Natuur: Een duizendpoot heeft dus geen duizend poten
In onze groene compostbak bivakkeren nogal wat duizendpoten. Als ik het deksel weghaal om er groenteafval in te gooien, zie ik regelmatig een paar duizendpoten wegvluchten. Verder kom ik deze nachtdieren eigenlijk hoogst zelden tegen.
Maar laatst was ik bezig met onze nieuwe schutting en daar kwam wat graafwerk bij te pas, om rottend hout weg te halen. Al gravend heb ik een heleboel beestjes gestoord en daar zaten reusachtige duizendpoten tussen. Ik heb het grootste exemplaar gevangen en in een loeppotje bewonderd. Op de bodem van het potje zitten maatstreepjes en zo kun je gemakkelijk achterhalen hoe groot je vangst is. Mijn kampioen haalt ruim drie centimeter van kop tot staart en als je de voelsprieten zou meetellen, zit je zelfs op vier centimeter.
Ik vroeg me af of duizendpoten hun hele leven blijven groeien, maar dat is niet het geval. Ik ving een gewone steenloper, dat is de meest algemene duizendpoot in onze contreien. Volgens de kenners is deze soort te herkennen aan zijn lengte van 20 tot 35 millimeter, glanzende segmenten en roodbruine of oranje kleur.
Natuurlijk heb ik het aantal poten geteld. Hij had er dertig en dat is inderdaad het gebruikelijke aantal bij volwassen steenlopers. Jonge dieren hebben zeven paar poten. Bij iedere vervelling komt er één segment met twee poten bij en uiteindelijk hebben ze dan vijftien paar poten.
Het voorste pootpaar is eigenlijk een setje gifkaken. Met deze twee holle dolken pakken ze hun prooien, spuiten daar gif in, zodat ze verlamd raken en sterven. Op deze manier kunnen steenlopers pissebedden, slakken, regenwormen en allerlei insecten vangen.
Duizendpoten hebben klieren in hun huid die vetachtige stoffen afscheiden; daarmee maken ze hun huid ondoorlatend en waterafstotend. Maar hun dunne huid is toch erg gevoelig voor uitdroging en daarom jagen ze alleen ’s nachts. Overdag schuilen ze onder boomschors, houtblokken of stenen. Je vindt ze alleen als je hout of stenen omdraait of als je flink in je tuin gaat graven. ?
Nederlanders hebben de gewoonte om duizendpoten en miljoenpoten een klein beetje te overschatten. Onze Duitse en Engelse buren praten over ‘honderdvoeters’ als het over duizendpoten gaat en onze miljoenpoten heten bij de Engelsen ‘millipedes’ ofwel duizendpoten.
Alle miljoenpoten beschikken over twee paar poten per segment, terwijl duizendpoten op ieder segment slechts één paar poten hebben. Dat betekent dat een miljoenpoot met veertig segmenten een aantal van tachtig poten haalt. In het buitenland leven trouwens forsere soorten met wel vierhonderd poten.
De jonge larven van miljoenpoten hebben slechts drie paar poten en zeven segmenten. Bij iedere vervelling komen daar een paar segmenten en pootparen bij. Bij sommige soorten is het aantal nieuwe segmenten altijd hetzelfde, bij andere soorten kan dat per vervelling behoorlijk variëren. Miljoenpoten zijn vegetariërs. Ze eten rottend plantenmateriaal en ze verplaatsen de grond door het graven van gangen, evenals regenwormen. In humusrijke grond kunnen enorme aantallen miljoenpoten voorkomen, vierhonderd exemplaren per vierkante meter is echt geen uitzondering.
Wij hebben nogal wat naaktslakken in de tuin, dus ik vermoed dat de kogelronde witte eitjes onder onze papierbak te danken zijn aan een forse naaktslak. Onze papierbak wordt eens in de vier weken geleegd, dus hij gaat slechts eenmaal per maand van zijn plek. Begin deze week was het weer zover en toen vond ik honderd kogelronde eitjes, een portie kaviaar, maar dan melkwit. Bij eitjes is het natuurlijk altijd lastig om te achterhalen wie ze heeft gelegd. Maar insecteneitjes meten vaak amper een millimeter en bij slakkeneitjes gaat het om wel twee à drie millimeter.
De zwartgerande tuinslak is bij ons de meest algemene huisjesslak. Deze soort is vooral te herkennen aan de donkere banden op het huisje, vaak is dat één band, soms zijn er drie of vijf. De kleur van het huisje kan variëren van heldergeel tot wijnrood of kastanjebruin. In tuinen hebben we vaak te maken met de zwartgerande tuinslak, in Zuid-Limburg is de witgerande tuinslak het meest algemeen. Bij de laatstgenoemde soort is de mondrand wit, terwijl het huisje van de zwartgerande tuinslak steevast een donkere rand heeft.
We kennen in Nederland minstens honderddertig soorten landslakken. Het is niet zo eenvoudig om ze allemaal uit elkaar te houden. In de Basisgids slakken portretteert Bert Jansen zeventig soorten huisjesslakken en ruim twintig soorten naaktslakken, met duidelijke foto’s en bondige beschrijvingen. De KNNV Uitgeverij maakte vergelijkbare basisgidsen voor wilde bijen, spinnen, strandvondsten, paddenstoelen, mossen, korstmossen, grassen, composieten, orchideeën en stinzenplanten, alle zeer geschikt om je soortenkennis te vergroten.
Bert Jansen. Uitg KNNV Uitgeverij, Zeist 2017. Prijs € 22,95. Zie knnvuitgeverij.nl
Het Nederlands Instituut voor Ecologie organiseerde begin deze maand voor de vijfde keer een ‘Bodemdierendag’.
Op de speciale website bodemdierendagen.nl vind je een zoekkaart met de meest voorkomende regenwormen, pissebedden, duizendpoten, miljoenpoten, loopkevers, spinnen en slakken.
De biologen dagen in het bijzonder schoolklassen uit om een ‘tuinsafari’ te organiseren, dat wil zeggen bodembeestjes te zoeken. Maar uiteraard kan iedereen de handschoen oppakken en kan iedereen aan de slag met bodembeestjestips:
Tip 1: Ga naar buiten en kijk van dichtbij goed naar de grond, op je knieën bijvoorbeeld.
Tip 2: Kijk onder stenen, bloempotten, tussen planten of afgevallen bladeren en takken.
Tip 3: Steek een schep in de (gras)bodem en laat deze regelmatig trillen of spit een beetje grond aan.
Tip 4: Graaf een jampot of (yoghurt)beker tot vlak onder de rand in de grond, en kijk na minstens een nacht of er bodemdieren in zitten. Haal daarna de pot weg. Nog meer tips zijn te vinden op de website bodemdierendagen.nl.