Direct naar artikelinhoud
Opiniemaker op zondag

Nee, ADHD is geen modefenomeen, maar een aandoening van alle tijden en plaatsen

Nee, ADHD is geen modefenomeen, maar een aandoening van alle tijden en plaatsen

Kent u de term ‘stoornisme’? Ik eerst ook niet, maar stoornisme-aanhangers willen hiermee aangeven dat psychische aandoeningen vooral niet moeten gaan over het individu en zijn of haar ‘stoornis’ of ‘label’, maar juist over de context. Neem bijvoorbeeld de enorm gegroeide groep jongeren die begrijpelijkerwijs kampt met eenzaamheid, angst en depressies na de coronapandemie en de vele lockdowns.

Het aantal diagnoses ADHD nam de afgelopen decennia ook schrikbarend toe, maar nu verandert de toon van begrip naar geërgerd en valt die term ‘stoornisme’: ADHD, dat is niets meer dan een modefenomeen, een verzameling tijdgebonden klachten, en zeker geen échte psychiatrische aandoening.

Over de auteur

Kim Fairley is econoom aan de Radboud Universiteit. Als gedragseconoom past ze inzichten uit experimentele onderzoeken toe op maatschappelijke thema’s als onderwijs, gezondheid en persoonlijke financiering. In de maand april is zij gastcolumnist op volkskrant.nl/opinie. 

Columnisten hebben de vrijheid hun mening te geven en hoeven zich niet te houden aan de journalistieke regels voor objectiviteit. Lees hier meer over ons beleid.

Eerdere bijdragen in deze discussie vindt u onder aan dit artikel.

Geen nood dus volgens stoornisme-fanatiekelingen, als we de context zo kunnen veranderen, waait ADHD wel over. Maar dan heb ik toch nieuws voor u: ADHD is allesbehalve een modefenomeen, maar van alle tijden en alle plaatsen

De allereerste omschrijving van een persoon met ADHD-symptomen komt van niemand minder dan Hippocrates, in de 5de eeuw voor Christus. Eind 18de eeuw wordt in medische boeken een syndroom uit de doeken gedaan dat overeenkomt met het hedendaagse ADHD. Een eeuw later worden er cartoons uitgegeven met ‘Johnny-Head-in-the-Air’ als personage en verhaalt ook onderwijskundige literatuur over ‘mentaal instabiele’ personen met karakteristieken die we nu als ADHD zouden bestempelen.

Kortom, de psychiatrische aandoening bestond al heel lang, het label ADHD daarentegen bestaat officieel pas sinds er een verzamelnaam kwam in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Als ADHD daadwerkelijk zo contextafhankelijk is, dan is het bovendien verwonderlijk dat het even vaak voorkomt op alle continenten die deze aarde herbergt, met uitzondering van Antarctica waar vrijwel geen mens woont.

Mensen met een ADHD-diagnose hebben zo’n 50 procent groter risico op een verkeersongeval, zijn viermaal zo vaak suïcidaal, hebben 50 procent meer kans op een alcohol- en/of drugsverslaving, en hebben in de regel (soms enorme) leerachterstanden en zijn daarom vaker schoolverlater. De hippie die in de jaren zestig zijn lsd-verslaving niet te boven kwam, de voortijdige schoolverlater die een eeuw geleden nog makkelijk de schoolbanken kon verruilen voor een dagloon op het boerenland, ‘instabiele jongeren’ die voorheen in een huis voor ‘moeilijk-opvoedbare’ kinderen werden ondergebracht: ADHD lag er wellicht aan ten grondslag, maar werd nog niet zodanig erkend en gelabeld waardoor de juiste hulp uitbleef. ADHD als psychiatrische aandoening is de afgelopen dertig jaar niet toegenomen, maar het aantal diagnoses wél.

Waarom dan die toename in diagnoses?

ADHD kent een sterke biologische basis. Op basis van een optelsom van wel duizenden genetische variaties kan een zogeheten polygenetische score voor elk individu de sterkte van de erfelijke aanleg voor ADHD op een schaal plaatsen én tevens redelijk voorspellen wie daadwerkelijk de diagnose ADHD krijgen. Maar geen wetenschapper zal nu stellen dat deze score een-op-een leidt tot een diagnose AHDH. Dit is vaak de uitkomst van een complex genetisch samenspel met blootstelling aan omgevingsrisico’s en onfortuinlijke maatschappelijke ontwikkelingen.

Er zijn vele omgevingsrisico’s voor ADHD op te sommen, een daarvan is bijvoorbeeld complicaties tijdens de zwangerschap en geboorte. Het is een ongelooflijk staaltje medische vooruitgang dat steeds meer premature kinderen een slechte start overleven, maar de andere kant is wel: het zijn kinderen die vaak levenslang last houden van hun start en bovengemiddeld vaak een ADHD-diagnose krijgen.

De generatie van mijn ouders (nu circa 70 jaar oud) had zonder startkwalificatie nog legio mogelijkheden. Maatschappelijk succes is nu vrijwel ondenkbaar zonder eerst succesvol uit de schoolbanken te rollen door een ongelooflijk aantal toetsen voldoende te behalen. Tel daarbij de enorme technologische ontwikkelingen op van internet, mobiele telefonie en sociale media en het behoeft geen betoog dat de samenleving steeds meer eisen stelt aan informatieverwerking. Nu gaan biologische verschillen meetellen, en hard ook.

Het is daarom niet verwonderlijk dat vele kinderen met ADHD op het speciaal onderwijs (so) belanden. Dat terwijl het uitgangspunt en het wettelijk kader uitgaat van passend onderwijs: ‘Regulier als het kan, speciaal als het moet.’ Van alle basisschoolleerlingen gaat momenteel 4,6 procent naar het so, wat in internationaal verband hoog is, om daar specialistische ondersteuning te krijgen die in het reguliere onderwijs met vaak grote klassen niet te bieden is.

In 2035 moet dit passende onderwijs waar mogelijk hebben plaatsgemaakt voor inclusief onderwijs in het reguliere onderwijs: jongeren met en zonder extra ondersteuning gaan samen naar dezelfde school. Specifiek voor jongeren met ADHD lijkt dit om vele redenen een stap in de juiste richting, alleen al de weerbaarheid die ze zullen moeten ontwikkelen om later het hoofd boven water te houden in een wereld die niet zo gestructureerd en rustig is ingericht als op het so. Op basis van onderzoek binnen scholen die nu al inclusief zijn, heeft onderwijseconoom Nienke Ruijs laten zien dat het welbevinden en de onderwijsprestaties van kinderen zónder label of beperking tot nu toe niet nadelig worden beïnvloed.

Wel is de rek er op een gegeven moment uit als er veel kinderen met ADHD in dezelfde klas zitten, wat niet ondenkbaar is op scholen met meer kinderen met een lagere sociaal-economische positie (want armoede is óók een omgevingsrisico voor ADHD), stelt kinder- en jeugdpsychiater Jan Buitelaar, die ik onlangs sprak over dit thema. Toen ik zelf acht jaar geleden mijn proefschrift afrondde op een geheel ander vakgebied dan de kinderpsychiatrie, had ik niet kunnen indenken hoezeer de kennis over ADHD aan mijn privéleven zou raken.

Ons zoontje werd afgelopen zomer gediagnosticeerd met forse ADHD. Met medicatie, therapie en intensieve ouderbegeleiding ondersteunen we hem zo goed als we kunnen. De wijze waarop onze school en zijn klasgenootjes met hem omgaan, geeft hoop, veel hoop zelfs, dat inclusief onderwijs een toekomst biedt voor een kind zoals het onze. Dat de context dus belangrijk is, staat buiten kijf; dat daarmee zijn aandoening is ‘opgelost’, is een misvatting van jewelste.

Wilt u reageren? Stuur dan een opiniebijdrage (max 700 woorden) naar opinie@volkskrant.nl of een brief (maximaal 200 woorden) naar brieven@volkskrant.nl