52 minute read

Thema 15 Wetboek van Strafvordering

HOOFDSTUK1 INTRODUCTIE

Na de invoering van het Wetboek van Strafrecht werd steeds duidelijker dat er ook moest wordennagedachtoverwatmagenmoetnadátiemandeenregeluithetWetboekvanStrafrecht heeft overtreden.

Erwerdendaaromregelsenproceduresbedachtdieineennieuwwetboekwerdenvastgelegd: het Wetboek van Strafvordering. Dit wetboek is in 1926 (veertig jaar na het Wetboek van Strafrecht) in werking getreden.

Inhoud thema

In dit thema worden de volgende onderdelen behandeld.

Inhoud en opbouw Wetboek van Strafvordering

Een globaal overzicht van de inhoud van het Wetboek van Strafvordering waarin enkele onderwerpen worden uitgelegd.

De verdachte

Een van de voorwaarden om iemand te mogen aanhouden, is dat de persoon die je wilt aanhouden ‘verdachte’ is. Als beveiliger moet je de criteria weten waaraan iemand moet voldoen om hem verdachte te mogen noemen.

Dwangmiddelen

Dwangmiddelen zijn bevoegdheden die opsporingsambtenaren en burgers (in sommige situaties) hebben. Een beveiliger moet vier dwangmiddelen kunnen beschrijven en één daarvan kunnen toepassen.

Aanhouden

Aanhouden is een dwangmiddel dat iedereen (dus ook een beveiliger) onder bepaalde voorwaarden mag toepassen.

Onderzoek aan lichaam en kleding

Onderzoek aan lichaam en kleding is een dwangmiddel dat beveiligers niet mogen uitvoeren, maar je moet het begrip en de uitvoering wel kunnen beschrijven. Uitzondering is de privaatrechtelijke fouillering, die onder bepaalde voorwaarden door iedereen mag worden uitgevoerd.

In beslag nemen

Een opsporingsambtenaar mag voorwerpen die de verdachte bij zich heeft, onder bepaalde voorwaarden in beslag nemen.

Begrippenlijst

Een overzicht met alle belangrijke begrippen uit het thema en een omschrijving van elk begrip. Alle begrippen uit deze begrippenlijst kun je oefenen met behulp van de begrippentrainer in de digitale leeromgeving.

SVPB exameneisen

SVPB exameneisen Thema Wetboek van Strafvordering

In dit thema staan de volgende categorieën uit de SVPB-exameneisen Wet- en regelgeving centraal: • Wetboek van Strafvordering

In de digitale leeromgeving vind je aan het eind van het thema alle exameneisen die behandeld zijn bij elkaar. Dit overzicht kun je downloaden en vervolgens kun je eigen aantekeningen toevoegen

Opdracht 1 Een samenleving zonder Wetboek van Strafvordering

a. Bedenk drie voorbeelden van wat er zou kunnen gebeuren als we het Wetboek van Strafvordering nu nog niet zouden hebben. Overleg zo nodig met groepsgenoten.

1. 2. Er zouden geen regels zijn over wat wel en niet mag na een aanhouding. Verdachten kunnen dan jaren worden vastgehouden zonder berechting.

b. Bedenk drie voorbeelden van wat er zou kunnen gebeuren als we het Wetboek van

Strafvordering niet zouden hebben. Overleg zo nodig met groepsgenoten.

Opdracht 2 Fouillering

Ben jij wel eens gefouilleerd bij een bezoek aan een evenement of een voetbalwedstrijd? Zo ja, beschrijf dit onderzoek aan je kleding eens. Wat is je allemaal opgevallen?

HOOFDSTUK2 INHOUDENOPBOUWWETBOEKVANSTRAFVORDERING

2.1 Inleiding

De wetsregels in het Wetboek van Strafvordering horen, net zoals de regels uit het Wetboek van Strafrecht, bij onze geschreven regels. Ze gelden voor iedereen en overal op Nederlands grondgebied. Daarom zijn het wetsregels.

Leerdoelen

• Je kunt de twee boeken die bij het strafrecht horen, benoemen. • Je kunt benoemen waarover het Wetboek van Strafvordering gaat. • Je kunt de bevoegdheden van opsporingsambtenaren benoemen.

2.2 Inhoud Wetboek van Strafvordering

Strafrecht wordt behandeld in twee wetboeken: 1. Wetboek van Strafrecht 2. Wetboek van Strafvordering.

Het Wetboek van Strafvordering gaat over procedures en bevoegdheden: • de regels die we hebben voor opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten

• de bevoegdheden die opsporingsambtenaren en niet-opsporingsambtenaren hebben • de rechten van de verdachte • het verloop van een rechtszaak.

Het Wetboek van Strafrecht gaat over de inhoud van de regels die horen bij het strafrecht.

Aanpassingen

NetzoalsalleanderewetboekenwordthetWetboekvanStrafvorderingregelmatigaangepast. Dat gebeurt omdat inzichten over de aanpak van criminaliteit soms veranderen. Er werden én worden daarom regelmatig artikelen geschrapt, toegevoegd en aangepast.

Zes boeken

Het Wetboek van Strafvordering bestaat uit zes boeken: 1. Algemene bepalingen 2. Strafvordering in eerste aanleg 3. Rechtsmiddelen 4. Enige rechtspleging van bijzondere aard 5. Internationale en Europese strafvorderlijke samenwerking 6. Tenuitvoerlegging en kosten.

DezeboekenzijnachterelkaarinéénWetboekvanStrafvorderingopgenomen.Elkboekbestaat uit afdelingen die weer zijn onderverdeeld in artikelen. In totaal kent het Wetboek van Strafvordering 593 artikelen. Artikelen zijn meestal weer onderverdeeld in lid 1, lid 2 enzovoort.

Boek 1 Algemene bepalingen

Voor een beveiliger is de inhoud van boek 1 Algemene bepalingen het belangrijkste. Er worden onderwerpen behandeld zoals de verdachte en de bevoegdheden van opsporingsambtenaren en burgers. Uit boek 1 Algemene bepalingen, worden de volgende onderwerpen behandeld: • opsporingsambtenaren • de verdachte • dwangmiddelen • het dwangmiddel ‘staande houden’ • het dwangmiddel ‘aanhouden’ • het dwangmiddel ‘onderzoek aan lichaam en kleding’ • het dwangmiddel ‘in beslag nemen’ .

Het onderwerp ‘opsporingsambtenaren’ wordt hierna behandeld. De overige onderwerpen worden apart behandeld.

Boek 2 tot en met 6

De boeken 2 tot en met 6 gaan over strafvordering in eerste aanleg, rechtsmiddelen, rechtspleging van bijzondere aard, internationale samenwerking en tenuitvoerlegging en kosten. Deze boeken worden hier niet behandeld.

Opdracht 1 Inhoud Wetboek van Strafvordering

a. In welke twee wetboeken is de basis van het strafrecht vastgelegd? Wetboek van Strafrecht Burgerlijk Wetboek Strafrechtelijk Wetboek Wetboek van Strafvordering

b. Waarover gaat het Wetboek van Strafvordering? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist. wie strafbaar is de regels die we hebben voor opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten de bevoegdheden die opsporingsambtenaren en niet-opsporingsambtenaren hebben de rechten van de verdachte welke straf maximaal gegeven kan worden wat strafbaar is het verloop van een rechtszaak

2.3 Opsporingsambtenaren

Een van de onderwerpen uit boek 1 Algemene bepalingen gaat over opsporingsambtenaren. Een opsporingsambtenaar mag strafbare feiten opsporen en een proces-verbaal uitschrijven. Dat is ook het belangrijkste verschil met een beveiliger; die mag dat niet. Een beveiliger mag wel handelend optreden als hij een strafbaar feit ontdekt.

Niet alle opsporingsambtenaren hebben dezelfde bevoegdheden. Ze zijn ook niet allemaal ambtenaar (een ambtenaar is in dienst van de overheid). Er worden twee soorten opsporingsambtenaren onderscheiden: • de algemeen opsporingsambtenaar • de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa).

De algemeen opsporingsambtenaar

Algemeneopsporingsambtenaren zijn bevoegd om álle strafbare feiten (op enkele uitzonderingen na) op te sporen.

Voorbeelden algemeen opsporingsambtenaren

• ambtenaren van de politie vanaf de rang van agent • onderofficieren en officieren van de Koninklijke Marechaussee • officieren van justitie.

De buitengewoon opsporingsambtenaar

Een buitengewoonopsporingsambtenaar (boa) is een opsporingsambtenaar die bevoegd is voor het opsporen van bepaalde strafbare feiten. Hij mag alleen strafbare feiten opsporen waarvoor hij is aangesteld of is beëdigd. Hij is specialist in een bepaald vakgebied en heeft alleen binnen dat vakgebied opsporingsbevoegdheid.

Voorbeelden buitengewoon opsporingsambtenaren

• parkeercontroleur • leerplichtambtenaar • douanebeambte.

Opdracht 2 Opsporingsambtenaren

a. Bij opsporingsambtenaren onderscheiden we de allround / algemeen en de buitengewoon / bijzonder opsporingsambtenaar.

b. Een algemeen opsporingsambtenaar is bevoegd om feiten (op enkele uitzonderingen na) op te sporen.

c. Welke bevoegdheid heeft een boa? strafbare

2.4 Samenvatting

Inhoud Wetboek van Strafvordering

• Het Wetboek van Strafvordering gaat over procedures en bevoegdheden: – de regels die we hebben voor opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten – de bevoegdheden die opsporingsambtenaren en niet-opsporingsambtenaren hebben – de rechten van de verdachte

– het verloop van een rechtszaak. • Het Wetboek van Strafvordering bestaat uit zes boeken. Voor een beveiliger is de inhoud van boek 1 Algemene bepalingen het belangrijkste.

Opsporingsambtenaren

• Een opsporingsambtenaar mag strafbare feiten opsporen. • Een algemeen opsporingsambtenaar is bevoegd om álle strafbare feiten (op enkele uitzonderingen na) op te sporen. • Een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) mag bepaalde strafbare feiten opsporen.

Hij is specialist in een bepaald vakgebied en heeft alleen binnen dat vakgebied opsporingsbevoegdheid.

2.5 Test je kennis

In de digitale leeromgeving staat de opdracht 'Test je kennis', waarin het onderwerp van dit hoofdstuk centraal staat. Maak de test en stel vast of je dit hoofdstuk kent.

HOOFDSTUK3 DEVERDACHTE

3.1 Inleiding

Een van de voorwaarden om iemand te mogen aanhouden, is dat de persoon die je wilt aanhouden ‘verdachte’ is. Als je op basis van feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden hebt dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, is die persoon een verdachte.

Als de verdachte wordt berecht, is het mogelijk dat hij wordt vrijgesproken. In dat geval is hij geen verdachte meer. Na een veroordeling wordt de verdachte een dader genoemd.

Leerdoelen

• Je kunt het begrip verdachte uitleggen. • Jekuntuitleggendoorwieenopwelkemanierdeidentiteitvaneenverdachtemoetworden vastgesteld. • Je kunt de bepalingen over de identificatieplicht uitleggen. • Je kunt uitleggen wat jeugdige verdachten zijn en hoe zij strafrechtelijk vervolgd en gestraft kunnen worden.

3.2 Wanneer is iemand verdachte?

De overheid wil voorkomen dat iemand zonder goede redenen als verdachte wordt gezien. Daaromwordenindewetcriteriagenoemdwaaraaniemandmoetvoldoenomhemverdachte te mogen noemen.

Artikel 27 Wetboek van Strafvordering

In het Wetboek van Strafvordering kun je die criteria lezen in lid 1 en 2 van artikel 27. Daar wordt de verdachte als volgt omschreven:

Artikel 27 lid 1 en lid 2 Verdachte 1. Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. 2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

In de tabel worden de belangrijkste begrippen uit artikel 27 toegelicht:

Begrippen artikel 27

Vervolging

Feiten

Omstandigheden Redelijk vermoeden van schuld

Strafbaar feit

Betekenis

Het moment waarop een rechter bij de zaak wordt betrokken.

Zaken die werkelijk gedaan of gebeurd zijn en die door jou of een getuige zijn waargenomen. Een bepaalde toestand of situatie. Misschien geen 100% zekerheid, maar er zijn voldoende feiten of omstandigheden die erop wijzen dat iemand schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit. Een gedraging, handeling of nalatigheid die strafbaar is.

Twee soorten verdachten

In artikel 27 wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdachten: • De verdachte voordat de vervolging is aangevangen. • De verdachte tegen wie de vervolging is gericht.

De verdachte voordat de vervolging is aangevangen

Voor jou als beveiliger is het belangrijk te weten wanneer iemand verdachte is. Er is sprake van een verdachte als de volgende drie zaken van toepassing zijn: 1. Er zijn concrete feiten of omstandigheden die doen vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. 2. Er is een redelijk vermoeden van schuld. 3. Een persoon moet verdacht worden van een strafbaar feit.

De verdachte tegen wie de vervolging is gericht

De officier van justitie leidt het politieonderzoek in een strafzaak en beoordeelt de resultaten daarvan. Dan zijn er drie mogelijkheden: • Er is onvoldoende bewijs en de verdachte wordt niet vervolgd. Er volgt dan geen rechtszaak. • Er is voldoende bewijs, maar het gaat om een licht strafbaar feit. De officier van justitie besluit om de verdachte niet voor de rechter te brengen. De zaak wordt anders opgelost, bijvoorbeeld door het opleggen van een boete of een taakstraf. • Er is voldoende bewijs en de officier van justitie legt de zaak voor aan de rechter. Nu is er sprake van vervolging.

Vaststellen identiteit verdachte

Een opsporingsambtenaar mag aan de hand van personalia en een identiteitsbewijs, de identiteit van een verdachte vaststellen. Daarvoor mag hij vragen naar • naam • voornamen • geboorteplaats • geboortedatum • het adres waarop iemand is ingeschreven • het adres van de feitelijke verblijfplaats (artikel 27a Wetboek van Strafvordering).

Identificatieplicht

Een opsporingsambtenaar mag iedereen vorderen zijn of haar identiteitsbewijs te tonen. De vorderingmaginallegevallenplaatsvindenwaarbijeenopsporingsambtenaarhetnoodzakelijk vindt voor de uitoefening van zijn werkzaamheden. Anderen, dus ook beveiligers, mogen dat niet.

Alleen personen van 14 jaar of ouder zijn verplicht te voldoen aan de vordering. Vanaf 14 jaar moet iedereen in bepaalde situaties het identiteitsbewijs kunnen tonen. In de praktijk betekent dit, dat men altijd een identiteitsbewijs bij zich moet dragen. De verplichting tot het tonen van een identiteitsbewijs houdt ook in dat iemand verplicht is ervoor te zorgen dat de ambtenaar het goed kan inzien. Een van de uitzonderingen op de minimale leeftijd van 14 jaar is het openbaar vervoer waar een identificatieplicht geldt vanaf 12 jaar.

Opdracht 1 Wanneer is iemand verdachte?

a. Waarom is het belangrijk te weten of je iemand als verdachte mag beschouwen? Eenvandevoorwaardenomiemandtemogenaanhoudenisdatdebetrokkeneverdachte is. Een verdachte is gevaarlijk en daarom moet je altijd de politie alarmeren. Verdachten van strafbare feiten moet je altijd en overal aanhouden.

b. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdachten. Welke zijn dat? De verdachte tegen wie de vervolging is gericht. De verdachte voordat een strafbaar feit is gepleegd. De verdachte voordat de vervolging is aangevangen.

c. Aan welke drie eisen moet zijn voldaan om iemand verdachte te kunnen noemen?

d. In het wetsartikel over de verdachte, wordt gesproken over feiten of / en / met omstandigheden.

e. Wat wordt in het wetsartikel over de verdachte bedoeld met ‘vervolging’?

f. Watwordtinhetwetsartikeloverdeverdachtebedoeldmet‘redelijkvermoedenvanschuld’?

Opdracht 2 Wanneer is iemand verdachte?

a.

Situatie

De achterbuurvrouw vertelt dat ze van haar nicht heeft gehoord dat jouw broer waarschijnlijk stiekem werkt terwijl hij een WW-uitkering heeft. Uit de richting van de receptiebalie klinkt geschreeuw. Als je gaat kijken, zie je de telefoniste met een bebloed hoofd op de grond liggen en bij haar staat een woedende vrouw met een kapotgeslagen bloemenvaas in haar hand.

In een winkelcentrum hoor je een verkoopster schreeuwen: ‘Houd de dief.’ Op datzelfde moment zie je een armoedig geklede man verschrikt achteromkijken in derichtingvanwaaruithetgeschreeuwkomt.

Verdachte en waarom wel/niet

Situatie

Je ziet dat een jongeman een pakje sigaretten in zijn jaszak stopt. Zonder te betalen vlucht hij de winkel uit.

b. Het is 03.00 uur en midden in de nacht. Je surveilleert op een afgesloten bedrijfsterrein en plotseling hoor je glasgerinkel. Snel ga je in de richting van het geluid. Bij het kantoorgebouw zie je een man en hij ziet jou ook. Dan rent de man hard weg. In het kantoorgebouw is een raam kapot en je ziet glas op de grond liggen.

In deze situatie is het redelijk om te vermoeden dat de man schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit (in dit geval zelfs twee strafbare feiten: vernieling en poging tot diefstal). Noteer zes feiten en omstandigheden waarop jij jouw redelijke vermoeden kunt baseren.

Verdachte en waarom wel/niet

c. De identiteit van een verdachte mag worden vastgesteld door iedereen / een beveiliger /

een opsporingsambtenaar

d. Wat houdt de identificatieplicht in?

e. Naar welke vijf feiten mag een opsporingsambtenaar vragen om de identiteit van een verdachte vast te stellen? naam voornamen naam werkgever burgerservicenummer geboorteplaats geboortedatum het adres waarop iemand is ingeschreven of van de feitelijke verblijfplaats

3.3 Verdachte, en dan?

Als iemand voldoet aan de criteria op grond waarvan hij verdachte mag worden genoemd, kunnen dwangmiddelen worden toegepast. Voorbeelden daarvan zijn:

• staande houden (mag alleen een opsporingsambtenaar) • aanhouden (mag iedereen onder bepaalde voorwaarden) • in beslag nemen (mag alleen een opsporingsambtenaar).

Rechten van een verdachte

Een verdachte heeft rechten. De belangrijkste rechten zijn: • het recht om te weten waarvan hij wordt verdacht • het recht om te zwijgen • het recht om alle processtukken in te zien • het recht om gehoord te worden • het recht op een advocaat.

Opdracht 3 Verdachte, en dan?

a. Welke drie dwangmiddelen mag elke opsporingsambtenaar onder bepaalde voorwaarden bij een verdachte toepassen? staande houden verhoren aanhouden in beslag nemen

b. Eenbeveiligermagonderbepaaldevoorwaardenaanhouden/staandehouden/inbeslag

nemen

c. Wat zijn twee voorbeelden van rechten die elke verdachte heeft? het recht om te zwijgen het recht op gratis rechtsbijstand het recht om te weten waarvan hij wordt verdacht

3.4 Jeugdige verdachten

In Nederland worden jonge verdachten anders behandeld dan volwassenen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: • kinderen tot 12 jaar • jongeren tussen 12 en 18 jaar.

Kinderen tot 12 jaar

Kinderen die tijdens het plegen van een strafbaar feit nog geen 12 jaar oud zijn, worden niet vervolgd. Dit betekent dat tegen deze kinderen geen rechtszaak wordt begonnen en dat ze dus ook niet worden gestraft. Je mag kinderen onder 12 jaar onder bepaalde voorwaarden wel aanhouden.

Strafrechtelijk minderjarigen

Jongeren vanaf 12 jaar tot 18 jaar zijn strafrechtelijkminderjarig. Zij kunnen wél worden vervolgd en gestraft, maar vallen onder het jeugdstrafrecht. Ook jongeren tussen 18 en 23 jaar kunnen in bijzondere gevallen worden gestraft volgens het jeugdstrafrecht. In die gevallen wordt het adolescentenstrafrecht genoemd.

Omdat 12- tot 18-jarigen nog zo jong zijn, staat het belang van de jonge verdachte voorop. De strafzaak en de straffen die onder het jeugdstrafrecht vallen, zijn daarom anders dan die voor volwassen verdachten: • De rechtszitting is niet openbaar (er mag geen publiek bij zijn). • De straffen zijn minder zwaar. Strafrechtelijk minderjarigen kunnen bijvoorbeeld als straf krijgen: – een HALT-straf – een boete of een taakstraf – maximaal 1 jaar gevangenisstraf (12, 13, 14 of 15 jaar) – maximaal 2 jaar gevangenisstraf (16 of 17 jaar).

Strafrechtelijk meerderjarigen

Vanaf 18 jaar is een verdachte strafrechtelijkmeerderjarig. De maximale straffen die in wetsartikelenwordengenoemd,zijndestraffendieopgelegdkunnenwordenaanmeerderjarige daders.Onderbepaaldevoorwaardenishetmogelijkdatook16-en17-jarigenalsmeerderjarige worden gestraft.

Opdracht 4 Jeugdige verdachten

a. Koppelelkegroepjeugdigeverdachtenuitdelinkerkolommetdedaarbijhorendeinformatie uit de rechterkolom.

Kinderen tot 12 jaar

Jongeren van 12 tot 18 jaar

Personen van 18 jaar en ouder Strafrechtelijk meerderjarigen. Worden wél vervolgd en gestraft als volwassenen.

Mag je wel aanhouden, worden niet vervolgd.

Strafrechtelijk minderjarigen. Worden wél vervolgd en gestraft, maar vallen onder het jeugdstrafrecht.

b. Noem twee belangrijke verschillen tussen het strafrecht voor minderjarigen en het strafrecht voor meerderjarigen.

3.5 Samenvatting

Wanneer is iemand verdachte?

• In artikel 27 wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdachten: – de verdachte voordat de vervolging is aangevangen – de verdachte tegen wie de vervolging is gericht. • Er is sprake van een verdachte voordat de vervolging is aangevangen als de volgende drie zaken van toepassing zijn: – Er zijn concrete feiten of omstandigheden die doen vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. – Er is een redelijk vermoeden van schuld. – Een persoon moet verdacht worden van een strafbaar feit. • Er is sprake van een verdachte tegen wie de vervolging is gericht als de officier van justitie besluit een verdachte voor de rechter te brengen. • Een opsporingsambtenaar mag aan de hand van personalia en een identiteitsbewijs de identiteit van een verdachte vaststellen.

Verdachte en dan?

• Als iemand voldoet aan de criteria op grond waarvan hij verdachte mag worden genoemd, kunnen dwangmiddelen worden toegepast. • Een verdachte heeft rechten.

Jeugdige verdachten

Jeugdige verdachten

0-12 jaar

• mag je aanhouden • geen vervolging • geen straf 12-18 jaar Strafrechtelijk minderjarigen • mag je aanhouden • mogelijkheid voor vervolging • straffen als strafrechtelijk minderjarige • mogelijkheid van Halt-afdoening

3.6 Test je kennis

In de digitale leeromgeving staat de opdracht 'Test je kennis', waarin het onderwerp van dit hoofdstuk centraal staat. Maak de test en stel vast of je dit hoofdstuk kent.

HOOFDSTUK4 DWANGMIDDELEN

4.1 Inleiding

Dwangmiddelen zijn bevoegdheden die opsporingsambtenaren en burgers (in sommige situaties) hebben. De meeste dwangmiddelen zijn voor een verdachte die het ondergaat, ingrijpend.

Een verdachte hoeft niet mee te werken, maar kan wel worden gedwongen een dwangmiddel teondergaan.Daarommogendwangmiddelennietzomaarendooriedereenwordentoegepast.

Leerdoelen

• Je kunt de dwangmiddelen uit het Wetboek van Strafvordering benoemen. • Je kunt het dwangmiddel ‘staande houden’ benoemen en uitleggen.

4.2 Overzicht dwangmiddelen

Per dwangmiddel heeft de wetgever voorwaarden vastgesteld waaronder het dwangmiddel mag worden toegepast.

In het Wetboek van Strafvordering wordt een groot aantal dwangmiddelen genoemd, zoals staande houden, aanhouden, in verzekering stellen, in voorlopige hechtenis nemen, in beslag nemen, betreden van plaatsen, onderzoek aan lichaam en kleding en het doorzoeken van vervoermiddelen.

In het volgende overzicht lees je de dwangmiddelen die worden behandeld. Aanhouden, onderzoek in lichaam en kleding en in beslag nemen, worden in aparte delen behandeld.

Dwangmiddel

Staande houden

Aanhouden

Onderzoek aan lichaam

Onderzoek aan kleding

Onderzoek aan kleding

Wat is het?

Een verdachte van een strafbaar feit kort ophouden en vragen naar zijn identiteitsgegevens Iemand rechtens zijn vrijheid ontnemen

Wat is het doel?

De identiteit vaststellen

Wie mag het toepassen?

Alleen opsporingsambtenaren

Onder welke voorwaarden?

De betrokkene moet worden verdacht van een strafbaar feit.

Zorgen dat de verdachte wordt voorgeleidaaneen (hulp)officier van justitie Bij heterdaad: iedereen

Buiten heterdaad: alleen opsporingsambtenaren De betrokkene moet worden verdacht van een strafbaar feit.

Het uitwendig schouwen van het bovenlichaam Voorwerpen in beslag nemen (Hulp)officieren van justitie Er moet sprake zijn van een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwarenbestaan.

Een onderzoek in kleding. Het wordt meestal fouilleren genoemd Voorwerpen in beslag nemen Alleen opsporingsambtenaren Er moet sprake zijn van een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwarenbestaan.

Een onderzoek in kleding. Het wordt meestal fouilleren genoemd Identiteit vaststellen Alleen opsporingsambtenaren Deverdachtemoet staande zijn gehouden of zijn aangehouden.

Dwangmiddel

In beslag nemen

Wat is het?

Het onder zich nemen of gaan houden van voorwerpen

Wat is het doel?

De juridische afhandeling van een strafbaar feit eenvoudiger maken

Wie mag het toepassen?

Alleen opsporingsambtenaren

Onder welke voorwaarden?

De verdachte is staandegehouden of aangehouden en de voorwerpen zijn vatbaar voor inbeslagneming.

Opdracht 1 Overzicht dwangmiddelen

a. Dwangmiddelen zijn wettelijke in sommige situaties die opsporingsambtenaren en (en dus ook beveiligers) hebben.

b. Wat is een belangrijk kenmerk van dwangmiddelen? Dwangmiddelen dienen om mensen te dwingen zich aan bedrijfsregels te houden. Een verdachte kan worden gedwongen een dwangmiddel te ondergaan. Een verdachte mag weigeren een dwangmiddel te ondergaan.

4.3 Staande houden

Staandehouden is een dwangmiddel. Wanneer bijvoorbeeld een politieagent iemand aanspreekt omdat hij met een auto op de openbare weg een verkeersovertreding begaat, is sprake van ‘staande houden’ .

Wat is staande houden?

Staande houden wordt vaak verward met het dwangmiddel ‘aanhouden’ . Bij staande houden is echter géén sprake van het ontnemen van vrijheid. Bij aanhouden is dat wél het geval. Staande houden is een verdachte van een strafbaar feit kort ophouden en hem vragen naar zijn identiteitsgegevens.

In het Wetboek van Strafvordering lees je in artikel 52 het volgende over staande houden:

Artikel 52 Staande houden Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.

Een opsporingsambtenaar mag aan de hand van personalia en een identiteitsbewijs, de identiteit van een verdachte vaststellen. Daarvoor mag hij vragen naar • naam • voornamen • geboorteplaats

• geboortedatum • het adres waarop iemand is ingeschreven • het adres van de feitelijke verblijfplaats.

Alleen een opsporingsambtenaar mag staande houden (op heterdaad én buiten heterdaad).

Voorbeeld staande houden

Een politieagent ziet iemand fietsen die hij vorige week een raam van het politiebureau heeft zien ingooien. Hij geeft de verdachte een stopteken en vraagt hem naar zijn identiteitsbewijs. Als hij dit heeft gecontroleerd en opgeschreven, mag de verdachte weer gaan. Met de identiteitsgegevens maakt de politieagent een proces-verbaal op.

Het doel van staande houden

Het doel van staande houden is nagaan wie de verdachte is. Als de identiteit is vastgesteld, wordt meestal een proces-verbaal gegeven voor het strafbare feit dat is begaan. Daarna kan de verdachte zijn weg weer vervolgen.

De lastige verdachte

Het doel van ‘staande houden’ is nagaan wie de verdachte is. Dat is lastig als een verdachte niet wil antwoorden. Dat recht heeft een verdachte omdat hij niet verplicht is vragen te beantwoorden.

In die situatie heeft een opsporingsambtenaar het recht een identiteitsbewijs te vorderen. Als daaraan niet wordt voldaan, mag hij kleding, voorwerpen en vervoersmiddelen onderzoeken om identiteitsgegevens te achterhalen. Een verdachte moet dit ondergaan. We noemen dat een identificatiefouillering (artikel 55b Wetboek van Strafvordering).

Als de verdachte wél antwoordt, moet hij de juiste gegevens noemen. Het opgeven van valse identiteitsgegevens is strafbaar. Soms wil een verdachte niet staande worden gehouden. Dan mageenopsporingsambtenaarhemdaartoedwingen,omdatstaandehoudeneendwangmiddel is.

Opdracht 2 Staande houden

a. Wat houdt het dwangmiddel ‘staande houden’ in? Een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan, onderzoeken aan zijn kleding. Een staande gehouden of aangehouden verdachte onderzoeken aan zijn kleding. Een verdachte van een strafbaar feit kort ophouden en hem vragen naar zijn identiteit. Een verdachte van een strafbaar feit rechtens zijn vrijheid ontnemen.

b. Wie hebben de bevoegdheid om staande te houden? iedereen beveiligers alle opsporingsambtenaren algemene opsporingsambtenaren

c. Waar mag een opsporingsambtenaar naar vragen om de identiteit van een verdachte te achterhalen?

4.4 Samenvatting

Overzicht dwangmiddelen

• Dwangmiddelen zijn bevoegdheden die opsporingsambtenaren en burgers (in sommige situaties) hebben. • Eenverdachtehoeftnietmeetewerken,maarkanwelwordengedwongeneendwangmiddel te ondergaan. • Per dwangmiddel heeft de wetgever voorwaarden vastgesteld waaronder het dwangmiddel mag worden toegepast.

Staande houden?

• Staande houden betekent een verdachte van een strafbaar feit kort ophouden en hem vragen naar zijn identiteitsgegevens. • Het doel van staande houden is nagaan wie de verdachte is. • De opsporingsambtenaar mag aan de hand van personalia en een identiteitsbewijs, de identiteit van een verdachte vaststellen. • Alleen een opsporingsambtenaar mag staande houden. • Een verdachte is niet verplicht vragen te beantwoorden. In die situatie heeft een opsporingsambtenaar het recht een identiteitsbewijs te vorderen. • Als de verdachte wél antwoordt, moet hij de juiste gegevens noemen. Het opgeven van valse identiteitsgegevens is strafbaar.

4.5 Test je kennis

In de digitale leeromgeving staat de opdracht 'Test je kennis', waarin het onderwerp van dit hoofdstuk centraal staat. Maak de test en stel vast of je dit hoofdstuk kent.

HOOFDSTUK5 AANHOUDEN

5.1 Inleiding

Aanhouden is een dwangmiddel. Het is een belangrijke en nuttige bevoegdheid, maar het is ook de meest vergaande bevoegdheid.

Leerdoelen

• Je kunt de aanhouding van een verdachte van een strafbaar feit dat op heterdaad is ontdekt, benoemen en uitleggen. • Je kunt het overdragen van een aangehouden verdachte en de afgifte van de bij de verdachte aangetroffen voorwerpen aan een opsporingsambtenaar, beschrijven.

5.2 Wat is aanhouden?

Aanhouden wordt ook wel eens ‘arresteren’ genoemd, maar in de wet wordt alleen de term ‘aanhouden’ gebruikt. Het is een bevoegdheid die iedereen onder bepaalde voorwaarden heeft.

De persoon bij wie het dwangmiddel wordt toegepast, is niet meer vrij is om te gaan en te staan waar hij wil. Aanhouden is een verdachte van een strafbaar feit rechtens zijn vrijheid ontnemen. Dit betekent dat de persoon die een verdachte van een strafbaar feit wil aanhouden, van de wet het recht heeft om de verdachte zijn vrijheid af te nemen.

Je begrijpt dat daaraan wel voorwaarden zijn verbonden. Zomaar iemand zijn vrijheid afnemen magniet.Erisdansprakevanwederrechtelijkevrijheidsberovingofgijzelingendatzijnstrafbare feiten.

Het doel van aanhouden

Het doel van aanhouden is zorgen dat een aangehouden verdachte wordt voorgeleid aan een (hulp)officier van justitie.

Opdracht 1 Wat is aanhouden?

a. Wat houdt het dwangmiddel ‘aanhouden’ in? een aangehouden verdachte onderzoeken aan zijn kleding een verdachte van een strafbaar feit kort ophouden en hem vragen naar zijn identiteit een verdachte van een strafbaar feit rechtens zijn vrijheid ontnemen het onder zich nemen of gaan houden van voorwerpen

b. Wat is het doel van ‘aanhouden’?

5.3 Voorwaarden om te mogen aanhouden

Veel mensen denken dat alleen een politiefunctionaris (hij is opsporingsambtenaar) mag aanhouden. Die mag dat natuurlijk ook, maar óók gewone burgers (en dus ook beveiligers) mogen aanhouden. In artikel 53 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering staat daarover het volgende:

Artikel 53 lid 1 Aanhouden In geval van ontdekking op heterdaad is eenieder bevoegd de verdachte aan te houden.

Artikel 53 lid 1 betekent dat iedereen mag aanhouden als de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

• De persoon die wordt aangehouden, is een verdachte. • De verdachte heeft een strafbaar feit gepleegd. • Er is sprake van ontdekking van het strafbare feit op heterdaad.

Voor opsporingsambtenaren gelden dezelfde voorwaarden om aan te houden, maar een opsporingsambtenaar mag ook aanhouden buiten heterdaad. Dat mag hij op voorwaarde dat er een bevel is van de officier van justitie en er op het strafbare feit een voorlopige hechtenis van toepassing is. Dan mag een verdachte nog maximaal 14 dagen worden vastgehouden. Die periode kan worden verlengd met maximaal 90 dagen.

Opdracht 2 Voorwaarden om te mogen aanhouden

a. Aanhouden mag/mogen alleen opsporingsambtenaren / iedereen onder bepaalde voorwaarden / alleen boa's.

b. Onder welke drie voorwaarden mag iedereen aanhouden?

c. Wat geldt voor opsporingsambtenaren die willen aanhouden? Zij mogen ook personen aanhouden die geen verdachte zijn. Zij mogen onder bepaalde voorwaarden ook buiten heterdaad aanhouden. Zij mogen ook personen aanhouden die geen strafbaar feit hebben begaan.

5.4 Heterdaad

Er zijn twee vormen van heterdaad: 1. Je ontdekt het strafbare feit terwijl het begaan wordt. 2. Je ontdekt het strafbare feit direct nadat het heeft plaatsgevonden.

Je ontdekt het strafbare feit terwijl het begaan wordt

Dit is de meest bekende vorm van heterdaad. Het betekent dat jij ontdekt dat een strafbaar feitwordtgepleegd.Ontdekkenbetekentvaakdatjehetgezienhebt,maarhetkanbijvoorbeeld ook horen of ruiken betekenen.

Voorbeelden

• Je ziet tijdens een surveillancedienst iemand het raam van een bedrijfspand ingooien. • Je ziet en hoort dat een bezoeker een medewerker bij de receptiebalie mishandelt. • Je ziet een man het raampje van een auto inslaan en een tas uit de auto wegnemen. Je wilt de man aanhouden, maar hij rent weg. Als je nu niets doet, vervalt heterdaad en mag jij de verdachte - later - niet meer aanhouden.

Als je de verdachte achtervolgt en blijft zoeken tot je hem kunt aanhouden, blijft er sprake van heterdaad. Ook als je de verdachte even kwijt bent geraakt. Het maakt ook niet uit hoelang de achtervolging duurt, als je die maar niet onderbreekt.

Je ontdekt het strafbare feit direct nadat het heeft plaatsgevonden

Deze vorm van heterdaad is wat minder bekend. Voorwaarde is dat er niet te veel tijd zit tussen het tijdstip waarop het strafbare feit is gepleegd en het moment waarop het wordt ontdekt.

Voorbeelden

• Je ruikt een brandlucht en als je gaat kijken zie je twee jongens bij een brandende vuilcontainer wegrennen. Al rennend gooit een van hen een jerrycan weg waarin nog een beetje benzine blijkt te zitten. • Een medewerker van een winkel vertelt jou dat de vrouw die hij aanwijst een paar minuten geleden goederen heeft weggenomen zonder te betalen. De vrouw loopt 50 meter verder in het winkelcentrum. • Een collega ziet iemand zwaar vuurwerk bij een bedrijfspand door een raam gooien. Het lukt hem niet de verdachte direct aan te houden. Daarom geeft hij via de portofoon het signalement van de verdachte aan jou. Direct na die melding zie jij de verdachte lopen. Die mag je nu aanhouden omdat ook in deze situatie sprake is van heterdaad.

Opdracht 3 Heterdaad

a. Er zijn twee vormen van heterdaad. Welke zijn dat?

b. In welke situatie is sprake van heterdaad? Je ziet een man in de buurt van een auto waarvan een zijraam is ingeslagen. Je hoort dat een bezoeker van het bedrijf vorige week een medewerker van het bedrijf heeft bedreigd. Je ziet iemand met een tas vol nieuwe kleding een kledingwinkel verlaten zonder dat de kleding betaald is.

c. Wat is een belangrijke voorwaarde om te kunnen spreken van ontdekking van een strafbaar feit direct nadat het heeft plaatsgevonden?

d. Geef bij elke situatie aan of er wel of geen sprake is van heterdaad en waarom.

Situatie Heterdaad,ja of nee? Waarom?

’s Nachts om 02.00 uur wordt in je huis ingebroken zonder dat je het merkt. Bij het opstaan om 07.00 uur ontdek je de inbraak. ’s Nachts wordt er in je huis ingebroken en je wordt er wakker van. Wanneer je beneden komt, zie je de inbreker nog net via de voordeur het huis verlaten.

Jevindttijdenseenwandelingeen stoffelijk overschot in een bosperceel. Er wordt een overval gepleegd. De gewaarschuwde politie komt als de overvaller net in zijn auto wegrijdt. Er vindt een langdurige achtervolging plaats. Na drie uur lukt het de politie de overvaller aan te houden.

Je wordt door een verkoopster van een sportzaak aangesproken. Ze vertelt dat de vrouw die ze aanwijstgistereneentrainingspak heeft gestolen in haar winkel. Je ziet dat een man een andere man aan het mishandelen is.

Jewordtdoordeeigenaarvaneen computerwinkel aangesproken. Hij vertelt dat de man die net naar buiten is gelopen een paar inktcartridgesheeftmeegenomen zonder te betalen.

Midden in de nacht zie je een man meteenlcd-schermonderzijnarm wegrennen bij een stukgeslagen etalage.

5.5 Rechtmatig en doelmatig aanhouden

Er is een belangrijk onderscheid tussen rechtmatig en doelmatig aanhouden.

Rechtmatig aanhouden

Je hebt onder de genoemde voorwaarden van aanhouden wel het recht, maar niet de plicht een verdachte van een strafbaar feit aan te houden. Als je besluit om aan te houden en de drie voorwaarden zijn van toepassing, dan is er sprake van een rechtmatige aanhouding. Rechtmatig aanhouden is aanhouden waarbij sprake is van een verdachte, een strafbaar feit en heterdaad.

Doelmatig aanhouden

Een aanhouding is doelmatig als met de aanhouding een nuttig doel wordt gediend. Meestal is dat nuttige doel de voorgeleiding en een mogelijke strafzaak.

Niet elke rechtmatige aanhouding is ook doelmatig. Een kind van 6 jaar die jij op heterdaad betrapt op een diefstal, mag je rechtmatig aanhouden. Doelmatig is de aanhouding in dat geval niet, omdat kinderen tot 12 jaar niet worden vervolgd en dus ook niet door een rechter worden gestraft. Het is dan verstandiger de ouders van het kind aan te spreken en hen de diefstal te laten afhandelen met de benadeelde.

Er is geen sprake van doelmatigheid als een strafbaar feit bij voorkeur op een andere manier kan worden afgehandeld dan strafrechtelijk. In de praktijk wordt meestal alleen aangehouden als er sprake is van rechtmatigheid en doelmatigheid en van een misdrijf. Als wordt aangehouden voor overtredingen, is dat bijvoorbeeld voor: ‘zich bevinden op verboden grond’ en ‘straatschenderij’ .

Opdracht 4 Rechtmatig en doelmatig aanhouden

a. Wat is een rechtmatige aanhouding?

b. Wat is doelmatige aanhouding?

c. Wat behoor je te doen (of na te laten) als je twijfelt of een aanhouding die je wilt verrichten wel rechtmatig is? Je houdt niet aan. Je houdt aan, maar je vertelt de verdachte dat je twijfelt over de rechtmatigheid. Je houdt voor de zekerheid aan.

d. In de tabel staan situaties beschreven die je als beveiliger kunt tegenkomen. Geef per situatie met 'ja' of 'nee' aan of er sprake is van rechtmatige en/of doelmatige aanhouding en of je overgaat tot aanhouden.

Situatiebeschrijving

Je ziet midden in de nacht een man op een afgesloten bouwterrein stenen in zijn aanhanger leggen. Deze man is verdachte van diefstal.

Een werknemer werkt over, maar heeft zich niet gemeld als overwerker, wat volgens de bedrijfsinstructies wel moet. Hier is sprake van huisvredebreuk. Je ziet in een overvolle trein dat een jongeman zijn zitplaats niet afstaat aan een slecht ter been zijnde oude vrouw. Hij overtreedt hiermee een fatsoensregel. In het winkelcentrum zie je een vrouw lopen van wie je weet dat ze eenweekgeledenineenwarenhuis gestolen heeft. Je hebt haar toen niet kunnen aanhouden.

e. Je ziet een kind van 4 jaar speelgoed stelen in een winkel. Hoe handel je in deze situatie juist? Een aanhouding is nu rechtmatig. Daarom houd je aan, neem je het speelgoed aan en draag je het kind over aan een opsporingsambtenaar. Een aanhouding is nu rechtmatig en doelmatig. Daarom houd je aan, neem je het speelgoed aan en draag je het kind over aan een opsporingsambtenaar. Een aanhouding is nu wel rechtmatig, maar niet doelmatig. Daarom houd je niet aan.

f. Je ziet een man van 20 jaar op de bedrijfsparkeerplaats een auto vernielen. Hoe handel je in deze situatie juist? Een aanhouding is nu rechtmatig. Daarom houd je aan en draag je de man over aan een opsporingsambtenaar. Een aanhouding is nu rechtmatig en doelmatig. Daarom houd je aan en draag je de man over aan een opsporingsambtenaar. Een aanhouding is nu wel rechtmatig, maar niet doelmatig. Daarom houd je de man niet aan.

Rechtmatig? Doelmatig? Aanhouden?

5.6 Aanhouden in de praktijk

De wet bepaalt de grenzen waarbinnen je mag aanhouden. In de praktijk zijn er meer zaken waarmee je rekening moet houden:

• Als je twijfelt of een aanhouding wel rechtmatig is, houd je niet aan. Soms mag je wel rechtmatig aanhouden, maar is er geen sprake van doelmatigheid. Ook dan houd je als regel niet aan. • Zorg dat de verdachte jou ziet op het moment dat je gaat aanhouden. Dat kan onnodige weerstand van de verdachte voorkomen. • Spreek de verdachte aan door bijvoorbeeld te zeggen: –‘Meneer, ik zag u zojuist de winkel verlaten met goederen die u niet hebt betaald’ of –‘Ik hoorde van een winkelmedewerker dat u de artikelen in uw tas niet betaald hebt’ of –‘Ik zag dat u het raam met een steen ingooide.’ • Alsdeverdachtegeenredelijkeverklaringheeft,verteljedeverdachtedathijisaangehouden.

Daarbij ben je wettelijk verplicht de verdachte te vertellen van welk strafbaar feit hij wordt verdacht. Je zegt bijvoorbeeld: –‘Ik houd u nu aan voor diefstal’ of –‘Ik houd u aan voor vernieling’ of –‘Ik houd u aan voor opzettelijke brandstichting.’ • Dan vertel je de verdachte netjes en zakelijk dat hij met jou mee moet komen. • Je mag ‘dwang’ uitoefenen. Dit betekent dat je mag voorkomen dat de verdachte er na de aanhouding vandoor gaat.

Gebruik nooit meer dwang dan nodig is. Zodra de verdachte zich heeft ‘overgegeven’ , weerloos is of meewerkt, is jouw doel bereikt en is dwang niet meer nodig. Als je dán nog dwang of geweld gebruikt, is er sprake van ‘redeloos geweld’ . Dan ben je zelf strafbaar voor bijvoorbeeld mishandeling. • Vergeet het nooit: JE EIGEN VEILIGHEID gaat altijd voor.

Handelen na de aanhouding

Na een aanhouding mag je goederen en voorwerpen die de verdachte bij zich heeft niet in beslag nemen. Je mag ze wel aannemen als de verdachte ze vrijwillig aan je geeft.

Overdragen

Je hebt de plicht om de verdachte (en eventueel aangenomen goederen en voorwerpen) onverwijld (direct) over te dragen aan een opsporingsambtenaar. In de praktijk is dat een politieambtenaar. De aangenomen voorwerpen worden dan door de opsporingsambtenaar in beslag genomen.

Als de overdracht niet snel mogelijk is, mag je de verdachte vasthouden, zo nodig op een plek waar hij er niet zo gemakkelijk vandoor kan gaan. Bij de overdracht aan een opsporingsambtenaar moet je als beveiliger het volgende melden en vragen: • Je meldt dat je de verdachte op heterdaad hebt aangehouden en waarvoor. • Je meldt het tijdstip waarop je de verdachte hebt aangehouden. • Je vraagt de naam van de opsporingsambtenaar en je vermeldt die later in het specifiek rapport.

• Je vraagt naar welk bureau de verdachte wordt overgebracht en je vermeldt die naam later in het specifiek rapport.

Opdracht 5 Aanhouden in de praktijk

a. Een verdachte die je wilt aanhouden voor diefstal moet je vertellen dat hij is aangehouden en waarvoor hij is aangehouden.

Een goed voorbeeld is ‘Ik houd u nu aan voor diefstal.’ / ‘Mag ik u aanhouden voor diefstal?’ / ‘Wilt u zo vriendelijk zijn mee te werken aan uw aanhouding?’

b. Mag je ‘dwang’ uitoefenen als een verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding? Ja, als dat nodig is om de verdachte aan te houden. Ja, bij een aanhouding hoort nu eenmaal dwang. Nee, een beveiliger mag nooit dwang gebruiken. Nee, want dan maak jij je schuldig aan mishandeling.

c. Wat geldt voor het gebruik van dwang bij een aanhouding? Bij een aanhouding mag je onbeperkt dwang gebruiken, omdat aanhouden een dwangmiddel is. Dwang is noodzakelijk, maar niet al te veel. Jemagdwanggebruiken,maarnooitméérdannoodzakelijkisomaantekunnenhouden.

d. Welke plicht heb je ná een aanhouding? de verdachte verhoren de verdachte voorgeleiden aan een (hulp)officier van justitie de verdachte onverwijld overdragen aan jouw leidinggevende de verdachte onverwijld overdragen aan een opsporingsambtenaar de verdachte onverwijld overdragen aan het slachtoffer van het strafbare feit

e. Watmoetjedoenmetvoorwerpendiejevaneenaangehoudenverdachtehebtaangenomen of die de aangehouden verdachte aan jou heeft afgegeven? in beslag nemen en overdragen aan een opsporingsambtenaar bij overdracht van de verdachte overdragen aan de opsporingsambtenaar in bewaring nemen en na de overdracht van de verdachte aan een opsporingsambtenaar weer teruggeven aan de verdachte

f. Een aanhouding rapporteer je in het

g. Wat meld en vraag je aan een opsporingsambtenaar bij de overdracht van een aangehouden verdachte? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist. Je meldt dat je de verdachte hebt aangehouden en waarvoor. Je meldt het tijdstip waarop je de verdachte hebt aangehouden. Je meldt waar je de verdachte hebt aangehouden. Je vraagt aan de opsporingsambtenaar welk soort dader de verdachte is. Je vraagt de naam van de opsporingsambtenaar aan wie je de verdachte overdraagt. Je vraagt naar welk politiebureau de verdachte wordt overgebracht.

5.7 Samenvatting

Wat is aanhouden?

• Aanhouden is een dwangmiddel. • Aanhouden betekent een verdachte van een strafbaar feit rechtens zijn vrijheid ontnemen. • Het doel van aanhouden is zorgen dat een aangehouden verdachte wordt voorgeleid aan een (hulp)officier van justitie.

Voorwaarden om te mogen aanhouden

Iedereen mag aanhouden als de volgende voorwaarden van toepassing zijn: • De persoon die wordt aangehouden, is een verdachte. • De verdachte heeft een strafbaar feit gepleegd. • Er is sprake van ontdekking van het strafbare feit op heterdaad.

Heterdaad

Er zijn twee vormen van aanhouden op heterdaad: • Je ontdekt het strafbare feit terwijl het begaan wordt. • Je ontdekt het strafbare feit direct nadat het heeft plaatsgevonden.

Rechtmatig en doelmatig aanhouden

• Je hebt onder de genoemde voorwaarden van aanhouden wel het recht, maar niet de plicht een verdachte van een strafbaar feit aan te houden. • Aanhoudenonderdegenoemdevoorwaardenwordteenrechtmatigeaanhoudinggenoemd. • Een aanhouding is doelmatig als met de aanhouding een nuttig doel wordt gediend.

Aanhouden in de praktijk

• In de praktijk wordt meestal alleen aangehouden als er sprake is van rechtmatigheid en doelmatigheid en van een misdrijf. • Naeenaanhoudingmagjegoederenenvoorwerpendiedeverdachtebijzichheeftaannemen als de verdachte ze vrijwillig aan je geeft. • Je hebt de plicht om de verdachte en eventueel aangenomen goederen en voorwerpen onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar.

5.8 Test je kennis

In de digitale leeromgeving staat de opdracht 'Test je kennis', waarin het onderwerp van dit hoofdstuk centraal staat. Maak de test en stel vast of je dit hoofdstuk kent.

HOOFDSTUK6 ONDERZOEKAANLICHAAMENKLEDING

6.1 Inleiding

In de Grondwet is vastgelegd dat iedereen in Nederland recht heeft op onaantastbaarheid van het lichaam. Iedereen heeft het recht zelf te bepalen wat er met zijn of haar lichaam gebeurt. Bijvoorbeeld of er medische handelingen worden verricht en of na overlijden organen worden gedoneerd.

Uitzonderingen op onaantastbaarheid van het lichaam zijn alleen mogelijk als die wettelijk zijn geregeld. In het Wetboek van Strafvordering zijn bijvoorbeeld wetsregels opgenomen die een onderzoekaanlichaamenkleding mogelijk maken.

Leerdoelen

• Je kunt onderzoek aan lichaam en kleding benoemen en uitleggen. • Je kunt aangeven wie bevoegd zijn om onderzoek aan kleding uit te voeren en wat ze wel en niet mogen doen. • Je kunt de verschillende soorten fouillering beschrijven en onderscheiden.

6.2 Onderzoek aan lichaam en kleding

In artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering wordt het dwangmiddel ‘onderzoek aan lichaam en kleding’ beschreven:

Artikel 56 Onderzoek aan lichaam en kleding 1. De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden, kan, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, in het belang van het onderzoek bepalen dat deze aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht. 2. De officier van justitie kan bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen de verdachte, in het belang van het onderzoek bepalen dat deze in zijn lichaam wordt onderzocht. Onder onderzoek in het lichaam wordt verstaan: het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam, röntgenonderzoek, echografie en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het lichaam. Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts. Het onderzoek wordt niet ten uitvoer gelegd indien zulks om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde onderzoeken worden op een besloten plaats en voor zover mogelijk door personen van hetzelfde geslacht als de verdachte verricht. 4. De overige opsporingsambtenaren zijn bevoegd den aangehoudene tegen wien ernstige bezwaren bestaan, aan zijne kleding te onderzoeken.

Onderzoek aan lichaam en kleding is een dwangmiddel dat beveiligers niet mogen uitvoeren.

Onderzoek aan lichaam

Een onderzoekaanhetlichaam is het uitwendig schouwen van het bovenlichaam. Uitwendig schouwenbetekenthetvanbuitenafbekijkenvandeopeningenenholtenvanhetbovenlichaam (mond, neusgaten, oren, navel en oksels).

Onderzoek is alleen toegestaan om voorwerpen in beslag te kunnen nemen. Het mag alleen worden toegepast bij een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan. Alleen (hulp)officieren van justitie mogen het onderzoek uitvoeren. Een verdachte is niet verplicht om mee te werken aan een onderzoek aan lichaam. Hij moet het onderzoek wél toestaan. Verzet met geweld of bedreiging met geweld is een strafbaar feit.

Onderzoek aan kleding

Een onderzoekaankleding mag plaatsvinden in de volgende gevallen: • De opsporingsambtenaar wil voorwerpen in beslag nemen. Met dit doel mag het alleen bij een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan. Het mag alleen worden uitgevoerd door opsporingsambtenaren. • Artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering geeft een opsporingsambtenaar de bevoegdheid een identificatiefouillering uit te voeren als hij wil weten wie een verdachte is. Als dit het doel is, mag een onderzoek aan kleding plaatsvinden bij een persoon die is

staande gehouden of is aangehouden. Artikel 55b geeft de opsporingsambtenaar nu ook de bevoegdheid voorwerpen die de verdachte draagt of meevoert te onderzoeken, als dat nodig is voor de vaststelling van de identiteit.

Een betrokkene moet de een onderzoek aan kleding ondergaan, maar is niet verplicht om mee te werken. Verzet tegen zo’n onderzoek door geweld of bedreiging met geweld, is strafbaar.

De veiligheidsfouillering

Een opsporingsambtenaar mag op basis van de Politiewet personen fouilleren om veiligheid te garanderen. Dit noemen we een veiligheidsfouillering. Hierbij wordt de kleding oppervlakkig afgetast. Het doel is zorgen voor de veiligheid van de opsporingsambtenaar, de persoon die wordt gefouilleerd en eventuele anderen. Met de fouillering wordt nagegaan of de persoon gevaarlijke of scherpe voorwerpen bij zich heeft.

De insluitingsfouillering

Een insluitingsfouillering door een opsporingsambtenaar is toegestaan op grond van de Politiewet. Het is een verplichte fouillering die voorafgaat aan de insluiting op het politiebureau van een aangehouden verdachte. Daarbij wordt de kleding van de verdachte afgetast en doorzocht op de aanwezigheid van gevaarlijke of scherpe voorwerpen.

Fouillering op basis van de Opiumwet

Artikel 9 van de Opiumwet geeft opsporingsambtenaren een aantal bevoegdheden zoals: • het onderzoeken van een voertuig • toegang tot plaatsen waar een overtreding van de Opiumwet wordt vermoed of is gepleegd • het fouilleren van personen.

Fouillering op basis van de Wet wapens en munitie

In de Wet wapens en munitie is in artikel 52 fouilleren als dwangmiddel geregeld. Opsporingsambtenaren mogen personen aan hun kleding onderzoeken als die: • een strafbaar feit hebben gepleegd waarbij een wapen is gebruikt • een verboden wapen van categorie I hebben vervaardigd, getransformeerd, hersteld, overgedragen, dragen, voorhanden hebben, doen binnenkomen of doen uitgaan • een wapen van categorie II of III voorhanden hebben • een wapen van de categorie II, III of IV dragen • zich bevinden in een aangewezen veiligheidsgebied.

Opdracht 1 Onderzoek aan lichaam en kleding

a. Beschrijf in je eigen woorden wat een onderzoek aan het lichaam is.

b. Wanneer mag een onderzoek aan het lichaam worden toegepast?

c. Een onderzoek aan het lichaam mag worden uitgevoerd door een beveiliger / politieagent / (hulp)officier van justitie / buitengewoon opsporingsambtenaar.

d. Wat is een onderzoek aan kleding?

e. Een onderzoek aan kleding is een dwangmiddel.

Wat betekent dat voor de betrokkene wiens kleding men wil onderzoeken?

De betrokkene mag het onderzoek weigeren als hij niet is aangehouden.

De betrokkene moet het onderzoek aan kleding ondergaan. Hij mag het niet weigeren.

De betrokkene moet toestemming verlenen voor het onderzoek aan kleding. Hij mag het onderzoek ook weigeren.

f. Een onderzoek aan kleding als dwangmiddel kan twee doelen hebben.

Welke zijn dat? voorwerpen in beslag nemen voorwerpen in bewaring nemen identiteit vaststellen

g. Mag een beveiliger een aangehouden verdachte aan zijn kleding onderzoeken? nee ja

h. Er zijn enkele wetten op basis waarvan gefouilleerd mag worden. Wie mag op basis van welke wet – onder bepaalde voorwaarden – fouilleren?

Wet

Politiewet

Opiumwet Wet wapens en munitie

i. Wat is een veiligheidsfouillering?

Wie mag onder bepaalde voorwaarden fouilleren

j. Wat is een insluitingsfouillering?

6.3 De privaatrechtelijke fouillering

Op veel plaatsen is onderzoek aan kleding opgenomen in de huisregels. Bijvoorbeeld op een vliegveld, in een voetbalstadion en bij de ingang van een discotheek. Daar wordt zo’n onderzoek ook fouilleren genoemd.

Als fouillering onderdeel is van huisregels, is het géén dwangmiddel. Dit wordt een privaatrechtelijkefouillering genoemd.

Afwijkende regels

Bij privaatrechtelijk fouilleren zijn de regels heel anders. Belangrijke verschillen met onderzoek aan kleding zijn: • De mogelijkheid dat er gefouilleerd wordt, moet worden vermeld in bezoekersvoorwaarden, op een mededelingenbord of op een toegangsbewijs. • Personen die géén geen opsporingsambtenaar zijn, mogen ook fouilleren. • Er hoeft géén sprake te zijn van een staandehouding of een aanhouding. • Een betrokkene hoeft de fouillering niet toe te staan. De fouillering vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Iemand die een privaatrechtelijke fouillering niet wil ondergaan, wordt niet gefouilleerd. Hij of zij wordt dan niet toegelaten, omdat niet wordt meegewerkt aan de huisregels. • Defouilleringkanwordengestoptopverzoekvandebetrokkeneennietwordenafgemaakt.

Opdracht 2 De privaatrechtelijke fouillering

a. Eenprivaatrechtelijkefouilleringisgeendwangmiddel.Watbetekentdatvoordebetrokkene wiens kleding men wil onderzoeken?

b. Onder welke voorwaarden mag een beveiliger iemand privaatrechtelijk fouilleren?

c. Een privaatrechtelijke fouillering vindt als regel plaats op private en publieke / publieke / private terreinen.

d. Welk recht heeft een beveiliger als een betrokkene weigert een privaatrechtelijke fouillering te ondergaan? De beveiliger mag de betrokkene aanhouden. De beveiliger mag de betrokkene de toegang weigeren. De beveiliger mag de betrokkene dwingen mee te werken aan de fouillering.

6.4 Samenvatting

Onderzoek aan lichaam en kleding

Onderzoek aan lichaam

Wat is het?

Wat is het doel?

Bij wie mag het dwangmiddel worden toegepast? Wie mogen het dwangmiddel toepassen? Het uitwendig schouwen van het bovenlichaam

Voorwerpen in beslag nemen Een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan (hulp)officieren van justitie

Onderzoek aan kleding

Wat is het?

Wat is het doel?

Bij wie mag het dwangmiddel worden toegepast?

Wie mogen het dwangmiddel toepassen? Een onderzoek aan en in kleding waarbij zakken en kleding worden doorzocht Voorwerpen in beslag nemen OF nagaan wie de verdachte is Voorwerpen in beslag nemen: Een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan

Nagaan wie de verdachte is: Iemand die staande is gehouden of is aangehouden Opsporingsambtenaren

• Een opsporingsambtenaar mag op basis van de Politiewet personen fouilleren om veiligheid te garanderen (veiligheidsfouillering). • Een insluitingsfouillering is toegestaan op grond van de Politiewet. Het is een verplichte fouillering die voorafgaat aan de insluiting op het politiebureau van een aangehouden verdachte. • Eenopsporingsambtenaarheeftdebevoegdheidiemanddiewordtverdachtvaneenmisdrijf in het kader van de Opiumwet aan zijn kleding te onderzoeken.

• In de Wet wapens en munitie is fouilleren door opsporingsambtenaren als dwangmiddel in artikel 52 geregeld.

Als fouillering onderdeel is van huisregels, is het géén dwangmiddel. Dit wordt een privaatrechtelijke fouillering genoemd.

Privaatrechtelijke fouillering

Wat is het?

Wat is het doel? • Onderzoek aan kleding als onderdeel van huisregels • Het is géén dwangmiddel. • Veiligheid verzorgen • Voorwerpen die niet naar binnen mogen in bewaring nemen

Wie mag het toepassen? Onder welke voorwaarden mag het? Iedereen.

• De persoon die fouilleert moet toestemming hebben van werkgever. • Een betrokkene moet akkoord gaan met fouillering.

6.5 Test je kennis

In de digitale leeromgeving staat de opdracht 'Test je kennis', waarin het onderwerp van dit hoofdstuk centraal staat. Maak de test en stel vast of je dit hoofdstuk kent.

HOOFDSTUK7 INBESLAGNEMEN

7.1 Inleiding

Soms is het nodig een voorwerp van een verdachte af te nemen. Bijvoorbeeld als dat voorwerp kan dienen als bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. Onder bepaalde voorwaarden mag een opsporingsambtenaar voorwerpen van een verdachte afnemen. Dat heet ‘inbeslagnemen’ .

Leerdoelen

• Je kunt het begrip en de toepassing van ‘in beslag nemen’ door een opsporingsambtenaar benoemen en uitleggen. • Je kunt de afgifte van camerabeelden aan een opsporingsambtenaar uitleggen.

7.2 Wat is in beslag nemen?

In artikel 134 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering lees je over ‘in beslag nemen’ het volgende:

Artikel 134 lid 1 In beslag nemen Het onder zich nemen of gaan houden van enig voorwerp ten behoeve van de strafvordering.

In artikel 134 lid 1 wordt gesproken over ‘onder zich nemen’ en ‘onder zich gaan houden’ . Er zijn dus twee manieren om iets in beslag te nemen: • Bij ‘onder zich nemen’ wordt een voorwerp van iemand afgenomen. • Bij ‘onder zich gaan houden’ heeft de opsporingsambtenaar het voorwerp al en hoeft hij het niet meer af te nemen.

Opdracht 1 Wat is in beslag nemen?

a. Wat is in beslag nemen?

b. Bij in beslag nemen wordt gesproken over ‘onder zich gaan nemen’ en het ‘onder zich gaan houden’ . Wat is het verschil?

c. Welke vijf uitspraken horen bij ‘in beslag nemen’? het gaat om voorwerpen die niét verboden zijn krijgt betrokkene terug is een dwangmiddel krijgt betrokkene als regel niet terug mag alleen worden toegepast door een opsporingsambtenaar wordt veilig gesteld mag iedereen na aanhouding mag alleen ná aanhouding voorwerpen moeten vatbaar zijn voor in beslag nemen wordt vrijwillig afgegeven het gaat om voorwerpen die in het bedrijfsreglement niet zijn toegestaan

7.3 Wie mag in beslag nemen?

Tot 1 maart 2017 mocht iedereen onder bepaalde voorwaarden voorwerpen in beslag nemen. Door een wijziging in het Wetboek van Strafvordering is dat niet meer het geval.

Alleen opsporingsambtenaren mogen onder bepaalde voorwaarden voorwerpen in beslag nemen.

Die voorwaarden zijn: • De verdachte is staande gehouden of aangehouden. • Het voorwerp is vatbaar voor inbeslagname.

Anderen, zoals beveiligers, mogen voorwerpen die bij een aangehouden verdachte worden aangetroffen wél aannemen als de verdachte die vrijwillig afgeeft. Je hebt de plicht om de verdachte en eventueel aangenomen goederen en voorwerpen onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar.

Opdracht 2 Wie mag in beslag nemen?

a. In beslag nemen mogen alleen

b. Wat zijn de twee voorwaarden waaronder een opsporingsambtenaar in beslag mag nemen? De verdachte is staande gehouden of aangehouden. Het voorwerp is vatbaar voor inbeslagname. De verdachte wordt verdacht van een ernstig misdrijf.

7.4 Voorwerpen die in beslag mogen worden genomen

De volgende voorwerpen mogen in beslag worden genomen: • Voorwerpen die dienen als bewijsmateriaal. Ze worden gebruikt om te bewijzen dat een verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. Bijvoorbeeld gestolen voorwerpen. • Voorwerpen die door de rechter verbeurdverklaard kunnen worden. Een rechter kan als bijkomende straf in beslag genomen goederen verbeurdverklaren. Meestal zijn dat goederen die zijn gestolen of die door verduistering zijn verkregen. De verdachte krijgt de goederen niet terug. • Voorwerpendiedoorderechteraanhetmaatschappelijkverkeerkunnenwordenonttrokken.

Een rechter kan als maatregel opleggen dat schadelijke of gevaarlijke voorwerpen, zoals drugs, illegale cd’s en wapens, worden vernietigd. • Voorwerpendieverkregenzijnuitwederrechtelijkverkregenvoordeel.Eenvoorbeeldhiervan is de verdachte die door handel in drugs rijk is geworden en een prachtig huis heeft gekocht.

In dit geval ligt de bewijslast bij de verdachte. Hij moet aantonen dat hij zijn rijkdom legaal (eerlijk) heeft verkregen. Als dat niet lukt, kan de rechter als maatregel wederrechtelijk verkregen voordeel opleggen. Het huis wordt hem dan afgenomen en verkocht.

Bevoegdheden

Bij in beslag nemen heeft een opsporingsambtenaar de volgende bevoegdheden: • Als tegen de aangehouden verdachte ernstige bezwaren bestaan, mag de opsporingsambtenaardeverdachteaanzijnkledingonderzoeken.Erissprakevan‘ernstige bezwaren’ als er meer is dan een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Er is bijvoorbeeld een bekentenis of een getuigenverklaring.

• Alsdeverdachtewordtverdachtvaneenmisdrijfwaaropvoorlopigehechtenisvantoepassing is (een misdrijf waarvoor een maximale gevangenisstraf van vier jaren of meer kan worden geëist), mag de opsporingsambtenaar in beslag nemen, plaatsen betreden en vervoermiddelen doorzoeken.

Opdracht 3 Voorwerpen die in beslag mogen worden genomen

a. In de linkerkolom zie je de groepen voorwerpen die in beslag genomen mogen worden.

Verbind die groepen met de juiste omschrijving in de rechterkolom.

Voorwerpen die verbeurd kunnen worden verklaard

Voorwerpen die kunnen worden onttrokken aan het maatschappelijk verkeer

Voorwerpen die wederrechtelijk zijn verkregen

Voorwerpen die dienen als bewijsmiddelen Hierbij kan de rechter een uitspraak doen waarin hij bepaalt dat een dader als bijkomende straf de goederen kwijtraakt die bij hem in beslag zijn genomen (= bijkomende straf).

Hierbij kan de rechter een uitspraak doen waarin hij bepaalt dat een dader de goederen kwijtraakt die bij hem in beslag zijn genomen. De goederen worden echter niet verkocht, maar vernietigd.

Hierbij heeft de dader voorwerpen betaald met geld dat hem niet toebehoort. Er is sprake van onrechtmatig verkregen voordeel.

Voorwerpen die dienen als bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd.

b. In welke situatie mag een opsporingsambtenaar bij in beslag nemen, de verdachte aan zijn kleding onderzoeken?

7.5 Afgifte camerabeelden

Veel particulieren en organisaties gebruiken camera’s om hun woonhuis, bedrijfsgebouw eneigendommentebeschermen.Opgenomen beelden van een camera worden steeds belangrijker voor opsporingsonderzoek en bij de rechtspraak.

Op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mogen particulieren en organisaties echter niet zomaarcamerabeeldenverstrekkenaaneenopsporingsambtenaar.Zijleggengegevensimmers op de eerste plaats vast voor hun eigen doelen en niet om de politie te helpen misdrijven op te lossen. Die doelen kunnen samengaan, maar dat hoeft niet.

Vrijwillig afgeven

Iedereen kan ervoor kiezen camerabeelden vrijwillig aan de politie te geven. Dat kan als het doel van het cameratoezicht is om personen en goederen te beschermen. Dan is het logisch dat camerabeelden aan de politie worden verstrekt, als daarmee bijvoorbeeld de verdachte van een inbraak kan worden geïdentificeerd. De beelden mogen dan ook door politie en justitie worden gebruikt.

Vorderen

Als beelden gevorderd worden, is er geen keuze, dan moet je de beelden afgeven. Een opsporingsambtenaar moet vorderen om camerabeelden af te geven als: • er sprake is van een ernstig misdrijf • de verstrekking aan de politie niet verenigbaar is met het doel waarvoor de camerabeelden verzameld zijn.

Onrechtmatig verkregen bewijs

Er kan sprake zijn van onrechtmatig verkregen bewijs als de politie op een verkeerde rechtsgrondslagiemandofeenorganisatiedwingt(erisgevorderd)camerabeeldenbeschikbaar te stellen. Dat kan leiden tot bewijsuitsluiting met als gevolg dat de verdachte wegens gebrek aan bewijs wordt vrijgesproken.

Opdracht 4 Afgifte camerabeelden

a. Welke wet verbiedt particulieren en organisaties alle opgenomen camerabeelden zomaar aan de politie te verstrekken?

Dat is de

b. Iedereen kan ervoor kiezen bepaalde opgenomen camerabeelden vrijwillig aan de politie te verstrekken.

Aan welke voorwaarde moeten die beelden dan voldoen?

De opgenomen beelden moet haarscherp zijn.

Het doel van het cameratoezicht moet zijn: beschermen van goederen en/of personen.

Verdachten mogen niet herkenbaar in beeld zijn.

c. Op welke wijze kan de politie opgenomen camerabeelden in haar bezit krijgen als ze niet vrijwillig worden afgegeven? Er moet om de beelden worden gevraagd. Er moet worden gevorderd de beelden af te geven. Er moet worden betaald voor het afgeven van de beelden.

7.6 Samenvatting

Wat is in beslag nemen?

In beslag nemen is het onder zich nemen of gaan houden van enig voorwerp ten behoeve van de strafvordering.

Wie mag in beslag nemen?

• Onderbepaaldevoorwaardenmageenopsporingsambtenaarvoorwerpeninbeslagnemen. • De voorwaarden zijn: – De verdachte is staande gehouden of aangehouden. – Het voorwerp is vatbaar voor inbeslagname.

Voorwerpen die in beslag mogen worden genomen

• Voorwerpen die dienen als bewijsmateriaal. • Voorwerpen die door de rechter verbeurdverklaard kunnen worden. • Voorwerpendiedoorderechteraanhetmaatschappelijkverkeerkunnenwordenonttrokken. • Voorwerpen die verkregen zijn uit wederrechtelijk verkregen voordeel.

• Bij in beslag nemen heeft een opsporingsambtenaar de volgende bevoegdheden: – Een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan aan de kleding onderzoeken. – Bij een verdachte die wordt verdacht van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis van toepassing is, voorwerpen in beslag nemen.

Afgifte camerabeelden

• Op basis van de AVG mogen particulieren en organisaties niet zomaar camerabeelden verstrekken aan de politie. • Iedereen kan ervoor kiezen camerabeelden vrijwillig aan de politie te geven als het doel van het cameratoezicht is om personen en goederen te beschermen. • Een opsporingsambtenaar moet vorderen om camerabeelden af te geven als: – er sprake is van een ernstig misdrijf

– deverstrekkingaandepolitienietverenigbaarismethetdoelwaarvoordecamerabeelden verzameld zijn. • De vordering kan mondeling worden gegeven. • Als camerabeelden op een verkeerde rechtsgrondslag zijn gevorderd, kan sprake zijn van onrechtmatig bewijs.

7.7 Test je kennis

In de digitale leeromgeving staat de opdracht 'Test je kennis', waarin het onderwerp van dit hoofdstuk centraal staat. Maak de test en stel vast of je dit hoofdstuk kent.

BEGRIPPENLIJST

Alle begrippen uit deze begrippenlijst kun je oefenen met behulp van de begrippentrainer in de digitale leeromgeving.

Aan het maatschappelijk verkeer onttrekken

Vernietigen van gevaarlijke of schadelijke voorwerpen.

Aanhouden

Een verdachte van een strafbaar feit rechtens zijn vrijheid ontnemen.

Aanhouden buiten heterdaad

Een verdachte van een strafbaar feit aanhouden, terwijl er géén sprake is van heterdaad.

Aanhouden op heterdaad

Een verdachte van een strafbaar feit aanhouden op het moment dat het strafbare feit wordt begaan of direct daarna.

Algemeen opsporingsambtenaar

Opsporingsambtenaar die bevoegd is voor het opsporen van alle strafbare feiten.

Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa)

Opsporingsambtenaar die bevoegd is voor het opsporen van bepaalde strafbare feiten.

Doelmatig aanhouden

Er wordt met de aanhouding een nuttig doel gediend.

Dwangmiddelen

Bevoegdheden die burgers (in beperkte mate) en alle opsporingsambtenaren hebben om de opsporing van verdachten mogelijk te maken.

Feit

Iets wat vaststaat, of werkelijk gedaan of gebeurd is.

Fouilleren

Een onderzoek aan en in kleding waarbij zakken en kleding worden doorzocht.

Heterdaad

Op het moment dat het strafbare feit wordt begaan of direct daarna.

Hulpofficier van justitie

Hogere politiefunctionaris met een speciale opleiding en speciale bevoegdheden die bij de opsporing en vervolging een vooruitgeschoven post is van het Openbaar Ministerie.

In beslag nemen

Het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp ten behoeve van de strafvordering.

Insluitingsfouillering

Een fouillering die voorafgaat aan de insluiting op het politiebureau van een aangehouden verdachte.

Jeugdstrafrecht

Strafrecht voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar waarbij het belang van de jonge verdachte vooropstaat.

Omstandigheid

Een bepaalde toestand.

Onderzoek aan kleding

Een onderzoek aan en in kleding waarbij zakken en kleding worden doorzocht.

Onderzoek aan lichaam

Het uitwendig schouwen van het bovenlichaam bij een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan.

Onrechtmatig

In strijd met een rechtsregel.

Ontdekking op heterdaad

Ontdekking van een strafbaar feit terwijl het begaan wordt of meteen nadat het begaan is.

Onttrekken uit maatschappelijk verkeer

Uitspraak van de rechter waarin hij bepaalt dat een dader de goederen kwijtraakt die bij hem in beslag zijn genomen. De goederen worden echter niet verkocht, maar vernietigd.

Onverwijld

Direct.

Opsporingsambtenaar

Persoon die bevoegd is om strafbare feiten op te sporen.

Preventief fouilleren

Fouillering van mensen die nergens van verdacht worden met als doel de veiligheid in openbare ruimtes vergroten.

Privaatrechtelijke fouillering

Fouillering die is ontleend aan het privaatrecht, is opgenomen in de huisregels, maar waaraan men niet hoeft mee te werken en die men ook niet hoeft toe te staan.

Proces-verbaal

Eenschriftelijkverslagovereengebeurteniswaarineenopsporingsambtenaarallebelangrijke feiten en omstandigheden heeft vastgelegd.

Publiekrechtelijke fouillering

Fouillering die is ontleend aan het publiekrecht en die men moet toestaan.

Rechtmatig

Hetgeen wordt gedaan of nagelaten is in overeenstemming met een geldende regel of een geldend besluit.

Rechtmatig aanhouden

Aanhouden waarbij sprake is van een verdachte, een strafbaar feit en heterdaad.

Redelijk vermoeden van schuld

Geen honderd procent zekerheid, maar er zijn voldoende aanwijzingen die erop wijzen dat iemand schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit.

Staande houden

Eenverdachtevaneenstrafbaarfeitkortophoudenenhemvragennaarzijnidentiteitsgegevens.

Strafbaar feit

Een gedraging, handeling of nalatigheid die strafbaar is.

Strafrecht

Onderdeel van het Publiekrecht dat gaat over wat wel en niet mag, wat wel en niet moet, straffen die we kunnen krijgen en hoe gehandeld moet worden als we regels overtreden.

Strafrechtelijk meerderjarigen Personen van 18 jaar en ouder.

Strafrechtelijk minderjarigen

Jongeren tussen de 12 en 18 jaar.

Veiligheidsfouillering

Het oppervlakkig aftasten van kleding met als doel zorgen voor de veiligheid van de persoon die wordt gefouilleerd, de opsporingsambtenaar en eventuele anderen.

Verbeurd verklaren

Uitspraak van de rechter waarin hij bepaalt dat een dader als bijkomende straf de goederen kwijtraakt die bij hem in beslag zijn genomen.

Verdachte

Iemand bij wie concrete feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld geven dat hij een strafbaar feit heeft begaan.

Vervolging

Het moment waarop een rechter bij de zaak wordt betrokken.

Voorbereidend onderzoek

Het onderzoek dat voorafgaat aan het onderzoek tijdens een rechtszitting.

Vorderen

Eisen dat iemand iets doet of nalaat.

Wederrechtelijk verkregen voordeel

Onrechtmatig verkregen voordeel.

Wetboek van Strafrecht

Wetboek waarin is vastgelegd wat strafbaar is, welke maximale straf op een strafbaar feit van toepassing is en wie strafbaar is.

Wetboek van Strafvordering

Wetboek met procedures voor de opsporing, vervolging en berechting van personen die strafbare feiten hebben begaan en voor iedereen die daarbij betrokken is.

THEMA 16 OVERIGE WET- EN REGELGEVING