De kant der Phenixstraat is klaar. De grote werken zijn maar begonnen in de maand juli. Waarschijnlijk zal de brug af zijn rond 15 november. Het metalen gedeelte der brug is gans gemonteerd in de werkhuizen te Ciney en men-is druk bezig aan het terug uiteennemen der delen, om ze ter plaatse te kunnen zenden." Na nog een tweetal bemoedigende berichten (20-11 en 23-12-1934) verscheen eindelijk op 20-1-1935 het volgende: "Morgen, zondag, zal de nieuwe Bargiebrug die volledig afgewerkt is, toegankelijk zijn voor alle gerij. De officiële opening zallater kenbaar gemaakt worden." Deze laatste had plaats op zondag 19 mei 1935. De nieuwe brug had echter maar een kort bestaan, want zij werd in mei 1940 opgeblazen, terzelfdertijd als de Contributiebrug. De gelijktijdige ontploffing had voor gevolg dat tientallen huizen in de omgeving zo verwoest werden dat ze totaal onbewoonbaar werden, aldus dagblad "Het Volk" op 28 mei 1940. Tijdens de oorlog werd er een houten noodbrug gelegd, welke tot in 1949 in gebruik bleef. De bouw van de laatste brug, zoals we ze nu kennen, ving aan op 5 september 1949. Op 25-2-1950 lezen we in "De Gentenaar" : "Het nieuwe metalen kunstwerk dat de bestaande noodbrug, over de Brugse Vaart, zal vervangen nadert zijn voltooüng. Het einde der werken wordt voorzien voor 15 maart. De officiële opening, door de Minister van Openbare Werken, had plaats op 17 mei 1950. De totale prijs van de brug bedroeg: 8.990.000 fr. De grote vrije hoogte (4.15 m) was nodig aangezien de scheepvaart toen nog niet kon beschikken over de ringvaart, de werken aan deze laatste waren pas aangevangen. 335


t!cmd. - Ru., du N'ord iot pont de la ~ge Getit. - Noordsiroot en Bo;rgiebrug Ghent. - North street and Barge-Bridge

70.

336

Ganl. - Bargiebrug Gcmd. - Pont de lo Barge


Jaar

Soort

1877 Draaibrug metaal 1934 Vaste in metaal 1950 Vaste in metaal

Lengte

22 22

Breedte van : Vrije Proef rijweg voetpad doorvaar hoogte

12 12

2x2 2x2

22 22

4,15 4,15

Stadsbrug

(1) DE BARGIE De bargie was een houten boot van ± 17 meter lengte en 2 meter hoogte op 3,5 meter breedte. Het was een trekschuit, wat wil zeggen dat de boot werd getrokken door paarden die langs de oever liepen (vandaar ook de naam "trekweg"). Deze boten verzekerden het vervoer van mensen en goederen, tussen Gent en Brugge , vanaf 1623 tot 1838. Iedere morgen vertrok er één uit beide richtingen, in de winter te acht uur en in de zomer te tien uur . Ze waren ter bestemming rond zes uur 's avonds ! Te Aalter was er een halte voorzien voor omwisseling van paarden . In 1781 werden de Bargie's vernieuwd : ze waren nu 25 meter lang, 5 m breed en 2,5 meter hoog. Bij de ingebruikstelling, in 1838, van de spoorlijn Gent-Brugge , die het traject aflei in anderhalf uur, verdween het vervoer van personen door de Bargie. Deze laatste bleef bestaan tot in 1908 voor vervoer van goederen. Hieronder een tekening van een Bargie. (2) Uit "Rond het graven der Coupure" door J. Winnepenninckx (1956) "Nu nog heet de rij huizen, van de bocht op het einde van de Phenixstraat tot aan de Leiekaai, in de volksmond "achter den Appel". Hierin een overblijfsel van de naam van een oud eigendom, "den Appel" die heel

337


de hoek aan de genoemde bocht besloeg. Het was tegelijk een afspanning, brouwerij en boerderij !" Dit alles beschreven door de Staten van Vlaanderen, bundel7.464 (RAG). M.LABYN ('t vervolgt)

DE BENDEVAN HOE EN VERSTUYFf (vervolg) DE DIEFSTAL TE ST.-KRUIS BU BRUGGE Ampervijf dagen na de aanslag bij Jules Callant, op 17 april1919, begeven de gebroeders Verstuyft samen met Van Hoe zich andermaal naar Brugge alwaar ze zich bij De Paepe voegen. Terug vinden ze een onderkomen bij Kamiel Dhondt. Op de Damse Vaart nr. 13 te St.-Kruis is de 85-jarige rentenier Karel Tilman woonachtig. Hij verblijft er in gezelschap van zijn dochter en twee meiden. Omstreeks 1.15 u in de nacht van 17 op 18 april gaan de drie kopstukken van de bende onder geleide van De Paepe naar het huis van Tilman. De Paepe kende de woning zeer goed daar zijn moeder nog bij de rentenier had gewerkt. Ter plaatse aangekomen beklimmen ze het dak van het aanpalend magazijn en tillen er de dakpannen en de pannelatten op om dan via de zolder op de koer te geraken. Om in de woning te kunnen komen boort De Paepe een gat in de deur waarna de grendels kunnen weggeschoven worden. Laatstgenoemde blijft evenwel buiten de wacht houden, binnen zou namelijk de kans zeer groot zijn dat men hem zou herkennen. De anderen gaan niet stilletjes te werk. Deuren worden ingebeukt waaronder deze der slaapkamer van de dochter. De inbrekers die hun gezichten verstopt hebben achter doeken en sjerpen, stelen er 2200 fr in geld, juwelen ter waarde van 400 fr, twee bewijzen van 1000 fr, inschrijvingen op de "Caisse de Reports en Dépöts" en tenslotte koepons ter waarde van ongeveer 10.000 fr.Zonder dat de vrouw er enige aanleiding toe geeft, slaat Van Hoe met een breekijzer op haar hoofd waardoor ze een schedelbreuk oploopt. Wanneer ze de naburige kamer een bezoek brengen waar de meiden slapen en een van de inbrekers slechts enkele schamele franken vinden in de geldbeugel van een van de meiden, geeft hij die terug met de woorden : "Ge zijt ook maar ne werkmens, van u moeten we niets hebben." In zijn slaapkamer geeft de oude Tilman onder doodsbedreigingen zijn portefeuille met 700 fr in waarna hij door Van Hoe en René naar beneden wordt gebracht en verplicht wordt de brandkast te openen. Daar wordt 338


een som van 2100 fr meegenomen. Verder gaan nog enkele levensmiddelen, een paar damesschoenen, een gouden en een zilveren zakuurwerk dezelfde weg op. Na er een uur te hebben vertoefd en na eerst nog enkele eieren in de kelder te hebben leeggedronken, ook van dergelijk nachtwerk krijgt men honger, verlaten de dieven de woning. Rosalie Tilman, ondanks haar zware verwondingen, zal volledig van haar schedelbreuk herstellen. INBRAAK BU DE BURGEMEESTER VAN FILIPINE Even voorbij de Belgisch-Nederlandse grens ligt het Zeeuwse plaatsje Filipine. Op de plaats waar de Braakman, een inham van de Schelde, het diepst het land binnendringt, woont niet ver af van de grens de burgemeester en landbouwer Edmond Ceulenaere. Tijdens de oorlog was hier een van de grote passages waarlangs vluchtelingen het bezette gebied konden verlaten. Ook langs deze weg vonden graanzakken vol met brieven hun weg naar onbezet gebied. Later werd er een grensdraad gespannen en lieten de Duitsers de deuren en ramen van de woningen langs Nederlandse zijde dichtmetselen. De woningen zelf werden ontruimd en er werden uitkijkbakken opgetrokken die door de inwoners "preekstoelen" werden genoemd. Dat alles kon niet verhinderen dat velen langs deze streek er onderuit knepen. Dikwijls gebeurde het dat Ceulenaere in het holst van de nacht werd opgeklopt door vluchtelingen, sommigen kwamen zelfs uit Noord-Frankrijk. Steeds werden ze bij hem gastvrij ontvangen. De avond van 3 juni 1919 waren de gebroeders Verstuyft, Henri De Meyer en Maurice Bauwens samengekomen te Langerbrugge. Samen rijden ze nu per fiets in de richting van de Nederlandse grens wanneer plots blijkt dat het voorwiel van de fiets van Bauwens het begeven heeft. Geen nood, want onderweg wordt een wiel geleend bij Frans Van Durme, een metser die woonachtig is te Ertvelde. Het is reeds twee uur in de nacht wanneer Ceulenaere door glasgerinkel wakker schiet en zich nog slaapdronken in zijn bed opricht. Voor zijn bed staan twee mannen met zwart gemaakte gezichten. Een schot weerklinkt uit het wapen van RenĂŠ Verstuyft waardoor Ceulenaere getroffen wordt aan het rechteroog. In een uiterste krachtinspanning poogt hij nog een revolver te grijpen doch de ernst van de wonde weerhoudt hem hiervan. Onder het uitroepen van allerlei bedreigingen wordt de vrouw van Ceulenaere verplicht 4000 gulden, 5000 frank en een aantal juwelen aan de dieven te overhandigen. Ook een broek en een vest van de burgemeester worden meegenomen. De indringers hebben reeds lang de woning verlaten wanneer er hulp komt opdagen. De buren hebben de schoten wel gehoord maar dachten dat men weer eens jacht aan het maken was op smokkelaars, wat in die tijd met de regelmaat van een klok gebeurde. 339


Tien dagen zijn er nodig om eeulenaere van zijn levensgevaarlijke verwonding te laten herstellen. Zijn rechteroog zal hij evenwel voor altijd moeten missen. Daags na de feiten wordt door Bauweos het geleende voorwiel aan zijn eigenaar teruggegeven waarvoor deze laatste de royale beloning van 100 gulden opstrijkt. Wanneer later Van Durme eens op bezoek gaat bij Bauweos die op dat moment in een dronken bui verkeert, toont deze aan zijn bezoeker een kistje met juwelen. "Een soevernier van eeulenaere" voegt hij eraan toe. Niet alleen Van Durmekrijgt weet van wat sommigen te Filipine hadden uitgespookt maar allen zwijgen uit schrik voor de weerwraak van de bende. INBRAAK BIJ TWEE OUDERLINGEN TE MELLE Toen Emiel Van eauteren na het beĂŤindigen van de oorlog gedemobiliseerd werd zat hij op financieel gebied nagenoeg volledig aan de grond. Daarbij kwam nog dat hij geen werk kon vinden. Van de moeder van zijn vriendin had hij op zeker dag vernomen dat er te Melle twee oudjes woonden die er nogal warmpjes inzaten. Later sprak hij hierover met Ivo Dhondt die op zijn beurt de gebroeders Verstuyft op de hoogte bracht. Daar hij er berooid voorstond vroeg Van eauteren aan beide broers of hij ook mee mocht bij de oudjes om alzo ook een stuiver te kunnen verdienen. Ook de zuster van Van eauteren zou aan Dhondt een diefstal hebben voorgesteld te Ledeberg. Toen deze niet doorging trok ze ook de aandacht van de bende op de oudjes te Melle alwaar volgens haar zeker 60.000 fr zou te halen zijn. In de nacht van 25 op 26 juli worden Karel De Bruyne (78 jaar) en Leon Pieters {62 jaar) in hun slaap verrast door drie gewapende mannen, zijnde de gebroeders Verstuyft en Ivo Dhondt. Van eauteren's rol beperkte zich er toe de drie anderen ter plaatse te brengen. Eerst hadden de inbrekers gepoogd langs het dak binnen te dringen maar omdat ze daar niet in gelukt waren had Eqmond er niet beter op gevonden een raam in te slaan. Onder doodsbedreigingen wordt uit de kleren van de oudjes 400 fr gestolen. Maar daarmee zijn de bandieten geenszins voldaan. Hun bedreigingen stoppen slechts nadat de belaagden een ontvangstbewijs hebben getoond als bewijs dat hun geld bij een notaris wordt bewaard. Op de koop toe krijgt De Bruyne van Edmond Verstuyft nog een pak slaag vooraleer de inbrekers het nachtelijke duister opzoeken. DE DIEFSTAL TE HOOFDPLAAT (NL) In de nacht van 5 op 6 augustus 1919 overschrijden een viertal bendeleden voor de tweede maal de Belgisch-Nederlandse grens om in het Zeelandse Hoofdplaat het zoveelste bedrijf van hun wansmakelijke vertoning te laten afspelen. Het zijn: RenĂŠ en Edmond Verstuyft, Henri De Meyer en Frans Geeraert.

340


Rond 1 u in de nacht wordt de 59-jarige winkeliersterLouiseDe Jaeger door een kerel gewekt met de woorden : "Zwijg of ik schiet u dood". Door twee anderen wordt haar neef, de student Van Damme, die bij haar verblijft, in haar kamer onder dwang binnengebracht. Nadat De Jaeger de sleutels van haar kasten aan de indringers heeft overhandigd, wordt het huis van boven tot onder doorzocht. Het is uiteindelijk de kerel die als bewaker bij de beide bewoners is achtergebleven die een beurs vindt met 1000 gulden in. Zonder iets aan de anderen te zeggen stopt hij de beurs met inhoud op zak. Later zal blijken dat de anderen geen weet kregen van het gevonden geld zodat we nogmaals kunnen concluderen dat de bandieten er niet voor terugdeinsden hun medeplichtigen te bedriegen. Verder werden nog een nieuwe fiets, een fototoestel en enkele kleren meegenomen. De inbraak gebeurde op aanwijzing van Hector Thuysbaert die echter niet persoonlijk aanwezig was bij de feiten. DE DUBBELE MOORD TE SINAAI-WAAS De inbraak te Hoofdplaat is nog maar pas achter de rug of Hector Thuysbaert gaat naar Henri De Meyer om hem een nieuwe inbraak voor te stellen, deze keer te Sinaai, en die samen met de gebroeders Verstuyft uit te voeren. Alhoewel Thuysbaert nu te Wondelgem woont is hij in feite afkomstig van Sinaai waar hij nog de geplogenheden van de inwoners kent. Enkele dagen voordat de diefstal moet plaatsgrijpen gaat hij samen met RenĂŠ Verstuyft de omgeving verkennen want deze keer is hun doel de woning van veekoopman Alfons Pauwels in de Molenstraat te Sinaai. Alhoewel er afgesproken was het zaakje te klaren op vrijdag 22 augustus 1919 wordt wegens ziekte van het kind van Edmond Verstuyft pas een dag later tot aktie overgegaan. In de late namiddag van de 23ste augustus, omstreeks 18.30 u verzamelen de gebroeders Verstuyft, Alfons De Meyer, Henry De Meyer en Hector Thuysbaert om te vertrekken in twee afzonderlijke groepen richting Sinaai. Even voorbij de viadukt van St.-Amandsberg vervoegen de twee groepen elkaar om via Lokeren rond 21 u de woning van Pauwels te bereiken. Ze hadden langzaam gefietst en onderweg af en toe gerust. Diezelfde avond is het gezin Pauwels, bestaande uit vader, moeder en vijf kinderen in de grote keuken verzameld na het avondmaal. De veekoopman heeft pas een goede zaak gedaan. De verkoop van 42 koeien maakt dat er op dat ogenblik een geldsom van 109.089 fr in huis is. Gewoontegetrouw gaat vader Pauwels met zijn zonen RenĂŠ en Hector naar buiten om zich ervan te vergewissen dat alles op het erf en in de stallen in orde is. Hector laat zijn vader en broer voorgaan omdat hij eerst nog een glas water wil drinken. Pas is de deur geopend of vader en zoon Pauwels worden koelbloedig neergeschoten en hun lichamen vallen levensloos in de gang. Met een snelle beweging kan Hector nog de deur dichtgooien maar de bandieten schieten

341


doorheen de gesloten deur waardoor moeder Pauwels (Marie Haentjes) door een kogel in de arm getroffen wordt. Een paneel van de deur wordt ingeslagen waardoor het gemaakte gat de gebroeders Verstuyft en Henri De Meyer naar binnen kruipen. Allen hebben een wapen in de hand en één heeft zelfs een electrische zaklamp bij. De 16-jarige dochter Marguerite die een naburige kamer was ingevlucht, wordt er uit gehaald nadat ook de deur van die kamer voor het geweld van de inbrekers was moeten wijken. Ze wordt samen met haar twee jongere zusters in de kelder opgesloten. Hector gaat inmiddels aan het venster van een aanpalend kamertje roepen : "Brand, brand !", maar van binnen uit de woning wordt naar hem geschoten. Daarop vlucht hij de trap op en herhaalt zijn hulpgeroep doorheen het geopende bovenvenster. Ook deze keer valt hem een kogelsalvo te beurt. Eén van de bandieten is inmiddels Hector naar de bovenverdieping gevolgd maar deze laatste tracht zich nog te weer te stellen door een glas water naar het hoofd van zijn belager te slingeren. Het antwoord blijft niet lang uit. Een schot weerklinkt waardoor Hector aan het oor getroffen wordt. Ook hij wordt naar de kelder overgebracht alwaar hij naast zijn zusters nog drie personen aantreft die vreemd zijn aan het gezin. Hoe waren die hier terecht gekomen? De veekoopman Henri Picavet, woonachtig te De Klinge (Nl) was die avond te voet van het station van Sinaai gekomen in gezelschap van Gustaaf Apers, bakkersgast, toen ze omtrent de woning van Pauwels plots : "Halt" hoorden roepen. Een man, De Meyer, sprong op hen toe met een revolver in de hand en verplichtte hen het huis van Pauwels binnen te gaan om vervolgens in de kelder opgesloten te worden. In de gang van de woning zagen ze in het voorbijgaan de levenloze lichamen van vader en zoon Pauwels liggen. In de kelder wordt Picavet nog een som geld, 80 fr, afhandig gemaakt. Van een onbewaakt ogenblik had hij evenwel nog kunnen gebruik maken om zijn portefeuille, waarin nog meer geld stak, weg te werpen in een hoek van de kelder. Ook de bakkersgast werd nog 15 fr. lichter gemaakt. Een toevallige voorbijgangster, Alice De Cock uit Gent, volgde het lot van de twee anderen en werd ook in de kelder onder bewaking gesteld van Edmond Verstuyft. Terwijl Alfons De Meyer en Thuysbaert buiten de woning de wacht houden leiden Henri De Meyer en René Verstuyft vrouw Pauwels het huis rond op zoek naar buit. Daarbij wordt de, voor die tijd, forse som geld afkomstig van de verkoop van dieren, gevonden. In een moment dat René Verstuyft het niet ziet verstopt Alfons De Meyer een deel van het geld in zijn schoenen. Ook Edmond Verstuyft laat zich niet onbetuigd om zijn medeplichtigen een loer te draaien. Zijn geheime bergplaats is zijn pet. Na de feiten zal er slechts voor een bedrag van 35.000 fr onder de bandieten verdeeld worden. Wanneer later René Verstuyft bemerkt dat De Meyer het geld langs deuren en vensters kan laten vliegen verdenkt hij hem ervan een ongeoorloofd voorschot op de buit te hebben genomen. 342


THUYSBAERT HECTOR; geb. te Sinaai , 6 september 1894; handelaar, won . te Sinaai.

Daardoor zal er een fikse rel tussen die twee ontstaan. Na een uur verlaten de bandieten het huis, na nog eerst enkele sieraden en wat geld dat op andere plaatsen verstopt was, te hebben meegenomen. Zoals gewoonlijk hadden ze ook hun slachtoffers gewaarschuwd zich koest te houden en vooral geen hulp te roepen. Bij de vaststellingen na de overval worden niet minder dan 18 kogelhulzen gevonden. Het is de veldwachter Edouard Vermeiren van Sinaai die dan ook onmiddellijk Thuysbaert ervan verdenkt een hand te hebben gehad in de overval. Thuysbaert zelf had de grond onder zijn voeten te warm geweten en was over de "schreve" gevlucht naar het Nederlandse Terneuzen . Op vraag van de Belgische gerechtelijke autoriteiten wordt hij aldaar aan de tand gevoeld door de Nederlandse politie doch weet er zich op zo' n meesterlijke wijze uit te praten dat men hem laat gaan. Het zekere voor het onzekere nemende vlucht hij daarna naar Brazilië alwaar hij een tijdlang in het grootste hotel van Rio de Janeiro , het hotel "de la Rivière" verblijft. Wanneer hij later ook op vraag van de Belgische overheid aangehouden en aan België wordt uitgeleverd, is hij de uitbater van het hotel niet minder dan 2500 fr schuldig.

DE MOORD TELOUTZEN BIJ HERBESTAL Dat de bende zich niet liet weerhouden door grote afstanden om één of 343


andere aktie te ondernemen zal duidelijk blijken uit de volgende gebeurtenis. Op zekere dag had RenĂŠ Verstuyft aan Cyriel De Muur, die deel had uitgemaakt van het Belgisch leger in Duitsland, gevraagd of er soms geen goede slag te slaan was in de streek die eertijds bij Duitsland behoorde en die nu bekend staat als de Oostkantons. Daarop reisde De Muur af naar die streek en kwam met Henri Sartenaer uit La Calamine overeen om een inbraak te plegen in de buurt van Herbestal, meer bepaald in het plaatsje Loutzen. Aldaar woonde op een kleine hoeve de 35-jarige veekoopman Hubert Ahu samen met zijn vrouw, de knecht Van Asschen (30 jaar) en hun 14-jarige meid Jozefina Demouthy. Het echtpaar is pas twee weken gehuwd wanneer in de nacht van 30 op 31 oktober 1919, omstreeks middernacht, vier gewapende en gemaskerde mannen hun woning binnendringen. Het zijn de reeds genoemde De Muur en Sartenaer in gezelschap van de beide Verstuyft's. Langs een venster van de keuken, dat wordt stukgeslagen, krijgen ze toegang tot het huis van de veekoopman. Boven wordt de knecht en de meid uit hun bed gehaald en in een kamer, met het gezicht naar de muur, onder bewaking gesteld van een gewapend indringer. De drie anderen gaan vervolgens naar de slaapkamer van Ahu en schieten deze koelbloedig neer nadat deze nog gepoogd had zich doormiddel van een geweer (dat hij eigenlijk op dat moment niet mocht bezitten wegens de bepalingen die toen van kracht waren in die streek) te verdedigen. Nadien wordt de vrouw gedwongen de plaats aan te wijzen waar zich het geld bevindt. Uit een nachttafel wordt een som van ongeveer 50.000 mark geroofd samen met nog twee gouden uurwerken. Wanneer plots van buiten de woning de waarschuwing : "Er is gevaar" weerklinkt, gaat RenĂŠ Verstuyft kijken wat er gaande is. Wanneer hij ziet dat de uitkijk, van wie men nooit zal te weten komen wie het was, reeds de plaat heeft gepoetst, slaat ook hij met zijn medeplichtigen op de vlucht. In het huis van Sartenaer wordt de buit verdeeld. Later zal Cyriel De Muur het land uitvluchten, vermoedelijk naar Amerika, waar hij zich veilig waant voor de arm van het Belgisch gerecht. Om die reden zal hij dan ook niet aanwezig zijn op het Assisenproces. DavidMAES ('t vervolgt)

344


UIT "GHENDTSCHE TYDINGHEN". WAAR VIND IK DE BESCHRIJVING EN FOTO'S VAN : Een van onze oudste , trouwste en meest enhousiaste leden is ongetwijfeld de Heer Theo De Smet. Er staat geen letter in "Ghendtsche Tydinghen" die hij niet gelezen en herlezen heeft. Terwijl hij zo bezig was heeft hij terloops genoteerd op welke bladzijde van welke jaargang een bepaald belangrijk onderwerp behandeld werd. Hij heeft dat allemaal zorgvuldig genoteerd; daarnaast ook nog al de gepubliceerde foto's. En hij heeft ons dat aangeboden , zo maar. Nu zijn wij er van overtuigd dat veel van onze lezers daar zullen in geïnteresseerd zijn , bijgevolg publiceren wij hier graag de vruchten van de arbeid van de Heer Theo De Smet. "Onvolledig" zult u zeggen? Ja, natuurlijk. Dergelijke lijsten zijn altijd onvolledig en voorbijgestreefd van zodra ze verschenen zijn. Maar toch wel handig om bepaalde onderwerpen vlug terug te vinden . Deze lijst gaat tot het Nr. 4 van 1989. Jg. Figuur 19 .. 72 73 72 72 81 73 74 81 73 74 88 73 73 74 75 75 75 75 75 72 76

Alfons Van Werveke Alfons Van Werveke Ernest De Vriendt Bezoek Koning Willem I Bezoekid Napoleon Destanberg id id Mast en Danneels Armand Heins id Désiré Destanberg Sequah PaulRogghé Lieven De Winne Prosper Claeys

Leo Michel Thiery Eugeen Zetternam MarkgraafVan Prié Karelke Waeri Karelke Waeri 77 Karelke Waeri

Funktie

Foto's Paginanummer

Heemkundige id Roste Wasser in 1829 Journalist id Moordenaars Kunstenaar 309 Onderwijzer Charlatan Wijsbegeerte Schilder Geschiedkundige Schoolmuseum Schrijver Graaf 190 Gentse Zanger 90

345

Beschrijving Paginanummer 161-210 32 109-111-160 136 212-213 26 181 133 121-137-224 4 308-312 247 239-240 150 29 31 33 142-145 185 84-89 84-95 49-50


Jg. Figuur

Funktie

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

Tekstdichter Leurder Wonderdokter Horticulteur id Architekt

269 270

263-269 262-272 78 120 225-229 170-177

19..

76 76 76 77 85 77

Hippoliet Van Peen Tafke 't Zandboerke Drieske Nijpers Louis Van Houtte Louis Van Houtte Louis Roelandt

86 Louis Roelandt 79 Jacob van Artevelde 77 78 77 78 78 78 77 78 79 79 79 82 80

Prinsen van Oranje Charles de Kerchove KanunnikJ.P. Triest Prudens Van Duysse J. Baptist Van Lokeren Jozef Guislain Jozef Guislain Gebr. VanDeVelde Henri François Bracq Jules de Saint-Genois Leon Sarteel id Emiel Moyson

80 80 80 80 80 81

Baard Vermeuten Kolonel de Pontecouland De Maere-Limnander Ferdinand Snellaert W. Wenernaeren Vrouw Polydoor De Keyser

81 Lodewijk Lievevrouw 81 82 82 82

Hipp. Metdepenninghen id Karel de Kerchove Richard Van Kenhave

82 85 82 83 83 83 83

Maria van Bourgondië id Filips Van Artevelde Stijn Streuvels Arend De Keysere Hembyze Joseph Plateau

121-122 225-227 168-170-172-174176-177 31 30-36 id Patriciër 67-69-71-73-76-77- 67-93 79-81-83-85-87 273 Burgemeester 3 Kanunnik 287-289 Dichter 121 120 141-143 Geneeskunde 142 Geesteszieken 159 260 id Congopioniers 190 189 181-182-186 Bisschop Hoogleraar 310 Beeldhouwer 341 id 271-272 Soc. 28-328 27 Volksvriend Gentstype 35 29 138 Schepen Gent 175 174-177 Geneeskunde 313 Hoofdman 338 LordMayor 28-32-38 28 Londen Gents 265 264-265 Woordenb. Advokaat 270 269-285 id 5 3-15 Burgemeester 131 130-138 Volkskundige 143(Gents 142-144 Liederenboek) 154-155 152-156 144 143-145 ZoonvanJacob 287 283-293 Schrijver 7-8-9-10-12-13-14 2-14 Eersteboek 68-69 67 Calvinist 241 240-248 Natuurkundige 263 262-265

346


Foto's Paginanummer

Jg. Figuur 19..

Funktie

83 Hélène Maréchal 87 id 83 Auguste Kekulé

Volkszangeres 315 230 id Professor 318-321-324-329323-331 Gentse liederen 382 Meesterchirurg 8~84-85 id 26-81 id 86 (praalgraf) Soc. Voorman 90-94-97-99-101104-109-111-112117-119-121 Beeldhouwer 126-13~134-202203-204-205-206207-208-209-210212-213-215-258260-261-264-266267-269-274-275334-335-341-344

83 83 89 80 84

J éróme Rieux JanPalfijn id id Edmond Van Beveren

86 Jules VanBiesbroeck

84 84 73 84 84 84 85 85 85

85 85 85 85 86 86 86 86 87 87 87 87 88 88

Lorlewijk Van Male Keizer Karel id Lieven van Pottelberghe Karel VI-Inhuldiging Georges Sarton J .B.L. Maes-Canini FransRoman

Beschrijving Paginanummer 314 318 382 80-86 25-21/8~82

87-125

126-136-201 tot 216

55 217-221-224-226 216 176 236-237-238-240 234 Weldoener Keizer 295 294-296 Wetenschapper 315 314-318 Kunstschilder 22-23-25 22-25 Predikheer47 Architekt Negen "Pentekeningen van Standbeelden Van Arteveldevan78-87 Metdepenningen-L. Bauwens-H. Leroy-J. Guislain-J.F. Willems Van Houtte-K. Miry-A. Rodenbach Jer. Duquesnoy Beeldhouwer 96-99 95-103 Lieven Bauweos Burgemeester 235-237-240 232-240 Joseph Paelinck Kunstschilder 261-263-265-267 260-270 JanBoeksent Beeldhouwer 301 298-303 Joseph De Hemptinne Nijveraar 166-167-293 165-222-289 Constant Montald Beeldhouwer 196 195-2~227 Sanderus Geschied241 240-248 kundige Heemkundige 305 Maurits Van Wesemael 305 François Laurent Dr. in Rechten 83-86 81-86 Michel Steels Heemkundige 119 118 Frans Ackerman Gent. krijger 191 190 Theo. Van Rijsselberghe Schilder 321 320 P.J. Goetghebuer Architekt 3 3-10 Roger Van Aerde Heemkundige 182 182 Keizer

347


Jg. Figuur

Funktie

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

Burgemeester Bibliofiel Bisschoppen Poppenspeler Kunstenaars Architekt

191 269-276 190-191-195

190 267 190-196 186-187

19.. 88 88 89 72 79 79

Josse Delehaye Charles Van Hulthem de Broglie & Delebecque Gustaaf De Puydt Familie De Vigne Louis Minard

Jg. Onderwerp 19.. 74 86 75 83 77 79 83 74 88 80 76 79 77 72 74 77 84 87 80 74 79 77 83 83 86 78 77 83 73 84 86 86

De Man van 't Belfort De grote Klok van Belfort De Draak van 't Belfort Boven Gent rijst onze Draak Belfort Uurwerk en Klokken van Belfort De mannen van 't Belfort De Maromelokker Maromelokker- Stadsgevangenis De Raadskelder Belforttoren in 1853 Cholerajaar 1866 te Gent Stadhuis Gent Het Pakhuis- Korenmarkt Het Pakhuis- de Leeuw id deLeeuw id Het Pakhuis- de Vaas Korenmarkt in 1830 Postgebouw-Korenmarkt id Het Toreken-Vrijdagmarkt id Stadsarchief Lakenmetershuis- Vrijdagmarkt id Gravenkasteel id Bijlokeziekenhuis Het Spookhuis DulleGriet Het Rasphuis

87 Het Rasphuis

46-50 242-244-245

243-244

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

216-217 319 185 75-76-78 57

214-215 318 182 74-79

201-204-207-21~214

199-217 119-122 45-57 188-190 112-114 112-114 231-250 61-731231

12~121

49-54127-30 189 112-113 242 232-234-236-238-2~242

63-65-68-72-232 179 302 28 17 142 147 308 127105-106-108 23 137 47 76 295 247-250 29

72 143 27 16

126 105-109 138 46-48 76 294-296 128-130 246-251 28

5-8-1~11-14-16-18-2~23-

2-26

24-25-26 187-188

187

348


Jg. Onderwerp 19..

84 81 77 78 78 78 82 82 85 85 83 77 77 79 77 81 72 73 74 84 87 80 75 75 77 78 80 80 80 85 85 87 86 73 76 80 81 76 88 83 83 84

Braemgaten- Wandelaertsteen Gouvernementspaleis Justitiepaleis Postkantoor- Korenmarkt St.-Miebielskerk St.-Barbarakerk- Savaanstraat St.-Niklaaskerk Augustijnenkerk Paters-Capucijnen St.-Janskapel Baudeloo-Abdij Dominikanenklooster-Pand Predikstoel- St.-Baafs id St.-Jacobskerk St.-Machanuskerk Kortrijksepoort id ·walpoorten Weverskapel Posteemepoort id Peterceliepoort De Keizerpoort Bestormpoort of Posteemepoort Sint-Lievenspoort Dampoort: Champ des Manoeuvres Heuvel- ook Beuverpoort St.-Miebielsbrug in 1830 Ketelbrug in 1830 Graanstapelhuis Korenmetershuis id (Graanmarkt) Stapelhuis- Dok- Entrepöt

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

154-155 103 203-206-209 296 9 11 91-94-96-97 65-69-76 230 19-20-21 15-16-21 140-143 87 190

154-155

89-97 61-83 229-231 18-21 15-24 85 127-133 242-262

110 4 100-98-96 301-303-305 155-156-158-159 107-109 16-81-21-22-24-25 47-50 37/ Ook 79 bi. 293 218-219 (plan)

50-52-54 135 127 332-333 76-77 218-223-224 64-65-67-68-69-71-72-73-7475-76-78-79-81-82-83 Blauwe Meisjeshuis 70 Oud Kuldershuis (Nationale Bank) 155 Kuldershuis 13 id 173 St.-Jorishof en -Gilde 21-22-24-25-27-29-31-33227-221 Hötel Schamp- Veldstraat 29-30-31 Kasteeltje Emmaüs 278-279-280 Koestraat (Vogelmarkt) 270-272 Stadhuis- Collatiezolder 133

349

4 297-306 154-160 106 15-26 34-38

49

331-333 75-78 215-225 64-85

20-36/220

277-281 132-135


Jg. Onderwerp

19.. 76 76 72 83 84 87 74 82 83

Huis der Visverkopers Huis Staeeghem (Drabstraat) Hofvan Wackene (Poel) Huis Serlippens (Hoogpoort) Hótel Reyloff (Hoogstraat) Utenhove Steen (Vrijdagmarkt) Kon. Vlaamse Academie id Schoolmuseum (Berouwstraat)

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

231 244

230-232

89 356-358-359 126-127 138 85 133-134-135-138-139-140141-142 40-43 74 Berg van Barmhartigheid 231-232 84 id 178-206 77 Oude Casino (Coupure) 245-246 85 OudeCasino 168 77 Handelsbeurs (Kouter) 167 83 id 77 Van Caeneghemgesticht (Blinden) 147 209 77 Justitiepaleis 77 Prinsenhof (M. van Bourgondië) 280-285 80 Prinsenhof 265-267-269-271-273-275id 276-278 271-271 Ook 73/136 85 Pomp op Zandberg 15 Ook 79/115 79 Lousbergsgesticht 82 Lousbergsfabriek 198-199 78 Willem Wenernaers Godshuis 182-184-185-186-188 82 Baudeloo Abdij 216-217 172-170-174-176 77 Universiteit 75 Leugemeete 102 110 85 id 170-171-174-175-178-179 82 Patershol 300-301 80 Grote en kleine Ameede 307 80 Ottogracht 224 79 Hótel de Nockere (Poel) 140 76 HuisDeRave 9 77 Zuidstation in 1850 204 76 Zuidstation 246 76 Gentse Dierentuin 7-52 77 id 76 Vrijdagmarkt 261 203 77 Vrijdagmarkt 184 79 Vrijdagmarkt 199-201 77 Afteveldebeeld-Lange MuntHoogpoort 326 80 Poort nieuw Kerkhof 81 Poort nieuw Kerkhof 6

350

213 88-90 355-361 125-126 136 84-88 132-144 36-41/110-117 231-233 244-247 166-169 166-169

278-285 222-232 264-283 271-273 196 181-187 215 170-177 108-109 108-109 169-181

323 139-141

256 260

321 3


Jg. Onderwerp 19..

88

Gentse Krijgsbanier Rabot Torens Rabot Torens Café De Hel Bourgoyen en Ossemeersen Cité Ouvrière of De Vreesebeluik Meerhem en het Fratersplein HetKuipgat HetKuipgat De "oude" Overschelde De "Vijfwindgaten"story Het Stekene vaardeken te Gent De Lieve- Zeekanaal De Lieve- Zeekanaal De Reep overstroming De Sleepstraat overstroomd 1872 Vrijdagmarktin 1717 Zivil Arbeiter Bataljon ZAB.

89 84 73 89 85 75 85 85

Zivil Arbeiter Bataljon Rare gasten in Patershol De Stirkste Man van Gent id (de Muziek) Vivan Lène Mobilisatie 39 Het "Gentse Woordenboek L.L" Gentse Kazernes : Inleiding Leopoldskazerne

83 84 83 87 72

83 72

74 75 75 84 87 82 83 80 80 75

85 de Hollain -1ste Artillerie 86 86 86 86 86 86 86 87 87 87 87 87

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

26 263-266-268298-300 246

25-27 262 297-301

252-253-254-255 96-98-100 90 128-129 250-252 164-166-167-169 204-205-207-209115-116-118 322 324 187 342-343-346-347-348-349350-351 4-6-8-14-21-22 199-200 239 277-279

275-282-283-284-285-286287-288-290-291-292-293294-295 314-316-318-3~322-324-

326-328-329-330 Rijkswacht Kazerne- Ridderstraat 37-39-41-43-45-46 Militair Hospitaal 91-93-95-97-99-101-103 St.-Pieterskazerne- Abdij 139-140-142-144-146-1~ 150-152-154-156-158 182-183-185-188-189-190Kleine Artillerie Kaz./Manege 191-192 250-251-252-253 MilitairKwartier- Sterre Tankkazerne-St.-Denijs 323-324-326-327 Leger op tentoonstelling 1913 349 Rijkswacht kazerne Groendreef 19-20-21-23-24 Oefenenpleinen Gent ( +MadeJon) 69-71-73-75-77 Kazerne in de Citadel 129-135-137-140-141 Kazerne in Spanjaardskasteel 177-179-181-182-183-185 Kazerne- Reep (1914-1918) 277-279

351

13-14 251-256 204-207 96 91 124 251-261 163-171 203-210 114-119

341-351 2-23 195 173 240 303-305 36 196-224 273-280

313-330 36-46

90-104 139-161 182-192 248-255 322-328 348-352 18-25 68-79 128-142 176-185 273-281


Jg. Onderwerp 19..

78 Wereldtentoonstelling te Gent

78 Wereldoorlog 1914-1918 te Gent

77 Soldaten van Napoleon te Gent 79 id 82 Gentse Garde-Civique 85 Gevechten in Gent: Brabantse .. 82 83 85 73 73 87 87 87 87 87 87 88 88 88 88 88 88 89 89 89 87

88 88 88 88 88 88 89

Foto's Paginanummer

Beschrijving Paginanummer

52-54-56-58-61-62-64-~68- Van51 tot98 70-72-74-76-78-80-82-84-8688-90-92-94-96-98 259-261-271-274-277-280Van257tot314 282-284-286-287-288-291292-294-296-298-300-302306-308-309-311-312 229 1~143-146-149-152-155138-169 158-161-164-167 113-116-118-120.123 112-124 124-130 125-129-130-133-134-136138 47-49 47-48 75-76-78 74-79 88-90

Rusthuis voor Gents Standbeeld Boven Gent rijst onze Draak Brief uit ArgentiniĂŤ anno 1889 Gents werkvolk in opstand 1839 Geschiedenis Gentse Dokwerkers 4-5-7-9-10-12-14 Alle oude Gentse Bruggen 90-92-93-94-95-96-97-99 121-122-124 210-211-212-214-215-216217-218-219 237-238-239-240-241-242243 313-315-316-318 46-47-48-49-51-52 69-71-73-75 145-146-147-152-154 184-185-186-187 280.282-283-285-287-288335 336-338-339 28-29-31-33-90-92-94 152-154-156 221-222-223-224 329-330 Alle Gentse Markten : Kouter 43 Melkmarkt-Vogelmarkt 80.81 Boter-Poeldemarkt 131-132-135-137 Koren- Fruit-Stroo-Hout 208-209-211-213-214 Vee - Paard -Vlas - Schaap 242-243-244-245-246-247Vrijdagmarkt & Garenmarkt 248-249-250 319-320-322-325 Potjes- Prondel- Vodden- Dief 36-39-40-41-42 Groentenmarkt-Vismarkt

352

143 2-15 89-101 120.125 211-219 236-244 313-319 45-53 68-76 145-155 183-188 279-289 335-341 27-34 151 221-225 329-332 ~44

79-82 129-139 206-215 242-251 318-326 35-46


Jg. Onderwerp 19..

Foto's Paginanummer

103-105-107-108-110-111113-114 145-146-148 Aardappelmarkt 227-228-229-230-231 Turf en Groene Briel 323-324-325-327-329-331Ontstaan E. Braunplein 333-335 272 Rivieren en kanalen in Gent 151-162-155-164-166-168 Pacificatie van Gent Pacificatie 94 183-184-186 Garde Civique Gent De Maagd van Gent 68 De Maagd van Gent 119-122-212-210 "Wij hèn de Foaze meegebrocht" 223-224 (in 1906) Gentse Roeiers te Henley 91 Roeiers 219-220-221 3-6-7-9-10-12-15-17-19-22Gent in de Filatelie 23-25 Gentse herinneringen aan 2e Linie De Vereenigde Werklieden 280-281-283-284-288-289-292 id 58-107 Gentse Dierentuin 176 7-52 id 158-159-160-161-162-163-167 Straftuigen in Gentse straten 148-149-150-153 Farmanplein te St.-Denijs Eerste almanak van Stukwerkers 2 Oude Scheldemeersen 188-189-190-191-196-177Muinkmeersen-Lange Violettestr. 200-202-204-205-208-211 Overwelving van de Reep id 250-252-238-247 Opblazen Tolhuisbrug 119 Vondelingen te Gent Praalgraf Bisschop Triest 80 Concours de Vélocipèdes 78-80 Paardentram te Gent 63-70 Eerste tram te Gent 56-59-61 Tramway de Gand 16 Grote Sportgebeurtenissen 1913 82-83-84 Eerste dodelijk ongeluk Kinet 259 Vrij Huis- Vrij Erve 49 Foor: Prachtigschilderij 275 Archief Soc. Arbeiders 201-204 De "Bende Van Hoe-Verstuyft 134-137 van 1919 en later 213-216-219

Beschrijving Paginanummer

89 Vismarkt

100-119

89 89 79

144-150 226-238 316-331

79 76 79 81 75 76 77 83 83 84 84 84 85 73 77 85 85 73 83 72 84 79 74 74 80 81 75 81 77 77 89 79 88 89

353

265-274 146-161

211 63-72 : 115-207 221-225 91-101 219-222 2tot26 365-369 278-293 174 158 146 186-213 138 250 119 139 78 78-80 53 82 256

178 134-142 210


PUZZEL1989 Hier zijn wij dan met onze jaarlijkse puzzel. Hij is weer afkomstig van het personage dat tal van onze lezers de laatste jaren zo veel hoofdbrekens heeft bezorgd, slapeloze nachten en - wie weet hen misschien wel godlasterende woorden heeft doen uitspreken. Hem zo stilletjes aan kennende zult u zich wel realiseren dat het niet een van die puzzeltjes is die op een halfuurtje kunnen opgelost worden. Zoals altijd wil hij de (valse) schijn wekken dat Het echt niet zo moeilijk is door bij de vragen enkele "weggevertjes" te plaatsen. Maar maak u geen illusies, dat wordt dan ruimschoots gecompenseerd door enkele vragen waarvan ge u zult afvragen "waar gaat hij het in hemelsnaam gaan zoeken ?" Denk vooral niet dat onze Quizmaster omdat hij deze keer de heiligentoer opgaat een vroom man is, want hij zit nu al satanisch te grijnslachen. Wanneer u in zijn laatste paragraafde woorden "in houden dat we" weglaat, dan zal het u duidelijk worden met wie u te doen hebt. Iets is waarschijnlijk aan zijn aandacht ontsnapt :zijn hoofdvraag is in feite een goed hulpmiddel om deze puzzel op te lossen. De puzzel van dit jaar is niet gewijd aan verzamelaars van muggen, noch aan Gentse primitieven, maar wel aan een thema, dat gegroeid is uit gesprekken met de autochtone bevolking van verscheidene Vlaamse steden en gemeenten. Men noemt ons graag "strop" en men wijst daarbij graag naar de opstanden tegen onze vorsten. Verwonderlijk is dit wel niet daar men in het Vlaamse land nog hier en daar een monument vindt ter ere van afgeslachte Gentenaars. De bekendheid van deze opstanden zijn zeer streekgebonden en dateren vanaf Filips van Aftevelde tot voor een paar jaar, toen er tussen onze vorst en ons gewest iets "hapaerde". Inmiddels weet iedereen wel hoe ver dit allemaal kan "Voeren" en om toch nog te bewijzen dat niet alle Gentenaars stouterikken zijn, hebben we de puzzel van dit jaar "gewijd" aan al de brave borsten en borstjes van Gent. Een quiz dus over zij die Zalig zijn en beter nog over de Gentse Heiligen. Tot in de vorige eeuw waren deze Sinten bepalend voor de iconografie van onze stad en menig kapel, godshuis, kerk en zelfs streek-gemeente draagt nog steeds hun naam. Op Gentse kunstwerken zien we ze staan met uitgerukte tong, afgehakt hoofd of met passieïnstrumenten, doch hun iconografie kennen we niet meer. Hun namen staan opgetekend op almanakken van getijdenboeken die ooit in het bezit waren van belangrijke Gentenaars, doch wie waren deze heiligen ? Daar er in Gent te weinig van deze goede lieden vertoefd hebben, hebben we dan ook de Heiligen van de fusiegemeenten er bij genomen. Tenslotte ¡hebben we er ook een paar "outsiders" moeten bijnemen. En hier gaat dan meteen de eerste vraag. 354


1) Deze één der eerste Vlaamse martelaren (midden 8ste eeuw) werd door zijn begeleider doorstoken, toen hij uit de 0.-L.-Vrouwkapel kwam aan de Drongense abdij, tijdens zijn reis van Merendree naar de St.-Pietersabdij om er het Heilig Vormsel te ontvangen van de bisschop Elizeus. Voor hij stierf drukte hij aan zijn vader, Luitgildus, de wens uit om in Drongen begraven te worden. Nochtans duurde het vele jaren alvorens zijn relekwieën uit de St.-Radegundiskerk te Merendree overgebracht werden naar Drongen waar deze vermaard werden door de menigvuldige mirakelen. We vragen dan ook naar de naam van deze heilige ? 2) Volgens oude overleveringen zou deze H. Maagd toch getrouwd geweest zijn, nl. met graaf Guido; zij stierf te Landen in 647. Maar recentere literatuur geeft haar de eeuwige slaap omstreeks 750 en wil dat de abt Egelfridus haar relieken uit Bruay overbracht naar de St.-Baafsabdij in 754. Meestal wordt ze afgebeeld met de dode gans, die zij tot leven had gewekt, maar soms draagt ze daarbij ook nog 3 versteende broden. De legende wil trouwens dat een vrouw, die weigerde brood uit te lenen- daar zij beweerde maar een half brood meer te bezitten -, God en deze Heilige als getuigen aanriep en indien zij in haar huis nog ander brood bewaarde dat mocht verstenen. Dit gebeurde en de vrouw vond in haar schapraai drie en een half versteende broden die ze uit eerbetoon liet overbrengen naar de Gentse kerk, waar de relieken van deze Heilige bewaard werden. Laterwerden deze versteende broden overgebracht naar de St.-Niklaaskerk. We vragen naar de naam van deze Heilige. 3) Merkwaardig is wel dat sommige schrijvers van mening zijn dat de Gentse Heilige Lieven nooit bestaan heeft, maar dat zijn relikwieën wel echt zijn. Deze relieken werden hoogstwaarschijnlijk omstreeks 960 door Wigman, graaf van Hamaland, meegebracht uit zijn graafschap, en geschonken aan de St.-Baafsabdij. Ten tijde van abt Folpertus heeft men een levensbeschrijving van de H. Livinus geschreven (1040-1066), die gebaseerd was op deze van de Heilige wiens relieken de naam dragen van deze Gentse gefantaseerde Sint. Onze vraag is dan ook van welke Heilige zijn deze relikwieën, die op de naam van St.-Lieven staan? 4) Deze te Corbie geboren Heilige Maagd op 31 januari 1381 en dochter van Robertus Boylet was biezonder klein in haar jeugd en om die reden werd ze dan ook zeer klein op de H. Annatriptiek (Gent, Museum voor Schone Kunsten, inv. nr. S-106) afgebeeld. In 1407 werd ze door de paus aangesteld als algemene abdis en hervormster der orde van de H. Clara. Zij stichtte tal van kloosters o.a. te Gent op de St.-Jacobsparochie, waar trouwens deze Heilige, wiens naam we vragen, overleed op 6 maart 1447. 355


5) Deze overbekende edele Gentse Heilige, discipel van de H. Amandus, wordt niet alleen in Vlaanderen vereerd, maar ook in Nederland. We treffen zijn beeltenis dan ook aan op Vlaamse kunstwerken, zoals op de Sforzatriptiek uit het atelier van Rogier van der Weyden (Brussel, Kon. Musea vr. Schone Kunsten v. België, inv. nr. 2407), en op Nederlandse gewrochten o.m. op Geertgen tot St.-Jans' Epifanietriptiek (Praag, National Gallery). We vragen echter niet naar zijn troetelnaampje, waaronder we hem allemaal zeer goed kennen, maar naar zijn eigenlijke naam ? 6) Deze maal zoeken we de naam van een patroonsheilige van een kapel, die omstreeks 1300 gesticht werd door Amould van Swynaerde. Vroegtijdig werd deze afgeschaft door de abt van St.-Pieters, maar op 1 oktober 1424 verkreeg Margaretha van den Sande de toelating om de kapel te gebruiken en er naast zelfs een vrouwenklooster op te richten. Deze lieflijke kapel had een kleine ingangsdeur, die langs beide zijden geflankeerd werd met een gotisch raam. Bovenaan sierde een fijn slank torentje het dak. In 1769 werd dit oratorium afgeschaft. In 1942 gaf schepen Vermeuten de naam van de gezochte Franse patroonsheilige ( t 285) aan de straat die eertijds naast het kapelletje liep. 7) Deze Heilige Roomse priester, van Longobardische afkomst, was één der eerste bekeerders in onze gewesten. Hij was voornamelijk in de streek van Maastricht werkzaam, waar hij waarschijnlijk ook bisschop was. Hij werd begraven te Wintershove, een heerlijkheid van de Gentse St.-Baafsabdij. In 980 werden zijn Heilige gebeenten overgebracht naar deze Gentse abdij. De beeltenis van deze gevraagde heilige treffen we dan ook aan op een dodenrol in onze kathedraal, die afkomstig is van de St.-Baafsabdij. 8) Deze vraag is gewijd aan de naam van de patroonsheilige van de Gentse pijnders. 9) De huidige straatnaam is afgeleid van het voormalig "St.-Barbara in Jeruzalem klooster". In deze straat woonde de Gent-Latemse artiest Robert Aerens {1883-1969). En onze vraag luidt: geef de naam van de Sint waaraan oorspronkelijk deze straat haar naam (dus vóór de huidige benaming) dankte? Voilà zie, 9 x Sancta. Wat moet men nu doen om deze puzzel te ku.nnen oplossen? Hieronder bij deel1 tref je een aantal aan elkaar sluitende rechthoeken aan, die verdeeld zijn in vierkantjes. In elke rechthoek past één Heilige naam, indien men per ruitje één letter invult (ij= één letter). Het voorvoegsel Sint of Heilige hebben we weggelaten. Daar de namen van deze brave lieden soms ver356


Antwoorden deel I

6

11 2 113 114 11 5 I I 11 6 117 118 124 125 126 127 128 137 138

I I 139

I I 129

140 141 142

I

130 131

I

119 120 121 I L 122 123

I

I 132 133 134 1351 L 1361 143 144 I L 145 1461471

148 1411 150 151 152 153 154155 1561571

Hoofdvraag, deel II

15

1281 20 18 1 1381 4 1231

I P 135157140 111 121 I 17

I 471 50 I

171121514716151,45,34181161155,20191 145,101

1221291

118,26153124,32151,331

ls5191

119,331614ol45j16j4j49j34j18]

146,111

114,41,37113110145,291

[IJ

schillend geschreven worden, hebben we ons dan ook gehouden aan de schrijfwijze zoals we deze aantreffen op de borden van de Gentse straatnamen en -pleinen. Voor de heilige zielen, die nog niet vereerd werden met een straatnaam in het Gentse, hebben we ons gehouden aan de meest voorkomende hedendaagse spellingswijze. Uiteraard hebben we de volgorde van deze rechthoeken met de in te vullen antwoorden niet gehouden in de volgorde zoals de vragen werden opgesteld. 357


In elk vakje treft U een cijfer aan dat overeenkomt met de in te vullen letter. Nadat U al deze antwoorden en de rangschikking gevonden heeft, gaat U over tot het tweede deel van onze puzzel : de 10de of hoofdvraag. Deze vraag gaat verborgen in de rechthoeken die U onderaan aantreft. Opnieuw is deze ingedeeld met vakjes waarin cijfers staan. Deze cijfers komen overeen met deze die men aantreft in de rechthoeken van het eerste deel van onze puzzel. Men vult dan ook in deze vierkantjes onderaan de overeenstemmende letters in, waardoor onze hoofdvraag zichtbaar wordt. Uiteraard moet ook deze nog opgelost worden. Zoals men bemerkt is dit geen puzzel van Sente-Niemendalle, maar zoals U allang opgemerkt hebt willen we er zeker niet de SCHIJN in houden dat we HEILIG zijn. We wensen U veel geluk toe en hopen dat de Heilige Geest U komt belichten; U zal het nodig hebben. De mystieke Quizmaster De oplossingen, al of niet volledig, zijn vóór 1 januari 1990 te sturen aan ons redactieadres Lijnmolenstraat 149, 9110 Gent.

DE WONDERBARE GENEZING VAN JACOB CLOU TE GENT Vooraleer we het eigenlijke verhaal van pater Jacob Clou uit de doeken doen moeten we het eerst nog even hebben over de openbare kruisweg van Ekkergem. Op de parochie Sint-Martinus te Ekkergem stond voor de beeldenstorm de oudste kruisweg van Gent. De geuzen echter vernielden de kruisweg in 1566. Door toedoen van de toenmalige pastoor van Ekkergem, Miehiel Zachmoorter (1582-1660) en met de steun van de Gentse bisschop Jacobus Boonen, later aartsbisschop van Mechelen, werd hij terug opgebouwd. Bij hun bezoek aan Gent, in 1621, schonken de aartshertogen Atbrecht en lsabella een grote geldsom om naast het vergroten van de Heilig-Bloedkapel van Ekkergem ook nog de eerste statie van de kruisweg te bekostigen. De achttien staties tellende kruisweg werd door Mgr. Boonen, die zelf de staties in verheven beeldhouwwerk schonk, ingehuldigd op 20 juni 1621. Later werden de staties op pilaren bevestigd waarvan er één bekostigd werd door Adolf van de Keere, visiteerder van Ekkergem en een andere door bisschop Antoon Triest. 358


De afstanden tussen de staties waren gebaseerd op deze van de kruisweg te J erusalem welke speciaal voor deze gelegenheid vanuit het Heilig Land aan bisschop Boonen waren toegezonden. De Norbertijnerpater Jacob Clou werd in 1589 te Nieuwpoort geboren. Later werd hij onderpastoor van de Sint-Niklaasparochie te Veume en kanunnik van de Sint-W alburgakerk in dezelfde stad. Hij overleed te Veume in . 1648. Samen met zijn confrater, Jan Waterleet, bracht Jacob Clou in 1625 een bezoek aan Gent. In een vermoedelijk kort voor 1646 geschreven brief aan bisschop Judocus Boeckaert vertelt pater Clou zijn wedervaren te Gent: "sieck ligghende in het huus vanden voorschepen menheere van Hauwergem (Nikolaas Triest), broeder vanden eerweerdighen heere bisschop Triest, van een continueelen kors (koorts) ende bin thien daeghen van mijn bedde niet gheweest noch te gheĂŤten hebbende ... " Op voorstel van Mevrouw Triest ( = Mevrouw van Hauwergem) en in haar gezelschap samen met zijn confrater, volgde de doodzieke Jacob Clou "meer gheslipt dan gheleet" de bekende openbare kruisweg van Ekkergem. Ondanks deze zware opgave, de kruisweg was meer dan vier kilometer lang en liep van de (nu niet meer bestaande) Heilig-Bloedkapel via de stadsvesten (Einde Were) en de Brugse Poort terug naar de Heilig-Grafkapel in Ekkergemkerk, voelde hij zich helemaal beter. Volgens zijn eigen getuigenis was hij : "volmacktelick van sijn ghedeurighen kors (dewelcke naer het jugement van de docteur medicijn stont nochlanghete ghedeuren) verlost ende ghenesen." En dat hij genezen was en tot : "noch meerder versterkinghe van dit mirakel" bewijst het volgende. Jacob Clou die sedert tien dagen daarvoor niet meer gegeten had, stapte na het volgen van de kruisweg het klooster van Deinze te Ekkergem binnen en verorberde er twee grote sneden bruin brood met een stevige pint "vroom" bier. Maar dat was nog niet alles. Rond de middag kwam hij te Drongen aan en bracht er een bezoek aan de Norbertijnerabdij alwaar hij nogmaals : "gheĂŤten ende ghedroncken bier ende wijn alsof hij van te voorent niet sieck gheweest en hadde." Uit dankbaarheid voor zijn plotse genezing beloofde hij in zijn thuisstad Veume eenzelfde kruisweg op te richten naar het voorbeeld van die van Ekkergem. Vanaf 1626 voerde hij zijn belofte uit en nog tot op heden wordt regelmatig tijdens de vasten de" kruiswegoefening van Ekkergem" overgedaan met als hoogtepunt de kruisweg tijdens de nacht van Witte Donderdag op Goede Vrijdag. Op 29 november 1637 richtte Jacob Clou het broederschap de "Sodaliteit van het Heilig Kruis" op. Toen in 1644 de oorlog tussen Frankrijk en Spanje woedde en het Veumse teisterde, werd door de patersCapucijnende beroemde Veumse Boetprocessie opgericht. Hun taak werd vanaf 1646, na een pestepidemie over359


genomen door de leden van de Sodaliteit. Toen in 1650 een Frans soldaat een heiligschennis pleegde, waarvoor hij trouwens op de brandstapel stierf, werd als eerherstel, en tot op de dag van vandaag, ieder jaar op de laatste zondag van juli de Boetprocessie gehouden. Misschien klinkt het wat chauvinistisch (Gentenaars worden dikwijls te weinig chauvinisme verweten) durf ik tot besluit toch stellen dat de wereldberoemde Veumse kruisweg en de daaraan gekoppelde Boetprocessie in feite hun "roots" hadden te Gent. DavidMAES BRONNEN - M. DE MUYNCK in Duizend jaar Ekkergem, 1974. - PaterJacobus Clou en de stichting van de sodaliteit van de gekruisigde zaligmaker, de kruisweg en de boeteprocessie te Veurne, in :Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, gesticht onder de benaming : Société d'Emulation, te Brugge, 1977, nr CXIV.

LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer E. Levis ontvingen wij de volgende tekst als reactie op de brief van de Heer A.K. Evrard {Gh. T. 1989- N° 4- p. 241): Wanneer ik schrijf dat mosselen vroeger enkel door de kustvolkeren gegeten werden, reken ik daar natuurlijk het hele Vlaamse landsgedeelte bij. Ook wij horen- als we de zaak Europees bekijken- tot de kustvolkeren. Moeilijker was het evenwel de mosselen ver het binnenland in te voeren wegens hun bederfelijkheid en hun beperkte houdbaarheid, vooral bij zomerweer. Ik heb in het artikel ook nooit beweerd dat men pas mosselen gaan eten of verkopen is in de 18de eeuw. Ook toen kwamen de mosselschuitjes uit het Krekengebied tot bij ons. De tekst luidt letterlijk: "Naar alle waarschijnlijkheid is men in onze streken met mosselen beginnen VENTEN in het begin van de 18de eeuw", waarmee ik bedoel dat men pas dan met de kar langs de straat gaan verkopen is zoals Buth zo pittoresk zijn "mosselkêrre" getekend heeft. Het spreekt uiteraard voor zich dat er in de Vlaamse ondergrond hopen schelpenkalk zit, maar dit zijn dan wel geen geplette schelpresten die van menselijke consumptie afkomstig zijn, maar sedimenten die zich in de prehistorie op de zeebodem, die zich toen tot bij ons uitstrekte, afgezet hebben. 360


Hij vestigt er verder onze aandacht op dat een fout geslopen is in zijn artikel over Dubosch : de onderschriften van de brieven op p. 202 en 204 werden omgewisseld. Excuses ! Brengt u even de correctie aan in uw nummer ?

VRAAG EN ANTWOORD Van de Heer G. Poelman komt de volgende vraag: "Op de hoek van de Kortrijksesteenweg met de Charles de Kerchovelaan staat een oude cafĂŠ, "De Rotonde" of "Bodega". Kent iemand het ontstaan of de geschiedenis ervan ?"

BESCHERMLEDEN 1989

Marcel Van den Kerchove (2000) Solange De Stoop (2000) Jean Tytgat (2000) Georges Delori (2000) Mw De Staute-Deloore H. (2000) Mw Destanberg-Dhaenens M. (2000) Dr. Eric Salmioen (1300) Robert Verspeeten (1234) resic Raoul Wallaert (1000) Dr. Roland Marlier (1000) AndrĂŠ De Wilde (1000)

Louis Peeters (1000) Marie-Louise Geeroms (1000) Kredietbank N. V .-Zetel Gent (1000) Willy Van Mossevelde (1000) Walter Abbenbroek (1000) Freddy Hoste (1000) Margaretha Mertens (1000) J.P. Peckstadt (1000) Philippe Verjans (1000) Alexis Janssens (1000)

STEUNENDE LEDEN

Cesar Block (800) Emest Pynaet (800) A.J. Impeos (700) Lucien De Temmerman (700) Dr. Charles Annez (600) Joseph Roosen (600) Leopold Eliat (600)

John Van Hulle (600) Jean-Pierre Quintyn Diane Sarteel Mw Berglund-De Feyter Jules Waeri Monique De Jonghe Adrien Noest ( +) 361


Yvonne Hutsebaut Charles Pierre Gustave Vanderlinden Z.E.H. Peter Schmidt Z.E.H. Albert De Vos Richard Caese Dries Acke Peter Mortier René Rodrigues Dr. Charles Vuylsteke Prof. Dr. A. Comhaire André Mortier Boudewijn Machiets Denise Baete Alfons De Buck Bemard Hebbelynck Philippe Proost Mw Clément-Van de Wynckel L. Gaston Vermoens Antoine Willems André Vandeleene Pierre De Caluwe Serge Pauwels Paul Mauquoy Marie-Antoinette Vervaeke Luc Van Melle Willem Van de Velde Jacques Brun Christian Scheiris Christiane Van der Meulen Roland Rombaut Jozef De Geyter Bemard Cruyt GuyBeyaert Georges Rogge Luc Devriese Prof em. Dr. Antonin Van Elslauder J acqueline Podevyn Mw Leducq-Van Gendt Mw Van Assche-De Man Pierre Vanderhaeghen Roger De Keyser

Robert Devreese Serge Tollenaere Roger Drubbel Sint-Lucasklooster MarcCoucke Elly Van Durme Georges Walraedt Paul De Groote André Mertens Marie-Louise Bleyn F. Van Quaquebeke B. van der Schelden Mark Rummens Marcel Cambier Oscar De Somville Amedee Veileman Ateliers Charles Fassin en Zoon Jules Berlo Gilbert Gassée Bemard Dobbelaere Mw Steels-De Visschere M. Pierre Geemaert Prof. Dr. Eric Van de Velde Pierre Tytgat Dr. André Maenhout Henri Bracke Prof. Dr. Sander Evrard Jules Bresou Lucien Ongena Jacques Cambier François Bauweos Suzanne Hiemaux Mw Bastin-Van Sevenant Rik Coppieters Firmin Andries Femand Goethals Paul Van de Voorde Henri Claeys Albert Plasschaert Etienne Van den Boogaerde Karel Ossieur Willy Steyaert Marcel Coucke

362


Gilbert Pauwels Bert Destoop Valerie Godu Anne Cocriamoot Raoul Putman GuyKint Gerald Me Hugh Jean Jacques Jacques De Vriendt Felix Waldack Freddy Van Vlaenderen Robert Lybaert Frans Vandenhout JohnLeten Dr. G. Steyaert Robert Van Bocxstaele Prof. em. Dr. Pieter Braeekman Femand Verheggen Hilde Cogen Marthe Verdickt Mw Halsberghe-Coutteel S. Lucien Casteels Georges Meersschaut Suzanne Vander Gracht Georges Thysbaert Lucien Huyghe Z.E. Br. René Stockman Mw Mortier-Haesaert P. Mw Kluyskens-De Potter N. Lucien Rowan Dr. Carlos Metdepenninghen Henri Brasseur Y olande Plasschaert Jacques Vermeuten Stijn Verrept L.J. Marteos Mw Torrekens-De Rudder Etienne De Clercq GeertVan Doome Jacques Piette Robert De Kezel Gaston Huygevelt Herman Hollanders

René Geeroms Adolf Bucqué Jacques De Backer Roger Verbeken Dr. Thierry Goetghebuer Robert De Rudder Charles Uyttenhove GuyBaert R. Ghysel Pieter Spanoghe Jean-Pierre Van der Stock Ltn-Gen. b.d. Maurice Deneve Frank Olof Ödberg Robert Waeri Gaston Mertens Charles Van Hecke Jacques Thissen Cecile Nevejans Jean Steenbrugge Luc Glibert Dr. Eric Veys Pierre V anderhaeghen Dr. Henri Duquesne André Rasson Robert De Brauwer André De Cuyper Piet Van Eeckhaut Ir. Gustave Veeckman Johan Ödberg Daniël Uyttendaele Albert Preys YvanPiqué Marcella Cottinie Jean-Pierre Roose Louis Devloo Prof. Dr. Herman Baltbazar Michel Noppe Marc Platteeuw André Geemaert Ferdinand Handovsky Marcel De Preter Robert Simons Antoine Carebon 363


Marcel Van Poucke Elisabeth Devloo Dr. Henri Depoorter Jean Hennequin

Philippe Hebbelynck Marcel Leclercq Etienne Popijn

STEUNFONDS

500 - Collumbien H.; De Buck R.; Stepman M. 100- Mw De Bouck J.; De Smet M.-J.; Lekeos L.; De Rammelaere L.; Mej. De Kooinek Y.; Labout A.; Geerinckx L.; Mathys L.; Miebiels A.; Uytterhaeghe E.; De Lombaert W.; Portie G.; Mw KeppensDentand M.-J.; Van Bossele L.; Van Goethem A.; Libbrecht J.; Lodrigo G.; Mej. Wadin S.; Hebbelynck P.; Ryckaert P.; Rotsaert J.-P. 50- De Smet T.; Coryn G.; Janssens A.; Elderweirt L.; Mw D'haen E.; Van Brusselen E.; Verteyen W.; Mw Arickx M.; Segers W.; Brysse A.; Mw De SmetS.; Mw Ronsse M.; Weymeis Chr. Toelage Stad Gent 1988- 31.858 Toelage Provincie 1987 - 16.040

GtNSCHE PRÁOT Papke, mee zijn drij kameräote, zaote te gaoren in en vizelante. Ze reeë näor hulderen bäos om hem e gelukzaolig nieuwj äor te gäon weinsche. Elk mee en grûute sigare in hulder hûufd zaote ze te dampe dan ze malkaor nie mier en zaoge zitte. Zoors, die rechtover Papke zat, gevoeldege, dat den deze altijd op zij nieuwe schoene zat te spîekele. In 't îeste en häod hij niemendale gezeid; mäor op de duur kwamt da spelleke zijn ûuren uit. Al mee ne kier schoot hij in e kattekolirre : - Gij vuile loeder, zeid hij ezûu tege Papke, ge spiekelt gestaodeg op mijn schoene! - 'k Moe zekers op de mijne spiekele, zei Papke !

364


INHOUD1989 1. Zivil-Arbeiter-Bataljon 4 te Gent (Vervolg en slot) Inventaire archéologique : Het eerste Monument Palfyn Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen : Muinkbrug-Marcellisbrug Van alle Markten thuis. Deel VIII. De Groentenmarkt Uithangborden te Gent (Vervolg) De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Gentse Revolutionaire Figuren. Deel VI. Charles Joseph De Graeve Documentatiecentrum : Aanwinsten 1988 De Gentse Schutters Bibliografie Lezers schrijven ons Gênsche Präot Een Hollands Soldaat penseelt Gent

2 25 27 35 45 53 56 62 65

66 68 69 71

2. Uithangborden te Gent (Vervolg) Inventaire archéologique : Het Tweede Monument Palfyn Gentse Revolutionaire Figuren : Maximilieu Joseph De Caigny Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg): Walpoortbrug-Ketelbrug De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg en slot) Van alle Markten thuis. Deel IX. De Vismarkt Oplossing van de Puzzel1988 Het Liberaal Archief Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Ve~chenen

Gênsche Präot Quizmasters en de 19e eeuwse Vervalsers : één pot nat

74 80 83 89 95 100 119 123 126 128 129 130 130

3.

De BendeVan Hoe en Verstuyft Inventaire archéologique: Beeldje van Krijger Van alle Markte thuis. Deel X. De Aardappelmarkt Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen. De St.-Agnetebrug Gentse Revolutionaire Figuren. Deel VIII. Bemard Van Wambeke Uithangborden te Gent (Vervolg) Zivil-Arbeiter-Bataljon Nr. 4 te Gent. Toelichtingen Documentatiecentrum. Werking 1988. Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Verschenen Gênsche Präot

365

134 143

144 151 158

166 170 178 180 181

184 185


4. Begrafenis van Monseigneur M. de Broglie in de crypte van de Sint-Baafskathedraal te Gent lnventaire archéologique: De Kruisboog met houten boog van de Sint-Jorisgilde Gentse Revolutionaire Figuren. Deel IX. Renier Gregorius Dubosch Uithangborden te Gent (Vervolg) De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg) Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen: Hospitaalbrug-Rozemarijnbrug Van alle Markten thuis. Deel XI. De Turf- en Houtmarkt van de Groenen Brie!, de Houtbriel en de Houtlei Ganda, Gent ... De Kleine man zegt er het zijne van ! "Ghendtsche Tydinghen" op Computer Lezers schrijven ons Vraag en Antwoord Gênsche Präot 5. Het Proces en de Onschuld van Lieven Pyn lnventaire archéologique : Het Praalgraf van Bisschop Triest Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen : Ekkergem Voetbrug- Contributiebrug De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg) Van alle Markten thuis. Deel XII. Het Groot Vleeshuis en de Pensemarkt Uithangborden te Gent (Vervolg) Gentse Revolutionaire Figuren. Deel X. Slot. De Basismilitanten VraagenAntwoord Documentatiecentrum: Aanwinsten 1989 Lezers schrijven ons Bibliografie Gênsche Präot Kunstmap met Gedichten in het Gents

190 197 199 206 210 221 226 233 238 239 242 243

246 253 256 261 266 278 283 291 296 299 300 301 302

6. Joseph-Pierre Braemt Inventaire archéologique : Miniaturen van Comelis Horenbaut Uithangborden te Gent (Vervolg en Slot) Van alle Markten thuis. Deel XIII. De oude en de nieuwe Lakenhalle Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen. De Bargiebrug De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg) Uit "Ghendtsche Tydinghen". Waar vind ik de beschrijving en foto's van: Puzzel1989 De wonderbare Genezing van J acob Clou te Gent Lezersschrijvenons Vraag en Antwoord Beschermleden-Steunende leden- Steunfonds Gênsche Präot

366

305 310 312 318 332 338 345 354 358 360 361 361 364


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.