Direct naar artikelinhoud
And Venus was her nameOtto

Het is een rat, roepen de kinderen, een vieze, vuile rat

Paul Onkenhout en John Schoorl schrijven elke week over een liedje waarvan de titel bestaat uit alleen een voornaam. Zanger Maarten van Roozendaal maakte ‘Otto’ samen met schrijver Manon Uphoff: ‘Die jongen moet wel dood.’

en
Zanger Maarten van Roozendaal Beeld Marco Okhuizen

Maar Otto zegt, het is een hond, zijn naam is Bas
Het is gewoon een heel speciaal soort hondenras
Otto, Maarten van Roozendaal (2006)

Zelfs wereldwijd gezien zijn niet veel namenliedjes zo uitgebreid gedocumenteerd als Otto, een nummer van de grote zanger en liedschrijver Maarten van Roozendaal waarin een jongen een rat aanziet voor een hond (of doet alsof) en jammerlijk aan zijn einde komt. Dat slot had ook anders gekund, maar Van Roozendaal wilde het zo.

De oerknal van Otto werd in 2006 van begin tot eind beschreven door de vrouw die de basisbestanddelen van de tekst voor haar rekening nam, Manon Uphoff. In het literaire tijdschrift De Revisor deed ze in Het ambachtelijke lied verslag van de samenwerking – en van de eerste kennismaking. Van Roozendaal: ‘Wat gaan we doen, Uphoff?’

Manon Uphoff schreef een verhaal over een rat én het lied waarin hij later terecht zou komen.

Ze waren aan elkaar gekoppeld door de NPS, de latere NTR. De omroep bereidde een tv-programma voor, De avond van het liefdeslied, waarin schrijvers en lieddichters gezamenlijk een nummer zouden presenteren. Uphoff en Van Roozendaal ontmoetten elkaar voor het eerst in restaurant Eerste Klas op het Centraal Station in Amsterdam. Het was bloedheet en ze dronken wijn. De eerste twee suggesties van Uphoff voor een lied vielen af.

Uphoff schrijft: ‘Dan is er nog iets met een rat. Het is nog geen liedje, het bestaat nu alleen maar als miniverhaal in een van mijn langere verhalen’. Het gaat over een jongen die dolgraag een hond wil, maar uiteindelijk een rat krijgt. De rat leert zich te gedragen als een hond en wórdt er een, in de ogen van de jongen.

‘Gaat hij dood?’ vraagt Maarten.
‘Wie?’
‘De jongen?’
‘Nee, het is een heel kort verhaaltje binnen een verhaal, hij…’
‘Die jongen moet wel dood.’

Bas, noemt Otto zijn rat. Hij laat het beest uit en leert hem kunstjes, ondanks de hoon van anderen: ‘Het is een rat, roepen de kinderen, een vieze, vuile rat.’ Onheil dient zich aan: ‘Bas heeft hem wel een keer gebeten, maar toen heeft hij het geweten’.

Het talent en het kunstenaarschap van Van Roozendaal komen onmiskenbaar tot uiting in het verhaal over de making of van Otto. Een echt (en geen vals) levensliedje moest het worden, met verlangen en weemoed.

‘In somberheid zit niet per definitie diepgang, er moeten dus ook lichte stukjes in. We gaan met de tekst lekker uit de realiteit stappen! De rat zit al helemaal tussen Maarten en mij op tafel’. Uphoff stuurt fragmenten op, enkele zinnen soms zelfs, en Van Roozendaal ‘reageert, slijpt, duwt ze in een couplet, stuurt terug, steeds meer franje valt weg’.

Album ‘Het wilde westen’ (2008).

Wat aanvankelijk Rattenlied heette, kreeg in een ingetogen versie als Otto een plek op een album, Het wilde westen, dat Van Roozendaal in 2008 uitbracht. Vijf jaar later – hij was pas 51 – overleed hij, de compromisloze drinkebroer en kettingroker die een groots oeuvre bouwde op melancholie, daar vleugen cynisme en humor aan toevoegde en de dood in veel van zijn werk liet terugkeren. Wat dat betreft was die arme Otto geen uitzondering.

John & Paul