Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

aanstaande

betekenis & definitie

toekomstige huwelijkspartner.

persoon met wie iemand in het huwelijk zal treden; toekomstige echtgenoot of echtgenote; toekomstige man of vrouw; toekomstige huwelijkspartner.
Wordt hoofdzakelijk gebruikt in combinatie met een bezittelijk voornaamwoord, zoals bv. in mijn aanstaande.

Voorbeelden:
Ik stond juist door mijn verrekijker Milli te begluren. Haar kamer lag aan de overkant, een verdieping lager dan de mijne. Ze heette nog gewoon Händel, al had ze haar 'aanstaande aanstaande', zag ik, al wel op bezoek.
A.F.Th. van der Heijden, De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, 1983