Lampreien, ook bekend als prikken, voeden zich al sinds de prehistorie met vlees en bloed. Deze kaakloze, palingachtige vissen hebben als mond een zuignap vol tanden, waarmee ze bloed zuigen uit hun levende slachtoffers. Fossielen van prehistorische lampreien die werden gevonden in China hebben nu een bijzonder licht geschenen op de evolutie van deze fascinerende zeedieren.

Niet eerder werden er fossielen gevonden van lampreien uit de tijd van de dinosauriërs waarvan de terroriserende mond zo goed bewaard is gebleven. De fossiele vissen zijn beschreven in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications door de paleontoloog Feixiang Wu en zijn collega’s van de Chinese Academie van Wetenschappen.

De goed bewaard gebleven fossielen van twee nieuwe soorten lampreien werden gevonden in een ongeveer 160 miljoen jaar oude rots in de provincie Liaoning. ‘Ik was meteen diep onder te indruk,’ zegt Wu, met name vanwege de goed bewaard gebleven monden en tanden.

Weinig fossielen van lampreien

Meestal krijgen paleontologen niet de kans om prehistorische lampreien in zo veel detail te onderzoeken. Hoewel de dieren al meer dan 360 miljoen jaar bestaan, worden fossielen van prehistorische lampreien niet vaak gevonden.

Onderzoekers weten nog niet precies wat de vroegste lampreien aten – kleine prooidieren of zelfs algen – maar wat vaststaat is dat ze nog niet beschikten over de specifieke delen van de mond waarmee ze bloed of vlees van andere vissen konden eten. De onlangs gevonden fossielen geven een nieuwe kijk op de evolutie van deze vis.

De grootste van de twee ontdekte soorten, Yanliaomyzon occisor, was ruim zestig centimeter lang. Daarmee is het de grootste fossiele lamprei die ooit is gevonden, en ongeveer even groot als de grootste levende lampreien. De vis was vele malen groter dan zijn vroegere neefjes en nichtjes – en die groei heeft waarschijnlijk te maken met zijn tanden.

Een beet als een ijsschep

‘Hedendaagse lampreien zijn parasitair of niet-parasitair,’ zegt Miyashita. Yanliaomyzon lijkt daarom het meest op de grootste parasitaire lampreien die vandaag de dag leven, die zich voeden met vissen als forel en meerval. De fossielen van Yanliaomyzon hebben een mond vol scherpe tanden en een speciale structuur van kraakbeen waarmee de vis zijn tong kan verplaatsen. Dit lijkt volgens de onderzoekers op de een type zeeprik dat vandaag de dag leeft en zich voedt met vlees.

Dat maakt het aannemelijk dat deze grote lampreien 160 miljoen jaar geleden actief jaagden op vissen en vlees van hun prooi hapten als levende ijsscheppen. Een van de fossielen had in zijn maag zelfs botresten zitten, wat erop wijst dat het dier grote stukken van zijn prooien afbeet – en mogelijk zelfs schedels kon breken.

Een verandering in het beschikbare voedsel heeft vervolgens mogelijk geleid tot evolutionaire veranderingen in de lamprei. Naarmate hun prooien dunnere schubben kregen, ontstonden er naast de vleesetende lampreien ook soorten die hun prooi op subtielere wijze aanvallen – door hun bloed te zuigen.

lamprei prehistorische vis fossielen ijsschep
Heming Zhang
Yanliaomyzon occisor had monddelen die doen denken aan die van de moderne prik.