Robert Zandvliet, Aan ’t Groothoofd, 2019-20. Muurschildering, hoogte 4 meter, lengte 50 meter (rondom het auditorium en de toiletten) © Foto’s Henk Geraedts, Tilburg

In Dordrecht: aan het Groothoofd, dat is een naar het noorden gebogen krom stuk kade. De oever stulpt wat uit. Het is daar dat de stad het dichtst bij het voorbij stromende water komt. De aanblik van het brede samenkomen van drie trage rivieren is overweldigend. Van rechts, als je daar staat, komt uit oostelijke richting de Merwede. Die komt van Gorkum en heette de Waal toen hij daar voorbij stroomde. Aan de overkant van het Groothoofd komt een stuk rivier, de Noord, die de noordelijke verbinding is van de Merwede naar de Lek die voorbij de Noord Nieuwe Maas wordt. De voorname stroom voorbij het Groothoofd is verder de Merwede die naar het westen gaat en dan de Oude Maas gaat heten. Maar er is nog een korte rivier die langs Dordrechts westkant gaat. Dat is de Dordtsche Kil die van de brede Merwede komt en die verbindt met de rivier de Amer die de zuidelijke begrenzing is van de Biesbosch. Verder naar het Westen, voorbij Moerdijk, wordt de Amer veel breder. Daar begint de machtige stroom van het Hollands Diep.

Bij Dordrecht en vanuit vertakkingen van rivieren rondom de stad, heeft de geografische loop van onze delta zich gevormd. De rivieren stroomden in westelijke richting naar de grijze zee. Zo zag Hendrik Marsman, denkend aan Holland, brede rivieren/ traag door oneindig/ laagland gaan. Soms prevelden we die woorden als ik met een goede Dordtse vriend aan het Groothoofd naar het gestage water zat te kijken. De stroming kwam uit het oosten en ging naar het westen. Wij dachten dat het Groothoofd het midden moest zijn van dat bewegende water, en dat de delta zich van daaruit over het westen van het laagland uitvouwde. Zo zag het landschap van Dordrechts omgeving eruit.

Robert Zandvliet, Aan ’t Groothoofd, © Foto’s Henk Geraedts, Tilburg

Maar terzake: pas geleden heeft Robert Zandvliet in het Dordrechts Museum een grote wandschildering gemaakt die Aan ’t Groothoofd heet. Dat is ook de titel van een schilderij van 1886 door de schilder Jongkind van die plek in hetzelfde museum. Het is een lage volle maan, het licht grijs en nevelig maanlicht glanst op het water. Zo was Jongkinds atmosferische manier. Zandvliet schildert, vooral de afgelopen jaren, stevige kleur eerder ruim en robuust. Zijn schilderijen zijn groot. Ook de kleur zoekt ruimte.

Soms staan de kleuren even stil, als akkoorden in muziek

Het museum had hem gevraagd om een wandschildering. Daarover begon hij te denken – over ruimte en kleur. Het schilderwerk werd vijftig strekkende meter, vier meter hoog, op een uitgestrekte, U-vormig verlopende wand. Of de onophoudelijke stroming van het water langs het Groothoofd bij de kleurvormgeving een rol speelde, laat ik in het midden. De vijftig meter lengte van de schildering vroeg bij zijn figuratie om een zeker verloop van kleuren – ongeveer zoals een gestage stroming van water met eventueel hier en daar stremmingen.

Vanwege de omvang van het werk moest er een schema bedacht worden. Anders raak je in de war. Zo kwam Zandvliet op een lumineus en overzichtelijk idee passages licht en kleur elkaar te laten opvolgen zoals het licht voorbijgaat gedurende een volle dag, van ochtendgloren tot het verdwijnen van licht en kleur na zonsondergang. Dat werd de vertelling van de schildering.

De lengte van de te beschilderen oppervlakte had het verloop van een U, dus drie rechte vlakken en daartussen twee rondingen. Vijf passages in totaal. Zandvliet stapelde horizontale lijnen met een 25 centimeter brede verfroller verticaal op, met korte bewegingen. Zo leek het schilderij in zijn bouw op een lange muur van ongeveer rechthoekige kleuren. Over die lange wand zien we zorgvuldige modulaties van dikke en dunne kleuren. Eerst nog heel donker, een soort zwart groen, dat in de vroege ochtend lichter wordt.

Van groenig en zandgeel gaat het bij de eerste bocht naar blauw, donker en lichter blauw. Het is rond het middaguur. Dan, tussen de twee deuren, is het vol middag. Daar in het midden van de passage blinkt en beeft een stuk wit waar fel zonlicht de kleur overstraalt. Dan wordt het lichte blauw weer donkerder. Bij de tweede bocht is het licht van de namiddag warmer en zijn de kleuren zwaarder, heftig geel en rood. Voorbij de bocht wordt het licht weer donkerder en koeler: blauw tot blauwzwart en dan ook vreemde schaduwen van paars. Het schemert. Er is strak, verticaal wit van maanlicht in donker water. Aan het eind van de dag wordt het donkere licht heel stil.

In het ritme van het beeldpatroon drijven de kleuren van links naar rechts. Soms houden ze elkaar op en staan de kleuren even stil, als akkoorden in muziek. Dat maakt de kleur plotseling intens. Dan weer glijdt het licht verder en worden kleuren lichter. Zo zie ik het nu, dit schitterend schommelende werk. Later in het voorjaar, als de narcissen in bloei staan, verrast het ons zeker weer anders.


PS Je kunt aan de geduldige architectuur van dit werk zien dat Zandvliet het bedoeld heeft als een muurschildering die op zijn plaats blijft. Dat mag ik toch van harte hopen, in het Dordrechts Museum