Direct naar artikelinhoud
boeken

Literatuur over ons koloniale verleden is aan een opmars bezig. Wat zijn de opvallendste boeken?

Op 1 juli herdenkt Nederland het slavernijverleden en dat is voor uitgevers een aanleiding om zo veel mogelijk boeken rond dit thema uit te brengen. Van romans tot poëzie en gewichtige studies: wat valt er te lezen?

Literatuur over ons koloniale verleden is aan een opmars bezig. Wat zijn de opvallendste boeken?
Beeld rv

Gij bezingt uw gouden eeuw/ Met stervende slaven/ Niets kan uw bloeddorst laven, schrijft Anton de Kom (1898-1945) onomwonden in een titelloos en ongedateerd gedicht. Het werk is opgenomen in Vandaag vrij, altijd vrij, een recente, prachtig vormgegeven bundeling van gedichten, die volgens het nawoord ooit geschreven zijn op losse velletjes, soms zelfs uit een kasboek zijn gescheurd. De gedichten zijn treffend, vaak een aanklacht tegen de misstanden op plantages, maar tegelijkertijd een lofzang op Suriname. Of De Kom de gedichten schreef om ze te publiceren valt niet meer te achterhalen, maar dat het aantekeningen zijn die recht uit zijn hart kwamen, blijkt uit bovenstaand citaat.

De recente aandacht voor verzetsstrijder en schrijver Anton de Kom – zijn familie werkt al decennia aan zijn eerherstel – toont de toenemende bereidheid van steeds meer Nederlanders om het slavernijverleden, ‘de verzwegen geschiedenis’, onder ogen te komen. De Koms Wij slaven van Suriname uit 1934 geldt inmiddels als literair meesterwerk en is het eerste boek waarin de pijnlijke geschiedenis beschreven wordt door de ogen van een afstammeling van slaafgemaakten, door iemand die de gevolgen van de koloniale overheersing aan den lijve heeft ondervonden. De Kom beschrijft hoe het Nederlandse koloniale bewind het land en zijn inwoners onderdrukte, maar ook hoe verschillende Surinaamse bevolkingsgroepen daartegen in opstand kwamen. Met dat laatste verzet hij zich tegen het heersende beeld van ‘slachtoffers’.

Anton de Kom, ca. 1924.Beeld Familiearchief Anton de Kom

In het huidige Herdenkingsjaar Slavernijverleden is het 150 jaar geleden dat de slavernij werkelijk is afgeschaft – slaafgemaakten moesten na de officiële afschaffingsdatum van 1 juli 1863 nog tien jaar doorwerken. Zoals de Rijksoverheid bij het uitroepen van het Herdenkingsjaar formuleerde: ‘Het slavernijverleden is een zeer pijnlijk, belangrijk en tot voor kort onderbelicht onderdeel van onze gedeelde geschiedenis.’

In 2023 wordt aan beide zijden van de oceaan ook herdacht dat in 1873 de eerste Hindostaanse contractarbeiders naar Suriname werden gebracht om daar het plantagewerk over te nemen dat slaafgemaakten voorheen verrichtten. Het leven van de contractarbeiders op de plantages was – hoewel zij ‘vrij’ waren – nauwelijks anders dan dat van slaafgemaakten.

De aandacht voor ons aandeel in het slavernijverleden vond de afgelopen jaren weerklank tijdens belangrijke maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen. Op 19 december vorig jaar bood premier Rutte in een uiteindelijk indrukwekkende speech (‘geen punt, maar een komma’) namens de regering excuses aan voor het Nederlandse slavernijverleden, bestuurders van verschillende grote steden gingen hem voor.

Sinds mei vinden er inspraakavonden plaats rond de oprichting van het Slavernijmuseum (heet hangijzer: hoe breed moet de slavernijgeschiedenis worden behandeld?). ABN Amro en De ­Nederlandsche Bank boden verontschuldigingen aan voor hun aandeel in de slavernijgeschiedenis. Koning Willem-Alexander kondigde een onafhankelijke studie aan naar ‘de rol van het Huis Oranje Nassau in de koloniale geschiedenis’ en de verwachting is dat hij op 1 juli tijdens de herdenking in Amsterdam zijn excuses voor het slavernijverleden zal uitspreken.

Ook is de hoop gevestigd op de formele rehabilitatie van de Curaçaose tot slaaf gemaakte verzetsstrijder Tula. Ieder jaar op 17 augustus herdenkt Curaçao de historische slavenopstand tijdens de Dia di Lucha pa Libertat: de Dag van de Vrijheidsstrijd, oftewel Tuladag.

In deze context verscheen afgelopen jaar een indrukwekkend aantal boeken die de nadruk leggen op de nasleep van het kolonialisme op latere generaties, een geluid dat wordt versterkt door het activisme van nazaten van slaafgemaakten: het debat werd de laatste jaren in een stroomversnelling gebracht door veelal jonge mensen van kleur die hun stem opeisen – zie de Zwarte Pietendiscussie, de moord op George Floyd en de Black Lives Matter-protesten in 2020 die daar wereldwijd op volgden.

Gekanteld perspectief

Literatuur over ons koloniale verleden is al een tijdje bezig aan een opmars, een ontwikkeling die ik in mijn studententijd nooit had kunnen bevroeden. In de jaren negentig studeerde ik Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en specialiseerde ik me in koloniale literatuur rond het fin de siècle – destijds een niche. De kijk op Nederland als kolonisator was in mijn studietijd zeker al aan het kantelen. In het voorwoord van mijn eindscriptie formuleer ik onderzoeksvragen over de visie van schrijvers op de houdbaarheid van het koloniale systeem en over maatschappelijke verhoudingen in de ‘overzeese gebieden’ rond 1900 – verhoudingen waarbinnen de oorspronkelijke bevolking, slaafgemaakten en contractarbeiders in de literatuur altijd ‘de ander’ bleven.

De laatste jaren neemt niet alleen de kwantiteit van studies naar en literatuur over ons koloniale verleden toe, in veel gevallen verandert ook het perspectief: onder invloed van bewustwording van onderdrukten en hun nazaten in de voormalige koloniën is er meer dan ooit oog voor het perspectief van die ‘ander’ – oftewel iedereen anders dan de witte overheerser. In de slipstream van Ketikoti, de van oorsprong Surinaamse feestdag die is gericht op de afschaffing van de trans-Atlantische slavernij (en waarbij steeds vaker geluiden opgaan om van 1 juli aan nationale feestdag te maken), verschijnen ook bredere studies naar de geschiedenis en vooral gevolgen van onze expansiedrift.

In de afstandelijke, westerse benadering van ‘het onbekende’ proberen vrijwel alle recentelijk verschenen boeken verandering te brengen, met als doel te verbinden en niet meer te denken in wij (de onderdrukker) en zij (de onderdrukten). Want hoewel het koloniale deel van ons verleden de afgelopen jaren steeds meer als integraal onderdeel van onze gedeelde geschiedenis wordt gezien, blijft het voor velen vaak nog abstract, iets van lang geleden en ver weg of ‘iets dat niet over mij gaat’. Tegelijkertijd komen de boeken met zo veel tegelijk dat je je kunt afvragen of dat wel het juiste effect sorteert.

Schril contrast

Naar de smaak van Marcella van der Kruk, uitgever bij Atlas Contact en onder andere verantwoordelijk voor de (her)uitgaven van Anton de Kom, is het effect nog te klein. ‘Ik denk niet dat verzadiging van de markt door het overvloedige aanbod aan boeken over deze thematiek de reden is. Er verschijnt ontegenzeggelijk meer dan voorheen, maar het aantal staat nog altijd in schril contrast tot, ik noem maar een voorbeeld, de constante stroom boeken over de Tweede Wereldoorlog, over gezonde hersenen of over de klimaatramp.’

Van der Kruk vermoedt dat in de boekenkasten van veel Nederlanders overwegend boeken over wit-westers Europa staan, meer dan over andere werelddelen of over familiegeschiedenissen van mensen met een migratieachtergrond. Een verklaring daarvoor ligt volgens haar in de oververtegenwoordiging van witheid in de literaire keten – van schrijvers tot uitgeverijen tot literatuurwetenschappers. ‘Gelukkig begint er wel iets ten goede te veranderen: er wórdt meer gepubliceerd, van goede kwaliteit, dat wordt gezien door de boekhandel, door de media en in toenemende mate door sociale media – daar halen lezers hun informatie over boeken vandaan.’ Het veruit bestverkopende boek rond de koloniale geschiedenis is Wij slaven van Suriname, met ongeveer 40 duizend verkochte exemplaren sinds de nieuwe editie van januari 2020.

Voor de meeste Nederlanders is het relatief eenvoudig om stamboomonderzoek te (laten) doen en zo meer te weten te komen over familiegeschiedenis. De archieven van families met een slavernijgeschiedenis zijn veel minder toereikend – eenvoudigweg omdat informatie van mensen die in slavernij leefden nauwelijks is vastgelegd. Bovendien zijn koloniale samenlevingen complex: migratie van arbeidskrachten van over de hele wereld en de vermenging van mensen met al die verschillende achtergronden maken van de koloniale samenleving een smeltkroes.

Bea Vianen

Verschillende culturen en achtergronden

In zo’n beetje alle recentelijk verschenen literatuur (zowel fictie als non-fictie) spelen deze verschillende culturen en achtergronden een rol. Een boek dat onlangs opnieuw is uitgegeven, maar wel van langer terug is (1971) wil ik hier om die reden noemen: Strafhok van de Surinaamse auteur Bea Vianen (Paramaribo, 1935-2019). Deze roman gaat over een gezelschap van Hindostanen, Javanen, moslims en Afro-Surinamers die zich ieder op hun eigen manier tegen de postkoloniale macht verzetten – en tegen elkaar. In het leven van Vianen, zelf van Hindostaanse afkomst, speelt het koloniale verleden een cruciale rol. De vraag wie of wat de Surinamer (en de Surinaamse samenleving) is, vormt de leidraad in haar werk – waarbij ze de nadruk legt op de complexiteit van (over)leven in voormalig gekoloniseerd gebied.

Van Ellen Ombre verscheen in september vorig jaar de roman Last, over een onderbelicht deel van de Surinaamse geschiedenis. In de 17de eeuw vestigden zich 50 kilometer ten zuiden van Paramaribo Sefardische Joden, die plantages stichtten en er slaafgemaakte Afrikanen te werk stelden (waar uiteraard nakomelingen van plantage-eigenaren met slaafgemaakten van kwamen). In Last gaat het jonge Surinaamse meisje Lot op zoek naar verwanten op de Jodensavanne, maar de zoektocht brengt haar niet de antwoorden waar ze op hoopt. In een interview met Trouw zei Ombre zich te willen verzetten tegen de gretigheid waarmee mensen delen van de geschiedenis omarmen om zich te identificeren met leed uit het verleden – de geschiedenis kan met je aan de haal gaan als je er je identiteit aan ontleent.

Aandacht voor de geschiedenis van voorouders en transgenerationele trauma’s kunnen ook leiden tot emancipatie en erkenning. De verhalenreeks Wie zijn mijn voorouders van Ianthe Sahadat, Fleur de Weerd en Elsbeth Stoker, eerder in de Volkskrant gepubliceerd en nu gebundeld, bevat negen persoonlijke zoektochten naar de doorwerking van de koloniale tijd en het slavernijverleden. Een citaat van een van de geïnterviewden, Wonny Stuger, vormt de rode draad van het boek. Toen ze als kind net in Nederland woonde, moest Stuger (61) mensen vaak uitleggen hoe het toch kwam dat er plotseling een Surinaams gezin in Katwijk woonde. ‘Wij zijn hier’, zei ze dan, ‘omdat jullie heel lang daar zijn geweest.’

De 11-jarige Wonny ontdekte destijds dat de meeste Nederlanders inderdaad geen idee hadden: niet van de koloniale geschiedenis in Suriname of op de Antillen, niet van de rol die het Nederlandse bewind daar heeft gespeeld en al helemaal niet van de impact ervan, die tot op de dag van vandaag voortduurt. Precies dat laatste is het uitgangspunt in al deze persoonlijke verhalen, door de auteurs knap voorzien van de noodzakelijke historische context. In het voorwoord citeren zij psychiater Glenn Helberg: ‘Te bestaan in de ogen van anderen geeft een mens meer bestaansrecht.’

Raoul de Jong, schrijver van het meest recente Boekenweekessay Boto Banja, werd zich rond zijn 28ste bewust van zijn Surinaamse achtergrond (zijn vader is Surinaams, zijn moeder Nederlands). Ook hij liep aan tegen de eenzijdige belichting van de koloniale geschiedenis. Toen ik hem sprak voor de Varagids, beschreef hij hoe hij destijds ‘op het Surinameplankje van een bibliotheek in Rotterdam’ Wij slaven van Suriname vond en alles op zijn plaats viel: ‘Dit is het! Het bestaat! Anton de Kom praat tegen mij.’ Ineens begreep De Jong hoeveel zijn geschiedenis, en die van zijn vader, te maken heeft met Nederland.

De Jong is de eerste Boekenweekauteur met Surinaamse roots. Boto Banja is een ontroerend eerbetoon aan schrijvers die hard hebben moeten vechten om hun stem te kunnen laten horen. Dat Boto Banja een Boekenweekessay is, betekende voor De Jong pas echt een doorbraak: er werden 40 duizend exemplaren van gedrukt, die nu eens niet op het Surinameplankje belandden. De Jong: ‘Mijn boeken gaan over het leven, en zijn geen genre op zich.’

Inhaalslag

Emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis Gert Oostindie pleit voor een breder begrip van de koloniale geschiedenis: ‘Nederland moet een enorme inhaalslag maken als het gaat om kennis en begrip van het verleden. Wie het verleden niet kent, kan het heden niet begrijpen en heeft geen vat op de toekomst’, schrijft hij in Rekenschap, een verzameling persoonlijke bespiegelingen op basis van zijn publicaties in de afgelopen veertig jaar. In het laatste hoofdstuk, Komma’s en punten, doet hij een aantal (tikje belerende) suggesties voor wat er achter de spreekwoordelijke komma van Rutte zou moeten komen. Dat gaat verder dan alleen erkenning geven aan het slavernijverleden, stelt hij. Het moet ook gaan over het aanpakken van hedendaags racisme – in veel gevallen een gevolg van de ongelijkwaardige machtsstructuren en de diversiteit aan verschillende culturen als gevolg van arbeidsmigratie in de voormalige koloniën. ‘Heel weinig van deze geschiedenis strookt met het rooskleurige beeld van het eigen verleden dat het Koninkrijk der Nederlanden koesterde’, noteert hij raak.

Eind vorig jaar schreef Oostindie samen met politicoloog Wouter Veenendaal ook Ongemak, over de geschiedenis (van verovering en mensenhandel), maar vooral over de huidige ingewikkelde relatie van Nederland met de zes Caribische eilanden. Die vormden vroeger één land, de Antillen, maar vielen twaalf jaar geleden uiteen in drie landen (Curaçao, Sint Maarten en het al eerder afgescheiden Aruba) en drie ‘bijzondere gemeenten’ (Bonaire, Sint Eustatius en Saba, oftewel de BES). De BES is overigens net als Delft en Amersfoort ‘binnenland’.

De aanbevelingen van Oostindie in Ongemak zijn niet in de laatste plaats gericht aan bestuurlijk Nederland, abstracter gezegd: de Nederlandse staat. In de Tweede Kamer werd op 8 juli 2021 een motie aangenomen van CU-parlementariër Don Ceder, die pleitte voor een onafhankelijk onderzoek met het doel om inzicht te krijgen in het slavernijverleden en de doorwerkingen ervan, vast te stellen wie de betrokkenen waren en welke uiteenlopende effecten slavernij had, om zo te komen tot ‘een proces dat de maatschappelijke een­heid binnen het Koninkrijk der Nederlanden versterkt’. Het vuistdikke en ernstige Staat en slavernij – Het Nederlandse koloniale slavernijverleden en zijn doorwerkingen (onder redactie van Rose Mary Allen, Esther Captain, Matthias van Rossum en Urwin Vyent) is het resultaat van deze motie – een naslagwerk dat de komende jaren dienst zal doen als broodnodige leidraad in het debat.

Janice DeulBeeld Marie-Louise Hodge

Geen homogene groep

‘Hindostanen hebben al decennia het gevoel dat zij niet of onvoldoende erkend worden als culturele groep en als subject in de Nederlandse koloniale geschiedenis’, schrijven Jaswina Elahi en Ruben Gowricharn in Ongezien, ongehoord – Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Ze vinden dat de koloniale geschiedenis te vaak gereduceerd wordt tot slavernij. Ongezien, ongehoord vertelt de geschiedenis van Hindostaanse Surinamers aan de hand van essayistische vertellingen, met uit het leven gegrepen voorbeelden van achterstelling.

De auteurs willen het hardnekkige beeld doorbreken dat Surinamers bestaan uit een homogene groep, namelijk Afro-Surinamers. Daarbij gaan ze uit van relaties tussen eerdere generaties en jongeren. De 9-jarige Rahana wordt tijdens een multicultureel feest door een vriendin terechtgewezen. ‘Je bent niet Indiaas, Rahana.’ Als ze uit school komt vraagt ze haar moeder snikkend: ‘Mama, wat ben ik?’ Haar moeder antwoordt: ‘Je bent Hindostaans omdat het gebied van waaruit onze grootouders vertrokken naar Suriname Hindostan werd genoemd. Je weet wel, net als Pakistan en Afghanistan. Dus we zijn Hindostanen.’

Janice Deul schreef een toegankelijk en lichtvoetig boek dat zich lekker overzichtelijk beperkt tot de feest- en herdenkingsdag, toch de aanleiding voor uitgevers om in de maand juni zo veel mogelijk te publiceren rond ons verleden in alle voormalige Nederlandse koloniën. In Keti Koti – Waarom we de afschaffing van de slavernij moeten herdenken en vieren zit de lichtheid niet alleen in de open benadering van de lezer, maar ook in de opmaak: in felle kleuren, met uitbundige foto’s van onder andere de traditionele, kleurrijke Afro-Surinaamse kleding die tijdens Ketikoti wordt gedragen, zoals de koto (Deul: ‘spreek uit: kotto, dus met een korte, ronde o-klank’), altijd gedragen met angisa (‘spreek uit: anisa, de g hoor je niet’).

Waar veel andere titels bijna te lijken verdrinken in ernst, kiest Deul ervoor de onwetende Nederlander zonder oordeel aan de hand te nemen en uit te leggen waar Ketikoti (‘spreek uit: kittie kottie, ‘verbroken ketenen’ in het Sranantongo’) voor staat en hoe en waarom we het vieren. Het boek is voorzien van een lijst met gebruikte woorden, een lijst met belangrijke data en tips voor als de lezer zich verder wil verdiepen in de koloniale geschiedenis in het algemeen, en het slavernijverleden in het bijzonder.

Antropoloog Gloria Wekker benadrukte het al (of opnieuw) in Witte onschuld uit 2020: in het Nederlandse culturele archief zit vierhonderd jaar kolonialisme, waarin Nederlanders hebben geleerd om op een bepaalde manier te kijken naar ‘andere’ bevolkingsgroepen, vaak met een niet-witte huidskleur. Aan het einde van de koloniale overheersing is die blik niet ineens verdwenen: de invloed ervan reikt tot nu (en in de toekomst). In Witte onschuld onderzoekt ze een centrale paradox in de Nederlandse samenleving: de passie en agressie die ras oproept, terwijl het bestaan van ras en racisme tegelijkertijd in alle toonaarden wordt ontkend.

De hier genoemde boeken pleiten allemaal, het een explicieter dan het ander, voor het doorbreken van die vastgeroeste patronen. En ook al lijkt het ook in dit (beperkte) overzicht alsof boeken rond kolonialisme een genre op zich vormen, ik sluit me graag aan bij Raoul de Jong (en Bea Vianen): al deze boeken gaan over het leven, over hoe wij ons als mensen tot elkaar zouden moeten verhouden, wat we van elkaar kunnen leren, hoe het gedeelde verleden niet iets is van toen, van ver weg, maar nog altijd doorwerkt, in het leven van ons allemaal.

Alle besproken boeken:

  • Anton de Kom: Vandaag vrij, altijd vrij. Atlas Contact; 64 pagina’s; € 21,99.

  • Anton de Kom: Wij slaven van Suriname. Atlas Contact; 216 pagina’s; € 20.

  • Bea Vianen: Strafhok. Cossee; 224 pagina’s; € 22,99.

  • Ellen Ombre: Last. Nijgh & Van Ditmar; 280 pagina’s; € 21,99.

  • Ianthe Sahadat, Elsbeth Stoker & Fleur de Weerd: Wie zijn mijn voorouders. Atlas Contact; 216 pagina’s; € 24,99.

  • Raoul de Jong: Boto Banja. CPNB; 63 pagina’s; € 5.

  • Gert Oostindie: Rekenschap. Boom; 192 pagina’s; € 22,90.

  • Gert Oostindie en Wouter Veenendaal: Ongemak. Prometheus; 296 pagina’s; € 22,50.

  • Rose Mary Allen, Esther Captain, Matthias van Rossum en Urwin Vyentis: Staat en slavernij – Het Nederlandse koloniale slavernijverleden en zijn doorwerkingen. Athenaeum; 480 pagina’s; € 32,50.

  • Jaswina Elahi en Ruben Gowricharn: Ongezien, ongehoord – Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Walburg Pers; 242 pagina’s; € 24,99.

  • Janice Deul: Keti Koti – Waarom we de afschaffing van de slavernij moeten herdenken en vieren. Ambo Anthos; 192 pagina’s; € 22,99.