Direct naar artikelinhoud

Maarten van Roozendaal: een oeuvre 'om te janken zo mooi'

Maarten van Roozendaal

Maarten van Roozendaal beklom op zijn 28ste het podium en werd al snel bejubeld. Hij laat een bijzonder kleinkunstoeuvre na.

Liedschrijver, zanger en muzikant Maarten van Roozendaal is gisteren overleden. Zijn liederen - hij schreef nou eenmaal geen 'liedjes' - gaan over drank, dood, eenzaamheid en liefde. Liederen die met de jaren met hem meegroeiden qua thematiek en die steeds meer geëngageerd werden. Was de kwaadheid en de dreiging eerst vooral onderhuids aanwezig, in latere songs lag het meer aan de oppervlakte. Maar altijd bleef het mededogen.

De laatste keer dat ik als recensent Van Roozendaal sprak, was bij de uitreiking van de Dirk Witte Prijs, in november 2012. Er was, buiten een hardnekkig rokershoestje, nog niks aan de hand, zo leek het. Als vorige winnaar deed hij een gastoptreden en speelde een lied uit zijn laatste programma De gemene deler: 'Buren'. Over een buurman die naar zijn buren kijkt en hun hele leven bij elkaar verzint voor zichzelf.

Ineens viel het me op dat dit lied, zo buiten de context van het programma gezongen, eigenlijk een heel andere kleur had. Het was in tegenstelling tot andere songs wars van ironie. Na afloop vertelde hij dat hij aarzelde toen hij de tekst geschreven had. Doodeng vond hij het eigenlijk. Dit was inderdaad geen typisch Van Roozendaal-nummer. Zijn vrouw, regisseur en 'eerste oog en oor' Eva Bauknecht vond juist dat hij dit lied moest zingen. Nu eens niet ironisch, maar puur beschrijvend en bijna liefdevol. De fantasie van die buurman mocht zijn wat 'ie was.

En dat maakt het lied eigenlijk ook weer wel typisch Van Roozendaal. Hij kan er, als geen ander, een hele wereld achter laten schuilgaan. Zijn kracht daarbij is dat de toehoorder die wereld zelf mag vormgeven. Van Roozendaal geeft de aanzet in zijn lied, de verbeelding doet de rest. In mijn recensie stond ooit: 'Van Roozendaal heeft de gave om rechtstreeks je hart in te zingen'. Maar je mag dus ook 'hoofd' lezen.

Met voorbeelden als Bram Vermeulen, Ramses Shaffy en Jacques Brel, beklom Van Roozendaal op zijn 28ste met de moed der wanhoop het podium. Zijn leven tot dan toe: geen afgeronde studie, lang zwerven in de krakersscene, veel drank en angstaanvallen en depressies. Maar na dat eerste optreden in de Engelenbak in Amsterdam had hij zijn plek gevonden: wrangvrolijke liederen zingen van eigen hand, met zijn typische, gerafelde stem, zichzelf begeleidend op de piano. En die achteloos aan elkaar praten, zonder prijs te geven hoe geraffineerd zijn programma's eigenlijk in elkaar zaten. Hij werd er meteen om bejubeld.

Het begin van de meeste van zijn theatershows - hij maakte er in totaal acht sinds 1994, plus een aantal verzameld-werkprogramma's - zag er als volgt uit: Van Roozendaal komt op, gaat achter zijn vleugel zitten en haalt op karakteristieke wijze zijn hand door zijn wilde haardos. Dan kijkt hij het publiek brutaal en vorsend aan. Alsof hij wil zeggen: kom maar op. Daarna zet hij in, vaak met grof geweld en volle akkoorden. Of hij nu alleen op het podium stond, zoals in zijn laatste voorstelling, of met andere muzikanten - voornamelijk bassist Egon Kracht en gitarist Marcel de Groot - hij wist altijd onmiddellijk de aandacht naar zich toe te trekken.

Als je al van hits kunt spreken, iets dat in het betere kleinkunstlied eigenlijk niet bestaat, heeft hij er minimaal twee op zijn naam: 'Red mij niet' uit 2000, waarvoor hij de Annie M.G. Schmidtprijs kreeg voor het beste theaterlied. En 'Mooi', een prachtig, zintuiglijk lied over de lente uit zijn programma Barmhart: 'Ik ben goddank dus nog een keer / Een jonge lente waard / Dit is zo mooi / Het is om te janken zo mooi'. Daarover zei hij in een van zijn laatste interviews: "Dit is het lied dat blijft."

In februari van dit jaar werd bekend dat Maarten van Roozendaal ongeneeslijk ziek was. Kanker had hij, in zijn longen, met uitzaaiingen naar zijn hoofd. Na doktersonderzoeken bleek meteen dat er niks meer voor hem te doen was. Hij zei erover tegen zijn vriend en collega Theo Nijland: "Doodgaan is een rare trip". Maarten van Roozendaal is 51 jaar geworden.

Van Roozendaal laat een bijzonder oeuvre kleinkunstliederen na, waarvan het archief is ondergebracht bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Over het schrijven van een lied zei hij eens: "Je begint in de eerste zin iets uit te leggen. Daarmee open je de gedachte. En dan moet het publiek je vertrouwen dat je die gedachte ook tot een goed einde brengt. Dat is een goed lied."