Direct naar artikelinhoud
InterviewWim Willaert

Acteur Wim Willaert (56): ‘Terug in mijn ouderlijk huis gaan wonen was een vorm van therapie. Ik heb er feesten gegeven, en heb met mijn nieuwe vriendin gevreeën in alle kamers!’

Acteur Wim Willaert (56): ‘Terug in mijn ouderlijk huis gaan wonen was een vorm van therapie. Ik heb er feesten gegeven, en heb met mijn nieuwe vriendin gevreeën in alle kamers!’
Beeld Charlie de Keersmaecker

Opvallende rollen in Nonkels, Eigen kweek, Bevergem en als jurylid in De Slimste Mens ter Wereld zetten hem in Vlaanderen op de kaart, maar acteur Wim Willaert (56) mijmert nog steeds over zijn dagen in de halfschaduw. Een gesprek over plotse bekendheid, aaibare dwazen en feesten tot de zon opkomt. ‘Ik ben publiek bezit geworden. Mijn kop is verkocht.’

We ontmoeten Wim Willaert te midden van wat het eerste echte offensief van de herfst lijkt te zijn. In Antwerpen regent het en drummen wolken zich somber boven onze hoofden samen. Wim lijkt het niet te deren: een sigaret wipt opgewekt tussen zijn lippen, zijn haren zijn windvlaag­bestendig in een staartje samengeknoopt, en met het grootste gemak praat hij plaatselijke lagedrukgebieden opzij. Tegen het einde van ons gesprek zal het zijn opgeklaard, en we vermoeden dat het Wim Willaert-effect daar ten dele mee te maken had.

Er zit nog steeds een grote gulzigheid in zijn leven. Willaert steekt de ene na de andere zelfgerolde sigaret op, en kan ook op zijn 56ste nog steeds uitgaan tot het eerste licht aan de horizon komt piepen. Hij zit midden in de opnames van een nieuw seizoen van Nonkels, zegt hij, en moest vandaag in Antwerpen zijn voor wat stemwerk. Het is druk, en het werk is bovendien welgekomen. Voordien vonden de opdrachten hem een paar maanden wat moeilijker.

Het eb en vloed van het leven als acteur is hij intussen gewend: hij weet dat de telefoon op elk moment weer kan gaan rinkelen. “Daarop moet je vertrouwen, maar het is wel het vervelendste aspect aan deze job”, zegt hij. “Rijk zal ik van mijn acteerwerk niet worden. Dat hoeft ook niet, die ambitie heb ik nooit gehad. Met het geld dat ik door Nonkels verdien, zal ik kunnen leven tot volgende zomer. Ik zou die centen meteen in de renovatie van mijn huis kunnen steken, maar intussen weet ik dat ik een buffer moet aanleggen voor de moeilijkere maanden. De verbouwing zal dus nog even moeten wachten tot het volgende contract. Als het een goed contract is, tenminste. (lacht)

“De financiële onzekerheid boezemt me ook geen angst in. Al denk ik de laatste tijd vaker dat iets meer stabiliteit ook niet mis zou zijn. Ik heb al overwogen om een goede oven te kopen, en om één dag per week broden te bakken. Dan heb ik toch al één vaste inkomst. Of misschien open ik wel een privérestaurant met zes couverts. Gewoon met mijn accordeon de straat optrekken, dat zou ik ook plezant vinden. Ja vent, ik zou mijn centen goed verdienen!”

(denkt na) “Ik ben geen Peter Van den Begin of Koen De Bouw, hè. Die hebben geen lege vlakken in hun agenda. Maar omdat ik zo’n specifieke acteur ben, ligt dat voor mij toch nog net iets anders.”

Het was een van de vragen waarmee we vandaag naar de acteur getrokken waren. Wim Willaert heeft in zijn carrière al véél rollen gespeeld, maar er is iets dat een groot deel van zijn personages met elkaar verbindt. Een tedere onbeholpenheid. Iets onaangepasts. In een maatpak zal je hem op het scherm niet vaak zien, in een overall wel. Hij wordt vaker gevraagd om de kleine levens een gezicht te geven dan de hele grote.

“Ik zeg weleens dat ik gespecialiseerd ben in het spelen van dwazen”, grijnst Willaert. “Dat kunnen laffe dwazen zijn, maar ook hele intelligente of slechte dwazen. Maar dus wel altijd: dwazen! De rol van de held zullen ze mij niet snel toebedelen. Ze hebben het al geprobeerd, hoor. Ooit speelde ik in De premier van Erik Van Looy, maar dat wrong langs alle kanten. Intussen weten regisseurs ook met welke voorstellen ze bij mij moeten komen aankloppen. Ik moet niet vaak ‘nee’ zeggen.”

Wim Willaert: ‘Het is al gebeurd dat in de supermarkt een vrouw haar kar per ongeluk in een stapel conserven reed omdat ze zich aan mij aan het vergapen was.’Beeld Charlie de Keersmaecker

BIO

geboren op 19 maart 1967 in Nieuwpoort, woont daar nog steeds / studeerde aan Studio Herman Teirlinck / speelde als beginnend acteur mee in Quand la mer monte (2004), een film die later bekroond werd met twee Césars, later volgden rollen in Eigen Kweek, Undercover, Nonkels en Bevergem / bracht in 2022 zijn eerste boek uit, Over wolken / is muzikant bij De Dolfijntjes, samen met zijn kameraad Wim Opbrouck / heeft twee kinderen, Lisa (14) en Zeno (20) 


Vind je dat jammer? Zou je graag eens een compleet andere rol spelen?

“Nee, zeker niet. Zolang ik maar veel soorten dwazen mag spelen, en het liefst in zoveel mogelijk genres, blijf ik het interessant vinden.

“Mijn leermeester is Jack Nicholson. Wanneer hij ergens in meespeelt, zie je telkens van kilometers ver dat het Jack Nicholson is, maar je gelóóft hem wel. Dat effect wilde ik ook bereiken, en dat is me volgens mij gelukt. Ik kan een pruik dragen of mijn haar wat anders leggen, en je ziet nog steeds dat ik het ben. Maar ik zal er verdomme voor zorgen dat je me gelooft.

“Ik doe trouwens veel meer dan wat er in Vlaanderen op het scherm verschijnt. Zeker een derde van mijn werk speelt zich in Wallonië en Frankrijk af, en daar krijg ik compleet andere rollen dan in Vlaanderen. Laatst heb ik nog Bart Staes (Europarlementslid en Groen-politicus, red.) mogen spelen. Dat is toch met name géén dwaas. Die afwisseling houdt het fris.

Je zei eerder al dat je je personages beleeft, en ze niet speelt. Wat is het verschil?

“Je hebt twee soorten acteurs. Er zijn er die heel goed weten met welke blik ze in de camera zullen kijken. Ze weten het, omdat ze die blik al meermaals op voorhand in de spiegel oefenden. (in de bandopnemer) Een boodschap aan alle acteurs: oefen nooit voor de spiegel! Dan ben je te geconcentreerd op hoe je spel eruitziet, terwijl je net bezig moet zijn met wat er uit je hart opborrelt. Dát moet via je mond naar buiten komen, zodat je woorden als een pijl hun doel raken. Meestal ziet het resultaat er dan ook heel mooi en correct uit.

“Acteurs zijn, in het beste geval, kleine kinderen. Als je het acteren niet benadert als een spel, dan wordt het moeilijk. Dan ben je aan het werken, en dat moet je koste wat het kost vermijden.”

Wim Willaert in 'Eigen kweek' (2013-2019).Beeld rv

Je was al een aantal jaren druk aan het spelen voor je écht bekend werd als Frank Welvaert in Eigen kweek. Hoe kijk je nu terug op die jaren voor je een stukje West-Vlaams erfgoed werd?

“Maar vent toch, die periode was fantastisch! Ik was goed bezig, hè. Ik heb meegespeeld in een film die twee Césars gewonnen heeft, ik heb een Magritte du Cinéma (Franstalige Belgische filmprijs, red.) en twee Ensors op mijn schouw staan. En dat allemaal zonder Eigen kweek! Vijftien jaar lang speelde ik mee in het bigband-ensemble Flat Earth Society. We hebben met die band de wereld afgereisd, maar geen kat die wist dat ik dat allemaal deed.

(denkt na) “Na Eigen kweek is er veel veranderd. Niet enkel ten goede, nee. Ik ben publiek bezit geworden. Mijn kop is verkocht.”

Je bent niet tevreden met de bekendheid die je na Eigen kweek te beurt is gevallen?

“Ik heb nooit gedroomd van bekendheid. Nooit aan gedacht, zelfs! En nu kent in Vlaanderen iedereen mij. Ter illustratie: Eigen kweek werd op een bepaald moment meer bekeken dan de kwalificatiewedstrijd van de Rode Duivels tijdens het EK. Toen ik doorhad dat die serie zo groot zou worden, voelde ik een steen in mijn maag neerkomen. Mijn goede kameraad Wim Opbrouck heeft die overweldigende bekendheid veel vroeger meegemaakt dan ik. Het is pas later, toen het me zelf overkwam, dat ik dacht: maar Opbrouckske toch, wat heb jij moeten doorstaan?”

Waar had je het precies moeilijk mee?

“Iemand die ervan gedroomd heeft om beroemd te zijn, zal misschien beter gewapend zijn tegen dat plotse succes. Maar ik vond het ongemakkelijk en overweldigend. Iedereen was vriendelijk, daar niet van, maar ik sta niet graag in die mate in de belangstelling. Ik blijf liever op de achtergrond. Plots merkte ik dat ik anders behandeld en bekeken werd, en dat ik op straat zelfs werd aangestaard. Het is nog gebeurd dat in de supermarkt een vrouw haar kar per ongeluk in een stapel conserven reed omdat ze zich zo aan mij aan het vergapen was.

“Als ik nu door de winkelstraat loop, zet ik denkbeeldige oogkleppen op. Het risico bestaat dat de mensen denken dat de bekendheid me naar het hoofd is gestegen, maar dat is zeker níét het geval.

“Er kwam rond die periode ook gewoon veel samen: de plotse bekendheid, een verbouwing, de scheiding… Eigenlijk heb ik een ongelofelijke midlifecrisis meegemaakt. Het was niet de mooiste periode in mijn leven, dat kan ik je verzekeren.”

Je worstelt met je bekendheid, maar treedt wel aan in programma’s als De Slimste Mens en Celebrity MasterChef, waarin we je hennepkruiden in je curry zagen draaien. Maak je het op die manier niet erger?

“Daar is een eenvoudige verklaring voor. Ik heb twee jaar moeten wennen voor ik na Eigen kweek opnieuw voluit in het leven durfde te staan. Toen ik uiteindelijk met de bekendheid had leren omgaan, dacht ik: oké, mijn muil is nu verkocht, misschien kan ik er ook wel mijn voordeel mee doen. (grijnst) Tijdens de pandemie heb ik wat interviews gegeven tegen betaling: zo heb ik in die periode mijn centen verdiend. Ik zal niet aan alle programma’s meewerken, maar over MasterChef heb ik niet lang getwijfeld. Ik kook graag, ik wist dat ik masterclasses zou krijgen van goede koks, én ik verdien er mijn boterham mee. Dan is de keuze snel gemaakt.

“Het is mijn grote troost dat ik in Frankrijk nog bezig kan zijn zoals in Vlaanderen vóór het succes van Eigen kweek. Ik speel er rollen in de cinema, doe eens een bijrolletje in één of andere reeks, maar de bekendheid is er kleinschaliger. Leefbaarder.”

Wist je al vroeg dat je wilde gaan acteren?

“Eigenlijk had ik dat al vroeg door, maar omdat ik in Nieuwpoort woonde, durfde ik zelfs niet van zo’n carrière te dromen. Het leek gewoon geen optie. Dus ben ik eerst rechten gaan studeren. (lacht) Ik voelde al snel dat ik niet gemaakt was om hele dagen achter mijn schoolboeken te zitten. Ik werd gek! Op een bepaald moment zei een goede vriend: ‘Ga naar de toneelschool, en je zal nooit nog moeten studeren.’ En voilà, ik was weg.

“Dat was voor mij overduidelijk de juiste beslissing. Ik was lang een héél druk manneke, was altijd degene die overal ambiance maakte. Maar toen ik op mijn twintigste op Studio Herman Teirlinck aankwam, werd ik plots omringd door allemaal mensen die nog drukker en idioter deden dan ik. (lacht) Ik voelde voor het eerst een soort rust over me neerdalen.”

Heb je er ook noemenswaardige lessen over je vak opgestoken?

“Hm, dat weet ik niet. Het was in elk geval wél een deugddoend sociaal bad. Het is ook de plek waar mijn broederschap met Wim Opbrouck begonnen is, met wie ik al dertig jaar lang op het podium sta als De Dolfijntjes. Wim is echt een mens die doordrongen is van cultuur, hij heeft me al vroeg op sleeptouw genomen. Alle schone dingen heeft hij gezien en beluisterd, en veel ervan heeft hij met mij gedeeld. Ik daarentegen ben in een totale afwezigheid van cultuur grootgebracht.”

Was het feit dat je zonder culturele bagage op de acteerschool aankwam een bron van schaamte?

“Nee, eigenlijk niet. Ik wist al vroeg: ik ga de mosterd niet uit de boeken halen, maar uit het leven. Mijn niet-weten heb ik altijd proberen te behouden. Nog steeds, trouwens. Je mag de grootste kunstenaars opnoemen, en de kans is groot dat ik het in Keulen hoor donderen. Maar ik ben een gevoelsmens, en als ik voor een kunstwerk sta, zal ik je kunnen verleiden om ervan te houden. Ik heb ondertussen van veel cultuur mogen proeven, maar ik zeg altijd: als een barbaar. Het gebeurt dat ik een museum binnenwandel en gewoon door de gangen loop, zonder bij een werk stil te staan. Ik stop pas op het moment dat iets me echt aanspreekt.”

Je bent het kind van twee onderwijzers. Op welke manier hebben zij je grootgebracht?

“Structuur en orde stonden bij ons thuis voorop. Op het maniakale af, zelfs. Het huis waarin ik ben opgegroeid heb ik lang als een soort kast gezien. Als mijn ouders iets nieuws kochten, dan was de eerste vraag: waar zullen we het zetten? Zodra het daar stond, bleef het daar ook staan. Mijn zussen hadden daar een spelletje rond bedacht. Op zondag ging onze pa vissen, en dan hing een van mijn zussen het kruisbeeldje aan de schouw een beetje scheef. Als mijn vader weer thuiskwam, duurde het effectief maar enkele minuten voor hij het weer recht ging hangen. Dát is de omgeving waarin ik ben opgegroeid. Van die bijna absurde focus op orde, vooral opgelegd door mijn pa, heb ik echt afgezien.

“Ik was een speciaal ventje, hoor. Een gevoelig kind, ook. Ik heb bovendien ADHD, maar had niet het gevoel dat mijn eigenheid thuis echt omarmd werd. ‘Doe maar normaal’, was het credo. Ik kreeg van jongs af het gevoel dat ik in de pas moest lopen, en herinner me nog dat ik op mijn zevende dacht: oké, thuis doe ik wat van mij gevraagd wordt, maar buitenshuis doe ik mijn goesting. Mijn opvoeding was mijn eerste leerschool tot acteur, heb ik later vaak gedacht. Omdat ik thuis niet ten volle mezelf kon zijn.”

Heb je je zwaar tegen die ordelijkheid afgezet?

“Nee! Thuis moest ik stil en braaf zijn, en dat deed ik ook. Dus wanneer kwam al die energie eruit? Op school natuurlijk. Daar zette ik de boel op stelten, en later ben ik in Nieuwpoort stevig beginnen uitgaan. Al vroeg voelde ik een sterke aantrekkingskracht tot drank en drugs, al ben ik nooit totaal over de schreef gegaan.

“Af en toe kwamen mijn ouders dan iets te weten dat totaal niet strookte met het kind dat ze thuis zagen rondlopen. Op mijn zeventiende reed ik bijvoorbeeld eens stomdronken met de jeep van een kameraad de speelplaats van mijn school op. Ik miste toen op een haar na een van mijn leerkrachten. Al een geluk dat mijn moeder in de ouderraad zat, of ik was gegarandeerd van school gegooid. Als straf werd ik een week lang opgesloten in een klaslokaal, waar ik artikels uit Kerk en Leven moest vertalen in het Frans, Duits en Engels. Ik weet nog goed waarover het eerste artikel ging. Over de Anonieme Alcoholisten. (proest het uit) Ja, ik ben vaak stout geweest.”

Wim Willaert: ‘Terug in mijn ouderlijke huis gaan wonen was een vorm van therapie. Ik heb er feesten gegeven en heb met mijn vriendin in alle kamers gevreeën. Machtig was dat.’Beeld Charlie de Keersmaecker

Het is dan al bij al nog goed gekomen met jou.

(lacht) “Ja, maar ik voel toch ook hoe zo’n weinig knuffelachtige jeugd blijft nazinderen. Ik neem mijn ouders niks kwalijk, maar doordat ik als kind zo vaak het gevoel had dat ik mezelf anders moest voordoen, worstel ik nog steeds met een laag zelfbeeld. Ik weet dat ik een en ander verwezenlijkt heb in mijn leven, maar ’s ochtends kijk ik niet te lang in de spiegel. Ik heb een zelfbeeld van min twintig. Dat is een overblijfsel uit die jeugdjaren.

“Dat de eigenheid van kinderen vaak als een belemmering en niet als een reusachtig talent gezien wordt, kan me nog steeds enorm raken. In onze samenleving heerst het idee dat je leven pas begint van zodra je studietijd achter je ligt. Dan pas kan je zogezegd je leven beginnen opbouwen. Maar godverdomme, het leven gaat van start op het moment dat je geboren wordt. Alsof de eerste twintig jaar zomaar onder de mat geveegd kunnen worden.”

Je woont nog steeds in Nieuwpoort, sinds kort zelfs weer in je ouderlijke huis.

“Terug in dat huis gaan wonen was, echt waar, een vorm van therapie. Het eerste wat ik deed toen ik er opnieuw binnenliep, was de tafel verschuiven. Die had vijftig jaar op hetzelfde tegeltje gestaan. Dat deed zo’n deugd, dat kan je je niet voorstellen. Ik heb er feesten gegeven, en heb met mijn nieuwe vriendin gevreeën in alle kamers! Machtig was dat.

“Ik kan er nog steeds niet tegen als het huis er te proper bij ligt. Te chaotisch moet het niet worden, maar te ordelijk zeker ook niet. Ik merk trouwens dat het huis nu veel gelukkiger is.”

In Viva la feta vertelde je ook over je vader, die vijf jaar lang dementeerde. Kort na de uitzending is hij overleden.

(zucht) “Dementie is werkelijk een verschrikkelijke ziekte. In de periode dat mijn vader ziek was, kreeg ik het niet over mijn hart om hem te bezoeken. Ik vond dat te confronterend. De persoon die ik zag was mijn vader niet meer. Mijn broer en zussen konden dat wel, maar ik had er telkens een enorme weerslag van. Ik zag mijn vader nog op familiefeesten, maar verder niet. Met de dood kan ik bezig zijn, maar met dementeren niet. Dat vond ik afschuwelijk.”

'Viva la feta' (2023) en 'Celebrity Masterchef' (2023).Beeld rv

Heb je, nu je vader er niet meer is, spijt dat je hem niet vaker bent gaan bezoeken?

“Nee. Maar ik besef: dat wil ik zelf nooit meemaken. Dan kies ik liever voor euthanasie.

“Mijn moeder is al langer dood en uiteraard heeft het overlijden van mijn ouders me verdriet gedaan. Maar ik heb ook al vaak gedacht: als ze tien jaar eerder gestorven waren, was dat een regelrecht drama geweest. Dan was ik ingestort. Terwijl ik nu eigenlijk niet zo hard heb gehuild. Niet dat ik hen minder graag zag. Maar met het ouder worden zie je de dood toch meer als een vanzelfsprekend deel van het leven. Ik besef ook maar al te goed dat het morgen met mij gedaan kan zijn. Zo is het, hè!

“Het is ook niet per se confronterend om opnieuw in het ouderlijke huis te wonen. Omdat ik zo lang niet meer thuis ben geweest, was de afstand groter tussen de herinneringen aan ons leven daar. Ik kon ook dingen weggooien. Dat deed deugd. Het luchtte op.”

Je hebt ondertussen ook zelf twee kinderen. Wat maken zij eigenlijk van hun acterende vader?

“Mijn dochter volgt mijn werk totaal niet. Ze heeft me ooit eens zien huilen in een scène in de kinderserie Zingaburia. Dat vond ze zó afschuwelijk, dat ze sindsdien niks meer bekijkt waarin ik te zien ben. Ze wil me niet verdrietig zien. (lacht)

“Mijn zoon kijkt af en toe wel eens naar een serie of film waarin ik meespeel. Hij is trouwens ook de artistieke weg ingeslagen, en heeft met vier vrienden een rapgroep opgestart. Hij maakt, echt waar, zotte grooves met die gasten. Ik sta vaak met open mond te kijken naar wat hij op zijn twintigste al kan.”

Had je altijd al een uitgesproken kinderwens?

“Nee, lang dacht ik zelfs dat ik zou trouwen met mijn vak. Aan kinderen dacht ik niet. Maar toen was mijn ex-vrouw plots zwanger, en zag ik dat hele ouderschap eigenlijk wel zitten.

“Ik heb me altijd voorgenomen om mijn kinderen van bij hun geboorte als volle personen te bekijken. Ik heb veel met hen gespeeld, maar ik wilde hen heel bewust niet grootbrengen met het idee: ‘Jullie zijn nog kinderen, dus jullie mening doet er niet toe.’ Néé, vertel mij waar jullie mee bezig zijn, en waar jullie aan denken. Ik wilde dat ze voor alles bij mij terechtkonden.”

Je hebt altijd gezegd dat je gelukkig gescheiden bent. Wat betekent dat precies?

“Dat is ook zo, ik bén gelukkig gescheiden. In het ouderschap komen mijn ex-vrouw en ik nog steeds ontzettend goed overeen. Van de scheiding zelf heb ik ook geen spijt: ik maakte mijn ex-vrouw niet gelukkig, dus in dat opzicht is onze breuk een goede zaak geweest. Maar de manier waarop, dat was toch niet ideaal. Ik zou eigenlijk nog eens een mooie brief naar haar moeten schrijven. Daar ga ik binnenkort werk van maken.”

Je hebt nog iets goed te maken?

“Ja, toch wel. Ik zie mijn ex-vrouw nog steeds enorm graag. Ze is zo’n schone madam, maar ik heb haar destijds ongelofelijk hard gekwetst. In de periode na Eigen kweek ben ik halsoverkop verliefd geworden op een andere vrouw. Zeven jaar heeft die intense verliefdheid geduurd, met vlinders in de buik en al. Zij voelde al die tijd precies hetzelfde. Maar hoe geweldig die relatie in het begin was, zo ongezond was ze op het einde. Het was geen houdbare liefde: het was veel te intens, te verzwelgend. Drie maanden geleden is die relatie stukgelopen.

“Het is niet zo dat ik nu in zak en as zit. Maar nu zie ik plots met nieuwe helderheid wat ik de voorbije jaren allemaal heb gemist. Door de scheiding heb ik bijvoorbeeld een paar cruciale jaren uit het leven van mijn kinderen niet van dichtbij kunnen meemaken. Mijn kant van de opvoeding is deels weggevallen, hè. Ik veranderde in een vakantiepapa, zag mijn kinderen nog maar twee weekends per maand en de helft van de vakanties. Daar heb ik wel van afgezien. Ik kan verzachtende omstandigheden inroepen: als je verliefd bent, ben je ontoerekeningsvatbaar. Maar ik heb veel te lang in die roes gezeten.”

Is er nog iets van je geloof in de liefde overeind gebleven?

“Ik heb nu vooral géén nood aan een relatie. (lacht) Ik moet even alleen zijn. Maar het heeft me argwanender tegenover de eeuwige liefde gemaakt, ja. Want hoe kan je iemand eigenlijk beloven dat je die persoon tot het einde der tijden graag zal zien? Dat kan je toch onmogelijk weten. Al die dingen waarmee we onszelf aan elkaar vastketenen, zoals huizen en kinderen, vormen ook helemaal geen garantie dat die liefde levensvatbaar zal blijven. Integendeel, zou ik durven zeggen.”

'Nonkels' (2022) en 'Bevergem' (2015)Beeld rv

Ga je nog steeds regelmatig uit?

“Oh ja! In Frankrijk en Brussel lukt dat nog, en ook thuis bouw ik weleens een feestje. Als ik uitga, voel ik me vrij.

Ik heb recent een oorlogsfilm gedraaid in Zuid-Amerika, Les derniers hommes. Elke vrijdagavond ontplofte het in het hotel en werden de flessen tequila en rum bovengehaald. We hebben daar gefeest dat het geen naam had. Elke keer was ik op zaterdagochtend degene die om acht of negen uur, terwijl de rest al gaan slapen was, tegen de eerste assistente op de set zei: ‘je suis le dernier homme.’ (lacht)

“Ik moet dat uitgaan de dag nadien nog steeds niet met een enorme kater bekopen. Toch niet op de manier waarop ik sommige leeftijdsgenoten hoor klagen. Het is een talent, maar tegelijk is het gevaarlijk. Want hoe straffer je constitutie is, hoe meer ik mijn gezondheid hypothekeer.”

Maak je je daar weleens zorgen over?

(terwijl hij een sigaret opsteekt) “We gaan het zien, hè. Ik heb een nonkel die drie pakken Zemir-sigaretten per dag rookte, en die is tachtig geworden. Tegelijk heb je mensen die nooit roken en doodgaan aan longkanker. Het is uiteindelijk toch een kwestie van geluk of ongeluk hebben.

“Mijn absolute leeftijd zal altijd zes jaar blijven, maar uiterlijk merk ik toch dat ik stilaan een oude zak aan het worden ben. Ik heb last van mijn schouders, heb geen al te sterke rug… ja, de motor sputtert weleens tegen. Het is zo mooi om te zien hoe kinderen niets anders doen dan bewegen zonder reden. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer redenen er moeten zijn om te bewegen. Zijn die er niet, dan blijf ik tegenwoordig mooi stilzitten. Ik ben au fond toch een beetje een luierik, denk ik.”

Lang heb je het schrijven aan anderen overgelaten. Je spéélde vooral. Maar vorig jaar kwam dan toch je eerste boek uit. Waarom kriebelt het nu wel om met eigen werk naar buiten te komen?

“Alles hangt wederom samen met elkaar. Doordat ik gescheiden ben, zat ik tijdens de pandemie helemaal alleen in Nieuwpoort. Ik mocht niemand zien en uit pure noodzaak ben ik beginnen te schrijven. Ik voelde dat ik anders zot zou worden. Schrijven, voor een leeg blad gaan zitten, vond ik lang een moeilijkheid. Maar plots ging het als vanzelf, en puurde ik er eigenlijk veel plezier uit.

“Ik heb natuurlijk uit mijn eigen leven en jeugd geplukt voor dat boek, maar het is geen autobiografisch werk geworden. Een belangrijke nuance! Ik wist wel dat ik kon schrijven, maar voordien… ja, ik ben dus nogal een luie mens. Mensen moesten mij vragen om iets te doen. Dat is in het acteren ook zo: als ze mij vragen voor een rol, zal ik me voor tweehonderd procent geven. Maar vragen ze mij niet, dan ben ik ook wreed op mijn gemak. Ik ging toch niet zelf werk creëren. Maar door het schrijven heb ik dat dan toch voor het eerst gedaan.”

En smaakt dat schrijven naar meer?

“Oh ja, zeker wel. Ik weet al waarover mijn volgende boeken zullen gaan, en ik werk nu ook aan een zaalshow. Zoals vaak in de cultuur is het vel van de beer al verkocht, nu moet ik hem alleen nog zien te schieten. Het is spannend, maar ik zie het zitten. Toen ik nog theater speelde, heb ik al gemerkt dat er een podiumbeest in mij verscholen zit. En dat is dan weer een voordeel aan mijn bekendheid: helemaal leeg zal de zaal niet zitten, hè. Er zal altijd wel iemand komen opdagen.” (lacht)

Over wolken van Wim Willaert is uitgegeven bij Borgerhoff & Lamberigts, 160 p, 24,99 euro.