Direct naar artikelinhoud

Goede Hoop? Er is te veel hoop, te veel verlangen, en te veel verleden

Het Rijkmuseum komt met een grote en confronterende tentoonstelling over vier eeuwen Hollandse aanwezigheid in Zuid-Afrika. Een gesprek met samenstellers Adriaan van Dis en Martine Gosselink over de relatie met een land waarin niets is wat het lijkt.

Adriaan van Dis en Martine Gosselink, samenstellers van de expositie. Achter hen de foto van Nelson Mandela die in 1990 wordt toegejuicht op het LeidsepleinBeeld Henk Wildschut

Daar lopen conservator Martine Gosselink (48) en haar 'inspirerende bijwagen', schrijver en Afrikakenner Adriaan van Dis (70), richting de zalen van Goede Hoop - de tentoonstelling die het Rijksmuseum in Amsterdam wijdt aan bijna vierhonderd jaar geschiedenis van Zuid-Afrika en Nederland. Ze hebben intensief samengewerkt en leiden nu, een paar dagen voor de opening, rond aan de hand van zelfgekozen voorwerpen.

'Ga jij maar voor', zegt Gosselink, en bij het betreden van de zaal met portretten van Jan van Riebeeck, de VOC'er die in 1652 de grondslag legde voor de Kaapkolonie, weet je meteen waarom. Verrassingseffect: in witte hoofdletters die de tijden van actiegroep RaRa doen herleven, staat boven de schilderijen PAS WEL OP gekalkt. Heeft het Rijksmuseum het activisme ontdekt?

Ja, beaamt Gosselink: 'Niet eerder was het Rijksmuseum zo expliciet.' Ze noemt het een statement: met citaten uit de geschreven Zuid-Afrikaanse geschiedenis laten zien hoe de relatie was tussen Zuid-Afrika en Nederland. 'Met een paar leren sandalen van de Khoi, een van de oorspronkelijke bevolkingsgroepen van de Kaap, kom je er niet. Het is actie, de komst van de Nederlanders, en reactie, van de bewoners van de Kaap. De woorden Pas wel op komen uit een citaat van Krotoa, een Khois meisje dat bij Jan van Riebeeck in dienst kwam. Bij haar afscheid van de familie zei ze: Pas wel op, u lant sal nu lustigh vol oorlogh wesen. Ze heeft krankzinnig gelijk gekregen.'

Tweeënhalf jaar geleden spraken ze elkaar voor het eerst over de tentoonstelling. Gosselink (hoofdconservator geschiedenis van het Rijksmuseum en bijna in Zuid-Afrika geboren - haar vader besloot er niet te willen wonen vanwege de apartheid-) en Adriaan van Dis (Afrikaans gestudeerd, reizen door Afrika gemaakt, boeken over die tijd geschreven, voor de VPRO de serie In Afrika gemaakt ) waren het meteen over één ding eens: het mag dan gaan over een witte groep mensen die zich heeft gevestigd in een zwart land, de geschiedenis van dat zwarte land moet óók een rol spelen. Gosselink: 'Maar de vraag was hoe. Het Rijksmuseum heeft een witte collectie, die het establishment vertegenwoordigt. We zijn eindeloos gaan zoeken, onder andere in museumdepots in Zuid-Afrika.'

Het Rijksmuseum heeft een witte collectie, die het establishment vertegenwoordigt
Martine Gosselink

Het resultaat is een tentoonstelling met 'vlees aan de botten', zoals Gosselink het noemt: driehonderd objecten, van poststenen waaronder de bemanning van de eerste handelsschepen in de baai bij Kaapstad brieven voor elkaar achterlieten tot tekeningen van de Khoi, van een jurkje gemaakt van de vlag van Oranje Vrijstaat uit de tijd van de Tweede Boerenoorlog tot foto's van zwarte protesten in Soweto: 'To hell with Afrikaans.'

Ze hadden nog wel twintig zalen kunnen vullen. 'Kiezen is verliezen', zegt Van Dis. 'De geschiedenis van Zuid-Afrika is zo complex, er zijn zoveel waarheden. Daar getuigt ook deze tentoonstelling van. De geschiedenis wordt elke keer opnieuw geschreven. In de jaren zeventig heerste in ons land verontwaardiging over Zuid-Afrika, het enige land dat apartheid, de scheiding van kleur, in de wet had vastgelegd. Het was heerlijk om tegen te zijn, maar ik ging Zuid-Afrikaans studeren en zag al heel snel dat er nuances waren. Dat witte mensen, die hun witheid in alles wilden uitdragen, waren aangeraakt door Afrika. Niet alleen in hun taal, ook in hun hele zijn. Zuid-Afrika is een land van bastaards. Als je kijkt naar de scheepslijsten met de namen van Europeanen die aan land gingen bij de Kaap, zie je dat er amper vrouwennamen op staan. Dus er moet vermenging hebben plaatsgevonden.'

We staan nog even stil bij de titel van de tentoonstelling, Goede Hoop. Van Dis: 'Ik zou er een vraagteken achter zetten. Want hebben we goede hoop? Zuid-Afrika blijft een intens tragisch land. Er is te veel hoop, te veel verlangen, en te veel verleden. Het enige waarin ik vertrouwen heb, is de veerkracht van de mensen.'

Op reis met Gordon

Het Rijksmuseum heeft de hele collectie tekeningen, dagboeken en brieven van de 18de-eeuwse reiziger en wetenschapper Robert Jacob Gordon (1743-1795) toegankelijk gemaakt op een interactieve website. Daarop kun je precies zien waar hij op zijn vijf reizen door Zuid-Afrika geweest is, en wie en wat hij daar tegenkwam: robertjacobgordon.nl.

Bankje 'slegs vir blankes' 1950-1990

Adriaan van Dis: 'Bankjes als deze zijn niet meer te vinden in Zuid-Afrika. Ze zijn zeldzamer dan een schilderij van Rembrandt. De paar bordjes met whites only in deze zaal zijn het resultaat van drie jaar zoeken. Willie Bester, Zuid-Afrikaans kunstenaar, heeft op een gegeven moment het historisch besef gehad om ze eraf te schroeven. Dankzij hem hangen ze hier.

'Dit was het lelijke gezicht van de apartheid. Net als de zwarte en de witte trein op de stations, het zwarte deel van het politiebureau waar het altijd druk was, en het witte waar niets gebeurde. Ik logeerde in 1973 bij een hoogleraar, die zijn zoon erop uit stuurde om zijn pistool te laten repareren. Die ging naar het politiebureau, de afdeling voor de blanken. Een agent prutst er wat aan, loopt dan naar de afdeling van de zwarte mensen, schiet, om te testen, in de grond, twee knallen, overal gegil. Dat was dan een grapje.

Bankje 'slegs vir blankes'Beeld Rijksmuseum

'Als je vraagt of ik, als blanke aanhanger van de anti-apartheidsbeweging, mijn ongenoegen in die tijd liet blijken en als protest in de trein voor zwarten ging zitten: nee. De eerste die tegen je zouden zeggen: 'no troubles', waren de zwarten. Bovendien: het waren andere tijden. Onder de zwarten was een gelaten woede, wit liep aan de bordjes voorbij. Ik ben ook eens bij een uitgever in Zuid-Afrika op bezoek geweest. Om te bewijzen hoe progressief hij was, had hij zijn zwarte tuinman binnen op de bank gezet. En die zei tegen mij: 'Die baas laat my so maar in die kamer sit.' Ik schaamde me rot! Het was goedbedoeld, maar zo hovaardig.

'Vroeger waren we verontwaardigd over elke vorm van apartheid, en nu Nederland zelf begint te verkleuren zien we bakfietsmoeders een half uur omrijden om hun kind naar een witte school te brengen.'

Alles van Van Dis

'Waarom ging ik in de hoogtijdagen van de Apartheid in hemelsnaam (Zuid-)Afrikaans studeren? Kleur, kleur en de ontkenning van kleur. En een hang naar avontuur. Reizen wou ik...' Zo begint de nieuwe bundel De Zuid-Afrikaboeken van Adriaan van Dis. Hierin zijn behalve zijn romans en verhalenbundels In Afrika, Het beloofde land en Tikkop ook essays opgenomen. Uitgeverij Atlas Contact, 17,50 euro.

Khoikoi en dopsysteem: circa 1700

Martine Gosselink: 'Deze tekeningen zijn recentelijk gevonden in de bibliotheek van Kaapstad. Ik ben er ongelooflijk blij mee, want meestal zien we stereotiepe beelden van Afrikanen, met schild, speer en tooi. Dit zijn, voorzover ik weet, de enige tekeningen van de Khoikoi, het nomadische herdersvolk dat oorspronkelijk in de Kaap woonde, in hun dagelijkse doen en laten. Op deze tekening, toegeschreven aan de Nederlander Victor Victors, rond 1700, drinken ze uit een schapenvel. Nadat vee en weilanden van hen waren afgepakt, werkten deze herders nu als boerenknechten op de wijngaarden van de Nederlanders. Ze werden uitbetaald in sterke drank. Dat zogenaamde Dopstelsel (naar een doppie drank), waarmee de eigenaar zijn werknemers aan zich bond, werd officieel in 1994 afgeschaft, maar feitelijk bestaat het nog steeds. Op de wijnboerderijen, waar de wijn vandaan komt waarvan wij allemaal genieten, drinken ze zich elk weekend laveloos, met alle gevolgen van dien: een lage seksuele moraal, besmetting met HIV, ongeletterdheid, geweld, noem maar op.'

(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

Khoikoi en dopsysteem, circa 1700Beeld Rijksmuseum

Rode aantekenboekje Jan Smiesing (1697-1734)

Adriaan van Dis: 'Acht jaar nadat de VOC in de Kaap een verversingsstation had gesticht voor schepen op weg naar de Oost, gingen de Nederlanders slaven importeren. De oorspronkelijke bevolking van de Kaap, de San en de Khoi, die vroeger Hottentotten en Bosjesmannen werden genoemd, waren met geen mogelijkheid in een vorm van gedienstigheid te dwingen. Bovendien: het waren geen boeren. Dus men haalde de slaven uit Benin, Madagaskar, Maleisië. En die werden ondergebracht in de slavenlodge in Kaapstad, in de namiddagen en vroege avond ook gebruikt als bordeel. Alle kinderen die voortsproten uit die lol waren gratis. Heel handig - zei ik ironisch.

'Slaaf Jan Smiesing leefde het grootste deel van zijn leven in die slavenlodge, waar hij trouwde en kinderen kreeg. Hij werd er op zijn 17de leraar. Zijn dagboek is wereldwijd een van de weinige geschreven bronnen van slaven uit die tijd, en het mooie van dit boekje is dat het de complexiteit van het land in een paar luttele bladzijden laat zien. Smiesing, die zichzelf geen slaaf noemde maar Meester Jan, was een man die drie culturen in zich droeg: die van zijn ouders en van zijn nieuwe land. Hij zocht een eigen weg als slaaf, was overduidelijk intelligent, wist zich vrij te kopen aan het einde van zijn leven en had toen zelf twee slaven. Dat laatste is misschien moeilijk voor ons te begrijpen. Maar dat was het systeem: climbing the social ladder.'

Rode aantekenboekje Jan Smiesing (1697-1734)Beeld Rijksmuseum

Tekening van Xhosaleider Coba door Robert Gordon 1777

Martine Gosselink: 'De 18de-eeuwse Nederlandse wetenschapper Robert Jacob Gordon (1743-1795) maakte als eerste Europeaan vijf verkenningsreizen in de binnenlanden van Zuid-Afrika. Hij was naast kolonel in dienst van het VOC-garnizoen ook zoöloog, cartograaf, geograaf, taalkundige, meteoroloog en antropoloog. Hij legde zijn ontdekkingen en bevindingen vast in beeld en in schriften. De Atlas Gordon, sinds 1914 in de collectie van het Rijks, bevat ruim 450 tekeningen. Daarnaast spectaculaire, meterslange panorama's, die precies laten zien hoe Gordon het land, de bewoners en de flora en fauna in kaart heeft gebracht. En zó gedetailleerd. Leg je zijn landkaarten over Google Maps, dan zie je amper verschil.

'Gordon was ook de man die de opdracht had te bemiddelen tussen de witte boeren die steeds verder de binnenlanden in trokken, en de bevolking die ze daarbij van hun land joegen. Hij maakte afspraken, die vervolgens weer geschonden werden: de oorspronkelijke bewoners vertrapten het land, de Nederlanders gingen schieten. Gordon schrijft dan in zijn dagboek: 'Onze mensen zijn slechte mensen zonder enige deugdzaamheid of menslievendheid. Ze schieten de wilden neer alsof het niets is. Dit zal mettertijd een rare natie worden die zeer dangereus zal zijn.'

Op deze tekening staat Coba, stamleider van de Xhosa. Gordon raakte met hem bevriend, zelfs zo, dat hij hem zijn grenadiersmuts opzet. Voor mij laat deze tekening dus meer zien dan: zo ziet een stamhoofd van de Xhosa eruit. Het gaat over vriendschap sluiten. Elkaar herkennen.'

(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

Zó gedetailleerd. Leg je zijn landkaarten over Google Maps, dan zie je amper verschil
Martine Gosselink
Tekening van Xhosaleider Coba door Robert GordonBeeld Rijksmuseum

Foto Hermanus van Wijck (1835-1905)

Martine Gosselink: 'Nadat de Engelsen in 1806 waren binnengewandeld en de Nederlanders hadden verslagen, viel de hele Kaap definitief onder Brits bestuur. Dat gaf wéér een verschuiving. Want al die mensen die het Engelse regime niet zagen zitten, trokken weg, naar het noorden. De witte Voortrekkers stichtten Transvaal, Martinus Steyn stichtte Oranje Vrijstaat. Maar er waren ook nog andere trekkers, zoals Hermanus van Wijck, leider van de Basters. Net als de witte voortrekkers waren deze afstammelingen van de Nederlandse kolonisten in de Kaap, die zich mengden met de oorspronkelijke bevolking. Ze droegen dezelfde kappies die we kennen van de witte Boeren, ze lazen dezelfde Statenbijbel, ze zongen dezelfde hymnes en psalmen in de kerk - sterker: dat doen ze nog steeds. Als je naar Rehoboth gaat in Namibië, waar ze heenreisden in het begin van de 19de eeuw, kom je nu nog Basters tegen. Volbloed Basters noemen ze zichzelf, wat ook wel weer ironisch is.'

Foto Hermanus van Wijck (1835-1905)Beeld Rijksmuseum

Collectebus voor de Boerenoorlog (1898-1902), met afbeelding van Paul Kruger

Adriaan van Dis: 'Deze bus heb ik ooit eens ergens op de kop getikt. Hij stond thuis in mijn grote Afrikaboekenkast. Er staat een portret op van Paul Kruger. Kruger is nu voor veel mensen de belichaming van de blanke overheersing in Zuid-Afrika, maar vroeger was dat anders. Hij was de man die in opstand kwam tegen de imperialistische macht van de Engelsen. Hij transformeerde Transvaal, gesticht door Nederlandse afstammelingen van kolonisten uit de Kaapkolonie, tot een onafhankelijke en rijke Boerenstaat. Iedereen in Nederland die zijn hart aan de goede kant droeg, stond destijds achter de Boeren. Verwey en Kloos bezongen die dappere Boeren in hun gedichten. Cor, de jongste broer van Vincent van Gogh, vocht mee in de Tweede Boerenoorlog. Studenten in Leiden schreven toneelstukjes en voerden die op; na afloop ging de collectebus langs en stopten mensen er hun bijdragen in.

'Je moet deze bus eigenlijk zien naast het giroformulier van de anti-apartheidsclub Kairos, die in 1972 met zijn Boycot Outspan Aktie protesteerde tegen de import van Zuid-Afrikaanse sinaasappels. Die zes, zeven anti-apartheidsverenigingen die we in Nederland hadden en die zich keerden tegen de onderdrukking van de zwarten, waren ontstaan uit eenzelfde progressieve gedachte als de Boerenmanie aan het begin van de 20ste eeuw. Alleen heeft die in de jaren zestig, zeventig, een omslag gemaakt van sympathie voor die dappere boeren naar sympathie voor de dappere zwarte strijders van het ANC.'

Collectebus voor de Boerenoorlog (1898-1902), met afbeelding van Paul Kruger

Foto van meisje met karton Goede Hoop 2016

Martine Gosselink: 'Op 27 oktober 2016 maakte ik deze foto, van een meisje dat op een stoep staat na een studentendemonstratie bij het parlementsgebouw in Kaapstad. Het meisje kijkt naar de lege frisdrankflessen, misschien wilde ze ze meenemen voor statiegeld. En ik keek naar haar. Toen zag ik de protestborden die op straat waren achtergebleven: Power to the youth. We are not free, we are never free. En het bord, gemaakt van een kartonnen doos, waarin sinaasappels van het merk Goede Hoop. Ik draai het om en daar staat een leus in Xhosa: 'isono sethu kubumnyama': onze enige zonde is dat we zwart zijn. Ik dacht: ik neem ze mee, dit kan niet mooier.

'Toen we voor het eerst begonnen na te denken over deze tentoonstelling, wilden we eindigen met de vrijlating van Nelson Mandela in februari 1990. Maar toen kwam, in 2015, de uitspraak van president Jacob Zuma, in 2015: 'All troubles started with the arrival of Jan van Riebeeck.' Toen dachten we: dan moeten we Goede Hoop eindigen met nu. Omdat koloniaal verleden altijd doorgaat.'

Goede Hoop is t/m 21/5 te zien in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

Foto van meisje met karton Goede Hoop