Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBoeken

Klimaatfictie wint aan kracht: ‘De onvoorspelbaarheid van klimaatverandering komt akelig dichtbij’

Klimaatfictie wint aan kracht: ‘De onvoorspelbaarheid van klimaatverandering komt akelig dichtbij’
Beeld ThinkStock

Klimaatfictie neemt stilaan een hogere vlucht, ook in de Nederlandstalige literatuur. Met Erdal Balci’s De wedergeboorte is er een nieuwe loot aan de stam. Maar tonen de auteurs zich echt visionair of blijft het bij vergezocht experimenteren? Kleine excursie door een groeiend genre.

Met zijn ophefmakende boek The Great Derangement schudde de Indiase auteur Amitav Ghosh in 2016 zijn collega-schrijvers bruusk wakker. Hij beklaagde zich over het feit dat ‘klimaatverandering een veel kleinere rol speelt in hedendaagse literaire fictie dan in het openbare debat’. Aan non-fictie over klimaatverandering geen gebrek, zo stelde Ghosh, maar romans en korte verhalen, daar ontbrak het aan.

Bovendien werden ze te vaak tot het sciencefictiongenre gedegradeerd, ‘alsof klimaatverandering in de literaire verbeelding op de een of andere manier verwant is aan buitenaardse ­wezens of interplanetaire reizen’. Ghosh riep auteurs kordaat op om aan de slag te gaan. Kwestie van hun stempel te drukken. Maar hadden auteurs als J.G. Ballard, Margaret Atwood, Cormac McCarthy, Ian McEwan, David Mitchell, Richard Powers en Jeanette Winterson niet al hun duit in het zakje gedaan?

In de Lage Landen kreeg de noodkreet van Ghosh alleszins weerklank. Adriaan van Dis gaf er in 2021 met zijn roman KliFi – afkorting voor klimaatfictie – direct gehoor aan en verwees in een interview met De Morgen uitdrukkelijk naar The Great Derangement: “Om mensen de ogen te openen. Omdat we niet beseffen wat er zich in gebieden als Polynesië en Bangladesh of rondom de evenaar voltrekt.” En hij hoopte dat “mijn toehoorders na een lezing eens een nacht van het klimaat wakker liggen”. In KliFi belandden we in een volkomen op hol geslagen Nederland, waar een orkaan het land met overstromingen en onheil heeft opgezadeld en een rechtse president de trom roert. Van Dis pakte het nogal grotesk aan, maar sloeg betreft de ­klimaatverandering enige nagels met koppen.

Erdan Balci bracht met 'De wedergeboorte' pas een dystopische roman uit waarin het klimaat een hoofdrol speelt.Beeld ANP / Patrick Post

Ook de nieuwe roman van de Nederlands-­Turkse auteur Erdal Balci zou ongetwijfeld in het straatje van Ghosh passen. In De wedergeboorte heeft in 2128 zowat de hele wereldbevolking zich teruggetrokken op het Europese vasteland, waar ze hun eigen land toebedeeld kregen. Zo zijn hele continenten leeggelopen. Reden van deze Grote Verhuizing: de rest van de aarde is aan dier en plant teruggeschonken. En dankzij die oplossing zijn het klimaat én de flora en fauna op het nippertje gered, zij het met rigoureuze maatregelen en artificiële intelligentie. Balci alludeert met De wedergeboorte op ongerijmde dystopieën, met een snuifje ­Orwell erbij, maar trekt wel erg veel schuifjes open.

Gedoemde liefdes

“In het klimaatfictiegenre heb je als schrijver de vreemde luxe om het maatschappelijk bord leeg te vegen en compleet nieuwe toekomst­perspectieven te verzinnen”, vertelt professor Pieter Vermeulen (KU Leuven), die klimaatverandering in de literatuur onderzoekt. “Je bent niet aan realistische parameters gebonden.” Vandaar dat in dergelijke romans klimaataangelegenheden slechts een van de talloze aangesneden thema’s zijn. “De term clifi, ooit in 2011 geclaimd en gelanceerd door journalist Dan Bloom naar analogie met scifi, is daarom voor veel auteurs te reductief, zeker omdat ze niet altijd in dat scifihokje willen belanden.”

Vermeulen wijst daarbij op een paar baanbrekende klimaatromans. “Die thematische overvloed zie je ook bij Oryx and Crake (2003) van Margaret Atwood, waar een door een aantal wetenschappers in een lab gegenereerd virus de echte ramp uitmaakt en de overstromingen slechts een deel van de planetaire crisis zijn. En Octavia Butler heeft het in haar Parable of the Sower (1993), een boek dat dertig jaar na publicatie bijna profetisch lijkt, naast klimaatopwarming over kolonisatie, racisme, ongelijkheid en biodiversiteit.”

Vermeulen volgt het genre op de voet: “De beste roman over klimaatverandering die daarbovenop ook de mogelijkheden van sciencefiction volop benut, vind ik William Gibsons The Peripheral (2014), waarin onze wereld ergens rond 2080 om zeep gaat. Toch blijft er nog een elite over die vanuit de toekomst het verleden (ons heden dus) vormgeeft, waarbij we die inmenging machteloos moeten ondergaan. Dat eenrichtingsverkeer tussen toekomstige elite en hedendaagse massa is een soort allegorie voor onze wereld. Daarin heeft de 1 procent − de Elon Musks en andere monsterachtig rijke sociopaten − de rest van ons in hun greep. Zowel toekomstvisie als slimme sociale kritiek, dus.”

Hij wijst ook op de impact van de invloedrijke scifi-auteur Jeff VanderMeer. “In het bijzonder fascinerende, ook verfilmde Annihilation (2014) trekt een groep vrouwelijke wetenschappers op onderzoek uit in Area X − een domein dat zich van Amerika lijkt los te scheuren. De onvoorspelbaarheid van klimaatverandering komt hier akelig dichtbij.”

Natuurlijk kunnen we niet omheen The Road (2006) van Cormac McCarthy, al is het boek dan twintig jaar oud en in strikte zin geen klimaatroman, vindt Vermeulen: “The Road gebruikt het idee van een apocalyptisch einde van de beschaving om ons literair te doen nadenken over onze impact op natuur en klimaat, zonder te moraliseren.” Toch branden vooraanstaande auteurs zich soms de vingers aan de klimaatopwarming. “Alsof ze zich verplicht voelen om die oefening te maken en krampachtig relevant proberen te zijn. Je merkte dat bij Ian McEwan, die zich met het moeizame Solar (2010) geroepen voelde om de hand aan de klimaatploeg te slaan. Had hij niet beter weer over kostscholen en gedoemde liefdes geschreven, denk je dan?”

Gedoemde liefdes
Beeld Adrián A. Astorgano

Terugkerend naar de hedendaagse Nederlandse literatuur, zien we hoe auteurs stilaan het klimaatalarmisme incorporeren, tastend naar de juiste literaire vorm. Er is bijvoorbeeld het fenomeen van de Klimaatdichters en er is Peter Verhelst die in zijn cyclus Zon, 2050 en Zabriskie de ecologische ravage waarop we afstevenen onderzoekt (en er trouwens in zijn roman Tongkat (1999) al alertheid voor toonde). Of de tweede dichtbundel van dichter en kunstenaar Maartje Smits, Hoe ik een bos begon in mijn badkamer (2017).

Lieke Marsman bracht in Het tegenovergestelde van een mens (2017) het verhaal van Ida, een jonge klimaatwetenschapper die naar de Noord-Italiaanse Alpen verkast om de gevolgen van de verwijdering van een stuwdam te bekijken. Marsman vermengde daarbij zowel poëzie en proza als essayistiek in existentiële vraagstukken. En ook Ellen de Bruin stuurde in haar debuutroman Onder het ijs (2018) een jonge klimaatwetenschapper op pad: haar protagoniste maakt deel uit van een expeditie die onderzoek doet in het Noordpoolgebied.

Extinction Rebellion

Markant ook hoe vaak Nederlandstalige romans in de weer zijn met overstromingen of het wassende water. Kijk maar naar Vloed (2012), de nihilistische debuutroman van Roderik Six, die de postapocalyps verenigde met een nihilisme à la Bret Easton Ellis (al had het boek niet de intentie een ecoparabel te zijn). Dat is wel het geval bij Erik Rozings Staat van ontkenning (2022), waarin ecoterrorisme, landelijke onvrede en aanslagen in toekomstig Nederland hand in hand gaan. Ook Eva Meijer refereert voortdurend aan ecokwesties, in het bijzonder in Zee nu (2022), waarin de zee elke dag een kilometer terrein verovert.

Internationaal valt het Vermeulen op dat hedendaagse klimaatliteratuur pessimistischer wordt. “Koesteren we nog enig geloof in de waarschuwende rol van de schrijver? Kan literatuur een oplossing bieden voor zeven miljard mensen? Natuurlijk niet. Het gaat nu ook over de tragiek dat we niet tijdig gehandeld hebben.” Hoogleraar Geert Buelens, Boonprijswinnaar voor zijn non-fictieklimaatstudie Wat we toen al wisten (2022), zag het in Nieuwsuur anders. “Het is denkbaar om via romans een beeld te geven van een wereld die veel duurzamer is dan de wereld die we vandaag kennen.”

Amitav Ghosh bond de kat de bel aan: ‘De klimaatverandering speelt een veel kleinere rol in hedendaagse literaire fictie dan in het openbare debat.’Beeld NYT

Wie in de literatuur spiedt naar optimistischer scenario’s, stuit bijvoorbeeld wel op Kim Stanley Robinson, die vooral furore maakte met The Ministry for the Future (2020). Vermeulen: “Robinsons roman begint in 2025. Een ministerie van de Toekomst moet de maatschappij naar een klimaatneutrale wereld loodsen, maar de verschillende overheden weigeren in beweging te komen. Toch moet je uitkijken dat romans geen onderzoeksrapporten worden.”

En daar komt de kat op de koord. Schrijvers trekken steeds vaker aan de ecologische alarmbel – denk maar aan Niña Weijers, Alma Mathijsen en Maartje Wortel én hun steun aan Extinction Rebellion − maar niet elke auteur heeft de behoefte om dat activisme in een romanvorm te gieten. Want wie wil er nu pamflettaire literatuur schrijven? Auteurs als Jeroen Olyslaegers en David Van Reybrouck toonden zich bijvoorbeeld erg geëngageerd bij de Klimaatzaak − Olyslaegers schreef met Anuna De Wever en Kyra Gantois zelfs hun pamflet − maar zou hij in een roman zomaar de activistische trom bespelen? Het artistieke staat in fictie toch steeds voorop. Een roman is maar beter geen opzichtige invuloefening van maatschappelijke thema’s, maar speelt met ambiguïteiten.

Te voorspellen valt dat het thema van de opwarming van de aarde steeds dieper binnendringt in de hedendaagse roman en poëzie, onder allerlei gedaanten, zoals thema’s als migratie, identiteit én nieuwe liefdesvormen dat ook doen. Je merkt het bij de roman van Balci, die overdadig veel onderwerpen aanroert. En Ghosh constateerde onlangs in NRC dat er sinds zijn oproep “echt een verandering in het literaire ecosysteem is opgetreden”. Toch was hij realistisch: “Klimaatfictie zal de manier waarop mensen over het klimaat denken niet veranderen. Als die niet verandert door wat mensen om zich heen zien gebeuren of door wat duizenden wetenschappers dagelijks publiceren, zal een schrijver dat ook niet teweegbrengen.”