Kees de Heer kijkt naar hagedissen en kikkers
Bij de smaragdhagedis heeft het mannetje in de paartijd een blauwe keel. Verder is hij heldergroen met zwarte stippen, het vrouwtje is dofgroen of bruinig.
De smaragdhagedis is een flink stuk groter dan onze zandhagedis. Inclusief staart meet de zandhagedis 16-20 centimeter, terwijl de smaragdhagedis wel 30-45 centimeter lang kan worden. Overigens meet alleen de staart al 20-30 centimeter.
De westelijke smaragdhagedis leeft in bijna heel Frankrijk en Italië. De oostelijke ondersoort leeft in Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Slovenië.
Ik vang nooit hagedissen. Alle reptielen hebben immers een beschermde status: zonder vergunning mag je ze niet in je bezit hebben en je mag ze dus ook niet vangen of vasthouden … Maar het is niet verboden om foto’s te maken van iemand die de wet aan zijn laars lapt, dus heb ik wel platen van hagedissen in handen van wetsovertreders. Op basis van de privacywetgeving moest ik wel eerst toestemming vragen of het portret gepubliceerd mocht worden. De hagedisvanger wil – wel begrijpelijk – niet herkenbaar in beeld, ik mag alleen zijn vingers laten zien …
Tijdens een excursie op de Sallandse Heuvelrug pakte een van mijn medewandelaars een groene hagedis, een mannetjeszandhagedis. Nederland telt vier soorten hagedissen: de hazelworm, de muurhagedis, de levendbarende hagedis en zand- of duinhagedis. De hazelworm is gemakkelijk te herkennen omdat hij geen poten heeft, de muurhagedis leeft bij ons uitsluitend op de vestingwerken van Maastricht. Het mannetje van de zandhagedis is de enige met groene schubben (vooral in het voorjaar krijgt dit dier kleur op de flanken), de rest is overwegend bruin of bruingrijs.
De namen zand- en duinhagedis zijn te danken aan de overduidelijke voorkeur voor zandgronden. Het vrouwtje begraaft haar eitjes in het zand, waarbij de zonnewarmte de eieren moet doen uitbroeden. Reptielen zijn koudbloedig en compleet afhankelijk van warmte van buiten. Als het erg warm is, moeten ze een koel plekje in de schaduw opzoeken. Als het koud is, hebben ze de warmte van de zon nodig om actief te kunnen zijn. Elke dag opnieuw moeten de dieren eerst zonnebaden om een lichaamstemperatuur van boven de dertig graden te krijgen.
Het vrouwtje van de zandhagedis begraaft haar eitjes op een diepte van vijf à tien centimeter. De zandtemperatuur bepaalt hoelang het duurt voordat de eitjes uitkomen. Een periode van zes weken is normaal, maar in een koude zomer kan het ‘uitbroeden’ van de eieren wel acht weken duren. ¦
Europa telt meer reptielen dan amfibieën. Ons werelddeel telt 86 soorten amfibieën en maar liefst 219 soorten reptielen, waarvan het merendeel is te vinden in de landen rond de Middellandse Zee. In ons ‘kikkerlandje’ is de verhouding andersom. Wij hebben zeven soorten reptielen: vier hagedissen en drie slangen (adder, gladde slang en ringslang). Als het gaat om amfibieën met een dunne huid, dan tellen we met zestien soorten aardig mee. Bij onze fauna horen vijf salamanders, vijf padden en zes kikkers.
Het broedsucces van de zandhagedis neemt sterk toe na een serie warme zomers. Na een hete zomer worden de eerste jonge hagedissen eind juli gesignaleerd, na relatief koude zomers gebeurt dat pas half augustus. Twee extra weken blijken erg gunstig voor de overlevingskansen van de jongen in hun eerste winterperiode. Als ze vroeg uit het ei komen, hebben ze ruimschoots de tijd om vetreserves aan te leggen voor de winterrust. Grotere aantallen jongen gaan welgevoed de winter in en komen met gemak hun eerste winter door.
Reptielonderzoekers volgden het wel en wee van zandhagedissen in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Na een serie warme zomers verdubbelde het aantal duinhagedissen. Deze warmteminnaars hebben dus baat bij de klimaatverandering.