Direct naar artikelinhoud
AchtergrondOorlog Israël-Hamas

Zij blijven in het noorden van de Gazastrook: ‘Ik wil niet hetzelfde beleven als mijn voorouders is aangedaan’

Gaza-Stad zondag. De angst voor weggaan, naar een onbekende plek die evenmin veilig is, overwint het soms van de ontberingen die inwoners er doorstaan.Beeld Anadolu via Getty Images

Naar schatting twee op de drie inwoners van het noorden van de Gazastrook verblijven daar nog, ondanks het oorlogsgeweld en de bevelen van Israël om naar het zuiden te gaan. Waarom blijven ze? En hoe overleven ze?

“Alle bakkerijen zijn dicht. Soms hebben we gerst dat we vochtig maken en opeten. Mijn man kocht een zak meel, voor ongeveer 300 sjekel. Het was nat, maar hij heeft het toch gekocht. We eten brood met thee of brood met za’atar.” Aan het woord is Darim Zeyad (46), moeder van vier kinderen. Haar gezin zit met negentien andere familieleden in een huis in Gaza-Stad. De zak meel kost omgerekend 75 euro. Maar nu kunnen ze even vooruit.

Zeyad is een van de vele Palestijnen die nog steeds in het noorden zijn. Ondanks de aanhoudende bombardementen, de verwoesting, de doodsangst en de tekorten. Weken geleden al kwamen de eerste bevelen van Israël: ‘Ga naar het zuiden, daar bent u veilig.’ Inwoners kregen telefoontjes met opgenomen berichten van het Israëlische leger, pamfletten met dezelfde boodschap dwarrelden uit de lucht. Maar Zeyad bleef. En met haar vele anderen.

“We werden gebeld door het Israëlische leger dat we het ziekenhuis moesten verlaten”, vertelt Aid Sabbah, hoofd van de verpleegkundigen van het Kamal al-Adwan-ziekenhuis in het noorden van Gaza. “Ik weiger te gaan. Ik heb een eed afgelegd dat ik mijn patiënten blijf verzorgen onder welke omstandigheden dan ook.” Zeyad: “Mijn man en kinderen zijn bang dat we de reis niet overleven.”

Vertrokken en teruggekeerd

Buitenlandse journalisten kunnen de Gazastrook nog steeds niet in, afgezien van een enkeling die onder toezicht van het leger even mee mag kijken en zo flardjes door Israël gecontroleerde informatie krijgt. Contacten zijn vooral mogelijk met lokale journalisten die een e-simkaart in hun telefoon hebben; daarmee kunnen ze via een Israëlisch netwerk op internet. Via via kon de Volkskrant zo spreken met een paar families die nog steeds in het noorden verblijven.

“Mijn familie is een week of drie geleden wel vertrokken”, vertelt Abeer Ayyoub. Ze is journalist en woont als enige van haar negen broers en zussen in het buitenland, in Istanbul. Ze vertelt hoe haar familie aanvankelijk naar het zuiden ging – en waarom ze daarna weer naar het noorden trokken. “Ze kwamen terecht in een bomvol huis, zonder enige privacy. Het was koud, de mannen moesten buiten slapen op de binnenplaats. Er was een groot tekort aan basislevensmiddelen. Ze hoopten dat ze in Gaza-Stad, waar het nu minder vol is, misschien toch iets makkelijker aan eten konden komen.”

Daar komt bij, zegt ze, dat er ook in het zuiden zware bombardementen waren. “Het is er niet veilig, zoals Israël claimt. Dus ze gingen terug naar huis.”

En nu? “Nu zit mijn familiehuis vol met vluchtelingen, overal vandaan. Als mijn familie besluit opnieuw te vertrekken, moeten ze veertig mensen meenemen. Er is geen huis in het zuiden te vinden waar zo’n grote groep mensen kan blijven. De man in het zuiden bij wie ze eerder zaten, zegt dat zijn huis helemaal vol zit met weer nieuwe vluchtelingen.’

Op de vlucht geslagen Palestijnen in het Al Shifa-ziekenhuis in Gaza-Stad.Beeld AFP

‘We hebben een land’

“Ik weiger mijn woonplaats te verlaten, al blijft Israël aandringen. Niet alleen als arts, maar ook als Palestijnse burger”, vertelt verpleegkundige Sabbah. “Ik wil niet hetzelfde beleven als mijn voorouders 75 jaar geleden is aangedaan. We hebben een land en verdienen net als andere volken een toekomst.” Zijn voorouders behoorden tot de honderdduizenden Palestijnen die bij de stichting van de staat Israël in 1948 werden verjaagd of vluchtten – wat door Palestijnen de Nakba (‘catastrofe’) wordt genoemd. Zo kwam zijn familie in Gaza terecht. Of Sabbah nog steeds in het noorden zit, is onbekend. Sinds zijn bericht van vorige week donderdag was er geen contact meer mogelijk.

Het Palestijnse Centrale Bureau voor Statistiek (PCBS) in Ramallah zegt dat er nog vele honderdduizenden mensen in het noorden zijn: zeker 800.000, zo was de schatting op 11 november, onder meer op basis van de gegevens van telefoonaanbieders. Dat is ongeveer tweederde van de inwoners. Ola Awad, hoofd van het PCBS: “Natuurlijk zijn er sindsdien nieuwe ontwikkelingen, waardoor meer mensen zijn gevlucht, maar we kunnen er gerust van uitgaan dat het overgrote deel nog daar is. Vergeet niet dat Gaza een van de dichtstbevolkte stukjes van de aarde is. Mensen kunnen ook bijna nergens anders terecht.”

Een Palestijns gezin dat wel vertrekt uit Gaza-Stad, afgelopen zaterdag. Over de weg naar het zuiden doen vele verhalen de ronde.Beeld Mohammed Abed / AFP

Hoe overleven al die mensen in oorlogsgebied? Ayyoub vertelt dat haar familie nog genoeg eten heeft voor een week. “Maar hoe meer vluchtelingen er komen, des te krapper wordt het. Ze eten pasta en rijst. Soms met bonen of maïs uit blik, als dat te vinden is. Ze koken op gas uit flessen, alle eva­cués hebben hun gasflessen meegebracht. De telefoons laden ze op met de zonnepanelen van hun rijke buurman.”

Angst voor weggaan

Darim Zeyad: “Eens in de vier dagen vullen we onze jerrycan bij een watertank die door de wijk rijdt, maar dat is eigenlijk geen drinkwater. De kinderen willen eieren eten, maar die zijn heel duur geworden, als je ze nog kunt vinden. Bij ons zie ik ze niet meer.” De meeste mensen blijven heel dicht bij huis en gaan zo weinig mogelijk naar buiten. Ze zijn bang beschoten te worden.

“Vandaag hoorden we ook tanks”, vertelt ze. “Als er bombardementen zijn, vluchten we naar de gang. Daar zijn we veilig voor de glasscherven. De kinderen willen vroeg naar bed zodat het snel weer licht wordt. Mijn angst is dat ik ’s nachts wakker word en zie dat iedereen om me heen dood is.”

Het lijkt bijna ondoenlijk zo te leven. Maar de angst voor weggaan, naar een plek die evenmin veilig is en bovendien onbekend, is groter. En dat komt mede door de route die ze moeten afleggen. Die voert over een weg die berucht is en waarover talloze verhalen de ronde doen: de Salah al-Din-straat. Die verhalen zijn door de Volkskrant niet te verifiëren.

Zeyad: “We hebben gehoord dat de Israëliërs jongens doden voor de ogen van hun moeder en dat die moeder verder moet vluchten. Ik wil dat risico niet lopen met mijn gezin.” Op video’s is te zien dat er wordt geschoten in de omgeving van de weg en dat mensen wegduiken. Ook wordt verteld dat mannen en vrouwen worden gescheiden bij een checkpoint dat Israël daar heeft neergezet. De mannen verdwijnen voor enkele uren ondervraging en zouden worden geslagen – sommigen mogen dan verder, anderen niet.

Abeer Ayyoub: “Veel mensen zijn opgepakt, worden beschoten, zijn doorzocht, moesten zich uitkleden tot op hun ondergoed en zijn gedood. Dus ook daarom wil mijn familie niet nogmaals naar het zuiden.”