Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

De tederheid van Co Westerik

Museum Boijmans viert de negentigste verjaardag van Co Westerik met een overzichtstentoonstelling. Een intens en ontroerend oeuvre.

Op de rechterpagina: Schoolmeester met kind (1961, olieverf en tempera op doek, 88,5×110 cm, collectie Becht)
Op de rechterpagina: Schoolmeester met kind (1961, olieverf en tempera op doek, 88,5×110 cm, collectie Becht) Foto’s Co Westerik

Pure liefde en penetratie. Op een kleine maar uitstekende expositie in museum Boijmans Van Beuningen is in één oogopslag duidelijk wat het hoofdthema is van de Nederlandse schilder Co Westerik (1924). Zijn beroemdste penetratie is natuurlijk het grassprietje dat close-up tot bloedens toe in het puntje van een vinger snijdt. Op de expositie hangt verder een schilderij waarop een langspeelplaat van zwart vinyl hetzelfde met een vinger doet. Op andere werken wordt het gezicht van een vrouw doorboord door zonnestralen, knijpen vingers tot bijna barstens toe in een papaverbolletje, breekt een zwemmer door het wateroppervlak en verlaat een baby de schoot van een vrouw, zijn of haar hoofdje reeds in de buitenwereld.

Er is nog iets wat opvalt als je de museumzaal met alle 19 schilderijen overziet: op ieder schilderij is huid te zien. Van het oudste aanwezige doek uit 1956 – 9 jaar na het begin van Westeriks inmiddels 67-jarige carrière – tot op zijn nieuwste uit 2012. Op Snijden aan gras speelt die roze huid een hoofdrol. Er was een tijd dat iedereen dat doek kende, omdat het door de NS was opgehangen in treincoupés. Het blijft een geniaal werk, ook als je niet zoals vroeger in de trein je oog kan laten afdwalen van de reproductie naar het groene weiland buiten waar miljoenen van zulke agressieve grassprieten wachten op de kans je aan te vallen. Honderden reizigers vonden het een akelig plaatje en stuurden een boze brief naar de NS.

Relatie mens en natuur

Geen schilder heeft de passief-agressieve relatie tussen natuur en mens bondiger weten samen te vatten dan Co Westerik. De mens is machtig, de natuur kwetsbaar maar ook wraakzuchtig en misschien uiteindelijk sterker, zoals ieder kind leert dat zich aan een teer grassprietje snijdt.

Het verlangen naar contact, en de pijn die daarvan het gevolg kan zijn, is wat de 19 schilderijen gemeen hebben. Op bijna alle werken heeft dat contact iets teders, zelfs bij het grassprietje dat het vingertopje is binnengedrongen.

Op deze compacte oeuvre-expositie hangt niet de beroemde NS-versie uit 1966 waarvan het Stedelijk Museum het origineel heeft – nu daar overigens niet op zaal te zien. Op Snijden aan gras (2) uit 1971 lijken vinger en gras volkomen in rust, alsof ze elkaar voor eeuwig willen omarmen, ondanks de pijn van de snede en de kneuzingen van het sprietje. Dat verlangen door te dringen in de ander is wat Westerik keer op keer tot schilderen aanzet.

Westeriks gezichten hebben iets van volle manen. Ze zijn te plat en te rond. Dat is al zo op Schoolmeester met kind uit 1961. Het doet een beetje aan de stijl van Botero denken en aan nogal wat van die Nederlandse realisten waar je op kleinere kunstbeurzen over struikelt. Die associatie is snel vergeten als je de schoolmeester in zijn ogen kijkt terwijl hij zijn enorme rechterhand op het hoofd van het huilende kind legt. De blik uit de lichtbruine ogen van de meester geeft antwoord op het verdriet van het kind. ‘Dit is het leven en verdriet hoort daar onvermijdelijk bij’, zie je hem denken.

De schoolmeester zou dat ook wreed tegen het kind kunnen zeggen, maar in plaats daarvan troost hij zwijgend en dringt zo door tot de kern van het leed. De tragiek is dat deze ‘penetratie’, dit moment waarop mensen elkaar diep raken, geen eenwording is. Bij Westerik voel je dat er altijd een existentiële barrière blijft bestaan.

Rothko-achtige composities

Westerik schildert op doeken die zelden meer dan 75 centimeter breed en 50 centimeter hoog zijn. Zijn voorkeursmaterialen zijn op een paneel gespannen linnen en dun opgebrachte olieverf gecombineerd met tempera op eibasis. Zijn schilderijen bevatten altijd figuratieve elementen, maar het zijn ook abstracte composities van kleurvlakken. Na een tijdje kijken komt altijd een Rothko-achtige compositie van etherische kleurvlakken opdoemen over de voorstelling.

Co Westerik liet de afgelopen weken in een paar interviews weten dat hij erg blij is met de expositie in Boijmans, waar bijna 10 procent van zijn schilderijen verzameld is. In zijn nauwkeurig bijgehouden administratie komt hij op een totaal van 220 werken in olieverf. Westerik had de indruk dat het museum wat laat op het idee kwam om hem met zijn negentigste verjaardag te feliciteren (2 maart was hij jarig). Dat verklaart wellicht waarom de beroemdste Snijden aan gras in het depot van het Stedelijk is gebleven, al is de tweede versie uit de collectie van Agnes en Frits Becht een meer dan adequate vervanger en zijn bijna alle aanwezige doeken kenmerkende hoogtepunten in zijn oeuvre.

In het jongste schilderij op de expositie, dat overigens een variant is van een werk dat hij op zijn zestigste schilderde – Westerik heeft enkele onderwerpen waar hij telkens naar terugkeert, van de grasvinger bestaan minstens vijf versies – is de kleur nog meer ingehouden dan gebruikelijk. Die Handkus met bladeren uit 2012 en Handkus uit 1984, zijn de meest ontroerende werken op deze tentoonstelling.

Beide laten het begin van een handkus zien vanuit het perspectief van de kusser. De tederheid van de aanraking van haar hand in zijn hand, het lichamelijke contact tussen twee mensen – het is zelden beter op het doek gezet. De lippen zelf of verder fysiek contact of seksuele penetratie zouden de ontmoeting niet intenser kunnen maken. Westerik schildert het geluk op het moment dat de grens tussen twee levens vervaagt. Bijna vijftig jaar na het eerste snijdende gras passeren hier twee kussende handen de grens van de eenzaamheid.

4