‘I’m wondering, he says, why you chose to stay, there is nothing here for you now. And what about you, she says, why are you here?’
Paul Lynch, Pophet song

Mensen waren ziek, anderen zorgden voor de zieken. Mijn moeder zorgde voor mij. Ik sliep, voornamelijk, en mijn dromen leken afkomstig uit een psychedelische versie van Wittgensteins Tractatus logico-philosophicus. Als ik jou een vraag stel, zei de Bekende Nederlander die met zijn volle, beeldvullende gezicht vlak boven het mijne hing, dan bestaat het antwoord daarop uit twee woorden. Hij stelde zijn vraag, het was een moeilijke vraag, maar precies toen ik het antwoord wist vergat ik het weer, en ook wat de vraag was geweest. Een lach breed als die van de Cheshire Cat. Ik vergat erbij te zeggen, zei hij, dat het antwoord altijd de vraag ontkent.

Tussen het slapen door las ik Prophet Song, een roman van de Ierse schrijver Paul Lynch die afgelopen jaar werd bekroond met de Booker Prize. Een tiranniek regime is aan de macht gekomen in de Republiek van Ierland, er is een noodtoestand uitgeroepen, burgerrechten verdwijnen als sneeuw voor de zon. Een moeder van vier moet zien te redden wat er te redden valt wanneer haar man, een vakbondsleider, wordt meegenomen door de geheime dienst. In eerste instantie is er nog zoiets als een dagelijks leven dat doorgaat ondanks alles – er worden bruiloften gevierd, en Kerst, de kinderen gaan naar school. Maar langzaam, of eigenlijk verbazingwekkend snel, glijdt het land af in een bloedige burgeroorlog en raakt het gezin op gruwelijke wijze ontwricht. De roman, die meer allegorie is dan een verhaal gesitueerd in een concrete politieke context, maakt verstikkend invoelbaar wat we allemaal weten maar niet echt weten: hoe dun het weefsel van een functionerende maatschappij is, hoe misplaatst optimistisch de mens, hoe veerkrachtig, hoe slaperig, hoe gebroken.

‘De wereld valt uiteen in feiten’, schreef Wittgenstein. Mijn moeder bracht me soep. Misschien, zei ik, heb ik een maagzweer. Nog één zo’n storm, appte M, en ik ben klaar om opgenomen te worden.

Het zijn altijd de moeders die hun kinderen kwijtraken en worden opgescheept met onmogelijke dilemma’s. Blijft ze achter om haar vermiste kinderen terug te vinden, of neemt ze haar verlies en redt ze de rest? Wat is rationeel?

Steeds vaker stel ik me voor wat je in je armen kunt nemen, wat je achter kunt laten zonder een wezenlijk deel van jezelf te verliezen. Een vriendin vroeg zich af of ze een derde kind op de wereld wilde zetten. In mijn kringen, zei ze, heeft zo ongeveer iedereen drie kinderen. Ik flapte eruit wat ik dacht, namelijk dat hoe meer kinderen je hebt hoe minder goed je weg kunt. Waar wil je dan naartoe, vroeg ze. Misschien was het de vraag uit mijn droom, het antwoord met twee woorden dat me ontglipte zodra het me te binnen schoot. Misschien was het een toekomstvisioen. Voorlopig zaten we hier, in een restaurant waar we vermentino dronken en pasta aten met artisjok, en was ik me ervan bewust hoe idioot ik klonk, hoe dom en bevoorrecht, alsof het weer eens allemaal om mij ging, of hier, of nu.

Tegen de avond stond ik even op uit bed. Mijn moeder had de was gedaan, de vloer gestofzuigd. Mijn kind had gegeten. Steeds als ik kwam kijken, sliep je, zei ze tegen me. Ik wist het niet meer, de dag was als een waas aan me voorbijgetrokken en ik kon wel huilen van dankbaarheid dat mijn moeder er al die tijd was geweest en over me had gewaakt. Zoals zo vaak de afgelopen jaren vroeg ik me af wat ik in godsnaam moest zonder haar kalme, consequente zorg voor mij, het kind, de hond, het huishouden.

In Prophet Song zorgt de moeder van de vier kinderen ook nog voor een dementerende vader. Ze kan hem niet meenemen, ze kan hem niet achterlaten. Eigenlijk kan ze niets anders dan heen en weer gaan tussen haar huis en dat van hem, tot ze niet meer op en neer kan gaan omdat haar huis wordt weggevaagd en haar vader verdwijnt. Mijn kind is klein, mijn hond is klein, mijn moeder is klein. Dat denk ik als ik naar ze kijk, hier in mijn woonkamer, mijn veilige huis.