Direct naar artikelinhoud
ColumnAaf Brandt Corstius

Ik wil niet dat mijn kinderen dingen zielig vinden voor mij, vooral niet als het om extreem akelig luxepaardgedrag gaat

Ik wil niet dat mijn kinderen dingen zielig vinden voor mij, vooral niet als het om extreem akelig luxepaardgedrag gaat

Het was een beproefd recept voor een geslaagde kerstvakantie: met de gezinnen van mijn broer en mijzelf twee huisjes op een vakantiepark huren en urenlang spelletjes doen. Een chloorovergoten uitstap naar het subtropisch zwemparadijs ter plaatse, ergens een pannekoek eten, eventueel een hunebed bezoeken. Niets kon ons stoppen; geen druilerig weer, geen windstoten en chloor ook niet.

Maar we boekten een ander huizenpark dan het jaar ervoor, en hoewel ik door de jaren heen een zeer goed werkend immuunsysteem heb opgebouwd voor de deprimerendheid van huizenparken, bleek dat toch getart te kunnen worden.

Het vakantiehuisje was bedekt met een flinke laag groene aanslag. Als je er binnenstapte, liep je tegen het aanrecht aan. Als je de ijskast opende, raakte je de eettafel. De kleine huiskamer werd gedomineerd door een plastic kinderstoel van enorme afmetingen. Ik zette de kinderstoel buiten in de regen. Ik wist op dat moment nog niet dat op dag twee de regen naar binnen zou lopen via de schuifdeuren en op dag drie ook via het dakraam.

Het voordeel aan het hebben van kinderen is dat je je zelf als een groot mens dient te gedragen. Dus niet: neerzijgen, huilen dat alles te lelijk is, zeggen dat je naar huis wilt. Nee, juist roepen: ‘WE GAAN HET HIER EENS EVEN FLINK GEZELLIG MAKEN!’

Maar voordat ik dat had kunnen roepen, had mijn dochter alles al in de gaten. Dat ik het lelijk vond, dat ik in mijn hoofd zat af te tellen over hoeveel uur we weer naar huis mochten, dat ik mezelf kwalijk nam dat ik geen deep search van recensies van dit vakantiepark op Zoover.nl had gedaan.

‘Ik vind het zielig voor jou’, zei ze. Dit ging ik niet laten gebeuren. Ik wil niet dat mijn kinderen dingen zielig vinden voor mij, vooral niet als het om extreem akelig luxepaardgedrag gaat.

‘WE GAAN HET HIER EENS EVEN FLINK GEZELLIG MAKEN!’, riep ik dus nog geestdriftiger dan normaal, en omdat ik nooit op reis ga zonder een tafelkleed en twee stompkaarsen, gooide ik die gauw op tafel. Eromheen bouwde ik een muur van gezelschapsspellen.

Een paar uur later hadden we pannekoeken gebakken, zeven keer geweerwolfd en waren we 30 Seconds zonder woedeaanvallen doorgekomen. In de open haard lag een voorverpakt houtblok te knetteren. De kinderen bleken matching pyjama’s te bezitten. Sympathieke medewerkers van het vakantiepark brachten pakketten vol handdoeken waarmee we de inkomende vloedgolf van regen konden tegenhouden.

En zo zaten we spelletjes te doen en wilde niemand meer naar huis, ook niet de bijna-oudste, kinderachtigste en meest verwende van het hele gezelschap.