Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

aan dode Maarten van Roozendaal

Maarten van Roozendaal
Maarten van Roozendaal Foto Maurice Boyer

Met een ingeleefd Mooi (om te janken zo mooi) sloot Paul de Munnik gisteravond het programma af dat een ode bracht aan Maarten van Roozendaal, de gepassioneerde liedjesmaker en -zanger die vorig jaar op 51-jarige leeftijd overleed. Het was de eerste van drie uitverkochte avonden in de Kleine Komedie. En het toonde aan dat Van Roozendaal nummers heeft geschreven die tot de klassiekers van het Nederlandse lied behoren.

De Munnik opende de avond ook – daarmee bewijzend dat hij, met zijn stem van soortgelijk schuurpapier, als weinig anderen hart en ziel kan geven aan dit markante repertoire. Des te verrassender, dat het juist de vrouwenstemmen van Ricky Koole en Beatrice van der Poel waren die eveneens raad met de liederen wisten. Koole zong tevens een opvallend lied van eigen hand, Mannen huilen niet, over de vrouwen die in mannenkleren met de VOC meevoeren. Ze schreef het in opdracht van het Nationaal Archief, nadat Maarten van Roozendaal wegens zijn ernstige ziekte had moeten afzeggen.

Veruit de geestigste bijdrage kwam van Theo Nijland, die in zijn nummer Maarten gaf de pijp aan mij bezong hoe lastig het was een ode aan Van Roozendaal te maken zonder pathetisch te worden: „Want pathetisch, daar was hij nou net niet van.”

Gisteravond werd bovendien het eerste exemplaar uitgereikt van het lijvige boek Jij blijft bij mij. Het omvat alle liedteksten die Van Roozendaal schreef, bladmuziek van de zeventien nummers die hij zelf zijn beste vond, en een cd waarop hij die zingt. Om toch nog eens te horen hoe bijzonder het was als hij dat zelf deed.