Het oeuvre van Westerik bestaat uit ruim tweehonderd olieverfschilderijen, waarvan Snijden aan gras (1966) waarschijnlijk het bekendste is. Reproducties van dit werk werden in de jaren zeventig uit de trein verwijderd, nadat veel mensen er aanstoot aan hadden genomen.
De op 2 maart 1924 in Den Haag geboren Jacobus Westerik volgde zijn opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Direct na zijn afstuderen in 1947 maakte Westerik het schilderij De Visvrouw. Daarmee won hij in 1951 de Jacob Maris Prijs voor de Schilderkunst. Westerik schilderde heel anders dan men tot dan toe gewend was, wat hem na deze prijs behalve positieve ook veel negatieve publiciteit opleverde.
Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam organiseerde tentoonstellingen van zijn werk in 1999, 2004 en 2012. Boijmans kreeg in 2012 een verzameling van 95 tekeningen van hem van verzamelaar Leo van Oosterom, een welkome aanvulling op de werken die het museum al bezat. Het Gemeentemuseum Den Haag presenteerde overzichtstentoonstellingen in 1964, 1994 en 2006. In 1971 en 1991 had Westerik een grote expositie in Het Stedelijk Museum Amsterdam.
In 1999 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
In zijn carrière won hij vele prijzen: onder meer de Rembrandtprijs van de stad Leiden, de Staatsprijs voor Beeldende Kunst en een zilveren medaille op de Biënnale van Sao Paulo werden hem uitgereikt. In 1999 werd hij tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw benoemd.
Over Westerik werden door regisseur Jan Wouter van Reijen twee films gemaakt. De taal van Co Westerik kwam in 1980 uit, terwijl op het Rotterdams Filmfestival in januari 2001 Ik wil het niet zien maar het moet in première ging.