Direct naar artikelinhoud
Exclusief

Zes Amsterdamse geveltuiniers – ‘Ik ken door mijn tuin de hele buurt, als ik hier zit, beginnen mensen tegen me te praten’

Maria Wijnhoven.Beeld Mariet Dingemans

Niet iedereen heeft een tuin, maar elke Amsterdammer heeft een stukje trottoir bij de voordeur. Deze geveltuiniers legden daar het groene hart van hun buurt aan. ‘Het stimuleert van alles: geluksgevoel, contact met de buren, creativiteit.’

Maria Wijnhoven, Frederikspleinbuurt 

De Midnight Sun ontbreekt. En hoewel er in de potten rondom haar woonboot aan de Achtergracht opvallend veel planten met paarse en roze bloemen staan, zou de rood-oranje Midnight Sun hier toch goed passen: het is de roos die haar vader ooit heeft gemaakt.

“Dat is lang geleden hoor,” zegt Maria Wijnhoven (76). “Mijn vader, geboren in 1911, was altijd bezig met rozen. Hij kruiste de zaden in zijn kas, won prijzen en was keurmeester op rozenconcoursen. Vorig jaar zag ik in het rosarium in het Vondelpark plots de Midnight Sun staan. Ik had geen idee dat die nog bestaat.”

Ze herinnert zich hoe haar vader vroeger op het land aan het werk was, en zij vaak mee ging. “En dan dacht ik: ja, nu zit ik hier alleen op het land. Tussen de distels, tegen een bosrand aan. Dat zal ik mijn kinderen later nooit aandoen.”

Maar zoals het leven loopt: ze werd natuurgids. Pas toen haar kleinzoon zestien jaar geleden werd geboren, hier in Amsterdam, vertrok ze vanuit Brabant naar de stad, om dichter bij hem zijn.

Mensen zeiden: ga je je tuin niet missen? Nou, nee dus. “Ik ben hier bij toeval neergewaaid, maar het lijkt erop dat dit mijn plek is in het grote geheel.”

De Hortus Botanicus en Artis zijn in de buurt, ze kon vrijwilligerswerk doen op de verborgen Koeienweide in het Vondelpark en op de stoep heeft ze een strook gecreëerd die door voorbijgangers ‘een oase’ wordt genoemd. Dat de geparkeerde auto’s er vrijwel tegenaan staan, vindt ze juist wel fijn. “Dat geeft beschutting. Ik heb hier nu allemaal plekjes waar ik ­rustig kan zitten, zonder dat iemand me ziet.”

Maar uiteindelijk draait het voor haar om de natuur, en de verwondering. “Dat geeft een geluksgevoel. Ik had het vroeger tijdens het gidsen en nu ontstaat het soms spontaan als ik bij mijn bloemen sta.”

Wijnhoven wil bijdragen aan de vergroening van de stad en is blij dat haar sedumdak helpt bij het reduceren van ­stikstof. “En alles wat ik nodig heb, vind ik op straat.” Daardoor staan er planten in een afgedankte djembé, op een kapotte terrasstoel en in gebroken potten. Tussen de planten liggen zorgvuldig neergelegde stapels stenen. Aan de rand van de tuin staat ook de zaaibak waarmee haar vader over het land liep, vol met planten. Die is een beetje in elkaar gedrukt, dat wel – er botst nog weleens een auto tegenaan.

Marcello Reichmann.Beeld Mariet Dingemans

Marcello Reichmann, Waterloopleinbuurt 

Het was zo’n dertig jaar geleden. Een auto stond stil in de straat, een vrachtwagen wilde erlangs, reed over de stoep en juist op dat moment kwam Marcello Reichmann (59) de deur uitlopen. “Werd ik gewoon bijna voor mijn kop geslagen door de spiegel van die vrachtwagen.”

Toen kwamen er plantenbakken op de stoep. Die werden soms door automobilisten weggeduwd, zodat ze toch op de stoep konden parkeren. Dus begon Reichmann er spullen tussen te zetten. “En zo langzaam breidt het zich een beetje uit,” zegt hij, terwijl hij wijst op de bijna twintig meter lange... Ja, wat is het eigenlijk?

De plantenbakken zijn wild begroeid, met coniferen, palmen en een vier meter hoge olijfboom. Er zijn joekels van zon­nebloemen, maar nog veel meer in het oog springen de curiosa. Ski’s, een leren schoen, speelgoed, een vlag, willekeurige foto’s van vrouwen met een baby, platen en meubels. Reichmann noemt zichzelf een tuinkunstenaar, en voor zijn deur heeft hij een straatmuseum – met een snel wisselende collectie. En zoek gerust naar de betekenis.

De knuffel van een vogel op de ski’s: het kraaiennest van de stoeptuin. De muis op de kapotte platenspeler: muisstil. De elpees langs het pad: een walk of fame, zoals in Hollywood. En op de verstelbare toiletstoel stond afgelopen december een Kerstboom. “Shitmess,” zegt Reichmann, “in plaats van Christmas.”

Iedere dag is hij wel met de tuin bezig. In het voorjaar tot wel vijf uur per dag. Sproeien, schoonmaken en weer schuiven. “De hele tijd schuiven. Dat is ook mijn mindset. Zo leef ik, zo denk ik. Altijd iets nieuws creëren, steeds iets proberen iets wat al leuk is, nog leuker te maken.”

Vandaar dat het jammer is dat mensen soms denken dat zijn tuin een weggeefwinkel is. Dat er zoveel wordt gestolen, of gewoon vernield. Afgelopen weekend nog: diep in de nacht kwam er een groep jongeren langs. Bloempotten vlogen door de lucht, fietsen over straat.

“Ik hoorde ze schreeuwen en blèren, dus ik sprong uit mijn nest om er achteraan te gaan,” zegt Reichmann, waarna hij op zijn kuit wijst. “Maar ja, zweepslag. Het schoot erin.”

Wat is dat toch, vraagt hij zich af, dat sommige mensen iets moois zien en dat kapot willen maken. “Het is net als online, dat mensen op elkaar gaan zitten afgeven. Maar whatever.” Reichmann heeft geen computer, geen e-mailadres en onlangs heeft hij ook zijn televisieabonnement opgezegd. “Ik laat me niet meer afleiden. Ik ga door, door, door. Net als de natuur, niet stuk te krijgen.”

Angelique Piovillico (rechts).Beeld Mariet Dingemans

Angelique Piovillico, Borneo

Een jaar of vijf geleden begonnen er brieven te komen. Van een buurvrouw. Of ze alsjeblieft de rommel konden weghalen. Het ontsierde de buurt. Waren ze een kringloopwinkel begonnen? “Ze vond het absurd dat dit er allemaal stond,” zegt Angelique Piovillico (42). “En dat werd op scherpe toon duidelijk gemaakt.”

Er volgden nog meer brieven en toen – anticlimax – verhuisde de buurvrouw op een dag. Dus zit Piovillico met haar man Patrick (54) gewoon op haar volgebouwde stoepterras in het Oostelijk Havengebied. Dochter Selah is naar school, zojuist hebben ze in het zonnetje zitten werken aan hun nieuwe videoclip.

June Sixteen heet hun muziekproject. “Wij schrijven de songs, maar vragen steeds andere muzikanten om mee te ­spelen en zingen. Daardoor ontstaat er een mix van allemaal stijlen. We maken ballads, we hebben rockmuziek, blues‑­songs en soms is het meer americana.”

Kortom: het is net als met het terras. Ze verzamelen, sprokkelen dingen bij elkaar. En achter alles zit een gedachte, of een herinnering. Neem de gevonden koffer, waar nu planten in staan. “Met die koffer zijn reizen begonnen. Daar hebben mensen hun kleren in gedaan. En uiteindelijk eindigde de reis van de koffer bij het afval. Ik dacht: die koffer is nog helemaal niet klaar. Hij mag dan oud zijn, maar misschien is het juist tijd om rustig aan te doen. Van zijn pensioen te genieten, op dit rustoord. Daarom staan er een tropische flamingo en cactussen bij. Zo is er toch een beetje de vakantievibe.”

Piovillico ziet schoonheid in de kapotte bezem en geniet ervan dat er opeens twee tuinkabouters opdoken – neergezet door een onbekende. Dat haar kruidentuin is mislukt, vindt ze niet erg. De uitgedroogde planten laat ze staan. “Het hoeft niet altijd perfect te zijn. Dat vind ik juist mooi, de schoonheid van imperfectie. Daar geloven we in.”

“Soms knappen we het een beetje op, of versieren we dingen,” zegt haar man

Zoals de stok uit de Drunense duinen, gevonden tijdens een wandeling. Piovillico: “Die heb ik versierd met lintjes, omdat het mooi was. En toen kreeg ik van een spirituele dame te horen: wist jij dat je onbewust een prayer stick heb gemaakt?”

Ze vinden dat hun tuin uitnodigt om niet alleen maar in je huis te gaan zitten. Het stimuleert van alles: geluksgevoel, contact met de buren, creativiteit.

De meeste nummers schrijven ze hier, op het terras. Dan pakt Patrick de roze gitaar waarmee hij haar met een lied ten huwelijk vroeg en waarna ze op june sixteen trouwden, en beginnen ze te puzzelen.

Piovillico: “We wonen dan misschien in het lelijkste gebouw van het hele eiland, door onze tuin vinden we dit een heel inspirerende plek.”

Askar Juma.Beeld Mariet Dingemans

Askar Juma, Lastage

Als een plant ziek is, zakt Askar Juma (48) door zijn knieën en bekijkt hij hem van dichtbij. “Alsjeblieft, blijf sterk,” fluistert hij dan.

Als er een nieuwe bloem opent, zegt hij: “Oh, sweetie, welkom.”

En als hij een bijna dode hortensia bij het afval vindt, neemt hij hem mee, plaatst hem in een nieuwe pot, ververst aarde en geeft de plant veel water en aandacht.

Dat terwijl Juma tot 2019 nooit had getuinierd. In het deel van China waar hij vandaan komt, wordt het in de zomer ruim veertig graden en in de winter gerust min vijfentwintig. Niemand tuinierde daar, planten waren voor binnen.

“Ik ben een Oeigoerse vluchteling,” zegt hij. “Toen ik naar Nederland kwam, had ik geen vrienden of familie. Ik had niets. Dus ik zocht iets nieuws om te doen. En zo begon ik met tuinieren.”

Hij maakte vrienden, zoals Tom. En met hem ging hij eens naar het Amstelveld, op maandag. En de week daarna weer. En daarna weer. In een kleine kas leerde hij zijn eigen planten opkweken vanuit zaden. Hij begon te letten op de groeihoogtes, de bloeiperiodes. En uit­eindelijk won de steeds maar groeiende verzameling potten en planten een prijs in de geveltuinenwedstrijd die al jaren in de buurt wordt georganiseerd.

Nu is Juma iedere dag te vinden in zijn tuin. Dan kijkt hij welke planten water nodig hebben, snijdt hij dode bloemen weg, ontdekt hij nieuwe bloemen en kijkt hij hoe de vogels de kleine appeltjes aan een boom langzaam wegwerken.

“Ik zit hier heerlijk. Iedere ochtend. Dan drink ik koffie, rook ik een sigaret.”

Juma ziet het liefst nog veel meer groen in de stad. Dat maakt het leven voor iedereen beter. Voor hem persoonlijk hebben de planten nog een heel andere betekenis: ze hebben hem helpen integreren. “Ik ken door mijn tuin de hele buurt. Als ik hier zit, beginnen mensen tegen me te praten. Soms word ik uitgenodigd andere tuinen te komen bekijken of zetten mensen een plant die ze over hebben voor mijn deur.”

Hij heeft nog grootse plannen. Zo zou hij het liefst de hoogte ingaan, maar hij mag van de verhuurder niets aan de muur vastmaken. En hij zou nog meer rozen willen hebben, op die bloem is hij verzot. Ze doen hem denken aan vroeger. En aan zijn familie die daar nog is. In China, waar de rozenplanten in huis staan.

Peter van Aalst.Beeld Mariet Dingemans

Peter van Aalst, Dapperbuurt

Een blauwe druif die dertien meter hoog klimt. Diepgroene brugmansia’s met grote hangende bloemen. Een wilde asparagus met prachtige takken. Een mimosastruik, een blauwe hibiscus, paarse hangfuchsia’s. Tussen de planten is het even zoeken naar de ingang van het souterrain, waar Peter van Aalst (55) staat te bellen.

“Ja, prima. Dan kunnen we de laatste vierkante meters afmaken, top jongen,” zegt hij. En dan, als hij heeft opgehangen. “Sorry, ik heb een tekort aan sedum.”

Een tekort aan sedum. Terwijl Van Aalst de hele stad zou willen bedekken met de vetplantjes. Hij begint meteen over al die betontegels. Terwijl er ook open tegels zijn, gemaakt van gerecycled kunstgras, gevuld met granulaat. En daaroverheen gaat de beplanting. “Dat is zo sterk. Daar kan je met vrachtwagens overheen rijden.”

Volgens Van Aalst is de geveltuin een afspiegeling van hoe de mensen erachter leven. In zijn geval: hij is klimaatadaptief groenontwerper, houdt zich vooral bezig met sportparken. “Daar zijn we al een jaar of drie aan het experimenteren met niet-­inheemse soorten. Neem deze geveltuin, die de hele dag op het zuiden staat te blaken. Je kunt hier niet de planten in zetten van tien jaar geleden.”

De toenemende extreme weersomstandigheden – droogte, overvloedige regenval, hoge temperaturen, veel zonkracht – vragen volgens Van Aalst om een nieuwe kijk. Neem zijn geveltuin. “Het zijn allemaal planten die bekendstaan als niet winterhard. Maar sinds een jaar of zeven, acht doen ze het perfect. Het wordt gewoon warmer en in de stad kan die hitte niet weg. Eigenlijk heb je overal in de bebouwde stad complete hittestress.”

Dus wil hij dat de stad vergroent, en kijkt hij naar de planten die nu de standaard zijn in Zuid-­Europa. Geveltuinen zijn een prima plek om te experimenteren. “Gevelbeplanting zou zo veel meer moeten zijn dan een plant van anderhalve meter met wat geraniums. Je moet veel verder denken, veel hoger, breder, gevarieerder. In de huizen brand je soms weg, terwijl een groene rimboe voor je deur binnen drie, vier graden kan schelen. En dan krijg je het geleuter over :wat is inheems, wat is uitheems? Wat boeit dat? Het gaat erom dat je groen hebt, dat je verkoelt, dat de hittestress weggaat.”

En zijn geëxplodeerde jungle werkt. “Neem dat gigantische gebouw van Booking.com. Met dat enorme veld aan rode bakstenen ervoor, met een paar lullige iepjes. Mijn tuin is een greenspot, en zo zit de stad vol met potentiële greenspots.”

“En wat ook wel fijn is,” zegt hij, “als dit er allemaal niet zou zijn, zie ik iedere tram, bus, auto, fiets, scooter en wandelaar die voorbijkomt. Terwijl het nu voelt als buiten wonen in de stad.”

Rick Verhagen.Beeld Mariet Dingemans

Rick Verhagen, Frederik Hendrikbuurt

Rick Verhagen (55) is niet thuis, maar zit even bij de fietsenmaker verderop. Of eigenlijk: bij de hond van de fietsenmaker. Dat hij nog leeft, dankt hij aan dat beest. “Als je stopt met een verslaving, ga je andere dingen zoeken. Die hond kwam in mijn leven en hij heeft me er doorheen geholpen.”

En dat geldt ook voor de tuin. Al aan het begin van de straat in de Frederik ­Hendrikbuurt zie je de drieënhalve meter hoge zuilen opdoemen. Ze zijn omringd met neppe kersttakken, daartussen staat een klein oerwoud.

“Toen de straat opnieuw werd ingericht, kreeg ik een soort plantsoen voor mijn deur. De planten die er stonden, waren al snel allemaal dood. Toen heb ik, iedere keer als ik ergens een plant vond, die er maar bij gezet.”

Planten, maar ook andere dingen: een ­grote hand gemaakt van spiegels, als een discobal. Een Boeddhabeeldje. Verhagen: “En toen werd het op een gegeven moment kerst.”

Er kwamen verlichting, kerstballen. Het werd een spektakel, bekend in de hele buurt. Het is pokkewerk, zegt hij, en de energierekening schiet omhoog. Dit jaar gaat hij het niet doen. Of nou ja, misschien een uurtje per dag.

“Weet je, dit is gewoon mijn therapietuin. En als je dat wil begrijpen, moet je mijn boek maar lezen. Het is alleen niet meer verkrijgbaar.” #Tina, mijn affaire met chrystal meth is de titel – tweedehands of voor e-readers gewoon te vinden. Daarin beschrijft Verhagen hoe hij opgroeit als een verlegen roodharig jongetje in Nijmegen en uiteindelijk internationaal beroemd wordt als gaypornoster Rick Hollander. En hoe hij, tijdens het draaien van een film in Los Angeles, in aanraking komt met tina – de bijnaam van crystal meth. “Een keer gebruiken en je bent de lul. Je krijgt zo’n shot dopamine binnen, dat wil je niet weten. In één keer. Je voelt je de koning met die troep.”

Zijn boek verscheen in 2017, sindsdien heeft hij een paar keer een terugval gehad. Nu is hij al ruim anderhalf jaar clean – hij weet het exacte aantal dagen. “Nu ­zorgen we dat ik geen terugvaller meer krijg. En daar helpen de hond en de tuin bij. Tenminste, dat praat ik mezelf dan aan hè.”

Verhagen laat zien waar hij de tegels uit de stoep heeft gehaald, zodat hij er een stroomkabel onder kon leggen. Die gaat via zijn raam weer naar binnen, zodat hij iedere avond de grote gele verkeerszuil die hij eens bij het grofvuil vond kan aandoen. “Als je niks hebt, houdt het op. Dan ga je terugvallen, zo is het gewoon.”

En Verhagen heeft nu de hond van de fietsenmaker, en zijn tuin. Of eigenlijk: een klein park. Het Hugo de Grootpark, zeggen mensen weleens. Zelf zou Ver­hagen het wel waarderen als de gemeente de strook zou omdopen tot het Rick Ver­hagenpark.

Maar zo’n vernoeming kan pas vijf jaar nadat iemand is overleden plaatsvinden. En dat is juist net niet de bedoeling.

Eigen huis en tuin

Mag je een grote, gele verkeerszuil in je geveltuin plaatsen? Dat lijkt geen probleem. De gemeente Amsterdam moedigt de aanleg van geveltuinen aan en op verzoek komt het stadsdeel de straattegels langs de gevel zelfs gratis verwijderen. Daarbij gelden veel regels: een maximale diepte van 60 centimeter, er moet 1,80 meter stoep overblijven en overlast door overhangende struiken moet worden voorkomen. Ook zijn bewoners verantwoordelijk voor het onderhoud, het verwijderen van zwerfvuil en uiteraard de beplanting.

Sommige zaken mogen nadrukkelijk niet: bomen of giftige of woekerende planten bijvoorbeeld. En een blauwe regen van 13 meter mag alleen tegen de gevel klimmen als de eigenaar van de woning akkoord is (en eventuele bovenburen ook geen probleem zien). Voor attributen en andere versieringen in de geveltuin gelden geen regels.

De gemeente handhaaft niet actief op de inrichting en het onderhoud van geveltuinen, maar in geval van klachten gaat een gebiedsmakelaar op zoek naar oplossingen.

Als een tuin wordt verwaarloosd, kan het stadsdeel ook besluiten deze weg te halen.