Ik kreeg een telefoontje. Wat ik dan altijd doe is oppakken, van de kruk afstappen en de beller zeggen dat ik onderweg naar buiten ben. Dat zijn mijn vaste bellers gewend. Dan steek ik een sigaretje op en ga buiten het café al ijsberend telefoneren.
Maar zo ver kwam het niet.

Toen ik naar mijn jas greep voelde ik een pijnscheut in mijn rug zoals ik die nog nooit had gevoeld. Ik verloor alle controle over mijn lichaam onder mijn oksels en met mijn nog wel functionerende armen begeleidde ik mijn afgekoppelde lichaam langzaam naar de grond. Ik kon maar in één positie liggen zonder het te moeten uitkermen van de pijn. Je hersenen draaien op volle toeren, bewust van elk millimetertje lichaam. Waar je wel mag steunen of grond mag voelen en waar het niet kan zonder dat er scherpe messen diep in je lichaam priemen.

Zenuwpijn. Dat was het dus. Een soort wortelkanaalbehandeling zonder verdoving en dan op meerdere plekken in je lichaam. Afwisselend of tegelijk. Voor elke beweging of voor elke keuze voor net iets te lang niet-bewegen wordt je gestraft met een pijnscheut. Als je pech hebt, komt deze ook nog vergezeld van een lokale spierverstrakking, een totale kortsluiting.

Hulpeloos lig je dan op de grond van het café. Je legt wijselijk uit dat je geen hartaanval hebt, maar dat het in je rug is geschoten. Zit je met je gezicht naar de deur voor de veiligheid. Schiet er alsnog iets in je rug. Je kunt het lot maar in beperkte mate beïnvloeden. Dat blijkt wel. Om me heen hoor ik mensen gewoon doorlullen over wat op dat moment totaal stompzinnige zaken lijken. Trump. Ajax, Het verschil tussen macchiato en cortado, et cetera.

De ambulance kwam pas na een dik kwartier, het leek wel een uur. Men had mijn jas onder mijn hoofd gelegd in afwachting van de broeders. Ze moesten toch wat. Want veel konden ze niet voor me doen. Elke beweging die ze de stijve pop dachten te moeten laten maken, werd gevolgd door een pijnkreet en een enkele keer gevloek. Ze lieten het slachtoffer maar liggen tot de broeders kwamen die zusters bleken te zijn. Ik werd afgevoerd, ondersteund door twee kroeggangers richting de ambulance. Ik had te veel pijn om te beseffen dat het er nogal armoedig moet hebben uitgezien. ‘Armoedig’ is wat Jordanezen zeggen wanneer ze het over iets gênants hebben.

Het moet er inderdaad nogal treurig uitgezien hebben besef ik nu. Drie dagen later, nu de pijn bijna weg is. Het was geen zegetocht. Terwijl ik eigenlijk applaus verdiend heb, zeker na de afgelopen drie dagen vanaf toen. Waarom weet ik niet, want zo’n dappere of geduldige patiënt was ik niet.

Ik kon geen beweging maken dus ik heb me door mijn omgeving totaal laten bedienen. Al het nodige moest op armlengte gelegd worden en men moest van alles voor me aanslepen. Uit liefde doet men dat dan. Goed systeem. Door dat feilloze sociale systeem deed men van alles voor deze zeurende vleesklomp. Toch had ik luid geklap verdiend. Niet helemaal terecht, maar toch. Gewoon omdat deze drie dagen hulpeloosheid dermate kut waren dat ik een extraatje nodig heb. Wanneer geen cadeautje, dan in ieder geval wat leuke berichten, complimentjes of gewoon maar wat applaus. Een buiging kan ik inmiddels weer maken.